Op bezoek in Kunduz

Met dank overgenomen van C.G. (Kees) van der Staaij i, gepubliceerd op vrijdag 27 januari 2012.

Na een stevig debat zette de Tweede Kamer een jaar geleden het licht op groen voor een politietrainingsmissie in Afghanistan. Ruim vijfhonderd militairen en politiemensen zijn sinds de zomer 2011 in het noorden van Afghanistan, vooral in de provincie Kunduz, aan de slag. Hoe staat het er nu mee?

Het was een goed idee om als fractievoorzitters in de Tweede Kamer zelf eens poolshoogte te gaan nemen en de uitgezonden militairen en agenten een hart onder de riem te steken. Als parlement draag je uitdrukkelijk medeverantwoordelijkheid voor een uitzending, maar het zijn de militairen en politieagenten die het werk moeten doen. Dat vraagt veel van hen, en zeker ook van het thuisfront. Tijdens de reis die we begin januari maakten, was terecht veel tijd uitgetrokken voor het gesprek met ‘onze mensen’. Hoe ervaren zij de missie?

Enthousiasme

Het viel mij op dat de politietrainers met buitengewoon veel enthousiasme en professionaliteit hun werk doen. Ik heb daar heel veel respect voor. Je ziet dat ze er ook echt van overtuigd zijn dat het opleiden van de Afghaanse politiemensen het verschil kan maken, een investering in de toekomst is.

Goed om te merken is ook, dat de betrokkenheid en steun vanuit Nederland heel erg wordt gewaardeerd. De mensen die wij gesproken hebben, zaten er ook rond Kerst en oud en nieuw. Legerpredikant ds. Van Duijvenboden vertelde hoe hartverwarmend ook juist in die dagen het meeleven was ervaren - zoals van een schoolklas die tekeningen met goede wensen opstuurde.

Aan de Afghaanse kant zie je dat de politieagenten goed gemotiveerd zijn om de training te volgen. Zij zijn er trots op als ze die met goed gevolg hebben afgerond. In de Nederlandse Kamerdebatten is door de tegenstanders van de missie vaak beklemtoond dat de situatie in Nederland zo heel anders is dan die in Afghanistan. Dat is waar - neem alleen maar het feit dat heel veel mensen niet of nauwelijks kunnen lezen of schrijven. Maar het helpt natuurlijk wel dat de training uitdrukkelijk is afgestemd op de Afghaanse situatie. Veel aandacht gaat uit naar de training in de praktijk daar: Hoe ga je om met een burenruzie? Hoe doe je een aanhouding? Wat vraagt een grondig rechercheonderzoek?

Bij alle verschillen die er zijn, is het goed om te merken dat er óók in Afghanistan gewoonweg behoefte is aan en ruimte voor een goede basispolitiezorg. Dat is precies wat aanspreekt in de filosofie van de missie: we gaan niet als internationale gemeenschap zelf proberen de baas te spelen, of de veiligheid tot in lengte van dagen te organiseren. De inzet is juist om te werken aan onze eigen overbodigheid: het gaat erom de Afghanen te helpen zichzelf te helpen. Het is een belangrijke schakel in die veiligheidsketen om een goede basispolitiezorg te hebben.

De komende tijd zal in de Kamer opnieuw over de missie worden gesproken. De discussie gaat niet over een uitbreiding; er hoeven geen extra mensen heen. De vraag is veel meer of de trainers die er nu zijn, flexibeler kunnen worden ingezet. Er blijkt bijvoorbeeld behoefte om politiemensen te kunnen opleiden voor het werk in aangrenzende provincies in Noord-Afghanistan. En ook is er nog vraag naar training bij de grenspolitie. Het kabinet onderzoekt op dit moment of dat kan. Wij staan daar positief tegenover.

Voor een veilig Afghanistan is meer nodig dan een goede politiezorg. Daarom staat deze missie ook in een breder kader van versterking van goed bestuur, het tegengaan van straffeloosheid en corruptie. Wat dat betreft is er nog een lange weg te gaan. Er is een lange adem nodig.

Geloofsvrijheid

Als SGP vragen wij ook steeds aandacht voor de positie van vervolgde christenen. Afghanistan staat immers hoog op de bekende ranglijst van Open Doors van landen waar christenen het zwaar hebben. Net als enkele jaren geleden heb ik dit voor ons zo belangrijke punt, onder andere in het gesprek met president Karzai, aangekaart. Heel sterk kwam naar voren hoe hypergevoelig in de Afghaanse samenleving de bekering tot een andere godsdienst ligt. In de traditionele sharia is daar geen enkele ruimte voor, en betekent dit zelfs dat men met de dood wordt bedreigd. Er zal nog heel wat in de Afghaanse samenleving zelf moeten veranderen voordat de situatie beter wordt. Gelukkig lukte het in de afgelopen tijd, mede door de inspanningen van Nederland achter de schermen, om christenen die in de problemen waren gekomen te helpen.

Het is voor de toekomst van groot belang dat de fundamentele waarde van gewetensvrijheid keer op keer inhoudelijk aan de orde komt. Niet alleen in gesprekken met autoriteiten, maar juist ook in rechtstreekse contacten met bijvoorbeeld Afghaanse jongeren. Vanuit de Nederlandse ambassade wordt daar werk van gemaakt. De langdurige aanwezigheid van Nederlanders in Afghanistan biedt gelukkig weer extra mogelijkheden om veranderingen ten goede in beweging te zetten.