COM(2004)327 - Groenboek over publiek-private samenwerking en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de Parlementaire Monitor.

Inhoudsopgave

  1. Kerngegevens
  2. Key dates
  3. Gerelateerde informatie
  4. Uitgebreide versie
  5. EU Monitor

1.

Kerngegevens

officiële titel

Groenboek over publiek-private samenwerking en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten

officiële Engelstalige titel

Green Paper on public-private partnerships and Community law on public contracts and concessions
 
Rechtsinstrument Groenboek
COM-nummer125 COM(2004)327 NLEN
Extra COM-nummers COM(2004)327
Celex-nummer128 52004DC0327

2.

Key dates

Document 30-04-2004
Online publicatie 30-04-2004

3.

Gerelateerde informatie

  • Toelichting
  • Juridische bepalingen
  • Bijlagen
 

4.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de stand van zaken van het dossier, de juridische context, een overzicht van verwante dossiers, de betrokken Europese organisaties (denk aan directoraten-generaal van de Europese Commissie, EP-commissies en Raadsformaties) en personen (denk aan eurocommissarissen en Europarlementariërs) en tot slot documenten van het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.


  • 1. 
    Zie de mededeling van de Commissie van 23 april 2003 Ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk: vernieuwende financieringsvormen interoperabele elektronische tolheffing, COM(2003) 132, en het rapport van de groep op hoog niveau inzake het trans-Europese vervoersnet van 27 juni 2003.

     
  • 2. 
    Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel van 12 december 2003.

     
  • 3. 
    Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, heeft op 11 februari 2004 een besluit genomen over de boekhoudkundige behandeling in de nationale rekeningen van samenwerkingsovereenkomsten tussen overheidseenheden en niet-overheidseenheden (zie persmededeling van STAT/04/18). In dat besluit zijn de gevolgen voor het begrotingsoverschot of begrotingstekort en de staatsschuld gepreciseerd. Eurostat beveelt aan om de activa betreffende publiek-private samenwerking als niet-overheidsactiva te beschouwen en bijgevolg niet in de overheidsbalans op te nemen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. de private partij draagt het bouwrisico, en 2. de private partij draagt ten minste een van de volgende risico's: dat van de beschikbaarheid of dat van de vraag.

     
  • 4. 
    Zie de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Openbare financiën in de EMU - 2003, die is gepubliceerd in European Economy nr. 3/2003 (COM(2003) 283 definitief).

     
  • 5. 
    COM(2003) 270 definitief. De tekst van het groenboek en van bijdragen aan de raadpleging is te vinden op europa.eu.int/comm/ secretariat_general/services_general_interest.

     
  • 6. 
    Resolutie van het Europees Parlement over het Groenboek over diensten van algemeen belang, goedgekeurd op 14 januari 2004.

     
  • 7. 
    De regels betreffende de interne markt, waaronder de regels en beginselen voor overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, zijn van toepassing op elke economische activiteit, dat wil zeggen op elke activiteit die bestaat in het op een markt aanbieden van diensten, goederen of werken, ook als daarmee wordt beoogd een 'overheidsdienst', zoals gedefinieerd door een lidstaat, te verzorgen.

     
  • 8. 
    Zie de Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000.

     
  • 9. 
    Dit zijn de richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG, 93/37/EEG en 93/38/EEG, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van respectievelijk overheidsopdrachten voor dienstverlening, overheidsopdrachten voor leveringen, overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie. Deze richtlijnen zullen worden vervangen door Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, en Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, die binnenkort in het PB worden bekendgemaakt. De
     
  • 10. 
    Bovendien kan in bepaalde sectoren, en met name in de vervoersector, specifieke sectoriale wetgeving op de totstandkoming van PPS van toepassing zijn. Zie Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes, Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten, Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1893/91, en het gewijzigde voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van openbare-diensteisen en de gunning van openbare-dienstcontracten op het gebied van het personenvervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (COM(2002) 107 definitief).

     
  • 11. 
    Arrest van 27 november 2001 in de gevoegde zaken C-285/99 en C-286/99, Impresa Lombardini/ANAS en Impresa Ing. Mantovani/ANAS, Jurispr. 2001, blz. I-9233, punt 36, en in dezelfde zin zaak C-380/98, University of Cambridge, Jurispr. 2000, blz. I-8035, en zaak C-19/00, SIAC construction, Jurispr. 2001, blz. I-7725.

     
  • 12. 
    De publieke partijen bij PPS zijn in de eerste plaats nationale, regionale of lokale overheden. Het kan ook gaan om publiekrechtelijke instellingen die zijn opgericht om een taak van algemeen belang onder staatstoezicht uit te voeren, of beheersmaatschappijen voor bepaalde netwerkindustrieën. Gemakshalve worden al deze instanties in dit document met de term 'aanbestedende instantie' aangeduid. Deze term omvat dus zowel de 'aanbestedende diensten' in de zin van de richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG, 93/37/EEG en 2004/18/EG als de aanbestedende diensten die 'overheidsdiensten' of 'overheidsbedrijven' (dan wel 'openbare bedrijven') zijn in de zin van de richtlijnen 93/38/EEG en 2004/17/EG.

     
  • 13. 
    Arrest van 12 juli 2001 in zaak C-399/98, Scala, Jurispr. 2001, blz. I-5409, met name de punten 53, 54 en 55.

     
  • 14. 
    Dat wil zeggen de in bijlage IA bij Richtlijn 92/50/EEG of bijlage XVI A bij Richtlijn 93/38/EEG bedoelde diensten.

     
  • 15. 
    Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000.

     
  • 16. 
    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing over het voorstel van de Commissie COM(2000) 275 van 10.5.2002.

     
  • 17. 
    Advies van het ESC, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 14 van 16-1-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 14 van 16-1-2001, rapporteur de heer Levaux, punt 4.1.3, en advies van het ESC, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 193 van 10-7-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 193 van 10-7-2001, rapporteur de heer Bo Green, punt 3.5.

     
  • 18. 
    Internemarktstrategie - Prioriteiten 2003-2006, COM(2003) 238 definitief.

     
  • 19. 
    Mededeling van de Commissie 'Een Europees groei-initiatief - Investeren in netwerken en kennis ten behoeve van groei en werkgelegenheid', COM(2003) 690 definitief van 11 november 2003. Dit verslag is goedgekeurd door de Europese Raad van Brussel van 12 december 2003.

     
  • 20. 
    Zie het verslag over de resultaten van de raadpleging over het Groenboek over diensten van algemeen belang, zie voetnoot 5.

     
  • 21. 
    Zie voetnoot 3.

     
  • 22. 
    Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001.

     
  • 23. 
    Het gemaakte onderscheid staat los van de juridische kwalificaties in het nationale recht en hiermee wordt niet vooruitgelopen op de kwalificatie van deze soorten constructies of contracten in het Gemeenschapsrecht. De analyse die volgt is uitsluitend bedoeld om een onderscheid te maken tussen verschillende constructies die gewoonlijk onder de noemer PPS vallen, teneinde in tweede instantie te bepalen welke regels van Gemeenschapsrecht inzake overheidsaanbestedingen en concessieovereenkomsten van toepassing zijn.

     
  • 24. 
    De kwalificatie die het nationale recht of een van de partijen geeft, heeft echter geen gevolgen voor de juridische kwalificatie van deze contracten met het oog op de toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten.

     
  • 25. 
    De term PFI ("Private Finance Initiative") gaat terug op een programma van de Britse regering voor de modernisering van openbare infrastructuur met behulp van particuliere financiering. Hetzelfde model is, soms met grote verschillen, in andere lidstaten toegepast. Zo heeft PFI als inspiratiebron gediend voor het Duitse 'Betreibermodell'.

     
  • 26. 
    Zie bijvoorbeeld de 'virtuele tol' bij autowegprojecten, met name in het Verenigd Koninkrijk, Portugal, Spanje en Finland.

     
  • 27. 
    Dat wil zeggen de in bijlage IA bij Richtlijn 92/50/EEG en bijlage XVI A bij Richtlijn 93/38/EEG bedoelde diensten.

     
  • 28. 
    Hiermee worden de richtlijnen 93/37/EEG, 92/50/EEG en 2004/18/EG bedoeld.

     
  • 29. 
    De afwijking kan bijvoorbeeld gelden wanneer werken in een geologisch onstabiel of archeologisch waardevol gebied worden uitgevoerd, waardoor de omvang van de uit te voeren werken aan het begin van de procedure niet valt te voorspellen. In artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG en in artikel 30, lid 1, onder b), van Richtlijn 2004/18/EG zijn soortgelijke afwijkingen opgenomen.

     
  • 30. 
    Artikel 29 van Richtlijn 2004/18/EG.

     
  • 31. 
    Artikel 23 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 34 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 32. 
    Zie artikel 3, lid 1, van Richtlijn 93/37/EEG en de artikelen 56 tot en met 59 van Richtlijn 2004/18/EG.

     
  • 33. 
    Hoewel de Commissie heeft voorgesteld concessieovereenkomsten voor diensten in het toepassingsgebied van Richtlijn 92/50/EEG op te nemen, heeft de Raad tijdens het wetgevingsproces anders besloten.

     
  • 34. 
    Zaak C-324/98. Zie ook de beschikking van 30 mei 2002 in zaak C-358/00, Deutsche Bibliothek, Jurispr. 2002, blz. I-4685. Deze beginselen zijn eveneens van toepassing op andere handelingen van de staat waarbij een economische prestatie aan een derde wordt toevertrouwd, bijvoorbeeld op opdrachten die van het toepassingsgebied van de richtlijnen zijn uitgesloten omdat het bedrag onder de drempelwaarden voor de toepassing van het afgeleide recht ligt (Beschikking van het Hof van 3 december 2001 in zaak C-59/00, Vestergaard, Jurispr. 2001, blz. I-9505), en op 'niet-prioritaire' diensten.

     
  • 35. 
    Spanje (wet van 23 mei 2003 inzake concessieovereenkomsten voor werken), Italië (wet-Merloni uit 1994, die sindsdien is gewijzigd) en Frankrijk (wet-Sapin uit 1993) hebben niettemin dergelijke wetgeving.

     
  • 36. 
    Artikel 19 van Richtlijn 93/36/EEG, artikel 22 van Richtlijn 93/37/EEG, artikel 27 van Richtlijn 92/50/EEG en artikel 31 van Richtlijn 93/38/EEG. Zie ook artikel 44 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 54 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 37. 
    In enkele lidstaten bestaat een specifiek wettelijk kader voor het particuliere initiatief (in Italië de wet 'Merloni-ter' van 18 november 1998 en in Spanje de verordening voor diensten van lagere overheden uit 1955 en wet nr. 13/2003 inzake concessieovereenkomsten voor werken van 23 mei 2003). In andere lidstaten heeft PPS op particulier initiatief zich in de praktijk ontwikkeld.

     
  • 38. 
    Zie het arrest van 25 april 1994 in zaak C-87/94, Commissie/België (Waalse bussen), punt 54. Zie ook het arrest van 22 juni 1992 in zaak C-243/89, Commissie/Denemarken (Brug over Storebaelt).

     
  • 39. 
    Arrest van 18 oktober 2001 in zaak C-19/00, SIAC Constructions, punten 41-45; arrest van 20 september 1988 in zaak C-31/87, Gebroeders Beentjes/Nederland, punten 29-37. Zie ook artikel 26 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 38 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 40. 
    Zie de interpretatieve mededeling over concessieovereenkomsten, met name punt 3.1.3.

     
  • 41. 
    De artikelen 81 en 82 en artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag.

     
  • 42. 
    Zie het arrest van 5 oktober 2000 in zaak C-337/98, Commissie/Frankrijk, punt 44 en volgende. Het Gemeenschapsrecht verzet zich eveneens tegen wijzigingen bij de opstelling van het contract, nadat de contractant definitief is geselecteerd. Volgens de nieuwe bepalingen betreffende de concurrentiegerichte dialoog mag de geselecteerde inschrijver in dit verband slechts 'aspecten van zijn inschrijving (...) verduidelijken of in de inschrijving vervatte beloften (..) bevestigen, op voorwaarde dat dit de wezenlijke aspecten van de inschrijving of van de oproep tot mededinging ongewijzigd laat en niet dreigt te leiden tot concurrentievervalsing of discriminatie.'

     
  • 43. 
    Artikel 46 van het Verdrag.

     
  • 44. 
    Arrest van 5 oktober 2000 in zaak C-337/98, Commissie/Frankrijk, punt 44 en volgende. In de interpretatieve mededeling over concessieovereenkomsten is in dit opzicht gepreciseerd dat de verlenging van een bestaande concessieovereenkomst nadat de oorspronkelijke looptijd is verstreken moet worden beschouwd als de verlening van een nieuwe concessie aan dezelfde concessiehouder.

     
  • 45. 
    Zie artikel 11, lid 3, onder e), van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 7, lid 3, onder d), van Richtlijn 93/37/EEG en artikel 20, lid 2, onder f), van Richtlijn 93/38/EEG. De nieuwe Richtlijn 2004/18/EG kent een soortgelijke uitzondering voor concessieovereenkomsten voor werken (zie artikel 61).

     
  • 46. 
    In artikel 13 van Richtlijn 93/38/EEG is een uitzondering opgenomen betreffende onderaanbestedingsopdrachten voor diensten die door een aanbestedende dienst die een netwerk exploiteert aan een verbonden onderneming worden gegund. In artikel 23 van Richtlijn 2004/17/EG is deze uitzondering uitgebreid tot contracten voor de onderaanbesteding van leveringen of werken.

     
  • 47. 
    Artikel 3, lid 4, van Richtlijn 93/37/EEG en de artikelen 63, 64 en 65 van Richtlijn 2004/18/EG. De drempel in de laatstgenoemde artikelen bedraagt 6 242 000 euro.

     
  • 48. 
    Artikel 17 van Richtlijn 93/36/EEG, artikel 20 van Richtlijn 93/37/EEG, artikel 25 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 27 van Richtlijn 93/38/EEG. Zie ook artikel 25 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 37 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 49. 
    Artikel 3, lid 2, van Richtlijn 93/37/EEG. Zie ook artikel 60 van Richtlijn 2004/18/EG.

     
  • 50. 
    In de lidstaten bestaan hiervoor verschillende termen en regelingen (bv. joint venture, PPP associatif, Kooperationsmodell).

     
  • 51. 
    Het betreft hier de oprichting van geheel nieuwe rechtspersonen in het kader van een specifieke juridische constructie. Er wordt niet specifiek ingegaan op de deelname van reeds bestaande semi-overheidsbedrijven aan aanbestedingsprocedures voor overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten, omdat in dat geval het toepasselijke Gemeenschapsrecht weinig toelichting behoeft. Het publiek-private karakter van de rechtspersoon die aan een aanbestedingsprocedure deelneemt, maakt namelijk geen verschil voor de regels die van toepassing zijn bij de gunning van een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst. Alleen indien de rechtspersoon voldoet aan de kenmerken van een 'in house' entiteit, zoals beschreven in het Teckal-arrest van het Hof van Justitie, is de aanbestedende dienst niet gehouden de gebruikelijke regels toe te passen.

     
  • 52. 
    Er zij op gewezen dat de beginselen van het recht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten eveneens van toepassing zijn wanneer een taak wordt toevertrouwd door middel van een eenzijdige rechtshandeling (bv. een wet of bestuursbesluit).

     
  • 53. 
    Bovendien mogen deze voorwaarden geen discriminatie inhouden of een belemmering van het vrij verrichten van diensten of van de vrijheid van vestiging vormen, of verplichtingen inhouden die niet in verhouding staan tot het beoogde doel.

     
  • 54. 
    Bij het ontwerpen of opzetten van dergelijke projecten blijkt overigens hoe moeilijk het kan zijn om een doeltreffende formule te vinden voor de bekendmaking van de aanbesteding van taken die binnen het toepassingsgebied van het recht inzake overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten vallen wanneer men probeert standaardformulieren te gebruiken, die de elementen bevatten die onmisbaar zijn voor een aanbesteding waarbij voldoende informatie wordt verstrekt.

     
  • 55. 
    Artikel 56 van het Verdrag, betreffende het vrije verkeer van kapitaal, is van toepassing op deelname aan een nieuwe onderneming om duurzame economische banden aan te knopen. Zie bijlage I bij Richtlijn 88/361/EEG (die in verband met het oude artikel 67 is goedgekeurd), waarin de soorten verrichtingen zijn opgesomd die als kapitaalverkeer moeten worden beschouwd.

     
  • 56. 
    Zie de arresten van 4 juni 2002 in zaak C-367/98, Commissie/Portugal, Jurispr. 2002, blz. I-4731 en zaak C-483/99, Commissie/Frankrijk, Jurispr. 2002, blz. I-4781, en de arresten van 13 mei 2003 in zaak C-463/00, Commissie/Spanje, Jurispr. 2003, blz. I-4581 en zaak C-98/01, Commissie/Verenigd Koninkrijk, Jurispr. 2003, blz. I-4641. Zie voor de mogelijke rechtvaardigingen in dit verband het arrest van 4 juni 2002 in zaak C-503/99, Commissie/België, Jurispr. 2002, blz. I-4809.

     
  • 57. 
    Arrest van 18 november 1999 in zaak C-107/98, Teckal, punt 50.

     
  • 58. 
    Aan het Hof van Justitie zijn drie prejudiciële vragen gesteld om een complementaire verduidelijking te krijgen van de reikwijdte van de criteria voor de vaststelling of sprake is van een 'in house' relatie (de zaken C-26/03, C-231/03 en C-458/03).

     
  • 59. 
    Dit vloeit voort uit het beginsel van neutraliteit ten opzichte van de regeling van het eigendomsrecht, dat is neergelegd in artikel 295 van het Verdrag.

     
  • 60. 
    Artikel 56 en volgende van het EG-Verdrag.

     
  • 61. 
    Zie de Mededeling van de Commissie betreffende bepaalde juridische aspecten van de intracommunautaire investeringen, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 220 van 19-7-1997, pagina 15.

     
  • 62. 
    Zie het arrest van 13 april 2000 in zaak C-251/98, Baars, Jurispr. 2000, blz. I-2787.

     
  • 63. 
    Zie de mededeling van de Commissie van 23 april 2003 Ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk: vernieuwende financieringsvormen interoperabele elektronische tolheffing, COM(2003) 132, en het rapport van de groep op hoog niveau inzake het trans-Europese vervoersnet van 27 juni 2003.

     
  • 64. 
    Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel van 12 december 2003.

     
  • 65. 
    Eurostat, het bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, heeft op 11 februari 2004 een besluit genomen over de boekhoudkundige behandeling in de nationale rekeningen van samenwerkingsovereenkomsten tussen overheidseenheden en niet-overheidseenheden (zie persmededeling van STAT/04/18). In dat besluit zijn de gevolgen voor het begrotingsoverschot of begrotingstekort en de staatsschuld gepreciseerd. Eurostat beveelt aan om de activa betreffende publiek-private samenwerking als niet-overheidsactiva te beschouwen en bijgevolg niet in de overheidsbalans op te nemen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. de private partij draagt het bouwrisico, en 2. de private partij draagt ten minste een van de volgende risico's: dat van de beschikbaarheid of dat van de vraag.

     
  • 66. 
    Zie de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement Openbare financiën in de EMU - 2003, die is gepubliceerd in European Economy nr. 3/2003 (COM(2003) 283 definitief).

     
  • 67. 
    COM(2003) 270 definitief. De tekst van het groenboek en van bijdragen aan de raadpleging is te vinden op europa.eu.int/comm/ secretariat_general/services_general_interest.

     
  • 68. 
    Resolutie van het Europees Parlement over het Groenboek over diensten van algemeen belang, goedgekeurd op 14 januari 2004.

     
  • 69. 
    De regels betreffende de interne markt, waaronder de regels en beginselen voor overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, zijn van toepassing op elke economische activiteit, dat wil zeggen op elke activiteit die bestaat in het op een markt aanbieden van diensten, goederen of werken, ook als daarmee wordt beoogd een 'overheidsdienst', zoals gedefinieerd door een lidstaat, te verzorgen.

     
  • 70. 
    Zie de Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000.

     
  • 71. 
    Dit zijn de richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG, 93/37/EEG en 93/38/EEG, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van respectievelijk overheidsopdrachten voor dienstverlening, overheidsopdrachten voor leveringen, overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie. Deze richtlijnen zullen worden vervangen door Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, en Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, die binnenkort in het PB worden bekendgemaakt. De
     
  • 72. 
    Bovendien kan in bepaalde sectoren, en met name in de vervoersector, specifieke sectoriale wetgeving op de totstandkoming van PPS van toepassing zijn. Zie Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes, Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten, Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1893/91, en het gewijzigde voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het optreden van de lidstaten ten aanzien van openbare-diensteisen en de gunning van openbare-dienstcontracten op het gebied van het personenvervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (COM(2002) 107 definitief).

     
  • 73. 
    Arrest van 27 november 2001 in de gevoegde zaken C-285/99 en C-286/99, Impresa Lombardini/ANAS en Impresa Ing. Mantovani/ANAS, Jurispr. 2001, blz. I-9233, punt 36, en in dezelfde zin zaak C-380/98, University of Cambridge, Jurispr. 2000, blz. I-8035, en zaak C-19/00, SIAC construction, Jurispr. 2001, blz. I-7725.

     
  • 74. 
    De publieke partijen bij PPS zijn in de eerste plaats nationale, regionale of lokale overheden. Het kan ook gaan om publiekrechtelijke instellingen die zijn opgericht om een taak van algemeen belang onder staatstoezicht uit te voeren, of beheersmaatschappijen voor bepaalde netwerkindustrieën. Gemakshalve worden al deze instanties in dit document met de term 'aanbestedende instantie' aangeduid. Deze term omvat dus zowel de 'aanbestedende diensten' in de zin van de richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG, 93/37/EEG en 2004/18/EG als de aanbestedende diensten die 'overheidsdiensten' of 'overheidsbedrijven' (dan wel 'openbare bedrijven') zijn in de zin van de richtlijnen 93/38/EEG en 2004/17/EG.

     
  • 75. 
    Arrest van 12 juli 2001 in zaak C-399/98, Scala, Jurispr. 2001, blz. I-5409, met name de punten 53, 54 en 55.

     
  • 76. 
    Dat wil zeggen de in bijlage IA bij Richtlijn 92/50/EEG of bijlage XVI A bij Richtlijn 93/38/EEG bedoelde diensten.

     
  • 77. 
    Interpretatieve mededeling van de Commissie over concessieovereenkomsten in het communautaire recht, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 121 van 29-4-2000.

     
  • 78. 
    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing over het voorstel van de Commissie COM(2000) 275 van 10.5.2002.

     
  • 79. 
    Advies van het ESC, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 14 van 16-1-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 14 van 16-1-2001, rapporteur de heer Levaux, punt 4.1.3, en advies van het ESC, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 193 van 10-7-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 193 van 10-7-2001, rapporteur de heer Bo Green, punt 3.5.

     
  • 80. 
    Internemarktstrategie - Prioriteiten 2003-2006, COM(2003) 238 definitief.

     
  • 81. 
    Mededeling van de Commissie 'Een Europees groei-initiatief - Investeren in netwerken en kennis ten behoeve van groei en werkgelegenheid', COM(2003) 690 definitief van 11 november 2003. Dit verslag is goedgekeurd door de Europese Raad van Brussel van 12 december 2003.

     
  • 82. 
    Zie het verslag over de resultaten van de raadpleging over het Groenboek over diensten van algemeen belang, zie voetnoot 5.

     
  • 83. 
    Zie voetnoot 3.

     
  • 84. 
    Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001.

     
  • 85. 
    Het gemaakte onderscheid staat los van de juridische kwalificaties in het nationale recht en hiermee wordt niet vooruitgelopen op de kwalificatie van deze soorten constructies of contracten in het Gemeenschapsrecht. De analyse die volgt is uitsluitend bedoeld om een onderscheid te maken tussen verschillende constructies die gewoonlijk onder de noemer PPS vallen, teneinde in tweede instantie te bepalen welke regels van Gemeenschapsrecht inzake overheidsaanbestedingen en concessieovereenkomsten van toepassing zijn.

     
  • 86. 
    De kwalificatie die het nationale recht of een van de partijen geeft, heeft echter geen gevolgen voor de juridische kwalificatie van deze contracten met het oog op de toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten.

     
  • 87. 
    De term PFI ("Private Finance Initiative") gaat terug op een programma van de Britse regering voor de modernisering van openbare infrastructuur met behulp van particuliere financiering. Hetzelfde model is, soms met grote verschillen, in andere lidstaten toegepast. Zo heeft PFI als inspiratiebron gediend voor het Duitse 'Betreibermodell'.

     
  • 88. 
    Zie bijvoorbeeld de 'virtuele tol' bij autowegprojecten, met name in het Verenigd Koninkrijk, Portugal, Spanje en Finland.

     
  • 89. 
    Dat wil zeggen de in bijlage IA bij Richtlijn 92/50/EEG en bijlage XVI A bij Richtlijn 93/38/EEG bedoelde diensten.

     
  • 90. 
    Hiermee worden de richtlijnen 93/37/EEG, 92/50/EEG en 2004/18/EG bedoeld.

     
  • 91. 
    De afwijking kan bijvoorbeeld gelden wanneer werken in een geologisch onstabiel of archeologisch waardevol gebied worden uitgevoerd, waardoor de omvang van de uit te voeren werken aan het begin van de procedure niet valt te voorspellen. In artikel 11, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG en in artikel 30, lid 1, onder b), van Richtlijn 2004/18/EG zijn soortgelijke afwijkingen opgenomen.

     
  • 92. 
    Artikel 29 van Richtlijn 2004/18/EG.

     
  • 93. 
    Artikel 23 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 34 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 94. 
    Zie artikel 3, lid 1, van Richtlijn 93/37/EEG en de artikelen 56 tot en met 59 van Richtlijn 2004/18/EG.

     
  • 95. 
    Hoewel de Commissie heeft voorgesteld concessieovereenkomsten voor diensten in het toepassingsgebied van Richtlijn 92/50/EEG op te nemen, heeft de Raad tijdens het wetgevingsproces anders besloten.

     
  • 96. 
    Zaak C-324/98. Zie ook de beschikking van 30 mei 2002 in zaak C-358/00, Deutsche Bibliothek, Jurispr. 2002, blz. I-4685. Deze beginselen zijn eveneens van toepassing op andere handelingen van de staat waarbij een economische prestatie aan een derde wordt toevertrouwd, bijvoorbeeld op opdrachten die van het toepassingsgebied van de richtlijnen zijn uitgesloten omdat het bedrag onder de drempelwaarden voor de toepassing van het afgeleide recht ligt (Beschikking van het Hof van 3 december 2001 in zaak C-59/00, Vestergaard, Jurispr. 2001, blz. I-9505), en op 'niet-prioritaire' diensten.

     
  • 97. 
    Spanje (wet van 23 mei 2003 inzake concessieovereenkomsten voor werken), Italië (wet-Merloni uit 1994, die sindsdien is gewijzigd) en Frankrijk (wet-Sapin uit 1993) hebben niettemin dergelijke wetgeving.

     
  • 98. 
    Artikel 19 van Richtlijn 93/36/EEG, artikel 22 van Richtlijn 93/37/EEG, artikel 27 van Richtlijn 92/50/EEG en artikel 31 van Richtlijn 93/38/EEG. Zie ook artikel 44 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 54 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 99. 
    In enkele lidstaten bestaat een specifiek wettelijk kader voor het particuliere initiatief (in Italië de wet 'Merloni-ter' van 18 november 1998 en in Spanje de verordening voor diensten van lagere overheden uit 1955 en wet nr. 13/2003 inzake concessieovereenkomsten voor werken van 23 mei 2003). In andere lidstaten heeft PPS op particulier initiatief zich in de praktijk ontwikkeld.

     
  • 100. 
    Zie het arrest van 25 april 1994 in zaak C-87/94, Commissie/België (Waalse bussen), punt 54. Zie ook het arrest van 22 juni 1992 in zaak C-243/89, Commissie/Denemarken (Brug over Storebaelt).

     
  • 101. 
    Arrest van 18 oktober 2001 in zaak C-19/00, SIAC Constructions, punten 41-45; arrest van 20 september 1988 in zaak C-31/87, Gebroeders Beentjes/Nederland, punten 29-37. Zie ook artikel 26 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 38 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 102. 
    Zie de interpretatieve mededeling over concessieovereenkomsten, met name punt 3.1.3.

     
  • 103. 
    De artikelen 81 en 82 en artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag.

     
  • 104. 
    Zie het arrest van 5 oktober 2000 in zaak C-337/98, Commissie/Frankrijk, punt 44 en volgende. Het Gemeenschapsrecht verzet zich eveneens tegen wijzigingen bij de opstelling van het contract, nadat de contractant definitief is geselecteerd. Volgens de nieuwe bepalingen betreffende de concurrentiegerichte dialoog mag de geselecteerde inschrijver in dit verband slechts 'aspecten van zijn inschrijving (...) verduidelijken of in de inschrijving vervatte beloften (..) bevestigen, op voorwaarde dat dit de wezenlijke aspecten van de inschrijving of van de oproep tot mededinging ongewijzigd laat en niet dreigt te leiden tot concurrentievervalsing of discriminatie.'

     
  • 105. 
    Artikel 46 van het Verdrag.

     
  • 106. 
    Arrest van 5 oktober 2000 in zaak C-337/98, Commissie/Frankrijk, punt 44 en volgende. In de interpretatieve mededeling over concessieovereenkomsten is in dit opzicht gepreciseerd dat de verlenging van een bestaande concessieovereenkomst nadat de oorspronkelijke looptijd is verstreken moet worden beschouwd als de verlening van een nieuwe concessie aan dezelfde concessiehouder.

     
  • 107. 
    Zie artikel 11, lid 3, onder e), van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 7, lid 3, onder d), van Richtlijn 93/37/EEG en artikel 20, lid 2, onder f), van Richtlijn 93/38/EEG. De nieuwe Richtlijn 2004/18/EG kent een soortgelijke uitzondering voor concessieovereenkomsten voor werken (zie artikel 61).

     
  • 108. 
    In artikel 13 van Richtlijn 93/38/EEG is een uitzondering opgenomen betreffende onderaanbestedingsopdrachten voor diensten die door een aanbestedende dienst die een netwerk exploiteert aan een verbonden onderneming worden gegund. In artikel 23 van Richtlijn 2004/17/EG is deze uitzondering uitgebreid tot contracten voor de onderaanbesteding van leveringen of werken.

     
  • 109. 
    Artikel 3, lid 4, van Richtlijn 93/37/EEG en de artikelen 63, 64 en 65 van Richtlijn 2004/18/EG. De drempel in de laatstgenoemde artikelen bedraagt 6 242 000 euro.

     
  • 110. 
    Artikel 17 van Richtlijn 93/36/EEG, artikel 20 van Richtlijn 93/37/EEG, artikel 25 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 27 van Richtlijn 93/38/EEG. Zie ook artikel 25 van Richtlijn 2004/18/EG en artikel 37 van Richtlijn 2004/17/EG.

     
  • 111. 
    Artikel 3, lid 2, van Richtlijn 93/37/EEG. Zie ook artikel 60 van Richtlijn 2004/18/EG.

     
  • 112. 
    In de lidstaten bestaan hiervoor verschillende termen en regelingen (bv. joint venture, PPP associatif, Kooperationsmodell).

     
  • 113. 
    Het betreft hier de oprichting van geheel nieuwe rechtspersonen in het kader van een specifieke juridische constructie. Er wordt niet specifiek ingegaan op de deelname van reeds bestaande semi-overheidsbedrijven aan aanbestedingsprocedures voor overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten, omdat in dat geval het toepasselijke Gemeenschapsrecht weinig toelichting behoeft. Het publiek-private karakter van de rechtspersoon die aan een aanbestedingsprocedure deelneemt, maakt namelijk geen verschil voor de regels die van toepassing zijn bij de gunning van een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst. Alleen indien de rechtspersoon voldoet aan de kenmerken van een 'in house' entiteit, zoals beschreven in het Teckal-arrest van het Hof van Justitie, is de aanbestedende dienst niet gehouden de gebruikelijke regels toe te passen.

     
  • 114. 
    Er zij op gewezen dat de beginselen van het recht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten eveneens van toepassing zijn wanneer een taak wordt toevertrouwd door middel van een eenzijdige rechtshandeling (bv. een wet of bestuursbesluit).

     
  • 115. 
    Bovendien mogen deze voorwaarden geen discriminatie inhouden of een belemmering van het vrij verrichten van diensten of van de vrijheid van vestiging vormen, of verplichtingen inhouden die niet in verhouding staan tot het beoogde doel.

     
  • 116. 
    Bij het ontwerpen of opzetten van dergelijke projecten blijkt overigens hoe moeilijk het kan zijn om een doeltreffende formule te vinden voor de bekendmaking van de aanbesteding van taken die binnen het toepassingsgebied van het recht inzake overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten vallen wanneer men probeert standaardformulieren te gebruiken, die de elementen bevatten die onmisbaar zijn voor een aanbesteding waarbij voldoende informatie wordt verstrekt.

     
  • 117. 
    Artikel 56 van het Verdrag, betreffende het vrije verkeer van kapitaal, is van toepassing op deelname aan een nieuwe onderneming om duurzame economische banden aan te knopen. Zie bijlage I bij Richtlijn 88/361/EEG (die in verband met het oude artikel 67 is goedgekeurd), waarin de soorten verrichtingen zijn opgesomd die als kapitaalverkeer moeten worden beschouwd.

     
  • 118. 
    Zie de arresten van 4 juni 2002 in zaak C-367/98, Commissie/Portugal, Jurispr. 2002, blz. I-4731 en zaak C-483/99, Commissie/Frankrijk, Jurispr. 2002, blz. I-4781, en de arresten van 13 mei 2003 in zaak C-463/00, Commissie/Spanje, Jurispr. 2003, blz. I-4581 en zaak C-98/01, Commissie/Verenigd Koninkrijk, Jurispr. 2003, blz. I-4641. Zie voor de mogelijke rechtvaardigingen in dit verband het arrest van 4 juni 2002 in zaak C-503/99, Commissie/België, Jurispr. 2002, blz. I-4809.

     
  • 119. 
    Arrest van 18 november 1999 in zaak C-107/98, Teckal, punt 50.

     
  • 120. 
    Aan het Hof van Justitie zijn drie prejudiciële vragen gesteld om een complementaire verduidelijking te krijgen van de reikwijdte van de criteria voor de vaststelling of sprake is van een 'in house' relatie (de zaken C-26/03, C-231/03 en C-458/03).

     
  • 121. 
    Dit vloeit voort uit het beginsel van neutraliteit ten opzichte van de regeling van het eigendomsrecht, dat is neergelegd in artikel 295 van het Verdrag.

     
  • 122. 
    Artikel 56 en volgende van het EG-Verdrag.

     
  • 123. 
    Zie de Mededeling van de Commissie betreffende bepaalde juridische aspecten van de intracommunautaire investeringen, Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 220 van 19-7-1997, pagina 15.

     
  • 124. 
    Zie het arrest van 13 april 2000 in zaak C-251/98, Baars, Jurispr. 2000, blz. I-2787.

     
  • 125. 
    De Europese Commissie kent nummers toe aan officiële documenten van de Europese Unie. De Commissie maakt onderscheid in een aantal typen documenten door middel van het toekennen van verschillende nummerseries. Het onderscheid is gebaseerd op het soort document en/of de instelling van de Unie van wie het document afkomstig is.
     
  • 126. 
    De Raad van de Europese Unie kent aan wetgevingsdossiers een uniek toe. Dit nummer bestaat uit een vijfcijferig volgnummer gevolgd door een schuine streep met de laatste twee cijfers van het jaartal, bijvoorbeeld 12345/00 - een document met nummer 12345 uit het jaar 2000.
     
  • 127. 
    Het interinstitutionele nummer is een nummerreeks die binnen de Europese Unie toegekend wordt aan voorstellen voor regelgeving van de Europese Commissie.
    Binnen de Europese Unie worden nog een aantal andere nummerseries gebruikt. Iedere instelling heeft één of meerdere sets documenten met ieder een eigen nummering. Die reeksen komen niet overeen met elkaar of het interinstitutioneel nummer.
     
  • 128. 
    Deze databank van de Europese Unie biedt de mogelijkheid de actuele werkzaamheden (workflow) van de Europese instellingen (Europees Parlement, Raad, ESC, Comité van de Regio's, Europese Centrale Bank, Hof van Justitie enz.) te volgen. EURlex volgt alle voorstellen (zoals wetgevende en begrotingsdossiers) en mededelingen van de Commissie, vanaf het moment dat ze aan de Raad of het Europees Parlement worden voorgelegd.
     
  • 129. 
    Als dag van bekendmaking van een Europees besluit geldt de dag waarop het besluit in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt, en daardoor in alle officiële talen van de Europese Unie bij het Publicatiebureau beschikbaar is.