Splits markten voor telecomnetwerken en diensten

Met dank overgenomen van M.H.P. (Martijn) van Dam i, gepubliceerd op donderdag 13 oktober 2011, 1:43.

Op het congres van Telecompaper deze week hield ik een speech over de ontwikkeling van de breedbandmarkt. Ik heb gepleit voor het splitsen van de markt voor telecomnetwerken en -diensten. Hieronder een weergave van de tekst die ten grondslag lag aan de speech die ik daar gehouden heb.

"What hath God wrought"

Wat heeft God teweeggebracht? Of beter vertaald waarschijnlijk: wat een wonder! Dat stuurde Samuel Morse van Washington naar Baltimore op 24 mei 1844. Als er al een datum genoemd kan worden als begin van de communicatierevolutie is het deze. Het eerste telegram. Voor de echt jongeren onder ons, 's werelds eerste e-mail. Ook toen bestaande uit nulletjes en eentjes, Morsecode.

Maar geen moment realiseerde iemand zich welke revolutie er was ingezet toen over lange afstand in verwaarloosbare tijd boodschappen verstuurd konden worden. Sterker nog, toen Alexander Graham Bell de door hem gepatenteerde uitvinding van van de Italiaan Meucci, de telefoon, wilde verkopen aan de grote telegraafbedrijven, moest hij ze overtuigen van het nut van het apparaat. Het is toch ontzettend handig, zei Bell, dat je even kunt bellen dat er een telegram aan komt?

Maar de onderschatting van Bell van de impact van zijn uitvinding was heel verklaarbaar. Het was al een enorme uitdaging geweest om steden met elkaar te verbinden met telegraaflijnen. Het idee dat je vervolgens huizen zou gaan aansluiten op het netwerk en naar elk huis een draadje zou gaan trekken, was simpelweg onvoorstelbaar.

Anderhalve eeuw verder en ieder huis is aangesloten op zo'n koperdraadje. En sterker nog, ook op een ander koperdraadje, de coax-kabel. In de liberaliseringsgolf van de jaren negentig leidde het tot het idee dat de overheid niet langer de verantwoordelijkheid hoefde te dragen voor die draadjes en voor de telefonie en televisie die over die draadjes ging, maar dat de markt dat wel zou kunnen. Dat is voor een deel een groot succes geworden. Innovatie is snel gegaan, prijzen van telefonie zijn omlaag gegaan, prijzen van internet zijn relatief laag gebleven. Maar wat nooit op gang is gekomen is echte marktwerking op de infrastructuurmarkt. En achteraf moet je ook zeggen dat dat een illusie was. Er is namelijk niet één infrastructuurmarkt waarvan de infrastructuur grondgebonden is, waarop concurrentie bestaat. Er is maar één spoornetwerk, één wegennetwerk, één waterleiding, één elektriciteitsnet, één gasnet. En dat is logisch. Het dupliceren van een netwerk met dezelfde mogelijkheden als het al bestaande net, leidt niet tot concurrentie op kwaliteit maar alleen op concurrentie op kosten. En dat is alleen maar interessant als er inefficiency in de markt aanwezig is die zo groot is dat een extra netwerk economisch haalbaar is. De ervaringen van de laatste 15 jaar laten goed zien dat dat niet het geval is. De instapdrempel van de markt voor een vast telecomnetwerk is zo hoog dat er geen nieuwe toetreders op de markt kunnen komen. Een markt waartoe je niet kunt toetreden, is geen markt.

Het resultaat hiervan is dat er een duurzaam duopolie bestaat. En gelet op de snelheden die je als gemiddeld huishouden nodig gaat hebben, ben en blijf je afhankelijk van vaste netwerken. Dat zou wat moeten betekenen voor de regelgeving. Die wordt in Europa gemaakt. Terwijl elk Europees land een andere telecommarkt kent, houdt Europa stug vast aan zijn ideaal uit al lang vervlogen tijden, namelijk een model waarin verticaal geïntegreerde telecombedrijven met elkaar concurreren.

Ik zet daar graag een ander model tegenover. Geen marktutopie, maar realisme. Als we eerlijke marktwerking willen, en dat wil ik, dan moeten we de netwerken gaan behandelen als een nutsvoorziening. Die wordt door de markt geleverd en daar is geen enkel bezwaar tegen. Maar er zijn een paar voorwaarden.

  • Ten eerste dat iedereen in Nederland een aansluiting moet kunnen hebben op een breedbandig netwerk. Dus in de rurale gebieden waar nog geen breedband is, het zijn er nog maar een paar, moet worden uitgerold. Dat kan via de Universele Dienstverplichting. Die kan door de overheid worden aanbesteed en de kosten moeten gewoon gedeeld worden door de aanbieders. Die verdienen genoeg in de dichtbevolkte gebieden om ook het platteland te kunnen ontsluiten;
  • Ten tweede hoort er een verbod bij op het afsluiten van een internetverbinding (behalve wegens wanbetaling). Internet heeft dezelfde betekenis gekregen voor je functioneren in de samenleving als elektriciteit of water, dan moet je ook dezelfde zekerheid hebben dat je verbinding niet voor de kleinste futiliteiten kan worden afgesloten;
  • Ten derde moeten aanbieders van een aansluiting op internet niet kunnen censureren, of bepaalde diensten blokkeren of juist voortrekken ten opzichte van andere. Het internet hoort neutraal te zijn. Dat heeft de Tweede Kamer in de wet opgenomen, mede op mijn initiatief;
  • Ten vierde, en dat is het meest ingrijpend, moeten de markten voor netwerk en dienstverlening in de regelgeving worden gescheiden. De netwerken zouden niks meer dan domme pijpen moeten zijn. Met gereguleerde prijzen die voldoende rendement op de investering garanderen, maar waar geen woekerwinst mee kan worden gemaakt. Dan kan er een eerlijke markt ontstaan voor diensten zoals televisie, telefonie, videotelefonie, gaming enzovoorts.

Doen we dat laatste niet, dan zal er nooit een eerlijke markt voor ‘over the top-diensten' kunnen ontstaan. Want zolang je TV nagenoeg gratis krijgt bij je netwerkaansluiting, is er geen reden om bij een concurrent te gaan shoppen.

Dat alles geeft zekerheid voor investeerders. De investering moet zich terugverdienen uit inkomsten van abonnees. Die hebben de keus uit twee aanbieders. Het wordt zo een hele saaie investering. Mooi voor onze pensioenfondsen zou ik zo zeggen.

Om daar te komen, vereist lef van Brussel. Lef om verder te denken dan de oude marktillusie. Dat lef zie ik momenteel niet. Brussel blijft telecom behandelen alsof het een markt is als supermarkten, potjes pindakaas of spijkerbroeken. Brussel blijft op de lijn zitten dat sectorspecifiek ex-ante toezicht, oftewel maatregelen die gericht zijn op het beteugelen van de slecht werkende infrastructuurmarkt en het bevorderen van zo veel mogelijk marktwerking op de dienstenmarkt, steeds meer wordt vervangen door algemeen mededingingstoezicht. En ook minister Verhagen doet daaraan mee met zijn keuze om de OPTA samen te voegen met de NMa. Beide zitten op het verkeerde spoor. De telecommarkt is een infrastructuurmarkt en infrastructuurmarkten worden nooit echt concurrerend met meerdere aanbieders.

Voor de consument is er een duurzaam perspectief op de keuze uit hooguit twee aanbieders. Op dit moment het kopderdraadje van KPN of COAX. De kabel heeft een technische voorsprong op KPN: COAX kan hogere snelheden aan, het is geschikt voor hoge kwaliteit interactieve TV en het is geschikt voor de distributie van analoge TV. De overgrote meerderheid van Nederlandse huishoudens heeft nog altijd één of meer TV's aangesloten op analoge kabeltelevisie. Om die reden heeft de Kamer met twee wetswijzigingen de kabel gedwongen het analoge aanbod ook voor groothandelstarieven aan te bieden aan concurrenten. Daarmee is analoge kabeltelevisie geen unique selling point meer en wordt de concurrentie iets eerlijker.

Maar dat soort maatregelen zijn slechts pleistertjes. Ze lossen het structurele probleem van de telecommarkt niet op. Dat kan alleen Brussel doen. Als we een goed werkende telecommarkt willen, wordt het tijd dat Neelie Kroes uit haar ivoren toren komt, afstapt van haar jaren tachtig-ideeën over marktwerking door een afwezige overheid en zich realiseert dat echte marktwerking op de telecommarkt juist vereist dat de overheid actief de markten voor infrastructuur en diensten van elkaar scheidt. Net zoals op de elektriciteitsmarkt is gebeurd. Hoe langer Brussel wacht, hoe moeilijker het wordt. We hebben 150 jaar achter ons van monopolie en de laatste 15 jaar duopolie. Dat is de realiteit voor de infrastructuur ook voor de komende 100 jaar. Door een slimme regulering van de infrastructuurmarkt kan een basis ontstaan voor zekere investeringen van marktpartijen in de aanleg van nieuwe generatie netwerken, glasvezel. En door die markt te scheiden van de dienstenmarkt kan een levendige concurrentie ontstaan van aanbieders op de zogenaamde actieve laag en de markt voor diensten over het netwerk. Als we niet willen dat ook op die markten de komende 100 jaar sprake zal zijn van een monopolie of duopolie, zal de overheid zijn rol moeten gaan spelen.