Cynisme over ontwikkelingshulp

Met dank overgenomen van J.G.Ch.A. (Jan) Marijnissen i, gepubliceerd op woensdag 13 maart 2013, 0:48, column.

Ongeveer zeventien jaar moet ik geweest zijn. Samen met iemand anders organiseerde ik de Vredesweek teach-ins. Dat heette toen zo. Op een van die avonden vertelde een spreker over de uitbuiting van de Derde Wereld door multinationale ondernemingen. Het moet een overtuigend verhaal geweest zijn. Want nog diezelfde nacht schilderde ik bij Organon (toen nog van multinational Akzo) op het trottoir: Akzo buit de Derde Wereld uit! Toen ik de volgende morgen, nieuwsgierig naar het resultaat en de reacties, ging kijken, zag ik dat gemeentewerkers al druk doende waren alle door mij met zoveel ijver beschilderde tegels om te draaien. Weg actie.

Velen voelden zich in de jaren zestig en zeventig sterk betrokken bij de zogenoemde Derde Wereld. De eerste bewegende beelden van hongerende en stervende kinderen veroorzaakten een schok. Zelf heb ik zwart-wit beelden van de oorlog in Biafra, de zuidelijke deelstaat van Nigeria, nog scherp op het netvlies. Ik zie twee uitgemergelde meisjes van zeven en twee jaar oud; de eerste probeert uit alle macht het kleine meisje drie treden op te krijgen. Het duurde en duurde maar…

De breed gevoelde betrokkenheid onder de mensen bij de ellende in de Derde Wereld leidde in de loop der jaren tot spontane acties, en ook tot door de staat georganiseerde ontwikkelingshulp. Het lijkt erop dat het draagvlak onder de bevolking voor die hulp de laatste decennia steeds verder is afgenomen. Je hoort er eigenlijk vrijwel alleen nog maar in cynische termen over spreken. „Het heeft geen zin, het lost niets op. Wie profiteert ervan? Hoeveel blijft er aan de strijkstok hangen?”

Wat heeft gemaakt dat ontwikkelingshulp in zo’n kwade geur is komen te staan? Is het alleen omdat altruïsme is vervangen door egoïsme? Of valt de hulpindustrie ook wat te verwijten? Ik denk dat beide aan de orde zijn. Vanaf de jaren tachtig is het heersende mens- en maatschappijbeeld veranderd van ‘we helpen elkaar’ in ‘ieder voor zich’, ook internationaal. En ja, de hulpindustrie en de overheid hadden het geld niet zo versnipperd moeten besteden. De mensen zien inderdaad te weinig concrete resultaten.

De internationaal afgesproken norm om 0,7% van het bbp aan ontwikkelingshulp te geven, wordt door vrijwel geen land nagekomen. Ons land komt nu ook in die lange rij van landen die hun afspraak niet nakomen.

Mensen helpen mensen altijd. Zien we beelden van wat een tsunami doet met een land en met de mensen die daar wonen, dan trekken we onmiddellijk onze portemonnee. Dat doen we ook bij lokale acties van bijvoorbeeld een leraar van de school van onze dochter die naar Afrika vertrekt om daar ergens een schooltje te beginnen.

Al schilder ik tegenwoordig geen stoeptegels meer vol, ik ben er nog steeds van overtuigd dat we elkaar mondiaal moeten helpen, met aid and trade. Maar doe het effectief en leg publiekelijk verantwoording af!

Deze column verscheen op 13 maart 2013 in NRC