Europees semester

Met dank overgenomen van Europa Nu.
vlaggen lidstaten Europese Unie

Het Europees semester is de jaarlijkse cyclus voor de afstemming van het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten van de Europese Unie i. Binnen het kader van het semester analyseert de Europese Commissie i de nationale begrotingen van EU-landen en geeft de landen vervolgens aanbevelingen, waarmee de lidstaten rekening moeten houden als zij hun nationale begroting voor het komende jaar opstellen.

Het semester is in 2011 ingesteld, ingegeven door de eurocrisis en de instelling van een Europees monetair noodfonds (later omgevormd tot het ESM i). Onevenwichtigheden in de economische ontwikkelingen en problemen met de overheidsfinanciën van de lidstaten moeten door gebruik van het semester op tijd worden gesignaleerd.

1.

Betrokken partijen

De lidstaten van de EU (via de Raad van Ministers i en de Europese Raad i) en de Europese Commissie i zijn bij het semester betrokken. De Europese Commissie wordt daarbij ondersteund door de Structural Reform Support Service (SRSS) van het Secretariaat-generaal i.

De Europese instanties kunnen geen economisch beleid aan een land opleggen. Wel kan het niet uitvoeren van de aanbevelingen van de Commissie leiden tot sancties, maar alleen als de lidstaten die goedkeuren. Dit kan het geval zijn als de begrotingsregels worden overschreden, of wanneer een land te weinig doet om langdurige werkloosheid aan te pakken.

2.

Indicatoren semester

In het semester wordt de economie van een lidstaat in de volle breedte bekeken, in tegenstelling tot het in 1997 afgesproken Stabiliteits- en groeipact i. Dat richt zich specifiek op de overheidsfinanciën.

De belangrijkste elementen van de economie waar naar gekeken wordt zijn:

  • overheidsfinanciën: het begrotingstekort moet onder de 3 procent liggen, en het structurele tekort moet nog verder worden teruggebracht. De overheidsschuld mag niet meer dan 60 procent van het BNI i zijn. Als de schuld boven die grens ligt, moet deze snel worden teruggebracht. Daarnaast zouden de overheidsuitgaven niet sneller moeten groeien dan de verwachte economische groei;
  • financiële sector: zowel de schuldenpositie van bedrijven en particulieren als hun toegang tot kredietverlening worden onderzocht. Vanwege de nadruk op schulden en de daarbij behorende risico's wordt de huizenmarkt (hypotheekschulden) meegenomen in de analyse;
  • concurrentievermogen: voor een aantal sectoren wordt in grove lijnen bekeken hoe deze zich ontwikkelen. Per sector en als geheel wordt ook gekeken naar energie (verbruik en netwerken), transport, ICT en verduurzaming (met name efficiënt gebruik van grondstoffen);
  • arbeidsmarkt: de Commissie kijkt naar flexibiliteit en mobiliteit van en binnen de arbeidsmarkt, de verhouding tussen werkenden en aantal uitkeringen, de loonkosten en werkloosheidscijfers;
  • onderwijs: de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en het opleidingsniveau worden onderzocht;
  • openbaar bestuur: centraal staan de regeldruk en de kwaliteit van het rechtssysteem

Toevoeging sociale component

Eind 2013 is besloten om ook te kijken naar ontwikkelingen op sociaal terrein. Hiervoor zijn een aantal sociale indicatoren toegevoegd aan het semester:

  • armoede en sociale uitsluiting;
  • inkomensongelijkheid;
  • inkomens per huishouden;
  • verbeterde aandacht voor werkgelegenheid en vooral de aanpak van werkloosheid onder jongeren

Aanbevelingen op sociaal terrein zijn niet bindend van karakter.

3.

Procedure semester

De belangrijke stappen binnen het semester zijn:

  • 1. 
    In november publiceert de Europese Commissie de Jaarlijkse Groeiraming i (Annual Growth Survey) waarin een overzicht gegeven wordt van de economische situatie in ieder land, alsmede enkele aanbevelingen. De Commissie verscherpt haar toezicht op landen die onevenwichtigheden* vertonen. Door een intensieve dialoog te voeren met nationale autoriteiten en voortgangsverslagen te publiceren wil de Europese Commissie advies uitbrengen over het nationale beleid van een lidstaat.
  • 2. 
    Op een top in maart bespreekt de Europese Raad i de grote economische uitdagingen waar de EU voor staat, en wat de langetermijnstrategie moet zijn. De Jaarlijkse Groeiraming is een belangrijke bron voor de besprekingen.
  • 3. 
    In april stellen de lidstaten een plan op voor hun economische ontwikkeling op de middellange termijn. Dit bestaat uit een beleidsmatige hervormingsagenda en een raming van de overheidsbegroting. De richtsnoeren van de Europese Raad en, bij landen met grotere economische problemen ook een in maart gepubliceerde nadere analyse van de Europese Commissie, zijn een belangrijke leidraad bij het opstellen van deze plannen.
  • 4. 
    In mei doet de Raad, op voorstel van Europese Commissie, aanbevelingen aan ieder land.
  • 5. 
    In juni en juli geven de Europese Raad en de Raad van Ministers beleidsadviezen af aan ieder land voor ze hun jaarlijkse begroting vaststellen. Het is dan aan de lidstaten zelf om hun begroting op te stellen. Ze beslissen zelf of zij gebruik maken van de adviezen. Die vrijblijvendheid geldt niet voor landen die onder scherper toezicht i staan.
  • 6. 
    Eurolanden i moeten hun begroting, voorafgaande aan parlementaire goedkeuring in eigen land, vóór 15 oktober bij de Commissie indienen. De Commissie kan verzoeken de begroting aan te passen. De begroting moet, inclusief mogelijke aanpassingen, vóór het einde van het jaar zijn vastgesteld.
  • 7. 
    In november publiceert de Commissie voor ieder land een formeel advies waarin de Commissie laat weten in hoeverre bij het opstellen van de begroting rekening is gehouden met de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact i. Idealiter verwerken de lidstaten die feedback bij het vaststellen van hun definitieve nationale begrotingen.
  • Om de toepassing van deze procedure te versoepelen is een indeling gemaakt van vier categorieën: geen onevenwichtigheden, onevenwichtigheden, buitensporige onevenwichtigheden en buitensporige onevenwichtigheden met corrigerende maatregelen.

Veranderende insteek landspecifieke aanbevelingen

De Commissie heeft de landspecifieke aanbevelingen in 2016 aangepast ten opzichte van eerdere jaren:

  • er is meer samenhang tussen de aanbevelingen voor de eurozone (in november van het jaar ervoor) en de aanbevelingen gedaan in het kader van het semester;
  • de Commissie richt zich meer dan voorheen op beleidsaanbevelingen die binnen achttien maanden kunnen worden gerealiseerd;
  • er is meer aandacht voor de aanpak van werkloosheid en de rol van sociale partners;
  • de Commissie kijkt in welke lidstaten de steunfondsen van de Europese Unie kunnen worden ingezet om hervormingen te bewerkstelligen en ondersteunen

In aanloop naar de publicatie van de landspecifieke aanbevelingen heeft de Commissie in maart en april 2016 meer contact gezocht met afzonderlijke regeringen, nationale parlementen en sociale partners.

4.

Verdere stappen voor lidstaten uit de eurozone

Voor de eurozone i gelden er strengere regels. Lidstaten moeten werk maken van de hervormingsvoorstellen, of anders zelf hervormingen doorvoeren die de economie versterken. Hiervoor is een speciale procedure bij macro-economische onevenwichtigheden i in het leven geroepen, die voortbouwt op het semester. Als de lidstaat niet hervormt kan dat leiden tot een boete van 0,1 procent van het BNI i.

5.

Meer informatie

Europese Commissie