Brief regering; Brief over het natuurbeleid - Natuurbeleid

Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 33576 - Natuurbeleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Natuurbeleid; Brief regering; Brief over het natuurbeleid
Document­datum 13-03-2013
Publicatie­datum 13-03-2013
Nummer KST335761
Kenmerk 33576, nr. 1
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2012–2013

33 576

Natuurbeleid

Nr. 1

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2013

Het natuurbeleid verkeert in een spannende en in veel opzichten veelbelovende fase. Het Regeerakkoord heeft de ambities voor het natuurbeleid geformuleerd, waaronder het geven van kaders en het streven naar synergie met andere maatschappelijke belangen en schetst daarvoor de financiële en bestuurlijke condities. Naast vasthouden aan wat goed gaat en investeren in wat beter kan, wil ik met het natuurbeleid beter kunnen inspelen en anticiperen op nieuwe kansen en nieuwe trends die zich nu en in de komende jaren voordoen. Met deze brief start ik een proces dat uiteindelijk moet leiden tot een natuurvisie waarin natuur middenin de moderne samenleving staat. Ik wil dit perspectief ontwikkelen met een brede groep van betrokkenen en belangstellenden. Provincies zijn hierin belangrijk aangezien natuur en landschap een kerntaak van hun beleid is geworden. Een zichtbaar moment in dit proces is een Natuurtop die ik voor de zomer van 2013 wil beleggen. Maar ook actuele beleidskwesties op natuurgebied wil ik aangrijpen om te bezien of we deze verder kunnen brengen door te redeneren vanuit een gezamenlijk toekomstperspectief.

Op weg naar een sterke natuur

Een sterke natuur is van kapitaal belang voor het welzijn van mensen. Natuur levert grondstoffen en diensten die de basis vormen onder onze economie. Voor onze gezondheid en algemeen welbevinden is een rijk geschakeerde natuurlijke leefomgeving onmisbaar.

In de vorige eeuw is de biodiversiteit wereldwijd achteruit gegaan. De Rijksoverheid heeft daarom beleid ontwikkeld om deze achteruitgang tegen te gaan. De ruggengraat van dat beleid waren en zijn nog steeds de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Natura 2000 en de natuurwetgeving. Met deze instrumenten geven we invulling aan internationale afspraken, zoals de wereldwijde Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD) en de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (VHR). Een hechte internationale samenwerking is belangrijk; natuur en biodiversiteit houden zich immers niet aan grenzen.

Dit beleid heeft effect. Het areaal natuurgebied is in Nederland toegenomen, de achteruitgang van soorten is vertraagd en op onderdelen gestopt en de omgevingscondities voor natuurlijke processen zijn verbeterd. Ook is er meer aandacht gekomen voor de impact van onze handel op de natuur over de landsgrenzen. We mogen trots zijn op de resultaten van de inspanningen die overheden, burgers, bedrijven, natuurorganisaties en vele anderen hebben geleverd en nog steeds leveren voor een sterke natuur.

Een belangrijke stap in het natuurbeleid is de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling die overeengekomen is tussen Rijk en provincies. We kunnen in deze kabinetsperiode, samen met de provincies, een kroon zetten op wat in afgelopen decennia is gestart en gepresteerd. Ondanks de grote druk op de overheidsfinanciën is hiervoor ruimte gereserveerd.

Voor de langere termijn is echter meer nodig dan afronden van wat in gang is gezet.

Natuurbeleid in een veranderende omgeving

Dat er meer nodig is vloeit voort uit drie tamelijk fundamentele ontwikkelingen die de toekomst van het natuurbeleid sterk beïnvloeden. Als eerste: burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties willen en kunnen een actieve rol spelen in natuur. Die actieve rol gaat aanzienlijk verder dan vrijwilligerswerk en liefdadigheid. We zien partijen in toenemende mate een eigen verantwoordelijkheid nemen rond natuurbe-langen. Ik doel bijvoorbeeld op burgers die het beheer van gemeenschap-stuinen op zich nemen, op collectieven van burgers en boeren die zich opwerpen voor behoud van het landelijk gebied, op internationaal opererende bedrijven die investeren in een kleinere ecologische voetafdruk van hun producten, en op samenwerking tussen recreatieondernemers en natuurorganisaties in natuurprojecten. Hoe meer ruimte deze maatschappelijke energie krijgt, des te beter is het voor de natuur en daarmee voor ons welzijn. Ik wil het natuurbeleid daarom maximaal laten aansluiten op die beweging.

Dat geldt ook voor een ontwikkeling van een heel andere orde: de verandering van het klimaat en de impact die dat heeft op ecosystemen. Ook hiervoor geldt dat het natuurbeleid zoveel mogelijk moet inspelen op de kansen en bedreigingen voor de biodiversiteit en natuurlijke processen, bijvoorbeeld ten aanzien van de hydrologische condities. Een derde ontwikkeling is het groeiend inzicht dat we veel maatschappelijke én ecologische winst kunnen boeken wanneer we natuur intelligenter combineren met andere maatschappelijke belangen. We kennen al veel langer de krachtige combinatie die we in duingebieden aantreffen: kustverdediging, waterwinning, recreatie en natuur. We ontdekken van lieverlee dat het leven in steden er aanzienlijk aangenamer, gezonder en veiliger op kan worden wanneer we daar veel meer ruimte geven voor groen. We leren ook steeds meer, bijvoorbeeld in het kader van het programma Ruime voor de Rivier, over hoe we grote watersystemen veiliger, natuurlijker en beleefbaarder kunnen maken. We ontdekken via onderzoek naar biomimicry – het nabootsen van natuur – hoe we natuurlijke processen en principes kunnen inzetten voor een meer circulaire economie. Ook in ecologisch opzicht zijn de inzichten voortgeschreden. Werd enkele decennia geleden het bereiken van ecologische evenwichten als richtinggevend gezien, nu groeit het inzicht dat de natuur van zichzelf dynamischer is dan gedacht. Ook krijgen we steeds meer oog voor de ecologische diversiteit die kan bestaan op plaatsen waar we dat niet zouden verwachten: industrieterreinen, havengebieden en stedelijke agglomeraties.

Ik onderken het belang van deze verandering en wil daarom werken aan een langetermijnperspectief dat hier zo goed mogelijk op inspeelt. Zo’n langetermijn perspectief is nodig voor de doelen waar we al veel in geïnvesteerd hebben – behoud van biodiversiteit. Het is evenzeer nodig voor andere maatschappelijke doelen waar natuurbeleid zich – veel explicieter en gerichter – op kan richten: gezondheid, economie, ruimtegebruik en veiligheid. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft deze conclusie in de Natuurverkenning 2010 – 2040 mijns inziens overtuigend onderbouwd.

Een langetermijnperspectief

Het perspectief dat ik voor ogen heb is een natuur die van blijvende betekenis is voor ons maatschappelijk welzijn; een natuur die er mag zijn, die burgers hoog waarderen, waar we graag in investeren en die we koesteren. Een natuur kortom die middenin de samenleving staat. Het is een perspectief dat optimisme uitstraalt over wat mensen willen en kunnen met natuur. Een perspectief waarin met natuur meer maatschappelijke winst is te behalen dan we nu doen; waarin uitgaven voor natuur geen kosten zijn maar investeringen die baten genereren, zowel materieel als immaterieel. Een natuur die andere maatschappelijke ontwikkelingen stimuleert. Daarbij gaat het ook over de vele vormen van natuur die wij via onze internationale handel beïnvloeden, en over de internationale diversiteit aan soorten en ecosystemen die wij om meerdere redenen willen koesteren. Dit perspectief is mijns inziens realistisch, maar vergt wel een zorgvuldige strategie. Want in een land met een grote druk op de ruimte (agrarische productie, verstedelijking) en met intensieve internationale verbindingen (in economisch én ecologisch opzicht) ontstaat een natuur die middenin de samenleving staat niet vanzelf.

Om koers te zetten naar dit perspectief moeten we bereid zijn op onderdelen anders te gaan denken en doen. Ik wil mij daarbij laten leiden door vijf elementen voor toekomstig natuurbeleid:

  • 1. 
    Uitgangspunt is dat natuurbeleid ons maatschappelijk welzijn dient. We zetten ons in voor een sterke natuur ten behoeve van het welzijn van huidige en toekomstige generaties. En we laten hiermee zien dat natuur van ons allemaal is om te gebruiken en om onze bijdragen aan te leveren.
  • 2. 
    De maatschappelijke betekenis van natuur zit in de veelzijdigheid van natuur. De natuur die ons maatschappelijk welzijn bepaalt, beperkt zich niet tot ongerepte natuurgebieden en meer of minder zeldzame planten en dieren. Deze veelzijdige natuur is aanmerkelijk rijker, alledaagser en nabijer.
  • 3. 
    Er ligt een belangrijke taak in de zorg voor veerkrachtige natuur. Natuur die tegen een stootje kan. Ik doel daarbij niet alleen op ecologische veerkracht gericht op instandhouding volgens onze internationale afspraken, maar ook op natuur die maatschappelijk wordt gedragen.
  • 4. 
    Ik wil investeren in natuurcombinaties waarbij natuurwinst samen gaat met het verzilveren van het belang voor andere maatschappelijke sectoren zoals gezondheid, economie en veiligheid.
  • 5. 
    Ten slotte wil ik het zelforganiserend vermogen in de maatschappij – van burgers, ondernemers en andere maatschappelijke actoren – zoveel mogelijk ruimte bieden. Dat impliceert dat de mensen die het direct aangaat veel meer invloed moeten kunnen hebben op beslissingen over natuur. Het wezenlijke oogmerk hiervan is dat natuur in de harten van mensen blijft, en in het hart van de samenleving als geheel komt.

Deze vijf elementen vormen mijn inziens een goede vertolking van de initiatieven en ambities van de grote groep van mensen die ook vooruit willen met natuur; die kansen zien om onze omgang met natuur te verbeteren.

Wijze van beleidsvernieuwing

Ik wil een beleidsvernieuwing die pragmatisch is en lopende processen vooruit brengt. Internationale doelen die wij zijn overeengekomen staan nu niet ter discussie, Natura 2000 wordt geïmplementeerd, er komt een EHS die robuust is en er blijven wettelijke kaders voor het omgaan met planten en dieren.

In het proces dat mij voor ogen staat werkt het Rijk samen met provincies en andere maatschappelijke partners aan nieuwe beleidsperspectieven. Ik wil aansluiten op maatschappelijke bewegingen die gaande zijn en deze waar mogelijk en nodig ondersteunen en versnellen. Aansprekende voorbeelden wil ik een podium bieden. De insteek van dit kabinet is dat je beleid samen maakt; samen met burgers, ondernemers, andere overheden en maatschappelijke organisaties. Ik wil belangen en toekomstperspectieven betrekken van andere sectoren zoals gezondheid, economie, veiligheid, infrastructuur en de streek. Daarmee geef ik uitvoering aan de onderdelen van het regeerakkoord die betrekking hebben op het stellen van kaders en formuleren van ambities, en op het werken aan synergie tussen natuurdoelen en andere maatschappelijke belangen zoals waterbeheer, recreatie, ondernemerschap, gezondheid, energie en klimaat.

Het is mij veel waard om een rol te spelen in de beweging die de maatschappelijke betekenis van natuur op organische wijze versterkt en borgt. Ik zal met het oog hierop deze zomer een Natuurtop organiseren om te bezien hoe we de gezamenlijke inzet breder, meer solide en effectiever kunnen maken. De Natuurtop is een van de activiteiten waarmee ik maatschappelijke organisaties (zowel natuurorganisaties als anderen), bedrijfsleven en andere overheden (provincies, gemeenten, waterschappen) uitnodig om met mij mee te denken over het natuurbeleid voor de lange termijn en de rol van de Rijksoverheid in het bijzonder. Mijn inbreng in de Natuurtop wil ik verwoorden in een pamflet waarin ik op basis van gesprekken met deze partijen een perspectief schets voor de natuur op langere termijn.

Uiteindelijk – begin 2014 – zal de tezamen met het maatschappelijk veld ontwikkelde visie op het natuurbeleid van de toekomst ook haar weerslag krijgen in een nota. Deze nota zal gelden als beleidskader voor het Rijk en zal voldoen aan de eisen die het wetsvoorstel natuurbescherming – eenmaal wet – daaraan stelt. Over dat voorstel zal met beide Kamers der Staten-Generaal overigens een nadere gedachtewisseling plaatsvinden, na de door mij ingediende nota van wijziging. Het spreekt voor zich dat de uitkomsten daarvan mede sturend zullen zijn voor de invulling van de uiteindelijke natuurvisie.

Verwante acties op korte termijn

Deze visievorming laat onverlet dat ik op korte termijn een aantal acties wil ondernemen zoals het opstellen van een hoofdlijnennotitie over de robuuste EHS. Deze acties zet ik in het onderstaande voor u op een rij. Hiermee geef ik tevens aan dat ik deze lopende zaken graag mede invul in het licht van de vijf elementen zoals in deze brief geschetst.

Wetsvoorstel natuurbescherming

Voor een sterke natuur is wetgeving nodig die de natuur effectief beschermt, en die ook voldoende ruimte biedt voor initiatieven van betrokken burgers en ondernemers bij een praktische uitvoering van de regels. Het wetsvoorstel natuurbescherming dat bij de Tweede Kamer aanhangig is (Kamerstuk 33 348), voorziet in een modernisering van de natuurwetgeving in het teken van de verbinding tussen natuur en samenleving. In het regeerakkoord «Bruggen slaan» is opgenomen dat dit wetsvoorstel zal worden aangepast, waarbij waar mogelijk de verschillende beschermingsniveaus worden geharmoniseerd en waar relevant in overeenstemming worden gebracht met de Vogel- en Habitatrichtlijn en andere relevante regelgeving, zodanig dat de wet zal bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland. Uw vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij op 31 januari 2013 verzocht om een indicatie te geven wanneer deze aanpassing naar de Kamer zal worden gezonden. Ik ben voornemens voor de zomer van 2013 een nota van wijziging naar de Tweede Kamer te zenden. Het kabinet acht een spoedige behandeling van het aangepaste wetsvoorstel wenselijk (Kamerstuk 32 333, nr. 72), zodat het wetsvoorstel nog in 2014 kracht van wet zou kunnen verkrijgen. Dat is ook van belang voor de uitvoering van het bestuursakkoord natuur van Rijk en provincies. Het eindperspectief is dat de Wet natuurbescherming zal opgaan in de Omgevingswet. In het aangekondigde voorstel voor de Omgevingswet zullen nu al drie instrumenten uit het wetsvoorstel natuurbescherming worden meegenomen en geïntegreerd, te weten het beheerplan voor Natura 2000-gebieden, (onderdelen van) de op te stellen natuurvisie en de vergunningsprocedure. De afstemming tussen beide wetsvoorstellen komt nauw. De afstemming moet zeker stellen dat natuur in een vroegtijdig stadium wordt betrokken bij de besluitvorming over zaken die voor de leefomgeving relevant zijn. Ook moet de afstemming zodanig zijn dat burgers en ondernemers, ingeval naast een vergunning of ontheffing voor natuur ook een omgevingsvergunning vereist is, terecht kunnen bij één loket voor één integraal besluit.

Hoofdlijnennotitie

In vervolg op het Bestuursakkoord natuur werken Rijk en provincies momenteel samen met maatschappelijke organisaties aan een hoofdlijnennotitie met kaders en ambities voor het gebiedsgericht deel van het natuurbeleid. Deze notitie heb ik aangekondigd in mijn brief van 20 december 2012 (Kamerstuk 30 825 nr. 187). De hoofdlijnennotitie gaat in op belangrijke onderdelen van de instrumentatie van het natuurbeleid in Nederland, zoals de robuuste EHS, het agrarisch natuurbeheer en de inzet van de € 200 mln. beleidsintensivering uit het Regeerakkoord. De hoofdlijnennotitie geeft richting aan de ambities van rijk en provincies op deze punten. Uw Kamer zal de hoofdlijnennotitie later dit voorjaar ontvangen.

Strategische agenda biodiversiteit

Zoals uiteengezet in de brief «Stand van zaken biodiversiteitbeleid» (Kamerstuk 26 407 nr. 63) draagt het kabinet bij aan het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Ik wil op onderdelen van dit beleid inzetten via een uitvoeringsagenda van acties die een bijdrage leveren aan internationale doelen. Uw kamer heeft ook om een dergelijke agenda gevraagd. Deze agenda formuleer ik samen met andere departementen en stakeholders, waaronder het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE), opgericht door IUCN NL, VNO-NCW en andere organisaties. De aanbevelingen uit het rapport «Groene Groei» van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen beschouw ik als belangrijke input voor de agenda. Ik verwacht veel van de gezamenlijke aanpak en zal deze niet alleen beoordelen op wat het oplevert voor de biodiversiteit, maar ook op wat we hier met het oog op de toekomst van kunnen leren. Uw Kamer ontvangt de agenda voor de zomer van 2013.

Agrarisch natuurbeheer

Een goed voorbeeld van de door mij beoogde vernieuwing is het agrarisch natuurbeheer. Ik wil het stelsel vereenvoudigen en beter laten aansluiten bij de internationale biodiversiteitsdoelen. Collectieven in een streek krijgen daarbij een centrale rol. Zij worden verantwoordelijk voor het opstellen van een gebiedsofferte. Deze werkwijze sluit aan bij de energie die er in een streek is en creëert ruimte voor partijen in het gebied om effectiever te werken aan samenhang tussen biodiversiteits- en andere doelen. Bovendien worden de uitvoeringskosten lager doordat de collectieve aanvraag de verschillende individuele aanvragen vervangt. In de Hoofdlijnennotitie kom ik op deze beoogde vernieuwing terug. Daarnaast zal ik uw Kamer nog voor de zomer een beschrijving van het nieuwe stelsel voor agrarisch natuurbeheer aanbieden, dat ik opstel in nauw overleg met provincies en andere betrokkenen.

Natura 2000

Het netwerk van Natura 2000-gebieden zorgt voor het op orde brengen en beschermen van de Nederlandse natuur. Als de natuur op orde is, gaan natuur, economie en gebruik beter samen. Om betrokkenen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven, wil ik vaart maken met de definitieve aanwijzing van de Natura 2000-gebieden. De motie Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 89) roept mij hier ook toe op. Het proces om voor de zomer daadwerkelijk stappen te kunnen zetten ben ik gestart. Na het definitief aanwijzen van de gebieden kunnen ook de beheerplannen definitief worden gemaakt.

Een belangrijk instrument dat natuurbescherming en economische ontwikkeling in samenhang mogelijk maakt, is de programmatische aanpak stikstof (PAS). De inwerkingtreding van de PAS is voorzien per 1 januari 2014. Om de PAS van start te kunnen laten gaan, is een wetsvoorstel in voorbereiding. Ik verwacht dit voorstel voor de zomer naar uw Kamer te sturen. In samenwerking met provincies en andere betrokkenen wordt dit jaar de implementatie voorbereid. Een belangrijke mijlpaal – voor de zomer – is de afronding van de gebiedsanalyses.

Staatsbosbeheer

Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik toegezegd voor de zomer 2013 met een notitie te komen over de positie van Staatsbosbeheer. Daarbij kijk ik naar de wijze waarop Staatsbosbeheer minder afhankelijk wordt van overheidssubsidie, en zijn publieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid zo goed mogelijk kan waarmaken.

Tot slot

Ik wil u en de samenleving uitnodigen samen deze uitdaging aan te gaan. Met steeds als doel voor ogen dat die mooie, sterke natuur kan blijven functioneren als fundament voor een gezonde samenleving. Ik ga daarvoor, graag samen met u. Laten we de schouders eronder zetten.

De staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.