Gepensioneerden zijn niet schuldig aan de bankencrisis

Met dank overgenomen van P. (Paul) Ulenbelt i, gepubliceerd op woensdag 20 oktober 2010.

Veel pensioenfondsen zijn vrijwel failliet. Het gaat zo slecht dat in 2011 en in 2012 wordt gekort op de pensioenen. Niet met een paar procenten: er worden percentages van vijftien procent genoemd. Niet voor een paar mensen: het treft vrijwel alle gepensioneerden. De pensioenfondsen staan er net zo slecht voor als de banken in 2008. Dat is het beeld van de toestand in pensioenland dat gepensioneerden en anderen hebben.

Paul Ulenbelt is Tweede Kamerlid voor de SP

Anders dan bij de banken, die met miljarden overeind werden gehouden, en anders dan bij Griekenland, waarbij Nederland voor miljardenleningen garant is gaan staan om de euro te redden, lijken de pensioenen en gepensioneerden vogelvrij.

Bij bezoekers van de Ouderenbeurs die ik sprak was het onbegrip groot. ‘Waarom is hier geen cda-stand, die was er altijd wel, durven ze niet meer?’ De emoties liepen daar tijdens discussies hoog op. De boosheid groeide. En terecht.

Pensioenfondsen zijn geen sinking giants. Ze spelen geen piramidespel met onze pensioengelden. Integendeel. Het vermogen van pensioenfondsen bedraagt 784 miljard euro. De reserves zijn nog nooit zo groot geweest. Anders dan de banken zijn de pensioenfondsen de gevolgen van de daling van de aandelenkoersen door de bankencrisis alweer te boven. In 2009 behaalden ze een rendement van 108 miljard; hoger dan ooit. Deze cijfers werden tegelijk met de berichten over de lage dekkingsgraden bekend. Ze zijn tot weinigen doorgedrongen. De actuele financiële positie van de fondsen is beter dan ooit. Hoe kan het dan dat ze er slecht voor staan en dat Nederlanders denken dat pensioenfondsen nog maar centimeters van de afgrond zijn verwijderd?

De rekenrente is het antwoord. Pensioenfondsen gaan bij iedere nieuwe deelnemer verplichtingen aan om over veertig jaar pensioen uit te keren. Om de waarde van die toekomstige verplichtingen te berekenen, moeten er aannames gemaakt worden over de inflatie, loonstijgingen, levensverwachting en te verwachten rendementen. Voor dat laatste wordt een rekenrente gebruikt. Als die laag is, zoals nu, moet er nu meer in kas zijn om die toekomstige verplichtingen na te kunnen komen. Als de rente hoog is, is er minder geld in kas nodig. De rekenrente is nu extreem laag, rond de 2,7 procent. Zo’n lage rekenrente voor de lange termijn hebben we in honderd jaar nog niet gehad. Sinds 2006 zijn pensioenfondsen verplicht om met de actuele marktrente te rekenen. Daarvoor rekenden ze met een percentage van 4 procent. 1 procentpunt minder rente is 15 tot 18 procentpunt minder dekkingsgraad. De lage rente is het gevolg van het monetaire beleid van de centrale banken. Zij houden de rente laag en drukken zelfs geld bij om de economie te stimuleren. Velen hebben daar voordeel bij. Gepensioneerden niet.

Toen de vaste rekenrente in 2006 werd losgelaten merkte cda’er Pieter Omtzigt op dat dit kan leiden tot grote fluctuaties in dekkingsgraden. Dat klopt, zei minister De Geus, de toenmalige minister van Sociale Zaken. We gaan dat oplossen door een hogere ‘premievolatiliteit’ toe te staan. Dus bij lage dekkingsgraden hoge premies voor werkgevers en werknemers en bij hoge dekkingsgraden lage premies. Het is nooit de bedoeling geweest om lage dekkingsgraden bij te sturen door op pensioenen te korten.

Twee jaar geleden stelde de sp al voor om niet met de actuele dagrente te rekenen. Dat is geen geschikte methode als het gaat om het waarderen van langlopende verplichtingen. Wij stelden voor om de marktrente over de afgelopen vijf tot tien jaar te middelen. Dan zouden de pensioenfondsen wel de trend volgen, zonder last te hebben van dagkoersen die tot draconische ingrepen zouden moeten leiden. We werden weggehoond: we zouden ons met een boekhoudtruc rijk rekenen. Nu gaan er steeds meer stemmen op om een andere methodiek toe te passen. Minister Donner van Sociale Zaken wil er echter niets van weten. Je kunt de regels van het spel niet tijdens het spel veranderen. Tegen Donner zeg ik dan: we doen in de Tweede Kamer niet anders. Iedere dag verandert de regering of het parlement de spelregels. Je kunt van mening verschillen over het nut en de noodzaak van vele wijzigingen, daar gaat het politieke debat over. Maar laten we eerlijk zijn: als door de bankencrisis de rente laag wordt gehouden om de economie te stimuleren, zou het uiterst wrang zijn als daardoor gepensioneerden de rekening van de crisis moeten betalen.

Minister Donner gebruikt de actuele (boekhoudkundige) problemen, waarvan de oorzaken helder te traceren zijn, om de geesten rijp te maken voor het einde van het wereldwijd geroemde Nederlandse pensioenstelsel.

Ons pensioensysteem is een juweel van het Rijnlandse model; het verdedigen waard tegen Angelsaksische invloeden. Te verdedigen tegen de neoliberale politiek die tot de bankencrisis heeft geleid. Te verdedigen tegen de opvatting dat individueel voor de oude dag sparen beter is dan collectief en in solidariteit sparen.

Met pensioen gaan is met vakantie gaan. Je hoeft immers niet meer te werken. De levensverwachting neemt toe. Dat is geen probleem, het is een zegen dat we gemiddeld langer leven en langer gezond leven. We hoeven van dat voordeel geen nadeel te maken. De hogere levensverwachting geldt niet voor de gepensioneerden van nu. Die geldt voor de kinderen die nu geboren worden. Zij hebben een langere vakantie in het vooruitzicht en zullen daarom meer moeten sparen dan hun opa en oma.

Dit artikel stond in Christen Democratische Verkenningen, Herfst 2010