Internationale solidariteit, welbegrepen eigenbelang, rechtvaardigheid en een betrouwbare partner zijn is geen keuze!

Met dank overgenomen van H.E. (Harm Evert) Waalkens i, gepubliceerd op woensdag 20 oktober 2010.

Het regeer en gedoog akkoord is een resultante van het huidige debat over internationale samenwerking en meer specifiek over ontwikkelingsamenwerking. Teleurstellend is dat het zicht op internationale ontwikkelingen heel erg naar binnen gericht is. Ook door dit in elkaar getimmerde nieuwe kabinet. Jammer dat zowel in het RA als ook het GA, het kabinet zich blindstaart op het eigen belang en het saneren van de overheidsfinanciën, zonder zich ook maar af te vragen welke economische en morele belangen Nederland in het buitenland heeft.

We verdienen ons geld grotendeels in datzelfde buitenland. Het welbegrepen eigenbelang is wel degelijk aan de orde bij onderwerpen als vrede en stabiliteit, het beschermen van mensenrechten en het opvangen van vluchtelingen, zowel in de regio zelf als op beschermde plekken in de wereld.

Het WRR rapport “minder pretenties, meer ambities” biedt een uitstekende basis voor een

diepgaande discussie. Ieder beleidsterrein kan heroverwogen worden en het beleid zal aangepast

kunnen worden, maar niet nadat er een fundamentele discussie aan voorafgegaan is.

Het WRR rapport geeft een legitimatie voor OS, en geeft zeer belangrijke voorzetten om het buitenland beleid inclusief ontwikkelingsbeleid coherent, efficiënt en betrouwbaar te maken.

Dat is nodig. Nu we een “rampen” professor, Uri Rosenthal, op Buza hebben, (die hebben we naar mijn idee heel hard nodig), moeten we alle zeilen bij zetten om onze vooraanstaande positie in de wereld niet te verliezen of te grabbel te gooien.

Onze bijdrage aan internationale operaties, gemandateerd door oa de Verenigde Naties, zullen steeds in het teken moeten staan van vrede, veiligheid en stabiliteit. Ook dit kabinet zal pal moeten staan voor de internationale afspraken.

Het is nog maar zeer de vraag of men dit gaat doen. Zo staat bijvoorbeeld in het RA dat men het totale budget van OS terug gaat brengen naar 0,7% van het BNP.

Het kabinet laat hierbij de 0,1% die geoormerkt is voor klimaat, milieu en energie los. Hebben we niet als internationale gemeenschap in Balie afgesproken dat de klimaat gelden additioneel zouden zijn? Het kan toch niet waar zijn dat als anderen hun verplichtingen niet na komen wij ook niet meer gehouden zijn aan de afspraken!

Een van de grote uitdagingen is zijn om honger en armoede als onderdeel van de Millenium Development Goals te verminderen. Het is toch een schande dat terwijl meer dan 1 mld. mensen onder erbarmelijke omstandigheden leven, wij het lef zouden hebben om onze rug te keren naar de meest kwetsbaarste mensen. Vooral vrouwen en kinderen verdienen respect en een menswaardig bestaan met een beter perspectief dan nu. Immers de economische recessie slaat harder neer in de armste landen, die part noch deel hebben aan het veroorzaken van deze crises.

Het pleidooi om het totale OS budget maar af te stemmen op het gemiddelde van de Europese Unie getuigt van een zeer beperkte invulling van onze verantwoordelijkheden. Nu eindelijk andere landen bereid zijn hun budgetten op sterkte te brengen, ondanks de economische crisis,Nederland het op dit cruciaal moment laat afweten. Kijk naar de conservatieve, liberale regering in de UK. Daar heeft met het lef om, naast enorme budgettaire kortingen op lopende zaken vast te houden aan het OS budget.

Via een aanpassing van de Development Assistance Committee (DAC) criteria voor ODA wil de regering bewerkstellingen de financiering van vredesoperaties onder de ODA criteria te brengen. Natuurlijk hoeven we niet de Gekke Henkie van de wereld te zijn, maar deze internationale exercitie zal enorme repercussies krijgen en anderen een legitimatie te verstrekken om ook maar een tandje minder te doen.

De ODA-norm, bestaande uit 3 elementen, was altijd al niet zozeer een morele als vooral een internationale “politieke”norm:

de koppeling aan de OESO/DAC-criteria voor ODA, maakt de inspanningen van alle (rijke) donorlanden in ieder geval goed met elkaar vergelijkbaar, dat is en blijft belangrijk. We moeten niet terug naar de tijd dat er via allerlei oplopende vervuilingen appels met peren vergeleken werden.

de koppeling van de ODA-uitgaven per donorland aan het BNP maakt zowel de inspanningen van grote en kleine donorlanden onderling vergelijkbaar, terwijl bovendien een koppeling wordt gelegd met de welvaartsontwikkeling in het betreffende donorland.

de uiteindelijk hoogte van de norm (0,7+0,1%) is de uiteindelijke internationaal afgesproken politieke of morele norm, waar we elkaar ook op kunnen aanspreken. Onze argumenten voor dit niveau zijn altijd gebaseerd geweest op argumenten van internatonale solidariteit en gedeeld eigen belang.

De ODA-norm is daarmee internatonaal ook de enige breed aanvaardbare norm waarbij gestreefd wordt om per donorland met de ODA-uitgaven ook daadwerkelijk het afgesproken plafond te besteden.

In Nederland gebeurt dat ook via de begrotingen van verschillende departementen voor alle uitgaven die voldoen aan die OESO-DAC-criteria. Via de HGIS komen deze uitgaven uiteindelijk allemaal ten laste van ons nationale ODA-buget. Dat geldt dus ook voor alle inspanningen verricht door Defensie (zoals CIMIC-projecten; inzet bij noodhulp) die voldoen aan de DAC-criteria voor ODA.

Daarnaast blijft de 0,7-ODA-norm een beproeft middel om andere landen aan te sporen om gemaakte afspraken na te komen.

Bovendien hebben wij in Nederland binnen de HGIS ook al afspraken vastgelegd voor de financiering van internationale operaties, met name van Defensie, die niet voldoen aan de ODA-criteria, de zgn. non-ODA-uitgaven. Voor Defensie worden die uitgaven ook alle additioneel gefinancierd via de HGIS, bovenop hun basisbegroting. Daarvoor is het non-ODA-deel van de HGIS al jaren niet meer gekoppeld aan ons BNP. Deze uitgaven wordt nu adhoc begroot bij ieder besluit tot deelname aan een missie.

Nederland heeft altijd op de bres gestaan voor de integratie van internationale samenwerking in een breder perspectief. In vele multilaterale organisaties hebben we pal gestaan voor onze verantwoordelijkheden en die niet alleen met de mond beleden. Het is onze dure plicht om deze lijn vast te houden en gelijkgezinde landen nog meer aan onze kant te krijgen. Internationale solidariteit, rechtvaardigheid, welbegrepen eigenbelang en een betrouwbare partner willen zijn is geen keuze. Het is niet meer dan het nemen van onze verantwoordelijkheid.

Harm Evert Waalkens,

lid van de Tweede Kamer voor de PvdA 1998-2010

woordvoerder ontwikkelingsamenwerking.