Kamerleden in opspraak

Met dank overgenomen van C.G. (Kees) van der Staaij i, gepubliceerd op zaterdag 20 november 2010.

De ene na de andere affaire kwam in het nieuws. De ophef rond PVV-kamerleden haalden niet alleen dagenlang de voorpagina’s van de kranten. Het leidde ook tot een Kamerdebat met de minister-president: of de coalitie nog wel stabiel was?

Moraal hooghouden

Zo’n debat luistert nauw. Het gaat over het gedrag van mensen, collega-kamerleden. Dat vraagt grote zorgvuldigheid. Het is een goed gebruik in de Kamer om terughoudend te zijn met het roeren in de modder bij de buren. Eerst en vooral is de handel en wandel van kamerleden een zaak van de partijen en de fracties zelf. Zíj moeten bepalen of mensen die een strafrechtelijke veroordeling aan hun broek hebben of onder verdenking staan, nog wel geloofwaardig volksvertegenwoordiger kunnen zijn. De wet staat er in beginsel niet aan in de weg dat kamerleden met een strafblad in de Kamer kunnen komen/blijven. Alleen bij zeer ernstige misdrijven, bijvoorbeeld als de veiligheid van de staat op het spel staat, is het mogelijk dat de rechter uitspreekt dat iemand niet gekozen kan worden als volksvertegenwoordiger.

Maar daarmee is niet alles gezegd. Behalve de wet is er ook nog de moraal. Het kan wel degelijk de geloofwaardigheid van een individueel Kamerlid of van een fractie aantasten als je opkomt voor waarden en normen maar die waarden en normen zélf met voeten treedt. Op dat punt werd in het Kamerdebat de PVV stevig aangevallen: hoe is een veroordeling wegens ontucht en aantijgingen van wangedrag op straat, te rijmen met de harde, onverbiddelijke aanpak die de partij zelf in het vaandel voert? Vooral vanuit Groen Links, de partij die zelf ook het nodige heeft meegemaakt, werd de bal hard teruggekaatst.

Daardoor kreeg het debat hier en daar wel het karakter van een afrekening. En natuurlijk werd dor een aantal woordvoerders met verve het oppositionele spel gespeeld om de ophef over de PVV zoveel mogelijk te laten afstralen op de coalitie.

In het debat heb ik er zelf bewust voor gekozen om weg te blijven van de onderlinge schermutselingen en het politieke steekspel. Namens de SGP heb ik vooral het algemene morele punt vooropgesteld. Kamerleden moeten van onbesproken gedrag zijn. Als dat niet zo is, dan schaadt dat het aanzien van het parlement als geheel en dan slaat dat een deuk in de geloofwaardigheid van de fracties die zij vertegenwoordigen. Voor heel veel mensen in het land raakt dit ook de betrouwbaarheid van “de politiek”.

Daarom is het ook zo, dat het veelal veel begrip ontmoet, als kamerleden die door hun gedrag ernstig in opspraak zijn geraakt, daadwerkelijk aftreden. Daarmee bevestigen we ook dat de normen voor goed gedrag hoog gehouden moeten worden.

Als SGP-fractie verdedigen wij altijd een hoge morele standaard, allereerst voor onszelf, maar ook voor onze collega’s, van welke fractie dan ook. Volksvertegenwoordigers hebben bij uitstek een voorbeeldrol. Juist daarom hebben wij niet met leedvermaak, maar met grote bezorgdheid gekeken naar de PVV-perikelen.

Staatsrechtelijke verhoudingen

Behalve over morele normen, ging het debat ook over staatsrechtelijke zuiverheid. Het was op z’n zachtst gezegd nogal gekunsteld om de minister-president aan de tand te voelen over de genoemde PVV-perikelen. Natuurlijk is het politiek pikant dat de positie van een of meer leden van gedoogfractie PVV wankelde. Het kabinet rust immers maar op een meerderheid van 76 zetels. Als één of meer PVV-ers als afsplitsing zouden verder gaan, zou dat direct het kabinet in gevaar kunnen brengen. Maar vooralsnog is dat juist niet aan de orde - we zagen dat ofwel een in opspraak geraakt kamerlid in de fractie blijft (Lucassen), ofwel de Kamer verlaat (Sharpe) en dus vervangen wordt door een andere PVV-er. De vertrouwensvraag voor het kabinet is hiermee dan ook niet aan de orde.

Het zou een heel ander verhaal zijn als niet kamerleden, maar ministers zich nu of vroeger schuldig hebben gemaakt aan misdrijven. Dan raakt dat immers rechtstreeks aan de vertrouwensregel die cruciaal is in de verhouding tussen parlement en regering. Het kabinet heeft het politieke vertrouwen van een Kamermeerderheid nodig. We kunnen dat niet omdraaien. De regering heeft het vertrouwen van de Tweede Kamer nodig, niet omgekeerd. Minister-president Rutte kwam in dit debat dan ook tamelijk gemakkelijk weg.

Zonder zonde

“ Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.” Zo begon Femke Halsema van Groen Links haar bijdrage met een bekend Bijbelwoord. In mijn eigen bijdrage heb ik aangegeven dat deze woorden afkomstig zijn uit de geschiedenis van Jezus en de overspelige vrouw, en verwezen naar het laatste woord van de Heere Jezus in deze geschiedenis: “ Ga heen en zondig niet meer.” Die woorden zijn een krachtige aansporing voor ons allemaal: we moeten niet alleen met woorden, maar ook met daden integer optreden. Om het nog met een ander Bijbelwoord te zeggen: Die meent te staan, zie toe dat hij niet valle (1 Kor. 10:12).