Schriftelijke vragen gesteld over de wietpas

Met dank overgenomen van L.Th. (Lea) Bouwmeester i, gepubliceerd op woensdag 29 juni 2011.

Vandaag heb ik schriftelijke vragen gesteld over de wietpas. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State.

De vragen kunt u hieronder lezen en worden binnen 3 weken beantwoord.

Vragen van het lid Bouwmeester (PvdA) aan de minister van V&J over de uitspraak van de Raad van State over de Wietpas.

1.

Heeft u kennis genomen van de uitspraak van de Raad van State over het ingezetenencriterium?

2.

Wat is uw mening over deze uitspraak van de Raad van State? Wat betekent deze uitspraak voor uw plannen om de wietpas te introduceren?

3.

Welke wet- en regelgeving moet u naar aanleiding van deze uitspraak aanpassen ter wille van het invoeren van de wietpas?

4.

Heeft deze uitspraak gevolgen voor uw beleid ten aanzien van softdrugs op het gebied van gemeentelijk drugsbeleid en de wietpas? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

5.

Deelt u de mening dat naar aanleiding van deze uitspraak u in de uitvoering van het softdrugsbeleid beter moet samenwerken met de gemeenten? Zo ja, bent u van plan met hen in overleg te treden om tot beleid te komen waar de gemeenten zich ook in kunnen vinden en wat werkt? En zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?

6.

Bent u bereid het coffeeshopbeleid volgens het Venlo’s model vorm te willen geven aangezien onderzoek heeft aangetoond dat dit model werkt en Maastricht heeft aangegeven volgens dit model hun coffeeshopbeleid vorm te willen geven? Zo nee waarom niet?

7.

Moet u om de wietpas te kunnen introduceren naar aanleiding van deze uitspraak de Opiumwet aanpassen in de zin van het daarin opgenomen verbod van wiet komt te vervallen? Zo ja, deelt u dan de mening dat daarmee de verdere weg naar regulering van softdrugs, waaronder handhaving van een maximum THC-gehalte, voor de hand ligt? Zo nee, hoe kunt u zolang de Opiumwet wiet verbiedt, dan de wietpas introduceren?

Links