Debat einde verbod godslastering

Met dank overgenomen van M.H.P. (Martijn) van Dam i, gepubliceerd op woensdag 20 maart 2013, 1:31.

De Tweede Kamer heeft zojuist een debat gevoerd over het schrappen van het verbod op godslastering. Een fundamenteel debat over de vrijheid van meningsuiting. Hier vind je de tekst die ik heb uitgesproken tijdens dit debat.

“If liberty means anything at all, it means the right to tell people what they do not want to hear.”

Met deze zin drukte George Orwell uit waar de vrijheid van meningsuiting om draait. Je opvatting en overtuiging kunnen uiten, ongeacht de vraag of toehoorders je mening appreciëren. De vrijheid van meningsuiting vormt met de vrije pers en de vrijheid van vereniging de belangrijkste fundamenten van onze democratie. Een uitvoerig en onbeperkt publiek debat is de kurk waarop elke volwassen democratie drijft. Het grondrecht van de vrije meningsuiting dient daarom niet om de grote meerderheid te beschermen, het geeft juist het recht om tegen de communis opinio in te gaan en datgene naar voren te brengen waar velen niet op zitten te wachten. Het beschermt de eenling, de zonderling, de minderheid die de rest van de samenleving de ogen wil openen.

Zo bezien was de inperking van de vrijheid van meningsuiting met de Lex Donner in 1932 een oneigenlijke. De argumentatie van de toenmalige minister was dat niet de afwijkende minderheid beschermt moest worden, maar juist de opvatting van de meerderheid. De meerderheid van de bevolking was immers gelovig, christelijk en moest beschermd worden tegen de opruiende uitingen van de communisten. De directe aanleiding was een spotprent waarin twee arbeiders de bijl zetten in het Kruis. De redenering destijds was dat de staat dit soort uitingen wel moest straffen, omdat gelovigen anders het recht in eigen hand zouden nemen en de openbare orde in gevaar zou kunnen komen.

Het is de omgekeerde redenering. Niet het recht van de minderheid om zijn onwelgevallige opinie te uiten, maar het recht van de meerderheid om gevrijwaard te blijven van stuitende opvattingen van anderen werd leidend gemaakt. En dat is nu juist waar het in de vrijheid van meningsuiting niet om behoort te gaan. Natuurlijk zijn er grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. We weten hoezeer het mis kan gaan in een samenleving als wordt opgehitst, als wordt aangezet tot haat, geweld of discriminatie. Die beperkingen stonden en staan wij dan ook achter. Maar wanneer de opvattingen van de meerderheid beschermd worden tegen de uitingen van een minderheid, wordt de vrijheid van meningsuiting zelf ondermijnd.

De SDAP en de VDB, later opgegaan in de PvdA stemden dan ook tegen de Wet Donner.

Inmiddels is het bewuste wetsartikel eigenlijk in de vergetelheid geraakt. Er is slechts 9 keer vervolging ingesteld, sinds 1966 is dat niet meer geprobeerd. Dat neemt niet weg dat nog wel meerdere keren aangifte is gedaan op basis van dit artikel. Zo bezien kan dus niet beweerd worden dat sprake is van een dode letter in de wet. Het wetsartikel bestaat en wie het overtreedt, loopt het risico op vervolging. Iedereen binnen de grenzen van Nederland moet er rekening mee houden. Zo ondervond Madonna toen zij een concert gaf in Amsterdam nog een paar jaar geleden. Het bestaan van een dergelijk artikel kan leiden tot zelfcensuur of zoals de Raad van State het zo mooi zegt: er kan een preventieve werking van uit gaan.

Laat er nu de afgelopen jaren opnieuw een rel zijn ontstaan over spotprenten, waarbij sommige gelovigen aan West-Europese landen vroegen de publicatie van spotprenten die volgens hen godslasterlijk waren, te verbieden of te bestraffen. Eensgezind trok Europa op om wereldwijd uit te dragen dat het risico om gekwetst te worden beter gelopen kan worden dan het risico om de mond gesnoerd te worden. Van verbieden of bestraffen kon dus geen sprake zijn. Wie naar de letter van de Nederlandse wet kijkt, weet dat onze eigen wet niet zo overtuigend is op dit punt.

Dat is de kern van dit debat. In een vrije samenleving als de onze loopt iedereen het risico dat een ander iets uitspreekt of publiceert dat je raakt in je diepste overtuigingen. Of dat nu je geloof is, een andere levensovertuiging of een politieke ideologie. We beschermen de vrije meningsuiting niet alleen met wetten, maar vragen zoals Einstein dat ooit zei “de geest van verdraagzaamheid binnen de gehele bevolking”. Toen die ontbrak, werd dit artikel ooit geïntroduceerd. Ik vind het strijdig met het principe van de vrijheid van meningsuiting.

Het zal iedereen duidelijk zijn dat in een geseculariseerde samenleving de oorspronkelijke argumentatie van de wet niet meer opgaat. Gelovigen vormen niet langer de meerderheid, maar de minderheid. De Raad van State werpt terecht de vraag op of met die ogen ook naar de wet gekeken kan worden, als instrument om minderheden te beschermen. Wanneer uitingen echt over de schreef gaan en dus aanzetten tot haat, geweld of discriminatie tegen bepaalde bevolkingsgroepen, bestaat daarvoor al het artikel 137d in het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel beschermt elke groep in de Nederlandse samenleving op dezelfde wijze. Of de reden dat wordt aangezet tot haat, geweld of discriminatie nu ras is, sekse, geaardheid, politieke overtuiging, geloof of handicap, maakt in dit wetsartikel geen verschil.

Dat biedt naar de mening van mijn fractie voldoende waarborgen om gebruik van de vrijheid van meningsuiting op een manier die de samenleving daadwerkelijk kan ontwrichten, tegen te gaan.

Wij realiseren ons goed dat het schrappen van deze artikelen uit de wet ook als een signaal kan worden opgevat. De kwestie laaide op rond de moord op Van Gogh, de cartoonrellen en de films die twee parlementariërs lieten maken. Ik heb zojuist al gezegd dat een vrije samenleving waarin je mag geloven en vinden wat je wil, mag zeggen wat je wil, mag publiceren wat je wil en aan die overtuiging ook een gevolg kan geven door je te verenigen met gelijkgezinden in een kerk of een politieke organisatie van ons allemaal ook een tegenprestatie vergt. Die tegenprestatie is het opbrengen van verdraagzaamheid. Wanneer je eigen overtuiging door een ander worden gekwetst, kun je weerwoord geven, protesteren, het debat aangaan of de uiting gewoon negeren. Het willen bestrijden van onwelgevallige opvattingen van een ander middels wetgeving is altijd een zwaktebod. Het is namelijk niet de wet die mensen ervan moet weerhouden om anderen doelbewust te kwetsen, het is respect en fatsoen dat we van iedereen in dit land mogen verwachten. Je kunt het met elkaar oneens zijn, elkaars overtuigingen ten diepste betwisten, maar niks weerhoudt je ervan dat debat fatsoenlijk en respectvol met elkaar te voeren. Mag ik de indieners vragen hoe zij zouden reageren op mensen die bezorgd zijn over de signaalwerking van hun voorstel?

Het publieke debat en daarmee de vrije meningsuiting zijn de afgelopen twintig jaar drastisch veranderd. In 1993 hadden alleen de echte voorlopers internet. Als je vandaag niet minstens drie apparaten hebt waarmee je het internet op kunt, voel je je een buitenstaander. Waar voorheen redacties van kranten, radio- en TV-programma’s een filter vormden en al te radicale en weinig beargumenteerde opvattingen buiten hun kolommen en programma’s hielden, kan vandaag de dag iedereen zijn opvatting kenbaar maken aan een groot publiek. De vrijheid van meningsuiting is daarmee betekenisvoller dan ooit tevoren. Het vergt een verdergaand debat dan het debat over deze drie wetsartikelen. Ik denk dat behoefte bestaat aan een breder debat over wat wel en niet geoorloofd is. Ik ga dat debat graag aan, liever dan dat we hier binnenkort weer staan voor een discussie over het genocide-ontkenningsverbod en het voorstel van de PVV over groepsbelediging.

Mag ik daarom afsluiten met een korte anekdote. In mijn tijd als woordvoerder buitenlandse zaken van de PvdA-fractie bracht ik een keer een bezoek aan Armenië. De minister van Binnenlandse Zaken legde me uitvoerig uit dat Armenië volledige vrijheid van meningsuiting kende. ‘Iedereen mag hier zeggen wat hij wil, we hebben volledig vrije pers.’

Later die middag legden journalisten me uit date r inderdaad vrije pers was. ‘Zolang de oplage van de krant maar niet boven de 100.000 uit kwam.’ Maar de TV-zenders, met miljoenen kijkers, waren in handen van de staat of oligarchen die de regerende partijen steunden.

Vrijheid van meningsuiting is meer dan alleen een grondwettelijk recht. Beperking ervan kan met meer middelen dan alleen juridische. Wie wel eens in autoritair bestuurde landen is geweest, kent de trucs die regimes toepassen om te voorkomen dat hun burgers opvattingen kenbaar kunnen maken aan een groot publiek. Met de komst van internet hebben die regimes het moeilijker gekregen, zo zagen we in Tunesië, Egypte en Lybië. Gelukkig. Maar dat neemt niet weg dat nog altijd honderden miljoenen mensen op de wereld zwichten onder regimes die hen de mond snoeren. In Nederland zijn we vrij te zeggen wat we willen. Soms beseffen we te weinig hoe bijzonder dat is. Grondrechten vergen onderhoud. Een debat als dit is alleen al nuttig omdat het ons dwingt weer na te denken over de belangrijkste fundamenten onder ons vrije land. Ik dank de indieners daarvoor en voor al het werk dat zij in dit voorstel hebben gestoken. Ik was zeer onder de indruk van de uitgebreide motivatie en complimenteer ze daarmee. Mijn fractie zal het wetsvoorstel steunen.