Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 11-05-2007 |
---|---|
Publicatiedatum | 22-01-2013 |
Kenmerk | 9531/07 |
Van | Commission |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
RAAD VAN Brussel, 11 mei 2007 (23.05)
DE EUROPESE UNIE (OR. fr)
9531/07
Interinstitutioneel dossier: 2007/0084 (COD) i
STATIS 62 AGRI 153 CODEC 513
VOORSTEL
van: namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie
d.d.: 11 mei 2007
Betreft: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 i
Hierbij gaat voor de delegaties het voorstel van de Commissie dat bij brief van de
heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, aan de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge
vertegenwoordiger, is toegezonden.
Bijlage: COM(2007) 245 definitief i
9531/07 aa
DG B II NL
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 10.5.2007 COM(2007) 245 definitief i
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 571/88 i
(door de Commissie ingediend)
NL NL
TOELICHTING
.
-
1)A CHTERGROND VAN HET VOORSTEL
110 •••• Motivering en doel van het voorstel
In de voorgestelde verordening wordt bepaald dat de reeks van structuurenquêtes naar de landbouwbedrijven moet worden voortgezet met een telling in 2010 en tussentijdse enquêtes in 2013 en 2016. Bovendien wordt een enquête naar de productiemethoden in
de landbouw voorgesteld, met 2010 als referentieperiode.
120 •••• Algemene context
De voorgestelde verordening is in overeenstemming met het nieuwe beleid van de Commissie inzake vereenvoudiging van de wetgeving en betere regelgeving, zoals beschreven in de mededelingen van 14 november 2006 betreffende "betere regelgeving
in de Europese Unie: een strategische evaluatie" 1 en "verlichting van de responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken" 2 .
Sinds 1966 worden er communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven gehouden. Steeds werden de verordeningen betreffende deze enquêtes voor een bepaalde tijd vastgesteld. De meest recente wetgeving bevatte de eisen voor de telling van de landbouwbedrijven in 1990 en 2000, met tussentijdse
enquêtes in 1993, 1995, 1997, 2003, 2005 en 2007.
Het eerste ontwerp van deze verordening werd in november 2005 voorgelegd aan het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek ("PCL"). Het afgelopen jaar zijn de verschillende aspecten van de structuurenquêtes in werkgroepen en in vergaderingen van het PCL besproken. In het gewijzigde voorstel is rekening gehouden met de tijdens deze besprekingen naar voren gebrachte punten en is gezocht naar een evenwicht tussen de behoefte aan nieuwe, gedetailleerde informatie en de noodzaak een grotere
belasting van de respondenten en de lidstaten te vermijden.
130 •••• Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
De voorgestelde verordening vervangt Verordening (EEG) nr. 571/88 i van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de
structuur van de landbouwbedrijven 3 . Maar ook in de toekomst zullen belangrijke
structuurstatistieken over de gewassen, de veestapel, de arbeidskrachten en de werktuigen worden verzameld. Sommige informatie over de structuur is geschrapt,
1 Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, COM(2006) 689 definitief i: "Betere regelgeving in de Europese Unie: Een strategische evaluatie".
2 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende verlichting van de
responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken, (COM(2006) 693 definitief i).
3 PB L 56 van 2.3.1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1890/2006 i
van het Europees Parlement en de Raad (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 12).
maar er zijn ook nieuwe kenmerken toegevoegd. Het aantal tussentijdse enquêtes is verminderd van drie naar twee en er komt een nieuwe enquête naar de
productiemethoden.
140 •••• Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Statistieken over landbouwbedrijven zijn nodig ter ondersteuning van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling, met name in verband met de toenemende diversificatie van de landbouwactiviteiten, de gevolgen
van de landbouw voor het milieu en de kwaliteit en veiligheid van landbouwproducten.
-
2)R AADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING
•••• Raadpleging van belanghebbende partijen
211 Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
Het afgelopen jaar is op diverse niveaus overleg gevoerd.
Op 29 en 30 juni 2006 werd de Groep landbouw en milieu geraadpleegd over de
kenmerken die voor de enquête naar de productiemethoden in de landbouw nodig zijn.
Ook is in diverse fases van de ontwikkeling van dit voorstel overleg gevoerd met de werkgroep Structuur en typologie van landbouwbedrijven, de laatste keer op 21 en 22 september 2006. Na deze vergadering werd het voorstel herzien en aan het PCL
voorgelegd.
Het PCL heeft het voorstel besproken op 27-29 november 2006. Eerdere voorstellen
waren ook al in het PCL besproken, in november 2005 en april 2006.
Met diverse lidstaten heeft bilateraal overleg over bepaalde aspecten van het voorstel
plaatsgevonden.
212 Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Na iedere overlegronde heeft Eurostat de tekst herzien om waar mogelijk rekening te
houden met commentaar van de gebruikers en de lidstaten.
Er was nauwelijks steun voor specifieke bepalingen over het opzetten en bijwerken van
een statistisch register van landbouwbedrijven. Deze bepalingen zijn nu geschrapt.
Er wordt nadere informatie over de lijst van kenmerken gegeven. De
uitvoeringsverordening zal gedetailleerde definities bevatten.
De nauwkeurigheidsniveaus zijn gewijzigd om zonder een buitensporige
steekproefomvang toch betrouwbare resultaten te verkrijgen.
•••• Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid 229 Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
230 •••• Effectbeoordeling
Bij het voorstel gaat het om een uitbreiding van bestaande statistiekwetgeving.
Speciale informatiecampagnes en financiële stimulansen werden niet noodzakelijk geacht.
.
-
3)J URIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
305 •••• Samenvatting van de voorgestelde maatregel
De wetgeving betreffende de huidige reeks structuurenquêtes bevat geen bepalingen over de enquêtes naar de landbouwstructuur vanaf 2010. Daarom biedt dit voorstel het rechtskader voor de volgende landbouwstructuurtelling in 2010 en voor de tussentijdse enquêtes in 2013 en 2016. Verder omvat het voorstel een enquête naar de
productiemethoden in de landbouw met 2010 als referentiejaar.
310 •••• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor de communautaire statistiek is artikel 285 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Dit artikel bepaalt dat de Raad volgens de medebeslissingsprocedure maatregelen voor de opstelling van statistieken moet nemen wanneer dat voor de vervulling van de taken van de Gemeenschap nodig is. Als eisen waaraan de productie van communautaire statistieken moet voldoen, noemt dit artikel onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid,
kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.
320 •••• Subsidiariteitsbeginsel
De doelstellingen van het voorstel, namelijk specificatie van de eis vergelijkbare communautaire statistieken van de structuur van de landbouwbedrijven te verzamelen en een enquête naar de productiemethoden in de landbouw te houden, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Dit kan beter gebeuren op basis van communautaire wetgeving, omdat alleen de Commissie de noodzakelijke harmonisering van statistische informatie op Gemeenschapsniveau kan coördineren, terwijl het verzamelen van gegevens en de opstelling van vergelijkbare statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven door de lidstaten kunnen worden georganiseerd. Het feit dat het klimaat en het milieu, en daardoor ook de landbouwpraktijken, in de Europese Unie van gebied tot gebied verschillen, versterkt het argument dat vergelijkbare statistieken alleen bij een communautaire aanpak mogelijk zijn. Daarom kan de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, maatregelen
vaststellen.
Om de enquêtelast in de lidstaten te verlichten, maakt het voorstel het gebruik van steekproefenquêtes in bepaalde gevallen mogelijk en vergemakkelijkt het het gebruik
van geschikte nationale gegevensbronnen.
•••• Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het
evenredigheidsbeginsel.
In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan hetgeen nodig is om haar doel te bereiken.
331 In het voorstel worden de definities, de kenmerken, het waarnemingsgebied, de
vereiste nauwkeurigheid, de referentieperioden en de vereisten voor de verslaggeving vastgelegd. De gedetailleerde definities van de kenmerken zullen in de uitvoeringsmaatregelen worden gespecificeerd. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van de wijze waarop de informatie wordt verzameld, voor de opzet van de vragenlijst voor steekproefenquêtes, voor de gegevensverwerking en voor de valideringsprocedures. De lidstaten hoeven hun administratieve systemen betreffende
de statistiek van de structuur van de landbouwbedrijven niet te wijzigen.
332 Om de enquêtelast in de lidstaten te verlichten, maakt het voorstel het gebruik van
steekproefenquêtes in bepaalde gevallen mogelijk en vergemakkelijkt het het gebruik
van geschikte nationale gegevensbronnen.
Verder biedt het voorstel de Commissie de gelegenheid bepaalde nationale praktijken betreffende de nauwkeurigheid van de gegevens, het gebruik van alternatieve
gegevensbronnen, substeekproeven en de identificatie van niet-bestaande of nietsignificante kenmerken goed te keuren.
•••• Keuze van instrumenten
341 Voorgesteld instrument: verordening.
342 Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn.
Voor welk soort besluit van het Europees Parlement en de Raad wordt gekozen, hangt af van het doel dat men met de wetgeving wil bereiken. Wegens de informatiebehoeften op Europees niveau wordt voor basisbesluiten over de communautaire statistiek gewoonlijk gekozen voor verordeningen in plaats van richtlijnen. Een verordening verdient de voorkeur omdat hierdoor in de gehele Gemeenschap dezelfde regels gelden en de lidstaten de regels niet onvolledig of selectief kunnen toepassen; een verordening is rechtstreeks toepasselijk, wat wil zeggen dat zij niet in intern recht hoeft te worden omgezet. Richtlijnen daarentegen hebben tot doel de nationale wetgevingen te harmoniseren; zij zijn voor de lidstaten bindend wat hun doelstellingen betreft, maar de nationale instanties kunnen zelf bepalen hoe en in welke vorm zij de op communautair niveau overeengekomen doelen willen bereiken. Bovendien moeten richtlijnen in nationale wetgeving worden omgezet.
Voor statistische besluiten is sinds 1997 de verordening de gebruikelijke vorm.
-
4)G EVOLGEN VOOR DE BEGROTING
401 De lidstaten ontvangen van de Gemeenschap een financiële bijdrage in de kosten van
de in de verordening bedoelde enquêtes.
-
5)A ANVULLENDE INFORMATIE
510 •••• Vereenvoudiging
511 Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van de communautaire wetgeving, en voor de
nationale autoriteiten in een vereenvoudiging van de administratieve procedure.
512 Het aantal tussentijdse enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven wordt
teruggebracht van drie naar twee.
De enquête naar de productiemethoden in de landbouw wordt behandeld als een
afzonderlijke module, die als steekproefenquête kan worden uitgevoerd.
Door het gebruik van administratieve bronnen in plaats van enquêtes zal de last voor de
respondenten afnemen.
Het voorstel is onder referentie ESTAT/2006/014 opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie en is een concreet voorbeeld van het nieuwe beleid
van de Commissie inzake vereenvoudiging van de wetgeving en betere regelgeving.
520 •••• Intrekking van bestaande wetgeving
De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot
gevolg.
560 •••• Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt
en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van
Verordening (EEG) nr. 571/88 i
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie 4 ,
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag 5 ,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EEG) nr. 571/88 i van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de
landbouwbedrijven 6 voorziet in een programma van communautaire enquêtes om tot
2007 statistieken over de structuur van landbouwbedrijven te verschaffen.
(2) Het communautaire enquêteprogramma inzake de structuur van de landbouwbedrijven, dat al sinds 1966/67 wordt uitgevoerd, moet worden voortgezet om de ontwikkelingen in de Gemeenschap te bestuderen. Met het oog op de duidelijkheid moet Verordening (EEG) nr. 571/88 i worden vervangen door deze verordening.
(3) Om de basisregisters van landbouwbedrijven en de andere voor de stratificatie van steekproefenquêtes vereiste informatie te kunnen bijwerken, moet ten minste om de tien jaar een telling van de landbouwbedrijven worden gehouden. De laatste telling vond plaats in 1999/2000.
(4) Er moet toezicht worden uitgeoefend op de uitvoering van de maatregelen in verband met de plattelandsontwikkeling, die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 i van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor
4 PB C […] van […], blz. […].
5 PB C […] van […], blz. […].
6 PB L 56 van 2.3.1988, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1928/2006 i
van het Europees Parlement en de Raad (PB L 406 van 30.12.2006, blz. 7).
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling (ELFPO) 7 .
(5) In zijn conclusies over agromilieu-indicatoren heeft de Raad erkend dat vergelijkbare gegevens over de landbouwactiviteiten in de gehele Gemeenschap op een passend geografisch niveau noodzakelijk zijn. De Raad verzocht de Commissie de in haar Mededeling COM(2006) 508 i genoemde acties te ondernemen, waaronder de ontwikkeling van nieuwe EU-enquêtes, vooral met betrekking tot de bedrijfsvoering in de landbouw en het gebruik van landbouwinputs.
(6) Er is een gebrek aan statistische informatie over de verschillende productiemethoden in de landbouw op het niveau van de afzonderlijke bedrijven. Daarom is een speciale enquête naar de productiemethoden, gekoppeld aan informatie over de structuur van de landbouwbedrijven, nodig om aanvullende statistieken ten behoeve van de ontwikkeling van het agromilieubeleid te verkrijgen en om de kwaliteit van de agromilieu-indicatoren te verbeteren.
(7) Vergelijkbare statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven uit alle lidstaten zijn van belang om de ontwikkeling van het landbouwbeleid in de Gemeenschap vast te stellen. Daarom moet voor zover mogelijk voor de enquêtekenmerken gebruik worden gemaakt van standaardclassificaties en –definities.
(8) Verordening (EG) nr. 322/97 i van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de
communautaire statistiek 8 vormt het referentiekader voor de bepalingen van deze
verordening. Zij verlangt met name dat bij de opstelling van statistieken bepaalde normen inzake onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding in acht worden
genomen.
(9) Georeferentiegegevens voor een nauwkeurige plaatsbepaling van een landbouwbedrijf worden alleen gebruikt voor statistische doeleinden. De noodzakelijke bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens moet worden gewaarborgd, onder meer door een geschikte aggregatie bij de publicatie van statistieken.
(10) Bij Verordening (EEG) nr. 3037/90 i van de Raad van 9 oktober 1990 9 is de statistische
nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap vastgesteld.
(11) Ingevolge Verordening (EG) nr. 1059/2003 i van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur
van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) 10 moet bij de vaststelling van
territoriale eenheden gebruik worden gemaakt van de NUTS-classificatie.
7 PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2012/2006 i
van de Raad (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 8).
8 PB L 52 van 22.2.1997, blz. 61. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 i
van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 3.10.2003, blz. 1).
9 PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 i
van het Europees Parlement en de Raad (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
10 PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. …/2007
van de Commissie (PB L … van ….2007, blz. ).
(12) Om de belasting die voor de respondenten en de lidstaten uit de verzameling van gegevens voortvloeit, zoveel mogelijk te beperken, moet hun de mogelijkheid worden geboden gebruik te maken van steekproefenquêtes en administratieve bronnen.
(13) Om de enquêtes uit te voeren, zijn gedurende een aantal jaren omvangrijke middelen nodig, zowel van de lidstaten als van de Commissie; een groot deel hiervan zal worden gebruikt om aan de behoeften van de Gemeenschap te voldoen.
(14) Daarom moet ter ondersteuning van dit programma worden gezorgd voor een communautaire subsidiëring.
(15) Bij deze verordening wordt een financieel kader voor de gehele duur van het programma vastgesteld, dat voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure, in de zin van punt 37 van Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel
beheer 11 vormt.
(16) Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de systematische opstelling van communautaire statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven en de productiemethoden in de landbouw, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
(17) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG i van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie
verleende uitvoeringsbevoegdheden 12 .
(18) De Commissie krijgt met name de bevoegdheid om de kenmerken vast te stellen en de bijlagen bij deze verordening aan te passen. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen of hieraan nieuwe niet-essentiële onderdelen toe te voegen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG i van de Raad.
(19) Het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, dat is opgericht bij Besluit
72/279/EEG van de Raad 13 , is geraadpleegd,
11 PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
12 PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG i (PB L 200 van 22.7.2006,
blz. 11).
13 PB L 179 van 7.8.1972, blz. 1.
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
DEFINITIES EN ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt een kader vastgesteld voor de productie van vergelijkbare communautaire statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven en voor een enquête naar de productiemethoden in de landbouw.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(a) "landbouwbedrijf": een technisch-economische eenheid die onder één beheer is geplaatst en als hoofd- of nevenactiviteit in bijlage I genoemde landbouwactiviteiten verricht in het economisch gebied van de Europese Unie;
(b) "steekproefenquêtes": statistische enquêtes bij een gestratificeerde aselect getrokken steekproef, die bestemd zijn voor de opstelling van op regionaal en nationaal niveau representatieve statistieken van de landbouwbedrijven. De stratificatie heeft betrekking op de omvang en aard van het landbouwbedrijf en moet ervoor zorgen dat landbouwbedrijven van verschillende omvang en aard naar behoren vertegenwoordigd zijn;
(c) "regio": de territoriale eenheid op het NUTS-niveau 2, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1059/2003 i.
Artikel 3
Waarnemingsgebied
-
1.De in deze verordening gespecificeerde enquêtes hebben betrekking op:
(a) landbouwbedrijven met een oppervlakte cultuurgrond van één hectare of meer;
(b) landbouwbedrijven met een oppervlakte cultuurgrond van minder dan één hectare, indien zij in een bepaalde mate voor de verkoop produceren of indien de productie-eenheid ervan boven bepaalde fysieke drempels ligt.
-
2.Lidstaten die een andere enquêtedrempel hanteren, stellen deze drempel op een zodanig niveau dat alleen de kleinste landbouwbedrijven, die tezamen ten hoogste 2% van de oppervlakte cultuurgrond zonder gemeenschappelijke grond en ten hoogste 2% van de totale veestapel uitmaken, buiten beschouwing blijven.
-
3.In ieder geval moeten alle landbouwbedrijven die een van de in bijlage II gespecificeerde fysieke drempels bereiken, tot het waarnemingsgebied behoren.
Artikel 4
Gegevensbronnen
-
1.De lidstaten mogen informatie uit het geïntegreerde beheers- en controlesysteem 14 , de identificatie- en registratieregeling voor runderen 15 en het register van biologische bedrijven 16 gebruiken, mits de kwaliteit van deze informatie ten minste gelijk is aan
die welke bij statistische enquêtes wordt verkregen. De lidstaten mogen ook gebruik maken van administratieve bronnen betreffende de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen en de in bijlage III bedoelde specifieke maatregelen op het
gebied van de plattelandsontwikkeling.
-
2.In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie de lidstaten toestaan gebruik te maken van andere administratieve bronnen.
Artikel 5
Nauwkeurigheid
-
1.Lidstaten die een steekproefenquête houden, zorgen ervoor dat de gewogen enquêteresultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in bijlage IV.
-
2.In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie de lidstaten voor specifieke regio's uitzonderingen op de nauwkeurigheidseisen toestaan.
-
3.De Commissie kan aanvullende nauwkeurigheidseisen stellen. Omdat het bij een dergelijke maatregel gaat om een wijziging van een niet-essentieel onderdeel van deze verordening, onder meer door het aanvullen en/of schrappen van niet-essentiële onderdelen, wordt die maatregel vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
HOOFDSTUK II
STATISTIEK VAN DE STRUCTUUR VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN
14 Verordening (EG) nr. 1782/2003 i (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd
bij Verordening (EG) nr. 2217/2004 i (PB L 375 van 23.12.2004, blz. 1).
15 Verordening (EG) nr. 1760/2000 i.
16 Verordening (EEG) nr. 2092/91 i (PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij
Verordening (EG) nr. 1481/2004 i van de Commissie (PB L 272 van 20.8.2004, blz. 11).
Artikel 6
Landbouwstructuurenquêtes
-
1.De lidstaten houden in 2010, 2013 en 2016 enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven, hierna "landbouwstructuurenquêtes" genoemd.
-
2.De landbouwstructuurenquête 2010 wordt uitgevoerd in de vorm van een telling. Voor de kenmerken betreffende de machines en werktuigen en de andere winstgevende werkzaamheden van de landbouwarbeidskrachten, opgenomen in bijlage III, afdeling IV, onder i), en afdeling V, onder ii), kunnen evenwel steekproefenquêtes worden gebruikt.
-
3.De landbouwstructuurenquêtes 2013 en 2016 mogen worden uitgevoerd in de vorm van een steekproefenquête.
Artikel 7
Enquêtekenmerken
-
1.De lidstaten verzamelen informatie over de in bijlage III opgenomen kenmerken van landbouwbedrijven.
-
2.De Commissie kan de lijst van kenmerken in bijlage III wijzigen voor de landbouwstructuurenquêtes van 2013 en 2016. Omdat het bij een dergelijke maatregel gaat om een wijziging van een niet-essentieel onderdeel van deze verordening, onder meer door het aanvullen en/of schrappen van niet-essentiële onderdelen, wordt die maatregel vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
-
3.Indien een kenmerk in een lidstaat zelden of niet voorkomt, kan de lidstaat van de Commissie krijgen om dat kenmerk van een landbouwstructuurenquête uit te sluiten, mits hij zijn verzoek naar behoren rechtvaardigt.
-
4.De Commissie stelt de definities van de kenmerken vast. Omdat het bij een dergelijke maatregel gaat om een wijziging van een niet-essentieel onderdeel van deze verordening, onder meer door het aanvullen en/of schrappen van niet-essentiële onderdelen, wordt die maatregel vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 8
Referentieperioden
De referentieperioden voor de landbouwstructuurenquêtes in de enquêtejaren 2010, 2013 en 2016 zijn als volgt:
(a) voor kenmerken betreffende de grond als gespecificeerd in bijlage III: een periode van 12 maanden die eindigt op een peildatum tussen 1 maart en 31 oktober van het enquêtejaar;
(b) voor veekenmerken als gespecificeerd in bijlage III: een peildatum tussen 1 maart en 31 december van het enquêtejaar;
(c) voor kenmerken van de arbeidskrachten als gespecificeerd in bijlage III: een periode van 12 maanden die eindigt op een peildatum tussen 1 maart en 31 oktober van het enquêtejaar;
(d) voor maatregelen inzake plattelandsontwikkeling als gespecificeerd in bijlage III: een periode van drie jaar die eindigt op 31 december van het enquêtejaar.
Artikel 9
Indiening
-
1.De lidstaten dienen de gevalideerde enquêteresultaten voor de landbouwstructuurenquête van 2010 uiterlijk op 31 maart 2012 in bij de Commissie.
-
2.Voor de landbouwstructuurenquêtes in de enquêtejaren 2013 en 2016 dienen de lidstaten de gevalideerde enquêteresultaten binnen twaalf maanden na het einde van het enquêtejaar bij de Commissie in.
-
3.Gegevens over de in bijlage III bedoelde maatregelen betreffende plattelandsontwikkeling die op administratieve bestanden zijn gebaseerd, kunnen evenwel binnen 18 maanden na het eind van het enquêtejaar afzonderlijk bij de Commissie worden ingediend.
-
4.De resultaten van de landbouwstructuurenquête worden voor elk landbouwbedrijf afzonderlijk in elektronische vorm bij de Commissie ingediend.
-
5.De Commissie stelt het formaat voor de indiening van de enquêteresultaten vast.
Artikel 10
Steekproefkader
Met het oog op de bijwerking van het steekproefkader voor de landbouwstructuurenquêtes van 2013 en 2016 geven de lidstaten de voor die enquêtes verantwoordelijke nationale autoriteiten toegang tot informatie over landbouwbedrijven die is opgenomen in de administratieve bestanden die op hun grondgebied worden opgesteld.
HOOFDSTUK III
STATISTIEK VAN DE PRODUCTIEMETHODEN IN DE LANDBOUW
Artikel 11
Enquête naar de productiemethoden in de landbouw 1. De lidstaten houden een steekproefenquête naar de productiemethoden in de
landbouw die worden toegepast op landbouwbedrijven.
-
2.In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie een lidstaat toestemming verlenen voor de steekproefenquête gebruik te maken van afzonderlijke substeekproeven
-
3.De lidstaten verzamelen informatie over de in bijlage V opgenomen kenmerken van de productiemethoden in de landbouw. Indien een kenmerk in een lidstaat zelden of niet voorkomt, kan de Commissie de lidstaat in naar behoren gemotiveerde gevallen toestemming verlenen om dat kenmerk van de enquête uit te sluiten. De hoeveelheid water die per jaar voor irrigatie wordt gebruikt, kan door middel van imputatie worden berekend.
-
4.De Commissie stelt de definities van de kenmerken vast. Omdat het bij een dergelijke maatregel gaat om een wijziging van een niet-essentieel onderdeel van deze verordening, onder meer door het aanvullen en/of schrappen van niet-essentiële onderdelen, wordt die maatregel vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
-
5.De referentieperiode valt samen met de referentieperioden die gebruikt worden voor de kenmerken van de landbouwstructuurenquête 2010.
-
6.De resultaten van deze enquête worden gekoppeld aan de gegevens die voor de afzonderlijke landbouwbedrijven bij de landbouwstructuurenquête 2010 worden verkregen. De gecombineerde gevalideerde gegevensverzameling wordt uiterlijk op 31 december 2012 in elektronische vorm bij de Commissie ingediend.
-
7.De Commissie stelt het formaat voor de indiening van de enquêteresultaten vast.
HOOFDSTUK IV
VERSLAGEN, FINANCIERING EN UITVOERINGSMAATREGELEN
Artikel 12
Verslagen
-
1.De lidstaten verstrekken de Commissie alle vereiste informatie over de organisatie en de methoden van de in deze verordening bedoelde enquêtes.
-
2.In het bijzonder verstrekken de lidstaten een nationaal verslag over de methoden, met een beschrijving van:
(a) de toegepaste methoden;
(b) de nauwkeurigheidsniveaus die bij de in deze verordening bedoelde steekproefenquêtes is bereikt;
(c) informatie over de kwaliteit van de gebruikte administratieve gegevensbronnen;
(d) de in- en uitsluitingscriteria die zijn toegepast om aan de in artikel 3 gestelde eisen ten aanzien van het waarnemingsgebied te voldoen.
-
3.De nationale verslagen over de methoden worden samen met de gevalideerde enquêteresultaten bij de Commissie ingediend.
Artikel 13
Communautaire bijdrage
-
1.De lidstaten ontvangen van de Gemeenschap een financiële bijdrage in de kosten van de uitvoering van de in deze verordening bedoelde enquêtes van 50%, doch maximaal tot de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde bedragen.
-
2.Voor de kosten van de landbouwstructuurenquête 2010 en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw samen bedraagt de communautaire bijdrage maximaal:
voor Luxemburg en Malta: elk 0,05 miljoen euro;
voor Cyprus, Estland, Slowakije en Tsjechië: elk 0,15 miljoen euro;
voor Ierland, Litouwen en Oostenrijk: elk 1 miljoen euro;
voor Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Portugal en het Verenigd Koninkrijk: elk 2 miljoen euro;
voor Frankrijk, Griekenland en Spanje: elk 3 miljoen euro;
voor Italië, Polen en Roemenië: elk 4 miljoen euro;
voor alle andere lidstaten: elk 0,3 miljoen euro.
-
3.Voor de landbouwstructuurenquêtes in 2013 en 2016 worden de in lid 2 genoemde bedragen met 60% verlaagd.
Artikel 14
Financieel kader
-
1.De voor de uitvoering van dit programma beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de kredieten die nodig zijn voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van de databanksystemen die bij de Commissie worden gebruikt voor de verwerking van de ingevolge deze verordening door de lidstaten ingediende gegevens, bedragen 54,27 miljoen euro voor de periode 2008-2013.
-
2.Het voor de periode 2014-2018 beschikbare bedrag zal door de begrotings- en wetgevingsautoriteit op voorstel van de Commissie worden vastgesteld op basis van het nieuwe financiële kader voor de periode vanaf 2014.
-
3.De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader.
Artikel 15
Comité
-
1.De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, dat is opgericht bij artikel 1 van Besluit 72/279/EEG i van de Raad.
-
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG i van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Artikel 16
Afwijkingen
-
1.In afwijking van artikel, 6, leden 1 en 2, artikel 8, artikel 9, lid 1, artikel 11, leden 5 en 6, en artikel 13, lid 2, en bijlage IV wordt 2010 voor Griekenland, Portugal en Spanje vervangen door 2009.
-
2.In afwijking van artikel 9, lid 1, wordt 31 maart 2012 vervangen door:
(a) 31 maart 2011 voor Griekenland en Portugal;
(b) 30 juni 2011 voor Spanje;
(c) 30 juni 2012 voor Italië en Roemenië.
-
3.In afwijking van artikel 11, lid 6, wordt 31 december 2012 voor Griekenland, Portugal en Spanje vervangen door 31 december 2011.
Artikel 17
Intrekking
-
1.Verordening (EEG) 571/88 i wordt ingetrokken.
-
2.Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
BIJLAGE I
Lijst van landbouwactiviteiten waarnaar in de definitie van het begrip landbouwbedrijf
wordt verwezen
.
.
Onderstaande activiteiten (dit kunnen zowel hoofd- als nevenactiviteiten zijn) zijn gebaseerd op de Europese statistische classificatie van economische activiteiten (NACE Rev. 2) voor de teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten en worden gebruikt om het begrip landbouwbedrijf te definiëren.
.
.
Aanvullende opmerkingen over activiteiten die zijn Beschrijving van Code NACE inbegrepen dan wel uitgesloten wanneer activiteit Rev. 2 landbouwactiviteiten worden gedefinieerd
Teelt van eenjarige 01.1 gewassen
Teelt van meerjarige 01.2 Landbouwbedrijven die wijn of olijfolie produceren gewassen van zelf geproduceerde druiven of olijven vallen onder de werkingssfeer van deze verordening.
Plantenvermeerdering 01.3
Veeteelt 01.4 De in post 01.49 van de NACE Rev. 2 (Fokken van andere dieren) ingedeelde activiteiten vallen niet onder de werkingssfeer van deze verordening, behalve:
-
i)het fokken van struisvogels, emoes en konijnen;
-
ii)de bijenteelt en de productie van honing en bijenwas.
Gemengd bedrijf 01.5
Ondersteunende 01.6 In het algemeen vallen bedrijven die in post 01.6 van activiteiten in de NACE Rev. 2 ingedeelde activiteiten uitoefenen, verband met de niet onder de werkingssfeer van deze verordening landbouw; activiteiten indien zij alleen dergelijke activiteiten uitoefenen. met betrekking tot
gewassen na de oogst Bedrijven die uitsluitend landbouwgrond in een goede
landbouw- en milieuconditie houden (in post 01.61 van de NACE Rev. 2) vallen echter wel binnen de werkingssfeer van deze verordening.
BIJLAGE II
Drempels voor de landbouwstructuurenquêtes en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw
.
.
.
Kenmerken Drempel
Oppervlakte Bouwland, tuinen voor eigen gebruik, blijvend 5 ha cultuurgrond grasland, meerjarige teelten
Meerjarige teelten in Boomgaarden, kleinfruit, citrusvruchtaanplantingen, 1 ha de openlucht olijfboomgaarden, wijngaarden en boomkwekerijen
Andere intensieve Verse groenten, meloenen, aardbeien – in de 0,5 ha productie openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking
Tabak 0,5 ha
Hop 0,5 ha
Katoen 0,5 ha
Gewassen onder glas Verse groenten, meloenen, aardbeien 0,1 ha of andere
(betreedbare) Bloemen en sierplanten (exclusief 0,1 ha beschermingsboomkwekerijgewassen)
installatie
Runderen Alle 10 stuks
Varkens Alle 50 stuks
Fokzeugen 10 stuks
Schapen Alle 20 stuks
Pluimvee Alle 1000 stuks
NL 19 NL
BIJLAGE III
Lijst van in de landbouwstructuurenquête op te nemen kenmerken
.
Kenmerken Eenheden / categorieën
I. ALGEMENE KENMERKEN
Ligging van het bedrijf
Georeferentie van de hoofdzetel van het bedrijf Code
Rechtspersoonlijkheid van het bedrijf
Berusten de juridische en economische aansprakelijkheid voor het bedrijf bij:
een natuurlijke persoon die "enig bedrijfshoofd" op een zelfstandig bedrijf is? ja/nee
Als het antwoord op de vorige vraag "ja" is, is deze persoon (het bedrijfshoofd)
tevens de bedrijfsleider? ja/nee
Als deze persoon niet de bedrijfsleider is, is de bedrijfsleider een familielid
van het bedrijfshoofd? ja/nee
Als de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd is, is de
bedrijfsleider de echtgenoot/echtgenote van het bedrijfshoofd? ja/nee
een of meer natuurlijke personen die partners zijn op een bedrijf met meerhoofdige
bedrijfsvoering? ja/nee
een rechtspersoon? ja/nee
Exploitatievorm (vanuit het standpunt van het bedrijfshoofd) en bedrijfssysteem
Oppervlakte cultuurgrond:
in eigendom ha
in pacht ha
in deelpacht of andere exploitatievorm ha
Gecertificeerde productie:
Biologische landbouw
Totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die volgens nationale of ha EG-regels worden gecertificeerd
Totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop wordt overgeschakeld op biologische landbouwproductiemethoden die volgens nationale of EG-regels ha zullen worden gecertificeerd
Areaal van het bedrijf waarop hetzij biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die volgens nationale of EG-regels worden gecertificeerd, hetzij wordt overgeschakeld op biologische landbouwproductiemethoden die volgens nationale of EG-regels zullen worden gecertificeerd
Granen ha
Drooggeoogste peulvruchten ha
Aardappelen ha
Kenmerken Eenheden / categorieën
Suikerbieten ha
Oliehoudende gewassen ha
Verse groenten, meloenen, aardbeien ha
Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst ha
Boomgaarden en kleinfruit ha
Citrusvruchten ha
Olijven ha
Wijndruiven ha
Andere gewassen (vezelgewassen enz.) ha
Biologische productiemethoden toegepast op de dierlijke productie en gecertificeerd volgens nationale of EG-regels
Runderen stuks
Varkens stuks
Schapen en geiten stuks
Pluimvee stuks
Andere dieren stuks
Landbouwproductie in het kader van een certificerings- of keurmerkovereenkomst (behalve biologische landbouw)
EG-kwaliteitsprogramma's
Bebouwd areaal op het bedrijf waarop deze programma's van toepassing zijn ha
Vee op het bedrijf waarop deze programma's van toepassing zijn stuks
Nationale kwaliteitsprogramma's
Bebouwd areaal op het bedrijf waarop deze programma's van toepassing zijn ha
Vee op het bedrijf waarop deze programma's van toepassing zijn stuks
EG-/nationale kwaliteitsprogramma's
Granen ha
Groenten en fruit ha
Wijndruiven ha
Olijven ha
Runderen stuks
Varkens stuks
Schapen en geiten stuks
Pluimvee stuks
Bestemming van de productie van het bedrijf:
Huishouden verbruikt meer dan 50% van de waarde van de eindproductie van het ja/nee
Kenmerken Eenheden / categorieën
bedrijf
Directe verkoop aan de eindconsument maakt meer dan 50% van de totale verkoop
van het bedrijf uit ja/nee
II. GROND
Bouwland
Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad):
Zachte tarwe en spelt ha
Harde tarwe ha
Rogge ha
Gerst ha
Haver ha
Korrelmaïs ha
Rijst ha
Overige granen voor korrelwinning ha
Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief
zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten) ha
waarvan erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen ha
Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen) ha
Suikerbieten (exclusief zaaizaad) ha
Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad) ha
Handelsgewassen (inclusief zaaizaad voor oliehoudende gewassen; exclusief zaaizaad voor vezelgewassen, hop, tabak en andere handelsgewassen), waarvan:
Tabak ha
Hop ha
Katoen ha
Kool- en raapzaad ha
Zonnebloempitten ha
Sojabonen ha
Lijnzaad ha
Andere oliehoudende gewassen ha
Vlas ha
Hennep ha
Andere vezelgewassen ha
Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen ha
Andere handelsgewassen, niet elders genoemd ha
Kenmerken Eenheden / categorieën
Verse groenten, meloenen, aardbeien, waarvan:
in de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking ha
akkerbouwmatig geteeld ha
tuinbouwmatig geteeld ha
onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie ha
Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen):
in de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking ha
onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie ha
Voedergewassen:
tijdelijk grasland ha
andere groenvoedergewassen:
Voedermaïs (kuilmaïs) ha
Voedererwten ha
Andere voedergewassen ha
Zaaizaad en zaailingen op bouwland (exclusief granen, drooggeoogste
peulvruchten, aardappelen en oliehoudende gewassen) ha
Overige gewassen op bouwland ha
Braakland, zonder financiële steun ha
Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt
verleend ha
Tuinen voor eigen gebruik ha
Blijvend grasland ha
Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst ha
Weiden met geringe opbrengst ha
Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor
financiële steun in aanmerking komt ha
Meerjarige teelten
Boomgaarden en kleinfruit ha
Vers fruit, waarvan: ha
vers fruit van gematigde breedten ha
vers fruit van subtropische breedten ha
Kleinfruit ha
Noten ha
Citrusvruchtaanplantingen ha
Olijfboomgaarden ha
waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd ha
Kenmerken Eenheden / categorieën
waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd ha
Wijngaarden waar gewoonlijk: ha
kwaliteitswijn wordt geproduceerd ha
andere wijnen worden geproduceerd ha
tafeldruiven worden geproduceerd ha
krenten en rozijnen worden geproduceerd ha
Boomkwekerijgewassen (inclusief kerstbomen) ha
waarvan kerstbomen ha
Andere meerjarige teelten ha
Meerjarige teelten onder glas ha
Overig areaal
Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond (landbouwgrond die om economische, sociale of andere redenen niet meer in gebruik is en die niet in de vruchtwisseling is ha opgenomen)
Opstaand hout ha
waarvan hakhoutbosjes ha
waarvan geëxploiteerd voor bosbouwdoeleinden ha
Overig areaal (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden,
rotsen enz.) ha
Elkaar opvolgende secundaire teelten, paddenstoelen, geïrrigeerd areaal, gecombineerde teelten, areaal dat niet langer voor de voedselproductie wordt gebruikt, waarvoor financiële steun wordt verleend, en areaal dat onder braakleggingsregelingen valt, areaal voor de productie van biobrandstoffen en genetisch gemodificeerde gewassen
Elkaar opvolgende secundaire teelten (exclusief tuinbouw en teelten onder glas) ha
Paddenstoelen ha
Geïrrigeerd areaal
Totaal irrigeerbaar areaal ha
Totaal areaal van de gewassen die gedurende de laatste twaalf maanden ten minste
eenmaal zijn geïrrigeerd ha
Gecombineerde teelten ha
Areaal dat niet langer voor de voedselproductie wordt gebruikt, waarvoor financiële steun wordt verleend en areaal dat onder braakleggingsregelingen valt (ook elders in ha afdeling II. GROND geregistreerd), waarvan:
areaal dat niet langer voor de voedselproductie wordt gebruikt, waarvoor financiële
steun wordt verleend ha
areaal gebruikt voor de productie van landbouwgrondstoffen die niet bestemd zijn voor menselijke of dierlijke voeding (bv. koolzaad, bomen, struiken enz., inclusief ha linzen, kekers en wikke)
overig areaal ha
Kenmerken Eenheden / categorieën
Areaal voor de productie van biobrandstoffen (of andere duurzame energie) (bv. koolzaad, sojabonen, tarwe en suikerbieten); ook elders in afdeling II. GROND ha geregistreerd
waarvan genetisch gemodificeerde gewassen ha
Areaal dat wordt gebruikt voor de productie van bio-energie als nevenproduct (bv.
stro, halmen) ha
Genetisch gemodificeerde gewassen; ook elders in afdeling II. GROND geregistreerd ha
III. VEESTAPEL
Eenhoevigen stuks
Runderen:
Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar stuks
Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud stuks
Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud stuks
Mannelijke runderen van twee jaar en ouder stuks
Vaarzen van twee jaar en ouder stuks
Melkkoeien stuks
Andere koeien stuks
Schapen en geiten:
Schapen (alle leeftijden) stuks
Vrouwelijke dieren voor de voortplanting stuks
Andere schapen stuks
Geiten (alle leeftijden) stuks
Vrouwelijke dieren voor de voortplanting stuks
Andere geiten stuks
Varkens:
Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg stuks
Fokzeugen van 50 kg en meer stuks
Andere varkens stuks
Pluimvee:
Mesthoenders stuks
Leghennen stuks
Ander pluimvee
Kalkoenen stuks
Eenden stuks
Ganzen stuks
Kenmerken Eenheden / categorieën
Struisvogels stuks
Ander pluimvee, niet elders genoemd stuks
Moederkonijnen (voedsters) stuks
Bijen bijenkorven
Andere dieren, niet elders genoemd ja/nee
waarvan pelsdieren ja/nee
IV. MACHINES, WERKTUIGEN EN INSTALLATIES
IV i) MACHINES EN WERKTUIGEN
Volledig in eigendom van het bedrijf:
Vierwielige trekkers, rupstrekkers, werktuigtrekkers aantal
Tweewielige trekkers, motorschoffelmachines, motorfrezen en motormaaiers aantal
Maaidorsers aantal
Andere volledig gemechaniseerde oogstmachines aantal
Machines en werktuigen, gebruikt door meer dan een bedrijf (in eigendom van een ander bedrijf of een
coöperatie of in mede-eigendom met een ander bedrijf) of in eigendom van een loonbedrijf
Vierwielige trekkers, rupstrekkers, werktuigtrekkers ja/nee
Tweewielige trekkers, motorschoffelmachines, motorfrezen en motormaaiers ja/nee
Maaidorsers ja/nee
Andere volledig gemechaniseerde oogstmachines ja/nee
IV. ii) INSTALLATIES
Installaties gebruikt voor de opwekking van duurzame energie naar aard van de energiebron:
Windenergie ja/nee
Biomassa ja/nee
waarvan biomethaan ja/nee
Zonne-energie ja/nee
Waterkracht ja/nee
Andere bron van duurzame energie ja/nee
V. ARBEIDSKRACHTEN
V. i) LANDBOUWWERKZAAMHEDEN OP HET BEDRIJF
Bedrijfshoofd
Geslacht man/vrouw
Kenmerken Eenheden / categorieën
Leeftijd leeftijdsklasse 17
Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk) AJE %-klasse 18
Bedrijfsleider
Geslacht man/vrouw
Leeftijd leeftijdsklasse
Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk) AJE %-klasse
Opleiding van bedrijfsleider
Landbouwopleiding van bedrijfsleider opleidingscode 19
Beroepsopleiding van bedrijfsleider in de voorgaande 12 maanden ja/nee
Familieleden van het "enig bedrijfshoofd" die landbouwwerkzaamheden voor het bedrijf verrichten: mannen
Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk) AJE %-klasse
Familieleden van het "enig bedrijfshoofd" die landbouwwerkzaamheden voor het bedrijf verrichten: vrouwen
Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk) AJE %-klasse
Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden: mannen
Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk) AJE %-klasse
Regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden: vrouwen
Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk) AJE %-klasse
Niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten, niet-familieleden: mannen en vrouwen werkdagen
Totaal aantal niet onder de voorgaande categorieën vermelde werkdagen in voltijdequivalenten (landbouwwerkzaamheden) gedurende de twaalf maanden
voorafgaande aan de dag van de enquête door niet-rechtstreeks bij het bedrijf in dienst voltijdse dagen
zijnde personen (bv. werknemers van loonbedrijven)
V. ii) ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN (niet-landbouwwerkzaamheden op het bedrijf
en werk buiten het bedrijf)
Andere winstgevende werkzaamheden van het bedrijfshoofd, tevens bedrijfsleider:
Werk op het bedrijf (excl. landbouwwerkzaamheden) AJE %-klasse
Werk buiten het bedrijf (ook indien landbouwwerkzaamheden) AJE %-klasse
Andere winstgevende werkzaamheden van de echtgenoot/echtgenote van het "enig bedrijfshoofd":
17 Leeftijdsklassen: (vanaf verlaten school – 24 jaar) , (25-34), (35-44), (45-54), (55-64), (65 en ouder)
18 Arbeidsjaareenheid (AJE), percentageklassen: (0), (>0-<25), (≥25-<50), (≥50-<75), (≥75-<100), (100)
19 Opleidingscodes: (alleen praktijkervaring in de landbouw), (basislandbouwopleiding), (volledige
landbouwopleiding)
Kenmerken Eenheden / categorieën
Werk op het bedrijf (excl. landbouwwerkzaamheden) AJE %-klasse
Werk buiten het bedrijf (ook indien landbouwwerkzaamheden) AJE %-klasse
Andere winstgevende werkzaamheden van de andere familieleden van het "enig bedrijfshoofd"
die landbouwwerkzaamheden op het bedrijf verrichten
Werk op het bedrijf (excl. landbouwwerkzaamheden) AJE %-klasse
Werk buiten het bedrijf (ook indien landbouwwerkzaamheden) AJE %-klasse
Arbeidskrachten, geen familieleden, die andere winstgevende werkzaamheden op het bedrijf (geen landbouwwerkzaamheden) verrichten, die wel rechtstreeks verband AJE %-klasse houden met het bedrijf
VI. WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN VAN HET BEDRIJF (niet-landbouwwerkzaamheden, maar wel rechtstreeks verband houdend met het bedrijf)
VI. 1) Lijst van winstgevende werkzaamheden, excl. landbouwwerkzaamheden
Toerisme, accommodatie en recreatie ja/nee
Ambachten ja/nee
Verwerking van landbouwproducten ja/nee
Houtverwerking (bv. zagen) ja/nee
Aquicultuur ja/nee
Loonwerk (met behulp van productiemiddelen van het bedrijf):
landbouwwerkzaamheden (voor andere bedrijven) ja/nee
geen landbouwwerkzaamheden ja/nee
Andere ja/nee
VI. ii)Belang van de winstgevende werkzaamheden, excl. landbouwwerkzaamheden, die een rechtstreeks verband hebben met het bedrijf
Aandeel in de finale output van het bedrijf percentageklasse 20
VII. STEUN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING
Voordelen van het bedrijf gedurende de voorgaande drie jaar uit hoofde van de volgende
maatregelen inzake plattelandsontwikkeling ja/nee
Gebruik van adviesdiensten ja/nee
Modernisering van landbouwbedrijven ja/nee
Verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten ja/nee
Voldoen aan op communautaire regelgeving gebaseerde normen ja/nee
Deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsprogramma's ja/nee
20 Percentageklassen: (≥0-≤10) . (>10-≤50) . (>50-<100)
Kenmerken Eenheden / categorieën
Natura-2000-betalingen voor landbouwgrond ja/nee
Betalingen in het kader van de kaderrichtlijn water ja/nee
Agromilieubetalingen ja/nee
waarvan voor biologische landbouw ja/nee
Dierenwelzijnsbetalingen ja/nee
Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten ja/nee
Bevordering van toeristische activiteiten ja/nee
BIJLAGE IV
Nauwkeurigheidseisen
De in deze verordening gespecificeerde steekproefenquête moet op regionaal niveau (op NUTS-niveau 2 en voor
nationale aggregaties van probleemgebieden 21 ) statistisch representatief zijn voor aard en omvang van de
landbouwbedrijven, overeenkomstig Beschikking 85/377 i van de Commissie houdende invoering van een
communautaire typologie van de landbouwbedrijven 22 . Bovendien zijn op NUTS-niveau 2 bepaalde
nauwkeurigheidsniveaus nodig voor de gewas- en veekenmerken van de landbouwbedrijven. Deze nauwkeurigheidsniveaus worden hieronder gespecificeerd; zij zijn gebaseerd op de lijst van kenmerken in bijlage III bij deze verordening. De gewas- en veekenmerken van de bedrijven in de enquête inzake de productiemethoden in de landbouw zullen worden ontleend aan de resultaten van de landbouwstructuurenquête 2010.
.
NAUWKEURIGHEIDSCATEGORIEËN VOOR DE LANDBOUWSTRUCTUURENQUÊTES VAN 2013 EN 2016
Gewaskenmerken: Elk van de gewaskenmerken in afdeling "II. GROND" van bijlage III, maar zonder de kenmerken waarvan de beschrijving begint met "andere" of "overige"
Granen voor de korrelwinning (met inbegrip van zaaizaad), namelijk zachte tarwe en spelt, harde tarwe, rogge, gerst, haver, korrelmaïs, rijst en andere granen voor de korrelwinning
Aardappelen (met inbegrip van primeurs en pootaardappelen) en suikerbieten (met uitzondering van zaaizaad)
Oliehoudende gewassen, namelijk kool- en raapzaad, zonnebloempitten, sojabonen, lijnzaad en andere oliehoudende gewassen
Meerjarige gewassen in de openlucht, namelijk boomgaarden en kleinfruit, citrusvruchtaanplantingen, olijfboomgaarden, wijngaarden, boomkwekerijgewassen en andere meerjarige gewassen in de openlucht
Veekenmerken:
Elk van de veekenmerken in afdeling "III. VEE" van bijlage III Runderen (alle leeftijden) Schapen en geiten (alle leeftijden) Varkens Pluimvee
NAUWKEURIGHEIDSCATEGORIEËN VOOR STEEKPROEFENQUÊTES GEHOUDEN ALS ONDERDEEL VAN DE LANDBOUWSTRUCTUURENQUÊTE 2010 EN DE ENQUÊTE NAAR DE PRODUCTIEMETHODEN IN DE LANDBOUW
Gewaskenmerken: Granen voor de korrelwinning (met inbegrip van zaaizaad), namelijk zachte tarwe en spelt, harde tarwe, rogge, gerst, haver, korrelmaïs, rijst en andere granen voor de korrelwinning
Aardappelen (met inbegrip van primeurs en pootaardappelen) en suikerbieten (met uitzondering van zaaizaad)
Oliehoudende gewassen, namelijk kool- en raapzaad, zonnebloempitten, sojabonen, lijnzaad en andere oliehoudende gewassen
Meerjarige gewassen in de openlucht, namelijk boomgaarden en kleinfruit, citrusvruchtaanplantingen en olijfboomgaarden, wijngaarden, boomkwekerijgewassen en andere meerjarige gewassen in de openlucht
Verse groenten, meloenen, aardbeien, bloemen en sierplanten (met uitzondering van boomkwekerijgewassen)
21 PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
22 PB L 220 van 17.8.1985, blz. 1.
Tijdelijk en blijvend grasland
Veekenmerken: Runderen (alle leeftijden) Schapen en geiten (alle leeftijden) Varkens
Pluimvee NAUWKEURIGHEIDSTABEL
Landbouwstructuurenquêtes 2013 en Enquête naar de productiemethoden in de 2016 landbouw
Nauwkeurigheids Prevalentie Relatieve Prevalentie Relatieve categorieën (NUTS 2) standaardafwijking (NUTS 2) standaardafwijking
Gewaskenmerken van het 5% of meer van 10% of meer van
landbouwbedrijf de oppervlakte < 5% de oppervlakte < 7,5% cultuurgrond cultuurgrond
Veekenmerken van het 5% of meer van landbouwbedrijf het aantal < 5%
10% of meer van
dieren het aantal dieren
< 7,5%
BIJLAGE V
Lijst van kenmerken voor de enquête naar de productiemethoden in de landbouw
. .
Kenmerken Eenheden / categorieën
Bewerken van de Conventionele bodembewerking (met ploeg of schijveneg) ha
bodem Niet-kerende bodembewerking (minimale bewerking) ha
Geen bodembewerking (directzaaimethode) ha
Bodemconservering, Bodembedekking in de Normale wintergewassen ha maatregelen tegen winter
erosie en uitloging Bodembedekkers of tussengewassen ha
Plantenresten ha
Kale grond ha
Gewasrotatie Bouwland zonder geplande gewasrotatie ha
Maatregelen tegen Terrassen ja/nee erosie voor bouwland
en meerjarige teelten Contourbouw of strokencultuur ja/nee
Greppels en stroken met permanente ja/nee vegetatie
Andere maatregelen tegen erosie ja/nee
Landschaps Lineaire elementen die Heggen ja/nee kenmerken de voorgaande drie jaar
door de landbouwer Bomenrijen ja/nee
zijn onderhouden, Stenen muurtjes ja/nee waarvan
Lineaire elementen die Heggen ja/nee de voorgaande drie jaar
door de landbouwer Bomenrijen ja/nee
zijn aangelegd, Stenen muurtjes ja/nee waarvan
Begrazing Begrazing op het Begraasd areaal gedurende het ha bedrijf voorgaande jaar
Duur van het verblijf van de dieren in de maanden per jaar
wei
Duur van het verblijf van de dieren in de maanden per jaar
buitenlucht op kale grond of harde
ondergrond
Begrazing op Totaal aantal dieren dat graast op stuks gemeenschappelijke gemeenschappelijke grond
grond Duur van de begrazing van de maanden per jaar
gemeenschappelijke grond
Huisvesting van dieren Runderen Conventionele stal (met halsbeugels) plaatsen
Op gedeeltelijke roostervloer plaatsen
Op volledige roostervloer plaatsen
Op strobedding (diep strooisel – loopstal) plaatsen
Kenmerken Eenheden / categorieën
Andere plaatsen
Varkens Op gedeeltelijke roostervloer plaatsen
Op volledige roostervloer plaatsen
Op strobedding (diep strooisel – loopstal) plaatsen
Andere plaatsen
Leghennen Op strobedding (diep strooisel – loopstal) plaatsen
Batterijkooien (alle soorten) plaatsen
Batterijkooien met mestband plaatsen
Batterijkooien met kunstmatig plaatsen geventileerde mestput (deep pit)
Batterijkooien met natuurlijk plaatsen geventileerde mestput (stilt house)
Andere plaatsen
Voedingsstoffen Grondslag voor besluit Bodemproeven (ten minste eenmaal ja/nee over gebruik van gedurende voorgaande drie jaar)
voedingsstoffen
Bemestingstechnieken Bemesting met vaste mest/stalmest ha
waarvan: directe onderwerking ha
Toepassing van Totaal areaal ha
drijf-/mengmest waarvan: directe onderwerking of ha
injectiesysteem
Percentage van de in totaal geproduceerde mest die niet op het percentage bedrijf zelf wordt gebruikt
Mestopslag- en Opslagfaciliteiten voor Vaste mest ja/nee behandelingsfaciliteiten
Vloeibare mest (gier) ja/nee
Drijf-/mengmest ja/nee
Gebruik van Drijf-/mengmesttank ja/nee
Mestbassin ja/nee
Zijn de Vaste mest ja/nee opslagfaciliteiten
overdekt? Vloeibare mest (gier) ja/nee
Drijf-/mengmest ja/nee
Gewasbescherming Toegepaste plant Fysisch/mechanisch ja/nee
beschermingsmethoden Biologisch ja/nee
Chemisch (preventief en curatief) ja/nee
Areaal waarop IPM- Totaal ha methoden (integrated
pest management) waarvan: gecertificeerd IPM ha
worden toegepast
Gebruik van apparatuur Apparatuur voor niet-vloeibare middelen ja/nee voor de toepassing van
pesticiden Sproeiinstallatie voor veldgewassen, met ja/nee boom
Kenmerken Eenheden / categorieën
Sproeiinstallatie met luchtdruk ja/nee
Sproeien vanuit de lucht ja/nee
Besluitvormings Behandelingsschema ja/nee technieken voor
behandeling Adviesdiensten ja/nee
Prognoses via de media ja/nee
Advies van chemische bedrijven ja/nee
Drempel voor economische schade ja/nee
Geen ja/nee
Irrigatie Geïrrigeerd areaal Gemiddelde geïrrigeerd areaal gedurende ha de voorgaande drie jaar
Totaal areaal van de Totaal ha gewassen die
gedurende de Granen voor de korrelwinning (met ha voorgaande twaalf uitzondering van maïs en rijst)
maanden ten minste Maïs (korrelmaïs en voedermaïs) ha eenmaal zijn
geïrrigeerd Rijst ha
Peulvruchten ha
Aardappelen ha
Suikerbieten ha
Kool- en raapzaad ha
Zonnebloemen ha
Vezelgewassen (vlas, hennep, andere ha vezelgewassen)
Verse groenten, meloenen, aardbeien – in ha de openlucht
Tijdelijk en blijvend grasland ha
Andere gewassen op bouwland ha
Boomgaarden en kleinfruit ha
Citrusvruchtaanplantingen ha
Olijfboomgaarden ha
Wijngaarden ha
Toegepaste Oppervlakte-irrigatie (overstroming, ja/nee irrigatiemethoden vorendrainage)
Beregening ja/nee
Druppelbevloeiing ja/nee
Bron voor het op het Grondwater op het bedrijf ja/nee bedrijf voor irrigatie
gebruikte water Oppervlaktewater op het bedrijf: vijvers ja/nee of stuwbekkens
Oppervlaktewater van buiten het bedrijf: ja/nee meren, rivieren of waterlopen
Water van buiten het bedrijf: ja/nee gemeenschappelijk waterleidingsnet
Kenmerken Eenheden / categorieën
Andere bronnen ja/nee
Hoeveelheid voor irrigatie gebruikt water, op jaarbasis m 3 per jaar
.
FINANCIEEL MEMORANDUM
-
1.BENAMING VAN HET VOORSTEL
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de
landbouw
-
2.ABM/ABB-KADER
Landbouw, statistiek:
-
a)Onderhoud en ontwikkeling van IT-instrumenten voor de resultaten van de landbouwstructuurenquêtes en de enquête naar de productiemethoden in de
landbouw (contracten)
-
b)EU-bijdrage aan de lidstaten voor de landbouwstructuurenquêtes en de enquête
naar de productiemethoden in de landbouw (subsidies)
-
-
3.BEGROTINGSONDERDELEN
3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:
05.08.02: Enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven
3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:
2008 – 2018.
3.3. Begrotingskenmerken
Begrotings-
Bijdragen
Rubriek financiële
onder Soort uitgave Nieuw Bijdrage EVA kandidaatvooruit-
deel lidstaten zichten
05.08.02 Ge Nietsplitste
verplicht kre NEEN NEEN NEEN NEEN
dieten 4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN
4.1. Financiële middelen
4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)
miljoen euro (tot op 3 decimalen)
Punt nr.
Soort uitgave Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal
2008
Beleidsuitgaven 23
Vastleggingskredieten (VK) 8.1. a 8,000 14,950 14,950 0,550 15,270 0,550 54,270
Betalingskredieten (BK) b 4,000 10,550 10,550 4,550 19,350 5,270 54,270
Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag 24
Technische &
administratieve bijstand 8.2.4. c
(NGK)
TOTAAL REFERENTIEBEDRAG
Vastleggingskredieten a+c 8,000 14,950 14,950 0,550 15,270 0,550 54,270
Betalingskredieten b+c 4,000 10,550 10,550 4,550 19,350 5,270 54,270
25
Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen
Personeelsuitgaven en
aanverwante uitgaven 8.2.5. d
(NGK)
Andere niet in het referentiebedrag begrepen
administratieve uitgaven 8.2.6. e
(NGK)
Totale indicatieve kosten van de maatregel
TOTAAL VK inclusief a+c 8,000 14,950 14,950 0,550 15,270 0,550 54,270
personeelsuitgaven +d
+e
TOTAAL BK inclusief b+c 4,000 10,550 10,550 4,550 19,350 5,270 54,270
personeelsuitgaven +d
+e
23 Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.
24 Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.
25 Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.
Medefinanciering
Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in onderstaande tabel (voeg extra
rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is).
Opmerking: De totale VK zoals hieronder aangegeven omvat 2,75 miljoen euro voor actie 3, die niet door de lidstaten wordt medegefinancierd.
miljoen euro (tot op 3 decimalen)
Medefinancieringsbron
Jaar
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Totaal
Lidstaten f 8 15 15 0 15,3 0 53,3
Totaal VK incl. a+c 16,000 29,950 29,950 0,550 30,570 0,550 107,570
medefinanciering +d
+e +f
4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering
Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.
Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de
financiële vooruitzichten.
Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het
Interinstitutioneel Akkoord 26 (flexibiliteitsinstrument of herziening van de
financiële vooruitzichten).
4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten
Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten (betreft
technische aspecten in verband met de uitvoering van een maatregel)
Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:
4.2. Personele middelen in voltijdequivalenten (VTE; ambtenaren, tijdelijk en extern personeel) – zie punt 8.2.1.
Jaarlijkse behoeften Jaar 2009 2010 2011 2012 2013
2008
Totale personele 0 0 0 0 0 0 middelen in VTE
26 Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.
-
5.KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN
5.1. Behoeften waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien
De enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven hebben een centrale plaats in de landbouwstatistiek. De tienjaarlijkse telling en de tussentijdse steekproefenquêtes leveren veel statistische informatie over de landbouwbedrijven in de Gemeenschap op (bedrijfsomvang, productierichting, gebruik van arbeidskrachten en werktuigen enz.). In de voorgestelde verordening is een extra steekproefenquête opgenomen over de op de landbouwbedrijven toegepaste productiemethoden. Terzelfder tijd is het aantal tussentijdse enquêtes in de tienjaarlijkse cyclus
teruggebracht van drie naar twee.
De informatie wordt verzameld door middel van enquêteformulieren met een op communautair niveau geharmoniseerde reeks kenmerken. De informatie, die niet elders beschikbaar is, wordt hoofdzakelijk gebruikt als basismateriaal voor de uitvoering van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling en is uiterst belangrijk voor andere beleidsterreinen die gevolgen voor de landbouw hebben, zoals het regionale, sociale en milieubeleid. Voorts worden de resultaten gebruikt in de beoordeling achteraf van het effect van het beleid met betrekking tot de landbouw en de plattelandsontwikkeling; hierbij wordt gebruik gemaakt van de aanzienlijke hoeveelheid informatie die in de loop der
tijd verzameld is.
De enquêtes vormen het steekproefkader voor andere enquêtes die de Commissie nodig heeft en die specifiek betrekking hebben op bepaalde categorieën gewassen of
vee.
5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie
Zoals in de toelichting is gezegd, kan het verzamelen van vergelijkbare communautaire statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven en de productiemethoden in de landbouw niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Dit kan beter op Gemeenschapsniveau gebeuren op basis van communautaire wetgeving, omdat alleen de Commissie de noodzakelijke
harmonisatie van statistische informatie op Gemeenschapsniveau kan coördineren.
De bijdrage van de Gemeenschap bestrijkt slechts een zeer klein deel van de totale kosten van de enquêtes, maar draagt er toch toe bij de extra kosten te compenseren die de lidstaten moeten maken om te voldoen aan de eisen van de Commissie, met name wat de harmonisatie van de enquêtekenmerken en de indiening van de
resultaten in een gemeenschappelijk formaat volgens een vast tijdschema betreft.
5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM
Het voorstel heeft ten doel vergelijkbare statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven en de productiemethoden in de landbouw in de lidstaten van de EU te verzamelen. In het voorstel worden het waarnemingsgebied van de enquête, de te verzamelen kenmerken, de referentieperioden, de indieningstermijnen en de nauwkeurigheidscriteria gespecificeerd. Bovendien moeten de lidstaten bij de indiening van de gevalideerde resultaten voor elke enquête een methodologisch
verslag verstrekken, waarin zij beschrijven hoe de enquête is uitgevoerd.
Actie 1
De enquêtes in 2009 en 2010 omvatten een telling van de landbouwbedrijven (FSS 2010) en een steekproefenquête van de productiemethoden in de landbouw (SAPM).
Actie 2
Bij de enquêtes in 2013 gaat het om tussentijdse steekproefenquêtes naar de landbouwbedrijven.
Actie 3
Onderhoud en ontwikkeling van de gegevensverwerkingssystemen die nodig zijn om de resultaten van de landbouwstructuurenquêtes en de enquête naar de
productiemethoden in de landbouw te behandelen.
Actie 4
Bij de enquêtes in 2016 gaat het om tussentijdse steekproefenquêtes naar de landbouwbedrijven.
Indicatoren
De belangrijkste indicatoren om het bereiken van de doelstellingen te meten, zijn:
-
-tijdige levering van de gevalideerde enquêteresultaten en de verslagen over de toegepaste methoden;
-
-de kwaliteit van de verslagen over de methoden, waarin de opzet en de uitvoering van de enquête worden beschreven;
-
-snelle publicatie van de resultaten door de Commissie.
5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)
Gecentraliseerd beheer
rechtstreeks door de Commissie
gedelegeerd aan:
uitvoerende agentschappen
door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel
185 van het Financieel Reglement
nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak
Gedeeld of gedecentraliseerd beheer met lidstaten
met derde landen
Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)
Opmerkingen:
-
6.TOEZICHT EN EVALUATIE
6.1. Toezicht
In de subsidieovereenkomsten met de lidstaten worden het werkprogramma en het tijdschema voor de indiening van de resultaten opgenomen. In de contracten met externe contractanten zullen het werkprogramma, de te leveren resultaten en het tijdschema voor de indiening van de resultaten worden gespecificeerd. De laatste betaling is afhankelijk van een laatste technische en financiële beoordeling door de Commissie; hierbij wordt gekeken naar een bevredigende uitvoering van de subsidieovereenkomsten, waaronder de indiening van aanvaardbare resultaten en de
beschrijving van de gebruikte methoden en de contracten met externe contractanten.
6.2. Evaluatie
6.2.1. Evaluatie vooraf
De actie is een voortzetting van bestaande enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven, maar met enkele wijzigingen in verband met nieuwe beleidsvereisten, vermindering van de enquêtelast en vereenvoudiging van de enquêteprocedures. Deze wijzigingen zijn ingevoerd na overleg met de gebruikers,
en met de lidstaten in het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek.
6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)
De lidstaten moeten de Commissie informatie verstrekken over de methoden en de organisatie van de in dit voorstel bedoelde enquêtes. Met name zullen de door de lidstaten samen met de eindresultaten bij de Commissie ingediende verslagen over de methoden vanuit technisch oogpunt worden beoordeeld; zij moeten worden
goedgekeurd voordat de laatste betaling plaatsvindt.
In het kader van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek zullen de met de
enquêtes gemaakte vorderingen regelmatig worden beoordeeld.
6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties
Na de afsluiting van elke enquête vindt een algehele beoordeling van de uitvoering plaats en worden de enquêteresultaten aan het Permanent Comité voor de
landbouwstatistiek voorgelegd.
-
7.F RAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN
-
a)Betaling van door de Commissie gesloten contracten en overeenkomsten geschiedt
uitsluitend op basis van de verkregen resultaten.
-
b)In het bijzonder zal worden geëist dat er een financiële controle van de kosten van
de acties plaatsvindt.
-
-
c)De verkregen statistieken worden beschouwd als een objectief instrument voor de evaluatie van communautaire actieprogramma's en dragen zo bij tot een
doeltreffender fraudebestrijding.
-
8.MIDDELEN
8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel (zonder actie 4, dat onder de volgende financiële vooruitzichten valt)
Vastleggingskredieten, miljoen euro (tot op 3 decimalen)
(Vermeld de Soort output Gem
doelstellingen, . Jaar 2008 Jaar 2009 Jaar 2010 Jaar 2011 Jaar 2012 Jaar 2013
TOTAAL
acties en outputs) kost
en Aantal Totale Aantal Totale Aantal Totale Aantal Totale Aantal Totale Aantal Totale Aantal Total
kosten kosten kosten kosten kosten kosten e koste n
OPERATIONELE DOELSTELLING NR. 1 ………
Actie 1 FSS 2010/SAPM
-
-Output 1 Indienen 1,363 3 8,000 12 14,400 12 14,400 27 36,800 gegevens
Actie 2 FSS 2013
-
-Output 1 Indienen 0,545 27 14,720 27 14,720 gegevens
Actie 3 Gegevensbanken
-
-Output 1 Gegevens 0,550 0,550 0,550 0,550 0,550 2,750 verwerking
TOTALE 8,000 14,950 14,950 0,550 15,270 0,550 54,270 KOSTEN
8.2. Administratieve uitgaven
8.2.1. Aantal en soort personeelsleden
Soort post Huidig of extra personeel dat zal worden ingezet voor het beheer van de actie (aantal posten/VTE)
Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Ambtenaren A*/AD of tijdelijk
personeel 27 B*,
(XX 01 01) C*/AST
Uit art. XX 01 02
gefinancierd personeel 28
Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander
personeel 29
TOTAAL 0 0 0 0 0 0
8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien
Niet van toepassing.
8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel
Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of
te verlengen programma
Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor
jaar n
Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden
gevraagd
Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne
herindeling)
Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB- procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen
27 Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.
28 Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.
29 Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.
8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)
miljoen euro (tot op 3 decimalen)
Begrotingsonderdeel Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar TO-
(nummer en omschrijving) 2008 2009 2010 2011 2012 2013 TAAL
1 Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven)
Uitvoerende agentschappen 30
Andere technische en administratieve bijstand
-
-intern
-
-extern
Totaal Technische en administratieve bijstand 0 0 0 0 0 0 0
8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen
miljoen euro (tot op 3 decimalen)
Soort personeel Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01)
Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis enz.)
(vermeld begrotingsonderdeel)
Totaal Personeelsuitgaven 0 0 0 0 0 0 en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen
30 Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.
8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen
miljoen euro (tot op 3 decimalen)
Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar Jaar TO- 2008 2009 2010 2011 2012 2013 TAAL
XX 01 02 11 01 – Dienstreizen
XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen
XX 01 02 11 03 – Comités 31
XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen
XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen
2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11)
3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel)
Totaal Andere administratieve 0 0 0 0 0 0 0 uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen
31 Vermeld het soort comité en de groep waartoe het behoort.