Behandeling van het voorstel van wet van het lid Vendrik tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales) (Kamerstuk 31362)

1.

Kerngegevens

Officiële titel Behandeling van het voorstel van wet van het lid Vendrik tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales) (Kamerstuk 31362)
Document­datum 17-06-2010
Publicatie­datum 18-06-2010
Nummer HAN8601A10
Kenmerk 31362
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

De heer Van der Ham (D66)
De heer Samsom (PvdA)
De heer Omtzigt (CDA)
Mevrouw Neppérus (VVD)
De heer De Mos (PVV)
De heer Van der Vlies (SGP)
De heer Jansen (SP)
Mevrouw Van Gent (GroenLinks)

Aan de orde is de behandeling van:

  • het voorstel van wet van het lid Vendrik tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales (beperking emissies kolencentrales) (31362).

De voorzitter: Vandaag zal uitsluitend de eerste termijn van de kant van de Kamer plaatsvinden. Het is altijd een bijzonder moment wanneer een initiatiefwetsvoorstel wordt behandeld. Dat geldt zeker als het een initiatief van de heer Vendrik betreft. Hij neemt allerlei soorten initiatieven, maar ditmaal is het een voorstel van wet. Dan heeft hij zich ook nog verzekerd van de ondersteuning van de heer Duyvendak en mevrouw Moerman. De heer Duyvendak hebben wij in een andere hoedanigheid eerder in dit huis gehad. Ik wens u allen heel veel succes. Ik hoop dat het nog zal lukken, de behandeling af te ronden voor 16 juni. Vandaag maken wij in ieder geval een begin.

Ik heet ook de minister van Financiën, die vandaag als adviseur van de Kamer aanwezig is, van harte welkom.

De heer Samsom heeft mij verzocht om als tweede spreker zijn inbreng te mogen leveren. Hij heeft dat besproken met de heer Omtzigt. Ik constateer dat iedereen daarmee kan instemmen.

Het woord is aan de heer Van der Ham. Mijnheer Van der Ham, er staat voor u geen spreektijd op de lijst. Maar ik kan mij niet voorstellen dat u helemaal niets gaat zeggen.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

©

foto B. (Boris) van der Ham
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Van der Ham (D66): Voorzitter. Ik heb 1200 woorden tekst. U mag zelf uitrekenen hoe lang ik daarover doe.

De voorzitter: Twee minuten, denk ik.

(hilariteit)

De heer Van der Ham (D66): Welk cijfer had u voor rekenen?

(hilariteit)

De voorzitter: U daagt mij uit. Het was een hoog cijfer.

De heer Van der Ham (D66): Natuurlijk.

Voorzitter. Ook ik ben blij om deze mensen in vak K te zien zitten. Dat geldt ook voor de minister, zeg ik er maar even bij. In het bijzonder geldt mijn vreugde de heer Vendrik. Makker. Vriend. Ik gebruik de woorden waarmee hij ons, collega’s, vaak in debatten aanspreekt. Hij is ook scheidend Kamerlid. Ook ik hoop dat wij nog heel ver gaan komen met de behandeling van dit wetsvoorstel. Het thema kleeft zeer aan zijn fractie. Dat geldt overigens ook voor de mijne. Ik meen dat wij op dit punt heel ver zouden moeten kunnen komen. Ik weet echter ook dat het belangrijk is voor zijn fractie om dit wetsvoorstel door de Kamer te krijgen. Laten wij hopen dat hij daarmee ver komt. De heer Vendrik wordt hierbij geassisteerd door de heer Duyvendak. Dat is ook iemand waarmee ik veel heb samengewerkt en waarmee ik overigens ook een paar keer in vak K heb gezeten. Ik vind het fijn om hem weer in dit huis te zien. Ik heet ook de assistente zeer welkom.

Ik kom, eindelijk, op de kolenwet. Het is de intentie van dit wetsvoorstel om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren. Die intentie ondersteunt mijn fractie van harte. In ons nieuwe verkiezingsprogramma staan harde zaken over de manier waarop aan de reductie van CO2 moet worden gewerkt. Daarvoor worden harde maatregelen voorgesteld.

Deze week staat ook in het teken van de verantwoording. Voor de fractie van D66 is het teleurstellend dat er tijdens de kabinetsperiode-Balkenende IV op een aantal punten te weinig stappen zijn gezet rond duurzame energie. Dat komt soms door externe omstandigheden. Zo is de klimaattop in Kopenhagen niet helemaal gelukt, to put it mildly. Ook heeft het kabinet heel lang gewacht met het nemen van maatregelen. Die hadden wat ons betreft eerder kunnen worden genomen. Ik doel bijvoorbeeld op het verplichte aanbod duurzaam. Ook de tenders voor wind op zee haalden nog geen twee derde van de beoogde resultaten. De resultaten van de convenantenaanpak voor besparing van energie in de gebouwde omgeving vallen ook tegen. De minister van Economische Zaken kwam voor haar vertrek ook nog eens met kritiek op haar eigen beleid.

Wij maken ons zorgen over de ontwikkeling van onze energievoorziening. Ja, wij halen dit jaar misschien de doelstellingen voor duurzame elektriciteit en CO2-besparing, maar dat danken wij met name aan de economische crisis. Behalve de vraag of wij nu scoren, is ook de vraag belangrijk wat de gevolgen zijn van de huidige wetgeving, regels en investeringen voor de toekomst. Met dit wetsvoorstel beoogt men kolencentra-les een belastingprikkel te geven om minder emissies uit te stoten. Wij ondersteunen die gedachte van harte. Ik zal in mijn inbreng vooral stilstaan bij de verschillende vragen die wij nog wel hebben over de precieze werking en de effecten van het voorstel. Die vragen gaan met name over de keuze om alleen in te zetten op kolen, de volatiliteit van de CO2-prijs, het gekozen referentiejaar 2011 voor de inwerkingtreding van het voorstel, en de relatie van de voorstellen tot de Europese dimensie van ons energiebeleid.

Met dit voorstel richt men zich specifiek op de aanpak van kolen als brandstof voor de elektriciteitsopwekking. De initiatiefnemer constateert terecht dat bestaande en nieuwe kolencentrales relatief veel broeikasgassen uitstoten. De keuze om alleen de pijlen op kolen te richten, werpt bij mijn fractie echter de vraag op of daarmee niet oudere en andere inefficiënte centrales worden ontzien. Bestaan er dergelijke centrales met hogere of vergelijkbare uitstoot per eenheid opgewerkte elektriciteit waarvoor het wetsvoorstel mogelijk tot een onbedoeld voordelige uitzonderingspositie kan leiden? Als dergelijke centrales een hogere uitstoot per eenheid opgewekte elektriciteit zouden hebben, dan zou het effect ongunstig zijn voor het milieu en daarmee buiten de Europese regels vallen. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn. Een specifieke vraag die bij mijn fractie rijst, is het effect van de voorgestelde belastingverhoging op de Hoogovens bij IJmuiden. Zouden maatregelen ook de kolen kunnen raken die voor de Hoogovens worden gebruikt en, zo ja, is dat wenselijk, gegeven het feit dat deze relatief zeer efficiënt worden ingezet?

Meer in het algemeen vraag ik mij af of het probleem dat de indiener wenst aan te pakken, te maken heeft met het prijsniveau op de CO2-markt of de prijsvolatiliteit. Het eerste hoeft op papier niet altijd een probleem te zijn. Een lage prijs kan immers ook een indicatie zijn voor weinig vraag naar emissierechten. De onvoorspelbaarheid van de CO2-prijs zou weleens een drempel kunnen zijn voor investeringen in groene maatregelen, niet alleen maar bij kolencentrales. De vraag is of een extra belasting op de energiesector ook voor dat bredere probleem de oplossing biedt. Leidt het afdekken van de risico’s voor het vergroenen van kolencentrales niet in potentie tot een ongelijk speelveld voor alle andere maatregelen? Zou het daarom niet beter zijn om een breder mechanisme te onderzoeken, waarmee de CO2-prijs voor alle investeringen in emissiebeperkingen een stabieler vooruitzicht krijgt? Zou voor nieuwe centrales een sterke uitstootnorm, liefst op Europees niveau, niet neutraler en eenvoudiger werken? De Kamer heeft daarover in deze periode een motie aangenomen, overigens door de heer Vendrik zelf ingediend, die zowel door de D66-fractie als door de fractie van de indiener is gesteund. Hoe ziet de indiener de verhouding tussen het voorliggende wetsvoorstel en een uitstootnorm die er eventueel komt en die is vastgelegd in de genoemde motie?

Ik heb een paar vragen over 2011 als referentiejaar. De indiener heeft ervoor gekozen om de werking van het wetsvoorstel te laten afhangen van de prijs voor CO2 in 2011. Dat jaar zou een goede indicatie kunnen zijn voor de prijs in de daaropvolgende periode van emissiehan-del. De indiener heeft aangegeven dat de CO2-marktprijs door belanghebbende partijen in het jaar 2011 niet eenvoudig te bespelen zal zijn. De keuze werpt nog wel een paar vragen op. Hoe wordt rekening gehouden met incidentele effecten die in dat jaar de prijs kunnen drukken, bijvoorbeeld een buitengewoon zachte winter? Is het jaar 2011 met het oog op de economische crisis, waar wij momenteel nog steeds in zitten, representatief te noemen? De verwachting is niet dat wij er in 2011 in één klap weer uit zijn. Hoe schat de indiener het effect in van het veilen, dat pas vanaf het jaar daarop zal plaatsvinden, op de prijs van CO2? Zal de overgang niet leiden tot een sterkere stijging in het prijsniveau tussen 2011 en de daarop volgende jaren? Zou een bandbreedte voor de prijsgrens waarboven het voorstel in werking treedt niet meer tegemoet kunnen komen aan de onzekerheden in de prijsvorming dan een specifieke prijs en het gericht bespelen van de prijs door stroomleveran-ciers tijdens het referentiejaar? Hoe kan dat laatste voorkomen worden?

Bij mijn fractie rijzen ook een paar vragen over de voorlopige vrijstelling die wordt voorgesteld. Natuurlijk is het moeizaam om de exploitant van een centrale de kolenbelasting een jaar vooruit te laten financieren. In het voorstel wordt ervan uitgegaan dat emissies van het voorgaande jaar representatief zijn voor de emissies van het lopende jaar. Maar hoe zit het dan precies met de centrales die wisselvallig worden ingezet? Vindt er een correctie plaats als een centrale er tijdelijk uit ligt voor onderhoud? Hoe zit het met centrales die door een ongunstige brandstofprijs maar een klein aantal uren draaien in verhouding tot het jaar ervoor?

Dan heb ik nog een punt over de Europese context. Het moge duidelijk zijn dat mijn partij nogal wat vragen heeft, juist op dat punt. De elektriciteitsmarkt kenmerkt zich immers in toenemende mate door een integratie met de markten van de landen om ons heen. Dit zal de komende jaren na de volwaardige koppeling met bijvoorbeeld Duitsland alleen nog maar toenemen. Deze marktkoppeling zal op termijn de mogelijkheid bieden tot grotere import of export van elektriciteit tussen Nederland en Duitsland. Daarom vraag ik de indiener hoe de werking van het voorstel zich verhoudt tot de Nederlandse kolencentrales die al hun stroom of een gedeelte daarvan exporteren. Moeten ze belasting gaan betalen over hun totale kolenverbruik of slechts over dat deel dat voor de Nederlandse stroom wordt ingezet? Kan het netto-effect van de belasting in het voordeel werken van de concurrentiepositie van bestaande vervuilende centrales over de grens, zoals de bruinkoolcentrales in Duitsland of in België? Wat ons betreft kan dat niet de bedoeling zijn. Hoe verhoudt de werking van het voorstel zich precies tot de bestaande kolencentrales die stroom importeren in Nederland, bijvoorbeeld vanuit Duitsland en België? Moeten deze centrales belasting gaan betalen? Zo nee, lokt het voorstel dan niet uit dat wij meer grijze stroom gaan importeren? Valt precies te duiden welk deel van de stroom van kolencentrales in Nederland en Duitsland wordt geconsumeerd en welk aandeel over de grens wordt opgewekt?

Voorzitter: Schinkelshoek

De heer Van der Ham (D66): In de memorie van toelichting lezen wij de suggestie dat het kostenvoordeel van de vestigingslocaties in Nederland door de aanwezigheid van koelwater en havens tegen het prijsverschil opweegt. Gelden deze voordelen niet evenzeer voor locaties in Noord-Duitsland en aan de Belgische kust? Wij lezen in de memorie van toelichting ook dat in Nederland sprake is van relatief weinig basislast en in de buurlanden van relatief veel. Dat is waar, maar in de bestaande situatie importeert Nederland veelal Duitse stroom als de stroomprijs in Nederland hoger ligt. Klopt het dat de gasprijs vaker de marginale prijs zal gaan bepalen als een deel van de nieuwbouwplannen voor kolencentrales niet door gaat? Kan de gemiddelde Nederlandse stroomprijs hierdoor stijgen? Zal zowel het aantal uren nettostroom dat Nederland importeert als de hoeveelheid geïmporteerde stroom nog verder stijgen, zeker bij de toegenomen transportcapaciteit op de grens naar marktkoppeling? Is dat wenselijk?

In bredere zin heeft mijn fractie vraagtekens bij een nationale aanpak van de emissies van elektriciteitscentrales die in toenemende mate een Noordwest-Europese markt zijn geworden. Hoe effectief zal dit voorstel zijn als Duitse subsidies voor de kolencentrales blijven bestaan? Het lijkt mijn fractie een goed idee om met onze buurlanden in het geëigende overleg te kijken naar de brandstofmix in Noordwest-Europa en daar gezamenlijk beleid op te richten. Wat ons betreft past daar ook het gelijktrekken en uitfaseren van bestaande prikkels voor milieuvervuilende installaties bij – de indiener van het voorstel en ikzelf zullen het daarover niet oneens zijn – net als het zetten van stappen met betrekking tot het versterken van de marktwerking en het beter aan elkaar koppelen van de elektriciteitsnetten om duurzame energie door heel Europa te kunnen transporteren. Zou een dergelijke Noordwest-Europese visie op de elektriciteitsvoorziening niet beter passen bij de realiteit van de markt en van de technische uitdagingen op het vlak van de verduurzaming van onze energiehuishouding? Op al deze punten verneem ik graag een reactie van de indiener.

Vandaag bespreken wij een voorstel dat een serieus voorstel is om een claim te leggen op de blinde groei van de fossiele brandstoffen. Ik stel deze technische vragen omdat het ons serieus is. Wij hebben grote sympathie voor dit voorstel. Wij zijn ervan overtuigd dat dit mogelijk een richting kan zijn om een douw te kunnen geven aan de kolencentrales en een duw te kunnen geven aan schone energie. Als wij het ene beperken, kunnen wij het andere, schonere gascentrales en meer investeringen in schone energie daadwerkelijk een impuls geven. Maar die technische vragen zijn voor ons van groot belang, vooral over de Europese context. Als wij nog voor de Tweede Kamerverkiezingen een antwoord in eerste termijn kunnen krijgen, hopen wij dat op die vragen serieus antwoord wordt gegeven. Gezien de ervaring die wij hebben met de heer Vendrik, zal dat ongetwijfeld goed komen, maar het moet nog wel bewezen worden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): U begon uw bijdrage met prachtige woorden als ″vriend″ en ″kameraad″ gericht aan de heer Vendrik en anderen in vak K. Dat is natuurlijk prachtig. U hebt een aantal vragen over dit initiatiefwetsvoorstel. Omdat wij vandaag de eerste termijn behandelen en ik wil kijken hoe de vlag erbij hangt voor dit initiatiefwetsvoorstel, heb ik maar één vraag aan u: hebt u een heel positieve grondhouding ten aanzien van dit wetsvoorstel? Heeft de D66-fractie de insteek om voor dit initiatiefwetsvoorstel te stemmen?

De heer Van der Ham (D66): Dat zijn twee vragen. Hebben wij een ″positieve grondhouding″? Dat is echt zo’n CDA-formulering. Dat is overigens geen aanbeveling. Maar die hebben wij wel. In ons verkiezingsprogramma staan ook stevige maatregelen om kolencentra-les te beperken en onze energiehuishouding te verduurzamen. In die lijn past dit wetsvoorstel. Wij hebben wel een aantal vragen gesteld die technisch maar ook politiek-strategisch van aard zijn. Daar willen wij goede antwoorden op hebben. Of ik ervoor ga stemmen, kan ik dus nog niet zeggen, want anders had ik die vragen niet gesteld. Er zijn wel degelijk antwoorden voor nodig om ons daarvan te overtuigen, maar onze houding is wel positief, met nogmaals een verwijzing naar ons verkiezingsprogramma.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wat is er dan nog nodig voor de D66-fractie om het laatste hobbeltje – ik wil het niet groter maken dan het is – te nemen om voor het initiatiefwetsvoorstel van de heer Vendrik te kunnen stemmen?

De heer Van der Ham (D66): De hobbeltjes staan in de aantekeningen die worden gemaakt door onze stenografische dienst. Dat zijn namelijk de vragen die ik heb gesteld.

©

foto D.M. (Diederik)  Samsom
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ook namens mijn fractie hartelijk welkom aan de initiatiefnemers, de oorspronkelijke initiatiefnemer, de medewerkers en de minister, die als adviseur aanwezig is en vandaag alleen maar mag luisteren.

Dit wetsvoorstel volgen wij al een hele tijd. Het heeft ook al een wat langere geschiedenis dan de laatste paar dagen. Wij hebben er nooit een misverstand over laten bestaan dat wij de intentie van het wetsvoorstel, namelijk het terugdringen van de emissies door de grootste ″emitoren″ van de energievoorziening, de kolencentrales, van harte ondersteunen. Wij hebben echter op twee punten bij dit wetsvoorstel aarzelingen: het gekozen instrument en de maatvoering van dat instrument. Dat klinkt bij elkaar als nogal fundamentele kritiek op het wetsvoorstel, maar ik denk uit kunnen leggen dat het wel meevalt. Maar daarvoor moet ik uitleggen waarop deze kritiek gebaseerd is.

Ik begin bij de maatvoering. Kolencentrales vallen onder het Europees emissiehandelssysteem; elke hoeveelheid CO2 die je hier reduceert, kan elders in Europa voor minder geld worden uitgestoten. Het is letterlijk een waterbed geworden. Daarmee worden beperkingen opgelegd aan de hoeveelheid CO2 die je bij kolencentrales ″de nek om kunt draaien″. Wij hebben de indruk dat de gekozen instrumenten, bijbehorende prijzen en indicaties die daarvan worden gegeven, helaas, zeg ik erbij, tot niets anders leiden dan minder CO2 hier. Die rechten blijven echter beschikbaar in Europa. Aangezien ze over zijn, zullen die goedkoop worden opgekocht door centrales elders in Europa, waardoor die CO2 alsnog wordt uitgestoten. Dat moeten wij zien te voorkomen. De heer Van der Ham gaf ook een dergelijke analyse en stelde daar de nodige vragen bij. Daar moeten wij het met zijn allen over eens zijn. Je kunt echter wel kolencentrales in Nederland de duimschroeven aandraaien, simpelweg omdat Nederland een heel geschikte plek is om een kolencentrale te bouwen vanwege de geografische ligging, vanwege de beschikbaarheid van koelwater en vanwege het feit dat kolen vanuit Australië hier als eerste op de wal worden geknikkerd. Je kunt grote vestigingsvoordelen benutten omdat je tegen de kolencentrales kunt zeggen: het is prima dat u hier komt; wij beseffen dat u hier extra winst maakt en willen dat u die geheel inzet voor verduurzaming van uw energievoorziening. Ik denk dat dit de maatvoering zou moeten zijn. Je moet ze zo hard mogelijk aanpakken, zodat ze zo veel mogelijk duurzame energie gaan stoken en zo min mogelijk CO2 gaan uitstoten. Maar zodra je het randje over gaat en ze naar het buitenland duwt, ben je uiteindelijk dief van je eigen CO2-portemonnee. Dat is spannend en in het wetsvoorstel moet daar rekening mee worden gehouden, maar ik denk dat dit kan.

Ik kom op het instrument: een kolenbelasting. In de memorie van toelichting wordt al aangegeven dat er ook alternatieven zijn onderzocht. De schrijvers van de memorie van toelichting laten er geen misverstand over bestaan dat andere alternatieven wenselijker waren geweest als die hadden gekund. In de oorspronkelijke memorie van toelichting was een daarvan een CO2-norm die wordt opgelegd aan centrales. In de memorie van toelichting wordt met enig leedwezen geconcludeerd dat dit niet kan. Dat blijkt inmiddels anders te liggen. Hoe dat precies komt, door jurisprudentie of andere inzichten, het is een ingewikkelde samenloop van omstandigheden. Inmiddels kunnen wij echter wel een CO2-norm opleggen aan centrales. Mijn fractie heeft daarvoor een grote voorkeur. Je kunt daarbij de maatvoering beter afstellen, beter dan met volatiele prijswerkingen, omdat je minder voorwaardelijkheden koppelt aan CO2-prijzen. Je hebt dan een stabieler investeringsklimaat. Je kunt dus ook beter jouw doelen opleggen aan de kolencentrales. Het liefst zou mijn fractie die CO2-norm ingevuld zien door een verplichting tot het bij stoken van biomassa. Daarmee laat je het mes aan twee kanten snijden: minder CO2-uitstoot en meer duurzame energie. De andere route om aan de CO2-norm te voldoen is CCS. Niemand zal het verbazen dat mijn fractie daar minder blij mee zou zijn dan met het bijstoken van duurzame energie. Als het een mogelijkheid is om dit wetsvoorstel zodanig vorm te geven of te veranderen via een amendement of een nota van wijziging dat we het instrument verschuiven van een kolenbelasting naar een CO2-norm, waarbij we het bijstoken van biomassa de voorkeur verlenen – ik weet niet hoe we dat precies moeten doen, maar wat dat betreft zijn wij als medewetgever met elkaar zoekende naar de beste oplossing – dan denk ik dat we ook het maatvoeringsprobleem precies op de juiste manier kunnen afstellen. We kunnen dan uiteindelijk een kolenwet krijgen, de kolenwet-Duyvendak/Vendrik of welke naam hij officieel ook zal dragen, die echt een bijdrage levert aan minder CO2-uitstoot en meer duurzame energie.

De heer Omtzigt (CDA): Ik merk dat de heer Samsom voorstelt om een verregaand amendement in te dienen. Wanneer kunnen wij dat tegemoet zien? Het maakt dan onderdeel uit van de beraadslaging, waardoor wij hem er ook op kunnen bevragen.

De heer Samsom (PvdA): Daar hebt u volledig gelijk in. We wilden dit tussen de eerste en tweede termijn doen, zoals dat gebruikelijk is bij initiatiefwetsvoorstellen. Door de huidige omstandigheden met verkiezingen en dergelijke loopt dit alleen misschien allemaal wat anders. We hebben met de fractie van GroenLinks besproken of daar mogelijkheden toe zijn. We zien die ook. Het amendement is in een verregaand stadium van vervolmaking. U krijgt uw kans om ons te bevragen op een ingediend amendement, maar ik ben ook wel benieuwd naar de initiatiefnemers, want misschien willen zij het initiatief nemen om met een nota van wijziging te komen. Ons maakt dat niet veel uit. Ik heb aangegeven wat mijn inhoudelijke inzet is om dit wetsvoorstel min of meer een tikje in de juiste richting te duwen. Ik hoop daar met een juridisch vormgegeven amendement nog verder invulling aan te geven, maar u kunt nu al vragen stellen over wat ik zojuist heb verteld.

De heer Omtzigt (CDA): U stelt voor om het wetsvoorstel fundamenteel te verbouwen, want u kiest een totaal ander instrumentarium, waar ik overigens sympathieker tegenover sta omdat het om een rechtstreeks instrumentarium gaat in plaats van een indirect instrumentarium. De CDA-fractie zou het buitengewoon op prijs stellen als het amendement, hetzij een eerste concept, waardoor u het tussen de eerste en tweede termijn gewoon nog kunt wijzigen, op tafel komt, zodat we een reactie van de indiener kunnen krijgen in eerste termijn. Kunt u ervoor zorgen dat het amendement vanavond nog wordt ingediend?

De heer Samsom (PvdA): Ik moet daarvoor even kijken naar een mogelijke mede-indiener. Of het vanavond kan of iets later, het zal de behandeling van het wetsvoorstel langer laten duren. We gaan het dus zo snel mogelijk indienen. Ik garandeer de heer Omtzigt dat hij alle kans krijgt om de reactie van de indieners op het amendement te horen. Dan zullen wij de timing van zowel de indiening als de eerste termijn van de kant van de initiatiefnemer daar maar een beetje op moeten aanpassen. De heer Omtzigt heeft volledig gelijk. Hij krijgt zijn kansen volop om dit te bevragen. Ik ben overigens niet zo gevoelig voor dreigementen in de trant van het ″volledig verbouwen van wetten″. Dat is namelijk ons beroep. In de Grondwet staan allerlei dingen over wat wij op dat vlak mogen doen. Dat doe ik met liefde.

De voorzitter: De heer Van der Ham heeft de vergadering wegens verplichtingen elders moeten verlaten.

©

foto P.H. (Pieter)  Omtzigt
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Om te beginnen complimenteer ik de heer Vendrik en via hem, de heer Duyvendak, met het initiatiefwetsvoorstel. Ook in mijn ogen – daarbij sluit ik mij aan bij de voorgaande sprekers – is het zeer te prijzen dat Kamerleden, zeker leden van wat kleinere fracties, die nog meer te doen hebben dan leden van grotere fracties, gebruikmaken van het recht om wetgeving in te dienen. Mijn PvdA-collega doet dat allemaal zelfs met liefde. Ik heb, in tegenstelling tot de voorgaande sprekers, geen ervaring met close projecten met de heer Duyvendak, maar ik waardeer wel het initiatief dat hij hier genomen heeft.

Op de eerste plaats zet ik uiteen wat de CDA-fractie wil bereiken op het gebied van duurzame energie. De doelstellingen in 2020 zijn geformuleerd op Europees niveau. Het gaat om het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, de verhoging van de energie-efficiency met 20% en een aandeel van duurzame energie van 20%. Die doelstellingen blijven voor het CDA fier overeind staan. Het Europese doel voor duurzame energie van 20% in 2020 is door de Europese Commissie vertaald in een Nederlandse doelstelling van 14%. Er zijn partijen die vasthouden aan een doel van 20%, en soms zelfs 30% duurzame energie. Volgens een deskundige van ECN is het echter onmogelijk om meer dan 15,5% duurzame energie in 2020 te realiseren, tenzij er onverantwoord grote hoeveelheden biomassa worden geïmporteerd. Het CDA kiest daarom voor realistische doelen. Om deze doelen te bereiken kiest het CDA voor een mix van innovatie, feed-in en leveranciersverplichting. Wij zijn benieuwd wat de indiener beoogt en hoe hij zijn doel wil bereiken middels dit wetsvoorstel en middels eventueel aanvullende maatregelen. Welke mix moeten wij bereiken en welk instrumentarium is daarop van toepassing? Dit wetsvoorstel laat natuurlijk glashelder zien dat de indiener op dit moment van mening is dat wij met het huidige instrumentarium de verkeerde energiemix krijgen. De CDA-fractie wil graag weten welke energiemix wel wenselijk is en hoe wij daarop uitkomen.

De indiener stelt dat het beperken van de emissies van kolencentrales de doelstelling van het wetsvoorstel is. Dit zou kunnen worden bereikt door de sluiting van kolencentrales, maar ook door technische maatregelen. Als nevendoel wordt het beperken van de uitstoot van

SOx, NOx en fijn stof genoemd. Mijn fractie blijft zitten met de vraag in hoeverre het in het initiatiefwetsvoorstel gekozen middel het meest geschikt is om deze doelen te bereiken. Daarom vond ik de suggestie van de heer Samsom zeer interessant om een rechtstreeks middel te kiezen. Wij zijn erin geïnteresseerd om van de indiener te horen in hoeverre het effectief is om op nationaal niveau dergelijke maatregelen te nemen, terwijl ons omringende landen niet meedoen met het voorstel. Wat is nu het nut om voor de Europese troepen uit te lopen? Leidt het bijvoorbeeld niet tot het simpelweg verplaatsen van een kolencentrale van de ene kant van de Eemshaven naar de andere kant van de Eemshaven? Wat zou het milieu daarmee opschieten? Hoe verhoudt het voorstel zich tot berichten – zie het FD van 1 mei jongstleden – dat men in de Europese Unie het doel voor reductie van uitstoot van broeikasgassen wil verhogen naar 30% in 2020 of tot de ook wel circulerende plannen voor introductie van een belasting van ten minste € 30 per ton CO2? Krijgen wij op deze manier geen ongewenste stapeling van allerlei belastingen en instrumentaria waardoor wij de facto het emissiehandelssysteem, imperfect als het zijn moge, de nek aan het omdraaien zijn?

Vervolgens zouden wij graag wat meer willen weten over de neveneffecten van het wetsvoorstel. Ik heb even naar buiten gekeken. Het is schitterend weer.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Eindelijk.

De heer Omtzigt (CDA): Inderdaad. Wij begrijpen echter dat ook de prijs van houtskool en barbecue omhooggaat. Kortom, GroenLinks wil een barbecuebelasting introduceren. Op zichzelf is dat wel in lijn met het verkiezingsprogramma van GroenLinks, waarin het belastingmiddel voortdurend van stal wordt gehaald als antwoord op de crisis. Zo komt er behalve een barbecuebelasting een hogere belasting op vlees, het vlees voor op de barbecue. Verder wordt de hypotheekrenteaftrek verlaagd, het sparen zwaarder belast et cetera. Het moge duidelijk zijn dat het CDA andere keuzes maakt!

Ik hoor wel graag van de indieners welke gevolgen het wetsvoorstel nog meer heeft. Ik noem de historische stoomtreinen, treinen die een behoorlijke hoeveelheid kolen verstoken. Als de indiener de prijs van kolen met 50% verhoogt, doet hij dat dan bewust als maatregel tegen de verenigingen die deze stoomtreinen nog laten rijden? Zo nee, maakt hij dan alsnog een uitzondering voor deze verenigingen?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik hoor de heer Omtzigt allemaal dingen zeggen over barbecuebelasting. Belangrijker lijkt mij echter wat hij zei over de wenselijkheid om niet op Europa vooruit te lopen. Ook hij wil blijkbaar in de pas lopen met Europa en dat kan ik goed begrijpen. In Schoon en Zuinig, een stuk van het kabinet waarbij zijn fractie nog steeds betrokken is, zijn echter doelstellingen opgenomen die verder gaan dan wat men in Europa wil. Hoe moet ik dat met elkaar in verhouding zien?

De heer Omtzigt (CDA): Hoe moet ik wat met elkaar in verhouding zien?

Mevrouw Neppérus (VVD): In Schoon en Zuinig staat bijvoorbeeld een CO2-reductie van 30%. Ook de CDA-fractie heeft daarvoor gepleit, terwijl de Europese doelstelling toch echt anders is geformuleerd. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Daarover krijg ik graag meer duidelijkheid.

De heer Omtzigt (CDA): Dat dient u te zien als een onderdeel van onze Europese inzet. In Europa maken wij met zijn allen afspraken en dat heeft mijn sterke voorkeur. Op dat punt sluit ik mij graag aan bij de heer Van der Ham, want ik noemde de Eemshaven niet voor niets als voorbeeld. Als wij kolencentrales gaan verplaatsen, leidt dat tot niets.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk hetzelfde als de heer Omtzigt over de wenselijkheid om niet op Europa vooruit te lopen. Een paar weken geleden was het echter nog het standpunt van de CDA-fractie, een coalitiepartner, dat Nederland vooruit moest lopen op het Europese beleid. In Schoon en Zuinig staan dan ook doelstellingen die verder gaan dan Europa. Ik kan zijn redenering dus op zichzelf goed volgen als hij mij maar uitlegt hoe zijn fractie tot deze draai is gekomen.

De heer Omtzigt (CDA): De CDA-fractie is een voorstander van een vergaande reductie van de CO2-uitstoot. Dat is nodig om de klimaatdoelstelling te halen. Wij hebben ons daarvoor in Europa ingezet en dat blijven wij doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): De barbecuebelasting. De heer Omtzigt kwam met die leuke oneliner, een oneliner die vast door een spindoctor van het CDA is bedacht. Wie het was, weet ik natuurlijk niet meer.

Ik heb begrepen dat een zakje van vijf kilo briketten of houtskool € 0,05 tot € 0,10 duurder wordt. Volgens het CDA is dat een ramp voor het land. Ik hoor dan ook graag van de heer Omtzigt of de barbecuebusiness inderdaad totaal gaat instorten als mensen € 0,05 tot € 0,10 meer moeten betalen voor die vijf kilo houtskool.

De heer Omtzigt (CDA): Volgens de indieners is het

€ 0,11 plus btw. Dat is nog altijd iets meer dan mevrouw

Van Gent nu zegt.

Wij weten allemaal hoe het gaat als je een nieuwe belasting invoert. Die worden altijd tijdelijk genoemd, maar blijken toch permanent te zijn. Ze worden altijd laag ingezet en vervolgens verhoogd. Ik kan mij dan ook niet aan de indruk onttrekken dat deze belasting verdrievoudigd of vervijfvoudigd wordt wanneer GroenLinks aan het bewind komt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het valt mij wel op dat ik geen antwoord krijg. Laat ik desondanks toch maar mijn nederige excuses aanbieden voor het feit dat het niet om € 0,10 gaat voor een zak van vijf kilo maar om € 0,11. Dat is maar liefst een extra prijsverhoging van € 0,01! Ik was echter ook serieus, want ik wil weten of de CDA-fractie werkelijk denkt dat deze barbecuebelasting van € 0,11 op een zak van vijf kilo een ramp voor het land is. Moet een duurzame toekomst die € 0,11 niet waard zijn? Ik krijg graag een serieus antwoord op deze vraag en niet die spindoctorachtige en daarmee zeer doorzichtige terminologieën.

De heer Omtzigt (CDA): Die barbecuebelasting zal niet het ergste zijn wat dit land kan overkomen. Daarmee ben ik het helemaal eens. Die barbecues zullen verder natuurlijk niet massaal worden afgelast. Ik heb deze vraag al gesteld in de inbreng en dan wordt er geen uitzondering bedacht.

Op het tweede punt, de stoomtreinen, gaat het wel degelijk om een verhoging van 40% tot 50% van de brandstofprijs van deze historische voertuigen. Ik kan mij voorstellen dat dit serieuze gevolgen zal hebben voor een aantal vrijwilligersverenigingen. Daarom vroeg ik een serieus antwoord van de indiener; misschien kan mevrouw Van Gent vertellen hoe de fractie van GroenLinks daarover denkt. Vinden zij dat een stoomtrein uit 1865 moet worden omgebouwd naar een stroomtrein die emissieloos is, of menen zij dat hij gewoon op stoom mag blijven rijden?

De voorzitter: Dat is een vraag over stoomtreinen en stroomtreinen voor mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Je zou er bijna van gaan stotteren! U doet dat niet, voorzitter, mijn complimenten!

Als er een oplossing voor de stoomtreinen en de barbecues wordt gevonden, zal de CDA-fractie dan instemmen met dit goede voorstel? Of is het een beetje een omzichtige manier, via een U-bocht, om het voorstel enigszins belachelijk te maken, terwijl het een zeer serieus plan is?

De heer Omtzigt (CDA): Wij hebben een aantal zeer serieuze vragen over dit wetsvoorstel. Daar kom ik straks in mijn verdere betoog op. Het is niet makkelijk voor te stellen dat de CDA-fractie daarop meteen afdoende antwoorden zal krijgen, maar ik ben benieuwd wat er de komende tijd nog gebeurt in de behandeling van het wetsvoorstel. In dat opzicht is het initiatief van de heer Samsom interessant. Zoals mevrouw Van Gent in de schriftelijke inbreng heeft kunnen zien, worden wij niet onmiddellijk enthousiast van dit wetsvoorstel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik denk dat de heer Omtzigt en de CDA-fractie er nog eens goed naar moeten kijken. Het lijkt mij niet dat voor het CDA een duurzame toekomst afhangt van de prijsverhoging van € 0,11 voor een zakje barbecuehoutskool.

De heer Omtzigt (CDA): De duurzame toekomst van Nederland hangt af van wat ik in de eerste paar paragrafen van mijn betoog heb genoemd. Welke keuzen maken wij? Durven wij gewoon te vertellen dat wij voor een doelstelling van 14% tot 15% duurzame energie gaan? Wij gaan voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Wij gaan voor een betere efficiency. Wij beseffen echter ook – daar zijn wij eerlijk in – dat niet alle centrales in Nederland op gas gestookt kunnen zijn. Het valt mij op dat GroenLinks nog steeds geen belasting heeft voorgesteld op het importeren van bijvoorbeeld nucleaire stroom uit Frankrijk, maar wel de bouw van nucleaire centrales in Nederland wil tegenhouden. Als mevrouw Van Gent daar tegen was, had zij de stroom uit Frankrijk en Duitsland belast en had zij niet de bouw van kolencentrales belast zodat die nu vlak over de grens worden gebouwd.

Voorzitter. Ik vraag de indiener hoe het met de concurrentiepositie van Nederland zit. Dit is een aspect waar de indiener in de memorie van toelichting niet echt op ingaat. Kan de indiener zeggen wat de gevolgen van de maatregel zijn voor onze concurrentiepositie op energiegebied? Wij nemen immers eenzijdig maatregelen en ik kan me niet anders voorstellen dan dat dit een verslechtering inhoudt. Dat is belangrijk voor Nederland, want wij verdienen, ook middenin de recessie, nog voor meer dan 60% onze boterham in het buitenland. Ook van de regering krijgt de CDA-fractie graag een antwoord op deze en een aantal eerder gestelde vragen. Wij missen nog het regeringsstandpunt over het nieuwe initiatiefwetsvoorstel. Wellicht kan ons dat per brief worden toegestuurd.

Dan kom ik op de geclausuleerde inwerkingtreding. Het wetsvoorstel treedt in werking als de gemiddelde prijs van een ton CO2 minder dan € 50 bedraagt in 2011. Het is niet ondenkbaar dat de referentieprijs in 2011 een aanzienlijk andere is dan die in 2013. De indiener acht het hoogst onwaarschijnlijk dat dit zich zal voordoen en stelt dat het er niet naar uitziet dat de prijs van de ETS-rechten op korte termijn boven de € 50 zal uitkomen. Dit is dezelfde indiener die natuurlijk denkt dat alle speculanten zich blijven begeven richting de euro en richting de andere financiële markten en dat zij zich nooit zouden kunnen wenden tot het Emissions Trading Scheme. Wij achten het wel degelijk mogelijk dat forse prijsfluctuaties in deze rechten plaatsvinden; rond de introductie hebben die ook plaatsgevonden, zoals de Kamer weet. Ook bij deze markt kan dat gebeuren. Graag horen wij hierover de opvatting van de indiener en graag vernemen wij waarop hij deze baseert. In het wetsvoorstel legt hij immers de berekening van de gemiddelde marktprijs neer in een ministeriële regeling, omdat de prijs nogal moeilijk te berekenen is. Wij ontvangen graag een nadere toelichting daarop. Waarom wordt het belangrijke element, waarvan de inwerkingtreding afhankelijk is, in een zo lage regelgeving neergelegd? De stelling dat er geen eenduidige prijsinformatie beschikbaar is waarnaar op wetsniveau kan worden verwezen, achten wij nogal mager. Gaan wij uit van de gemiddelde prijs over alle handelsdagen, gaan wij uit van de gemiddelde prijs van een verhandeld recht of gaan wij uit van bijvoorbeeld de prijs die op 31 december gerekend wordt? Er zal in de ministeriële regeling naar verwezen worden. Die wordt niet door de indiener geschreven, vermoeden wij; wij weten natuurlijk niet wie er na de verkiezingen minister wordt. Wij horen daarom graag de mening van de indiener over hoe het eruit moet zien.

Ik maak een aantal opmerkingen over de alternatieven. De vraag is of het doel niet op een andere rechtstreekse manier kan worden bereikt. De indiener geeft toe dat het doel inderdaad op andere manieren kan worden bereikt, zoals door het stellen van eisen bij de vergunningverlening. Dat is volgens de indiener echter lastig omdat vergunningen reeds zijn verstrekt. Hij wil dus de rechtszekerheid van de vergunning aantasten. Een ander middel is het verstrekken van een subsidie ter bevordering van de verdere ontwikkeling van CCS en/of de toepassing van biomassabijstook. Beperking tot kolencentrales ligt volgens de indiener echter niet voor de hand. Kan hij toelichten waarom niet? Wij horen verder graag een nadere toelichting op de stelling van de indiener dat eventuele belastinginkomsten van het wetsvoorstel van kolencentrales die geen of onvoldoende reductiemaatregelen treffen, moeten worden terugge-sluisd naar de sector via subsidies op uitstootbeperkende technieken. Betekent dit dat de slechten kunnen profiteren van de goeden? Hoe moet ″de sector″ in dezen worden opgevat? Wat is de definitie daarvan? Indien die moet worden opgevat als ″de kolencentralesector″, hoe verhoudt zich dat dan tot de eerdere stelling dat beperking van subsidies aan kolencentrales voor de hand ligt?

Een ander aangelegen punt in het wetsvoorstel is het kritiekpunt van de Raad van State dat een zodanige sanctie wordt opgelegd dat een activiteit niet meer plaatsvindt waardoor artikel 6 van het EVRM, over straffen zonder remedie, en artikel 1 van het eerste protocol van het EVRM, de garantie van het genot van eigendom, om de hoek komen kijken. De indiener loopt een drietal eisen voor het niet van toepassing zijn van artikel 1 van het eerste protocol na. De eerste twee kunnen wij volgen, te weten: het optreden is gebaseerd op een wettelijke bepaling en het gaat om zwaarwegende redenen van belang. De derde is dat de maatregel evenredig moet zijn. De indiener stelt dat het hieromtrent gaat om de vraag of de maatregel in verband met bijzondere, niet voor alle kolencentrales geldende feiten en omstandigheden een individuele buitensporige last vormt waarvan sprake is als de maatregel op een of enkele van de kolencentrales een veel grotere impact heeft dan op andere. Kan de indiener aangeven waarom hij deze invulling van het evenredigheidsvereiste geeft en waarom hij niet toetst in hoeverre er een fair balance is tussen de dwingende eisen van algemeen belang en het beschermen van het individuele belang, het eigendomsrecht van een kolencentrale?Voorts vult de indiener de eis van voorzienbaarheid van de maatregel in als dat de exploitanten van kolencentrales in algemene zin rekening moeten houden met aanscherping van de milieueisen. Kan de indiener aangeven in hoeverre in casu sprake is van aanscherping van de milieueisen en niet eerder van een belastingverhoging? In hoeverre kan een exploitant een dergelijke verhoging als voorzienbaar beschouwen?

Op het gebied van artikel 6 EVRM stelt de indiener dat er geen sprake is van straf. De Raad van State stelt hieromtrent het volgende: ″Voorop bij de beoordeling van het instrument staat de toets dat de niet-fiscale doelstelling ook rechtstreeks bereikbaar moet zijn. Het inzetten van het fiscale instrumentarium is dan enkel een kwestie van efficiency. Indien deze toets bij een belastinglast negatief is, moet de voorgestelde maatregel als een punitatieve sanctie worden aangemerkt die als zodanig rechtvaardiging behoeft en moet worden getoetst aan artikel 6 van het EVRM.″ De indiener stelt: ″Zou dit doel namelijk niet rechtstreeks kunnen worden bereikt, dan zou naar het oordeel van de Raad sprake kunnen zijn van een punitatieve sanctie. Hiervan is geen sprake aangezien mijn keuze voor het inzetten van het fiscale instrumentarium uitsluitend een kwestie van efficiency is.″ Hieromtrent willen wij graag duidelijkheid van de indiener. Ons inziens legt de Raad van State de toets aan in hoeverre de niet-fiscale doelstelling rechtstreeks bereikbaar is. Indien dit het geval is, maar toch een fiscaal instrument wordt gekozen, dan is volgens de Raad sprake van een punitatieve sanctie en wordt artikel 6 van het EVRM relevant. De indiener stelt, zowel in voornoemd citaat als in de nota naar aanleiding van het verslag, dat er andere overwegingen zijn om de niet-fiscale doelstelling te bereiken maar dat hij uit efficiencyoverweging voor een fiscaal instrument kiest: belastingverhoging. Hieruit concludeert hij dat derhalve geen sprake is van een punitatieve sanctie. Graag verneem ik van de indiener een nadere beschouwing op deze kwestie en een nadere toelichting op zijn stelling dat artikel 6 van het EVRM niet van toepassing is. Dit is voor de CDA-fractie een wezenlijk kenmerk, omdat een eventuele gang naar de rechter onder artikel 6 van het EVRM vergaande consequenties kan hebben.

©

foto H. (Helma)  Neppérus
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Om te beginnen wil ik de heer Vendrik en de oorspronkelijke initiatiefnemer, de heer Duyvendak, prijzen dat zij hier zijn met een initiatiefwetsvoorstel. Het zal een van de laatste zijn van de heer Vendrik, zo niet zijn laatste. Ik vind het altijd goed als een collega met een voorstel komt. Ik kan inmiddels uit eigen ervaring zeggen dat het wel iets heeft om daar te zitten en dan ook nog de vragen van collega’s te beantwoorden.

De VVD heeft een- en andermaal gezegd dat zij grote bezwaren heeft tegen en grote moeite heeft met de bouw van nieuwe kolencentrales. Ook toen daarvoor vergunningen dreigden te worden verleend door dit kabinet heb ik onze kritiek naar voren gebracht, want die centrales zijn gewoon vervuilend. De gedachte die erachter zit, delen wij dus geheel.

Ik kom nu bij het gekozen middel, want dat is toch het andere essentiële punt. Moet je dit nu doen via de fiscaliteit of heb je ook andere middelen? Ik heb daarover vragen gesteld in de schriftelijke inbreng. Eerder ging de Raad van State ook in op dit punt. Ik vraag toch nog maar eens wat je kunt doen in de sfeer van vergunningverlening, wat toch mijn voorkeur zou hebben. Je moet dan wellicht ook kijken naar het verschil tussen nieuwe en bestaande centrales. Zou je in zo’n nieuwe vergunning kunnen werken met normeringen? Je stelt dan eisen aan waar men moet uitkomen en men moet het dan zelf maar regelen. Ik hoorde de heer Samsom eerder vanmiddag ook over dit punt spreken. Ik ben erin geïnteresseerd om dat verder uit te werken. Zoals gezegd, kan ik mij het doel ten volle voorstellen. Het zou goed zijn om te kijken of op het vlak van vergunningverlening wat kan gebeuren, want dat heeft duidelijk de voorkeur van de VVD-fractie. Op het moment dat de indieners bezig waren met de beantwoording van de eerdere vragen, waren zij ervan overtuigd dat de normeringsroute minder begaanbaar zou zijn. Zoek dat nog eens uit, zo luidt mijn oproep.

Met de fiscale route geef je eigenlijk een stukje straf en hef je belasting om iets niet te doen. In de tijd dat ik mij nog heel vaak met belastingrecht bezighield, zei men altijd dat het fiscale instrument zo min mogelijk moest worden gebruikt. Het kan gebeuren, maar wees er voorzichtig mee, want je doet iets om een ander doel te bereiken. Of belastingheffing hiervoor het middel is, vraag ik mij echt af. Ook de Raad van State heeft hierover vragen gesteld. Je kunt ook het EVRM nog inbrengen, maar ik stel ook de basisvraag en zou daarop graag een antwoord horen. Hoe kijkt de minister aan tegen de keuze voor dit instrument? Wij hebben meer van dit soort zaken gezien, zoals de verpakkingsbelasting en de vliegtaks, die inmiddels verdwenen is. Het vindt af en toe plaats, want er is al een kolenbelasting. De keuze voor het instrument is een keuze die voor mijn fractie zwaar weegt. De eerdere route, die vandaag door de heer Samsom is genoemd en waarover ook de heer Omtzigt heeft gesproken, spreekt mijn fractie meer aan.

Een ander punt is de verhouding met het ETS. Wij willen geen van allen dat de kolencentrales straks worden verhuisd van de ene kant naar de andere kant, want Rotterdam is natuurlijk een aantrekkelijke locatie met de haven. Ik krijg graag nog eens uitgelegd hoe het werkt met het ETS. Als wij zeggen dat wij geen nieuwe centrale willen – dat is een punt waarover ik het geheel eens ben met de indiener – moeten wij hem ook niet aan de overkant krijgen, want dan krijgen wij wellicht een nog veel vervuilender centrale dan wij zouden krijgen op basis van de bestaande regels. Ik wil daar dus graag nog een reactie op.

Dan het punt van de belastingheffing. Het aantal belastingplichten is overzichtelijk, dus wij hoeven niet te roepen dat dit onuitvoerbaar is. Ik wil wel duidelijk hebben hoe je dat met de prijs doet; hoe voer je dat uit? Als tussentijds iets stilligt, er problemen zijn of iemand juist aantoonbaar iets veel beter moderniseert – laten wij dat hopen, want dat zou veel beter zijn – wat kun je daar dan aan doen? Ik neem aan dat dit opgelost kan worden. Dat lijkt mij een praktisch punt en wellicht kan de minister daarop ingaan. Het lijkt mij dat je daarvoor iets kunt verzinnen, maar het is een punt van aandacht.

Wij zijn heel kritisch over dit wetsvoorstel. Gelet op de kritische noten die de fractie van GroenLinks kraakt over zaken als kernenergie, vraag ik: hoe kritisch is men over stroomzekerheid?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb nog een vraag over de CO2-norm. De heer Samsom sprak daar ook over. Op zich kan ik mij daar best iets bij voorstellen. Ik heb begrepen dat je die CO2-norm op korte termijn alleen kunt stellen voor centrales waarvoor nog geen vergunning is verstrekt. Je kunt die CO2-norm heel goed invoeren, maar je wilt ook iets doen voor de centrales waaraan al een vergunning is verstrekt. Daardoor kun je een goede combinatie krijgen van belasting en een CO2-norm. Mijn vraag aan mevrouw Neppérus luidt als volgt. Voelt zij er iets voor om in te stemmen met een amendement over een CO2-norm en dat te combineren met de maatregel die is voorgesteld door de initiatiefnemer?

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik ben positief over de normering. Ik begrijp best dat men dit her en der heel snel wil doen. Om tot een gedegen oordeel te komen over de vraag of ik aan een stuk belastingheffing wil meedoen, wil ik dat goed uitgezocht zien. Mevrouw Van Gent spreekt over bestaande centrales waaraan al vergunningen zijn verleend. Ook wil ik goed uitgezocht zien hoe lang die vergunningen nog lopen, want het zijn er niet zo veel. Dat is nodig om tot een eindoordeel te komen. Het wetsvoorstel en het opstellen van de nota naar aanleiding van het verslag heeft al veel tijd gekost. Dat kan ik mij goed voorstellen, want het is allemaal extra werk. Ik wil dat echt even goed uitgezocht zien om voor mijzelf en mijn fractie een eindconclusie te kunnen opstellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Daar heb ik begrip voor. Mevrouw Neppérus gaf echter in haar bijdrage zelf al aan dat in het verkiezingsprogramma van de VVD glashelder staat: ″Als het aan de VVD ligt worden er geen nieuwe kolencentrales gebouwd.″ Er komt een moment dat mevrouw Neppérus moet zeggen of zij hom of kuit wil hebben. Het staat haar vrij om kritische vragen te stellen en dat is ook heel goed, maar uiteindelijk moet zij over de brug komen of met een alternatief komen. Daarom stel ik mevrouw Neppérus de indringende vraag: waar staat de VVD precies?

Mevrouw Neppérus (VVD): De VVD zegt al drieënhalfjaar lang dat je geen nieuwe kolencentrales moet bouwen. Dat zeggen wij een- en andermaal. De regeringspartijen hebben ons daarin zelden gesteund, in tegenstelling tot de fractie van mevrouw Van Gent. Dan zeg ik: kom met een normering. Op dat punt vinden wij elkaar. Ik wacht de antwoorden even af, want wij willen geen nieuwe kolencentrales. Daar zijn de partijen van mevrouw Van Gent en ik het over eens. Dat staat in het verkiezingsprogramma van mijn partij en ik neem aan dat dit ook in het verkiezingsprogramma van GroenLinks staat. Voor de bestaande situatie wil ik de antwoorden afwachten. Ik ga ervan uit dat mevrouw Van Gent mij die ruimte gunt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Kan ik concluderen dat het voor de VVD zeker niet onbespreekbaar is om ook over de belasting zeer serieus na te denken? Dat hoor ik graag van mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD): Ik denk over alles na, maar onze voorkeur gaat duidelijk uit naar normering. Dat heb ik nu in voldoende mate herhaald, maar bij dezen zeg ik dat nog een keer. Ik vraag daar heel nadrukkelijk de aandacht voor, vandaar mijn interesse om dat goed in beeld te krijgen. Daar spraken de heer Samsom en de heer Omtzigt ook over. Laten wij dat even rustig en gedegen bekijken, want wij denken hetzelfde over het doel dat er geen nieuwe kolencentrales komen.

©

foto R. (Richard) de Mos
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Het zal vandaag naar alle waarschijnlijkheid de laatste keer zijn dat ik de degens kruis met collega Vendrik. Het waren altijd spannende debatten tussen ons beiden. Eén ding moet gezegd worden: Kees gelooft heilig in het gegeven dat CO2 onze aartsvijand is. Dat heeft hij, zolang ik hem ken, consequent verkondigd. Dat is in ieder geval wel consequent en daarvoor zeg ik: chapeau!

In een laatste poging doet hij er middels een initiatiefwet alles aan om CO2 te reduceren. De kolencen-trales in ons land moeten er deze keer aan geloven. Als ik aan de CO2-gerelateerde doemscenario’s denk, komt er een oud reclamefilmpje bij me op. Daarin heeft een jongetje zich verheugd op een geweldige vakantie; aangekomen bij het zwembad zegt het echter zielig: waar is nu dat subtropisch zwemparadijs? Al jarenlang wordt mij actie beloofd, metershoge zeespiegelstijgingen en verzengende hittegolven, maar wat krijg ik? Helemaal niets. Sta ik daar vorige week voor de deur van het Rotterdamse openluchtzwembad Sportfondsen, was het was dicht vanwege de aanhoudende kou!

GroenLinks schijnt niets geleerd te hebben van de mislukte en gelukkig ongedaan gemaakte vliegtaks. Sterker nog: die staat gewoon weer in het verkiezingsprogramma. Als enige land in Europa voerden wij deze vliegtaks in. De Nederlandse economie ging voor miljoenen de kuikenbak in. Dat noemen ze bij GroenLinks dan ″zin in de toekomst″! En zin hebben ze, want naast een vliegtaks en een vleesbelasting willen ze nu ook een kolenbelasting. Nederland zou dan wederom het enige land in Europa zijn met zo’n soort belasting. Wij gaan hier dus onze plantenvoedselvriend CO2 te vuur en te zwaard bestrijden, terwijl elders in Europa CO2 de lucht wordt ingeblazen alsof het een lieve lust is. Als wij onze industrie onevenredig benadelen, moeten we er ook niet gek van staan te kijken dat de industrie en werkgelegenheid uit Nederland weggaan. Een extra belasting op kolen zal leiden tot een prijsstijging van energie. De Nederlandse burger wordt daar dan weer mooi de dupe van.

GroenLinks wil af van kolencentrales, zoveel is duidelijk. Met deze kolenwet maken we onszelf nog meer afhankelijk van het buitenland. Nederland zal nog afhankelijker moeten worden van aardgas. Dit zal de leveringszekerheid ernstig in gevaar brengen, zeker gezien de slinkende gasvoorraden in Nederland en onzekere leveringen uit het buitenland, zoals Rusland. Kolencentrales zijn dus essentieel voor de voorzieningszekerheid en daaraan mag niet worden getornd.

Deze kolenwet moet CO2 keihard aanpakken, want CO2 zou een opwarmend effect op de aarde hebben. Ik vroeg laatst bij de hoorzitting aangaande de wanprestaties van het VN-klimaatpanel IPCC al aan iemand van het KNMI: waar is de missing heat? De concentratie CO2 in de atmosfeer neemt alleen maar toe, maar sinds 1998 daalt de gemiddelde wereldwijde temperatuur. Het KNMI kon mij niet vertellen waar die missing heat is. Is er iemand in het huis die dat wel kan? In tal van filmpjes worden mensen bang gemaakt dat er in de nabije toekomst metershoge golven op ons afkomen. Een bang iemand is natuurlijk eerder geneigd om braaf zijn of haar belastingcentjes af te dragen.

De heer Jansen (SP): De heer De Mos zegt: kom niet aan die kolencentrales en hef daarop geen grote belasting. Nu trekken we gezamenlijk op tegen CO2-afvang en -opslag; daarbij houdt hij altijd een vlammend betoog in de trant van: maak nu eens een einde aan de groei van het aantal kolencentrales en zet lekker kerncentrales neer. Is hij nu voor of tegen die kolencentrales?

De heer De Mos (PVV): De heer Jansen heeft gelijk: het is altijd baas boven baas. Wij zien kerncentrales nog liever dan kolencentrales. Wij zijn echter niet tegen kolencentrales. We hebben wel eens gekscherend gezegd: Als mensen CO2 zo’n gevaar vinden, waarom zouden we dan niet inzetten op kerncentrales?

De heer Jansen (SP): Begrijp ik goed dat in uw rijtje kernenergie op 1 staat, kolen op 2 en gas op 3? Dat laatste gaat volgens u zo snel op dat we het vooral niet moeten gebruiken voor de elektriciteitsproductie.

De heer De Mos (PVV): Het belangrijke is de leveringszekerheid. Als we nu kolencentrales zouden weghalen, zou dat de leveringszekerheid niet ten goede komen.

Voorzitter. Bij voldoende afdracht zal Vadertje Staat het klimaat wel even op zijn falie geven. Dan wordt Moeder Natuur wel even een lesje geleerd met een tweegraden-doelstelling. Meten is echter weten. Metingen van Rijkswaterstaat laten zien dat de zeespiegel nog steeds slechts twee millimeter per jaar stijgt; dat is twintig centimeter per eeuw. Er is dus geen reden tot paniek en zeker niet tot sluiting van bestaande kolencentrales en het afzien van de bouw van nieuwe. Van dat malle emissiehandelssysteem, waarvan Europol al massale fraude van 5 mld. meldt, moeten we ook snel afscheid nemen. Op het hoofdkwartier van GroenLinks struikelen de geitenwollensokken echter over elkaar heen. Zo druk zijn ze daar bezig om ook de hoofdsponsors van CO2 in de toekomst te pakken. Dat zal nog een hele klus worden, want 96% van de totale CO2-uitstoot wordt veroorzaakt door moerassen, oceanen en vulkanen. Hoe sturen we die nu een blauwe belastingenvelop?

©

foto B.J. (Bas) van der Vlies
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik sluit mij namens de SGP-fractie graag aan bij alle complimenten die aan de initiatiefnemers zijn gemaakt. Het is goed als Kamerleden zich realiseren dat zij het recht van initiatief hebben. Gebleken is dat het ook goed kan worden gebruikt. Het is goed als Kamerleden die uitdaging aangaan. Complimenten dus.

De SGP-fractie heeft zich altijd ingezet voor gedegen wetgeving. Dat was het spoor voor de afgelopen jaren en dat is het spoor dat de SGP ook na 9 juni aanstaande bij leven en welzijn zal volgen. Gedegen wetgeving wil zeggen dat het bereiken van het gewenste doel geruggensteund wordt door een verantwoorde onderbouwing, rechtszekerheid, haalbaarheid en consistentie. Het doel heiligt de middelen niet – dat geldt voor beleid, maar nog meer voor wetgeving – ook al is dat doel een waardevol milieudoel. In dit licht heeft de SGP-fractie enkele kritische vragen over het voorliggende initiatiefwetsvoorstel.

De SGP-fractie betwijfelt de effectiviteit van het wetsvoorstel. Het doel is het beperken van de CO2-emissie. Mijn fractie wil erop wijzen dat we in Europa met het CO2-emissiehandelssysteem een waterbed hebben gemaakt. Energiebedrijven die hier in Nederland in reactie op de kolenbelasting hun CO2-emissies beperken, zullen de vrijvallende emissierechten verkopen aan bedrijven in andere Europese lidstaten. Dat betekent een verplaatsing van de CO2-emissie in plaats van de beoogde reductie.

De indiener heeft kritiek op de werking van het emissiehandelssysteem, en terecht. Beseft de indiener alleen ook dat het emissiehandelssysteem nooit een succes zal worden indien elke lidstaat zelf een prijskaartje aan de CO2-emissie gaat hangen? De indiener verwacht dat twee bestaande centrales, waarvan verwacht wordt dat ze binnenkort sluiten, de belastingen zullen betalen, omdat aanpassing niet terugverdiend kan worden. Het zou gaan om een belastingopbrengst van grofweg 80 mln. per jaar. Dat is leuk voor de schatkist, maar is het niet beter om centrales die kort na 2013 zullen sluiten, vrij te stellen van de voorgestelde kolenbelasting?

De indiener geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat de milieucommissie van het Europees Parlement eind 2008 voor invoering van een CO2-norm voor energiecentrales stemde. Mij is niet bekend welk vervolg hierop nu concreet gekomen is. Zouden zowel de indiener als de minister hierop in kunnen gaan? Als er een CO2-norm komt, is de relevantie van een kolenbelas-ting immers lager, althans zo komt het mijn fractie voor.

De indiener heeft gekozen voor één vrijstellingsgrens, één ijkjaar en één tarief. Als de prijs van emissierechten na 2011 boven die € 50 uitkomt, maar ook als de prijs in 2011 maar een enkele euro onder de € 50-grens zit, zouden energiebedrijven dus gewoon het volle pond aan kolenbelasting moeten betalen. Dat vindt mijn fractie onwenselijk. Aanpassing van het tarief via het belastingplan, zoals de indiener suggereert, biedt niet de rechtszekerheid die de SGP-fractie voor ogen heeft. Waarom heeft de indiener in dit licht niet gekozen voor een variabel belastingtarief, zoals voorgesteld door de Raad van State, in combinatie met een vrijstelling voor de huidige belastingplichtige?

Met dit wetsvoorstel worden ook bestaande kolencen-trales opgezadeld met de kolenbelasting. Alleen het principe ″de vervuiler betaalt″ dat wij wel kennen, is toch wel wat kort door de bocht. De SGP-fractie vindt dat er haalbare alternatieven zouden moeten zijn. Voor bestaande centrales wijst de initiatiefnemer met name op het mee stoken van biomassa als alternatief. Dat is nog niet overtuigend. Immers, de indiener wijst er zelf op dat dan aanvullend beleid en een aanvullend budget nodig zijn. Het is de vraag of dat, gezien de bezuinigingsopgave waarvoor wij met elkaar staan, voldoende van de grond komt.

Bovendien vraag ik mij af of bestaande kolencentrales, waarin maar tot 30% bijstook van biomassa mogelijk is, onder de voorgestelde emissiedrempel kunnen komen. Graag een toelichting daarop.

De behandeling van het initiatiefwetsvoorstel zal worden afgerond na de verkiezingen. Althans, dat is het beeld dat ik er tot nu toe van heb. De lichaamstaal van de indiener bevestigt mij in de veronderstelling dat dat curieus is. Maar de feiten liggen zo, ik ken geen andere agenda.

Het nieuwe kabinet zal waarschijnlijk met nieuwe actiepunten op het gebied van CO2 en energie komen. Er ligt bijvoorbeeld een aangenomen motie van de Kamer, waarin wordt gevraagd om een verplicht percentage duurzame energie voor energiebedrijven. Stel dat het nieuwe kabinet hier werk van gaat maken, acht de indiener het wetsvoorstel dan overbodig?

Nog enkele korte vragen voor de indiener en de minister. Wat is de stand van zaken omtrent de geplande of uitgestelde nieuwbouw van kolencentrales en de vervanging van bestaande kolencentrales? Wat is de stand van zaken bij het kolenconvenant? Wat zijn de voorlopige resultaten?

Het zou maar zo kunnen zijn dat dit mijn laatste gewone bijdrage is aan het parlementaire debat, aan het einde van een lidmaatschap van 29 jaar. Dat het vanmiddag gaat over een onderwerp dat ons rentmeesterschap raakt, stemt mij zowel weemoedig als dankbaar. Dankbaar, omdat het gaat om een kerntaak binnen onze roeping, te weten het Bijbels genormeerde rentmeesterschap, zoals de Kamer mij dat vaak heeft horen definiëren. Weemoedig, omdat aan mijn Kamerlidmaatschap binnenkort een einde komt, maar ook omdat van dat rentmeesterschap, dat ik natuurlijk veel breder trek dan het milieu alleen, minder is terechtgekomen dan gewenst of nodig is in het licht van de Bijbelse waarden en normen. Dat rekent de SGP-fractie zich en reken ik mij ook aan. Maar de dankbaarheid overheerst, tegenover God, maar ook tegenover u allen, die met mij in gesprek wilden zijn.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter: Dank u wel, mijnheer van der Vlies. Ik dank u zeer voor uw bijdrage, maar wij nemen nog geen afscheid van u. Zo gemakkelijk komt u niet van de Kamer af!

©

foto P.F.C. (Paulus)  Jansen
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
De heer Jansen (SP): Voorzitter. Omdat ik de heer Van der Vlies na zijn bijdrage niet de hand heb kunnen schudden, wil ik mijn inbreng beginnen met complimenten voor zijn constructieve opstelling in de periode dat ik van hem heb kunnen genieten en in alle jaren daarvoor, want dat doet hij volgens mij al sinds hij in de Kamer zit.

De heer Vendrik, die hier in vak K zit, heeft altijd uitgemunt door een combinatie van werklust en strategisch inzicht, althans, dat is mijn inschatting. Toen hij op 20 april na een geruime pauze van bijna twee jaar bij zijn nota naar aanleiding van het verslag kwam, dacht ik: dat is een goede timing. Ik hoop dat wij inderdaad nog wel verder komen met de behandeling dan de eerste termijn, maar ik denk dat het in ieder geval goed is dat de partijen die nu in de Kamer vertegenwoordigd zijn voor de verkiezingen ook een beetje laten zien hoe zij in deze discussie staan. Die functie heeft het debat hoe dan ook nu al gehad.

In de richting van de heer Omtzigt merk ik op dat ik het nu juist zo aardig vond dat wij dankzij de nota naar aanleiding van het verslag weten dat de heer Vendrik geen tegenstander is van barbecueën. Ik zou zeggen: tel uw zegeningen. Ik schatte hem meer in als een liefhebber van steengrillen of kaasfonduen, want daar komen geen kolen aan te pas. Maar goed, ik hoor wel wat de voorkeuren van de heer Vendrik op culinair gebied zijn.

Voorzitter. Ik dreig af te dwalen.

De voorzitter: Ik stel voor dat u terugkeert naar uw betoog.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Excuses.

De SP-fractie maakt zich net als die van GroenLinks grote zorgen over de groei van het kolenvermogen in Nederland. Deze zorgen zijn des te groter omdat voorlopig alleen maar sprake lijkt te zijn van het toevoegen van meer kolenvermogen en dus niet van het vervangen van oud en daarmee relatief vuil en inefficiënt vermogen. Ik heb zojuist een interruptiedebatje gevoerd met de heer De Mos. Ik wil hem mee geven dat ook de SP-fractie van mening is dat wij, pakweg, de komende 50 jaar waarin wij langzamerhand overgaan op een andere energievoorziening, nog een bepaalde transitiemix nodig zullen hebben. Onze inschatting is dat wij daarin nog een hele tijd kolen zullen moeten gebruiken, zij het dat dit een afnemend aandeel kolen betreft. Op dit moment is echter sprake van een groei van het aandeel kolen. In de ogen van de SP-fractie is dit een ontwikkeling in de verkeerde richting. Het is mogelijk dat de indiener van het wetsontwerp dit voorstel daarom heeft gemaakt. Dat geldt trouwens ook voor zijn voorganger. Mijn waardering dat de heer Duyvendak aanwezig is.

Ik wil eerst kort schetsen hoe de SP-fractie in de transitie staat. Wij geven de voorkeur aan een samenhangend energie- en klimaatbeleid. De klimaatmaatrege-len die wij nemen, moeten daarin tevens een bijdrage leveren aan de verduurzaming van onze energievoorziening. Ik zal daarop later nog met een voorbeeld terugkomen. In de praktijk zal dit betekenen dat wij ons richten op energie-efficiency en de groei van duurzaam vermogen in combinatie met flexibel fossielvermogen. Wij menen dat het heel belangrijk is dat een groot deel van de restwarmte nuttig wordt gebruikt. Dat klinkt een beetje als gas en wkk. Ik meen dat dit in de praktijk ook meestal wel het geval zal zijn.

Kolenvermogen is relatief inflexibel, al is de flexibiliteit van moderne kolencentrales al een stuk groter dan van de oude. De flexibiliteit van kolen- en biomassavergassing is een stuk groter dan die van de traditionele poederkoolcentrale, al of niet in combinatie met de bijstook van houtpallets. Ik heb geconstateerd dat de indieners in hun wetsvoorstel noch in de nota naar aanleiding van het verslag een verhandeling geven over de mogelijke rol van kolenvergassing en biomassavergassing in de komende 50 jaar. De inschatting van de SP-fractie is dat deze optie in het rijtje van volkomen onduurzaam naar volkomen duurzaam meer aan de goede kant staat dan de klassieke poederkoolcentrale. Wij denken dat het in ieder geval flexibeler is. De restwarmte kan wat gemakkelijker worden benut. De SP-fractie is altijd geweest voor publiek bezit van energiebedrijven voor een goede, samenhangende regie van vermogen en opstelling in plaats van vermogen en de distributie daarvan. Inmiddels is de Europese energiemarkt geliberaliseerd en hebben we te leven met het feit dat er sprake is van competitie tussen aanbieders van energie. Toch denken wij dat een sterkere vorm van sturing mogelijk is dan op dit moment het geval is in Nederland. Wij denken aan een nationaal elektriciteits-plan, waarin wordt aangegeven waar locaties beschikbaar zijn en hoe groot het vermogen is op die locaties. Die locaties worden vervolgens geveild. Er worden eisen gesteld aan het nuttig gebruik van restwarmte. Daarmee stuur je ook op de brandstofmix.

In combinatie met strenge vergunningseisen voor het nuttig gebruik van restwarmte kun je zo de facto het aandeel baseload, waarvan kolen een belangrijke onderdeel zijn, beperken. Denkt de heer Vendrik dat deze strategie complementair kan zijn aan zijn wetsvoorstel of ziet hij strijdigheid op dit punt?

Wat de SP-fractie deelt met de heer Vendrik, is de analyse dat een stevige CO2-prijs een grote stimulans is voor het terugdringen van technologieën die koolstofin-tensief zijn. Onze voorkeur gaat daarbij primair uit naar een Europees systeem, althans voor de grootverbruikers. We hebben het ETS. Ten principale zou het ETS een goed mechanisme kunnen zijn om op een efficiënte manier naar een koolstofarmere industrie over te gaan. Het grote probleem is dat het plafond van het ETS veel te hoog is. Als het plafond omlaag gaat, gaan de prijzen omhoog en is het probleem dat dit wetsvoorstel beoogt op te lossen, langs Europese weg opgelost.

De heer Samsom had kritiek en sprak over het waterbedeffect: als we in Nederland iets doen, komt er direct extra vermogen in het buitenland voor terug. Zodra blijkt dat in de lidstaten een sterke reductie is van kolenvermogen, lijkt het ons logisch dat dan het plafond op Europees niveau omlaag gaat, waarmee de prijs op peil blijft of misschien zelfs nog wat stijgt. Is de heer Vendrik dat met mij eens?

De prijs van € 50 waar in het wetsvoorstel van wordt uitgegaan, lijkt ons een reële en zelfs wat conservatieve inschatting. Het is een voorzichtige prijs om het beoogde effect te bereiken. Ons is nog niet helemaal duidelijk hoe het traject eruit ziet van een situatie waarin veel rechten worden weggegeven naar een situatie waarin veel rechten worden geveild. Wat betekent dat voor de belastingopbrengst? Wat betalen de verschillende partijen? Is dat afhankelijk van welk aandeel van hun totale CO2-rechten ze cadeau krijgen of moeten kopen?

Een belangrijk punt voor de SP is dat de opbrengst van de kolentaks wordt teruggesluisd naar de sector in de vorm van een stimuleringsregeling voor de vergroening van de elektriciteitsproductie. Zo ontstaat een vliegwieleffect waardoor de doelstellingen van het energie- en klimaatbeleid eerder bereikt worden en grote concurrentienadelen voor de elektriciteitsproducenten vermeden worden. Het voorbeeld van de Eemshaven, aan de ene of aan de andere kant, kun je voorkomen door het geld terug te sluizen en door de Nederlandse elektriciteitsbedrijven een stimulans te geven om te investeren in efficiency en duurzaamheid.

Ik denk dat het ook goed is voor het beperken van de prijseffecten, want de SP-fractie dringt er wel op aan dat dit soort wetsvoorstellen er niet toe leiden dat er grote schokken optreden in de prijs, noch voor de grootverbruikers, noch voor de kleinverbruikers.

De heer Vendrik schreef in de nota naar aanleiding van het verslag dat hij het met ons eens is dat de opbrengst teruggesluisd moet worden, maar dat beginsel is, voor zover ik kan overzien, op dit moment nog niet in de wet verankerd. Is hij het met mij eens dat het vanuit het oogpunt van rechtszekerheid wel wenselijk is om dat alsnog te doen?

Ik kom op een aantal punten van het wetsvoorstel waarover ik kritisch ben, met name aan de concrete invulling die de heer Vendrik daarover in de nota naar aanleiding van het verslag geeft. Hij denkt namelijk dat de kolentaks met name ingezet moet worden om het bijmengen van biomassa en de invoering van CCS te versnellen. Dat lijkt de SP-fractie, in ieder geval op dit moment, geen goede keuze.

De grootschalige bijmenging van biomassa in kolencentrales lijkt ons in de huidige praktijk onhaalbaar. Weliswaar is er in Scandinavië, Rusland en Canada nog een heleboel ongebruikte en potentieel interessante biomassa beschikbaar, maar die is lang niet altijd bereikbaar, en zeker niet voor de Nederlandse kolencen-trales. De plaats waar die biomassa zich bevindt is te ver van de weg en zeker te ver van diep water. Ik neem aan dat de heer Vendrik ook weet dat je, als je met je biomassa meer dan 150 km van diep water afzit, zo veel brandstof verstookt met al die vrachtwagens die naar dat diepe water moeten, dat je je hele voordeel aan CO2 inmiddels weer hebt opgestookt in de vorm van de diesel.

Als de heer Vendrik dat onderschrijft, dan is de logische conclusie dat de biomassa uit de binnenlanden van Scandinavië of Canada hooguit zijn te gebruiken voor biomassacentrales ter plekke, maar niet voor gebruik in Nederland of in Europa. Wij hebben dan een probleem, want dan is de hoeveelheid biomassa die wij door dit wetsvoorstel nodig hebben in de praktijk niet beschikbaar dan wel niet duurzaam beschikbaar.

Ik kom op CCS. Ik verbaas mij een beetje over de toonzetting van de indiener in de nota naar aanleiding van het verslag. Ik maak daar eigenlijk uit op, althans als ik het geïsoleerd zou lezen, dat hij eigenlijk heel enthousiast is over CCS. Bovenaan pagina 6 stelt hij: ″In antwoord hierop wil ik opmerken dat het juist mijn bedoeling is om met dit wetsvoorstel de grootschalige en commerciële inzet van CCS te versnellen, zodat CCS één van de beschikbare opties wordt om de emissies van kolencentrales terug te dringen.″ Onderaan pagina 6 heeft hij het over ″innovatieve technieken zoals CCS″.

Ik had van een woordvoerder van een milieupartij iets anders verwacht. De SP-fractie pleit er al jaren voor om klimaat- en energiebeleid hand in hand te laten gaan. Dat is op veel terreinen mogelijk, maar bij CCS staan eigenlijk de doelstellingen haaks op elkaar. CCS kost juist 25% extra energie. Misschien kunnen wij dat nog een klein beetje reduceren door allerlei efficiencymaatregelen, maar er zit een theoretische ondergrens aan. Het kost altijd ongeveer een zevende tot een achtste extra energie. Kortom, daarmee spannen wij in energetisch oogpunt het paard achter de wagen. Ik hoor graag van de heer Vendrik waarom hij denkt dat CCS in het kader van deze wet een belangrijke overgangstechnologie zou zijn.

In plaats daarvan pleit de SP ervoor dat het geld dat wij gaan terugsluizen, vooral wordt teruggesluisd naar warmtebenutting en eventueel naar kolenvergassing. Dat zijn naar onze mening technieken die wel bijdragen aan een combinatie van het halen van de klimaatdoelstellingen en de energiezekerheid. Dat lijkt ons een grote stap vooruit ten opzichte van de strategie die de heer Vendrik in zijn wetsvoorstel heeft gekozen.

Ik rond af. Wij maken vandaar een bijzondere behandeling mee van een initiatiefwetsvoorstel, omdat de indiener wel belangstellend naar de Kamer mag luisteren, maar waarschijnlijk zeker vandaag niets meer mag terugzeggen. Ik hoop dat hij daar voor de verkiezingen nog wel de gelegenheid krijgt, maar dat zal heel lastig worden. Ik ga ervan uit dat een collega van hem de behandeling te zijner tijd goed zal afronden, zeker als de heer Vendrik dan naast of achter hem zal plaatsnemen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Samenvattend, want dat lijkt mij voor de luisteraars ook prettig ...

De voorzitter: Bent u daarvan? Anders kunt u gewoon een vraag stellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ja, daarom ga ik een vraag stellen aan de heer Jansen. Geen paniek.

De heer Jansen begint zijn bijdrage met de opmerking: voor de verkiezingen moet je laten zien waar je staat. Hij heeft een aantal vragen gesteld. Kan ik zijn bijdrage zo interpreteren dat hij het initiatiefwetsvoorstel van de heer Vendrik zal steunen?

De heer Jansen (SP): Ik vat de vraag van mevrouw Van Gent maar niet samen. Ik ben begonnen met een vrij uitgebreide uiteenzetting van wat onze eigen strategie zou zijn van nu tot een periode van 50 jaar in het kader van de verduurzaming. Wij staan sympathiek ten opzichte van het wetsvoorstel. Voor ons is het grootste probleem hoe geregeld wordt dat de belasting op een zodanige manier wordt teruggesluisd dat er een vliegwieleffect optreedt, zodat wij een extra versnelling krijgen van de verduurzaming. In die richting gaat mijn eerste vraag aan de heer Vendrik.

Mijn tweede vraag aan hem is hoe wij ervoor zorgen dat er goede prikkels worden gegeven in de richting van de juiste technologie. CCS en duurzame biomassa lijken ons op dit moment een foute keuze, omdat die qua milieurendement onder de maat scoren.

Op die punten zijn wij kritisch, maar wij hebben helemaal geen principiële bezwaren tegen het wetsvoor- stel. Ik begrijp dat wij dat vandaag een positieve grondhouding noemen. Het zal nog wel wat verbeterd moeten worden, lijkt mij zo.

©

foto W. (Ineke) van Gent
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Laat ik beginnen met de opmerking dat het natuurlijk altijd heel bijzonder is om een collega, die mij na staat, in vak K te verwelkomen. Vandaag verwelkom ik bovendien een oud-collega en mevrouw Moorman. Het is toch monnikenwerk dat gedaan wordt voor de goede zaak, en bij dit wetsvoorstel is dat wel degelijk het geval. De heer Van der Ham zei vandaag dat de heer Vendrik vaak termen als ″makkers″ en ″vrienden″ gebruikt. Dat komt mij zeker bekend voor, maar in de GroenLinksfractie hanteert hij ook vaak de termen ″konijntje″ en ″schuim-pje″. Ik kon het niet laten om dat hier te memoreren.

Alle gekheid op een stokje, voorzitter. Dit is een van de laatste keren dat de heer Vendrik hier aanwezig is, en dan ook nog in vak K. Kan het mooier? Ik hoop dat hij dit initiatiefwetsvoorstel morgen ook kan afronden en dat het een mooie grande finale wordt van zijn jarenlange enorme inzet voor de groene en sociale doelstellingen van GroenLinks. Ik zou aan ″makkers″, ″vrienden″, ″konijntje″ en ″schuimpje″ ook nog het woord ″kameraad″ willen toevoegen, want zo zie ik de heer Vendrik zeker. Ik weet dat dit ook geldt voor mijn collega’s in de fractie en voor al onze medewerkers.

Ik heet natuurlijk ook minister De Jager hartelijk welkom in vak K. Het is altijd goed dat het kabinet erbij zit bij de behandeling van dit soort wetsvoorstellen; ik zal daar straks in mijn bijdrage nog op terugkomen. Het kabinet heeft namelijk wel iets goed te maken als het gaat om duurzaamheid. Het is nog niet te laat, zou ik zeggen. Ik hoop dus dat ook de heer De Jager een positieve grondhouding zal aannemen ten aanzien van dit initiatiefwetsvoorstel, want dat zal wel helpen.

Het wetsvoorstel raakt het rentmeesterschap, zoals de heer Van der Vlies heel terecht opmerkte. Het is een tijd van afscheid nemen en ook voor de heer Van der Vlies is dit waarschijnlijk zijn laatste debat in de Tweede Kamer. Het is een tijd van weemoed, zoals de heer Van der Vlies zelf ook al zei. Hij heeft mij in 1998, toen ik hier als groentje binnenkwam, tips en trucs – die zullen bij de SGP anders heten – geleerd om op een goede manier te kunnen functioneren als Kamerlid. Daarvoor ben ik hem nog steeds erg dankbaar. Deze woorden spreek ik ook uit namens de heer Dibi.

Dat was een heel lange inleiding, voorzitter, maar ook Groningers kunnen soms sentimenteel worden. Ik moest dit toch even kwijt. Nu over tot de orde van de dag.

We moeten in Nederland werk maken van een duurzame energievoorziening; daar zal niemand het mee oneens zijn, hoop ik. We moeten af van onze verslaving aan fossiele brandstoffen als olie en kolen. Toen het inmiddels demissionaire kabinet aantrad, werden er mooie woorden gesproken. In deze kabinetsperiode zouden er belangrijke stappen worden gezet om van Nederland een van de schoonste en efficiëntste energievoorzieningen van Europa te maken. Dat waren mooie woorden. Helaas is er in de praktijk weinig van terechtgekomen. Met onze 4% duurzame energie hobbelen we nog steeds achteraan in Europa. Groene praatjes vullen geen klimaatgaatjes. Wat we nodig hebben, zijn concrete maatregelen om onze economie te vergroenen.

Eind april publiceerden het Planbureau voor de Leefomgeving en het Energieonderzoek Centrum Nederland hun evaluatie van de klimaat- en energieplan-nen van het kabinet-Balkenende IV. Opnieuw bleek helaas dat de kabinetten-Balkenende kans na kans hebben laten lopen om de economie te vergroenen. Dat moet en kan anders. Met deze initiatiefwet kunnen wij een belangrijke stap zetten in het vergroenen van de economie. De GroenLinksfractie heeft meermaals aan het kabinet gevraagd maatregelen te nemen tegen de bouw van nieuwe kolencentrales. Die zijn helaas uitgebleven.

Energiebedrijven willen vier nieuwe kolencentrales bouwen in Nederland. Die zouden samen evenveel CO2 uitstoten als alle auto’s in Nederland bij elkaar. Bovendien drukken kolencentrales groene stroom van de markt. Met vier nieuwe kolencentrales erbij krijgen wij een overcapaciteit aan grijze stroom in Nederland. Daardoor zal de prijs van stroom dalen en zal duurzame energie nog minder snel rendabel worden. Helaas zijn maatregelen van de kant van het kabinet uitgebleven. Het kabinet zei dat de nieuwe kolencentrales verplicht CO2-opslag zouden moeten toepassen. Dat is opmerkelijk aangezien die techniek nog onbewezen is en de komende jaren niet commercieel beschikbaar zal zijn. De eis dat nieuwe centrales opslagklaar zijn, betekent in de praktijk niet meer dan het reserveren van extra parkeerruimte rond de kolencentrale zodat de benodigde infrastructuur voor CO2-opslag eventueel kan worden aangelegd in de toekomst.

Het kabinet verwees meermaals naar de Europese emissiehandel als antwoord op de uitstoot van kolencen-trales. GroenLinks is voorstander van de emissiehandel, maar helaas moeten wij constateren dat het systeem op dit moment onvoldoende werkt. Tot 2020 zal de prijs van CO2 onder het ETS rond de € 20 per ton schommelen, terwijl wij een prijs van minimaal € 50 nodig hebben om daadwerkelijk groene innovatie te stimuleren. Maandag verscheen een studie van CE Delft waaruit blijkt dat de zware industrie in Europa de emissiehandel misbruikt heeft. Tussen 2005 en 2008 heeft de sector volgens het rapport 14 mld. aan oneigenlijke winsten geboekt. Van energiebedrijven was al bekend dat zij onterecht miljarden aan de emissiehandel hebben verdiend. De bedrijven krijgen gratis emissierechten toegekend, maar berekenen de prijs van de emissierechten wel door aan de consument. Ze krijgen het recht om te vervuilen dus cadeau, maar vragen er wel geld voor aan de consument. Op deze manier is het ETS vooral een extra inkomstenbron voor de industrie en de energiesector, maar profiteert het milieu er nauwelijks van. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Mijn fractie heeft er altijd voor gepleit om de emissierechten volledig te veilen. Dan voorkom je dit soort misbruik van emissiehandel. Helaas is het systeem vooralsnog zo lek als een mandje. Daarom hebben wij deze extra belasting nodig totdat het ETS wél gaat leveren.

Op dit moment bestaat er al een kolenbelasting in Nederland, mevrouw Neppérus had het er al over. Helaas zijn kolencentrales daar nog van uitgezonderd. Dat is natuurlijk de omgekeerde werkelijkheid. De vervuiler moet niet beloond worden, de vervuiler moet betalen. De kolenbelasting moet omhoog en energieproducenten die meer dan 550 gram CO2 per kWh elektriciteit uitstoten in kolencentrales, moeten die belasting ook gaan betalen.

Het is zaak dat wij investeren in een duurzame energievoorziening. Als wij nu werk maken van zon en wind kunnen wij vanaf 2050 volledig draaien op groene energie. Met deze initiatiefwet kunnen wij een belangrijke stap in de goede richting zetten. ″Nee″ tegen vieze kolencentrales, ″ja″ tegen groene energie. Landen als Duitsland, Denemarken en Spanje bewijzen dat een duurzame energiepolitiek niet alleen goed is voor het milieu, maar ook nog een hoop banen oplevert. Elke windmolen die wij bouwen, levert zeven banen op. Als wij nu werk maken van een groene economie kunnen wij de komende jaren zeker 100.000 nieuwe banen creëren. Die hebben wij in deze economische crisis hard nodig.

Dit is een belangrijke stap, maar zeker niet de laatste. Met de kolenbelasting stimuleren wij bedrijven om te stimuleren in schonere energievormen. Ze kunnen voorkomen dat ze de belasting moeten betalen door onder de emissiedrempel van 550 gram te blijven. Hoe ze dat doen, mogen ze zelf weten. Ze kunnen dat doen door af te zien van de bouw van kolencentrales en in plaats daarvan in schonere gascentrales te investeren. Ze kunnen er ook voor kiezen de CO2-uitstoot in bestaande centrales te verlagen door duurzame biomassa bij te stoken. Ze kunnen er ook voor kiezen te investeren in zon en wind in plaats van in kolencentrales. In de toekomst kunnen zij hun CO2 wellicht ondergronds opslaan.

Het is duidelijk: er zijn legio opties. Wat nu wordt voorgesteld, is een eerste stap. Na 9 juni moeten wij doorpakken. GroenLinks pleit voor een bindende CO2-norm. Energiecentrales die daar niet aan voldoen, wordt geen vergunning meer verstrekt. Mijn partij wil een wettelijke verplichting voor energiebedrijven om een jaarlijks oplopend aandeel duurzame energie te produceren. Dan halen wij de doelstelling voor 2020 wel. Wij pleiten daarnaast voor een gegarandeerde prijs voor groene stroom naar het Duitse model; anderen hadden het er ook al over.

Wij hebben onze klimaat- en energieplannen vorig jaar laten doorrekenen door het Planbureau voor de Leefomgeving. De conclusie was helder: het is mogelijk om de CO2-uitstoot fors terug te dringen en echt werk te maken van duurzame energie. Morgen presenteren het Centraal Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s, altijd een zinderend en spannend moment. Dan zal opnieuw blijken dat GroenLinks werk maakt van een groene economie: een economie die niet alleen goed is voor het milieu, maar die ook nog een hoop banen oplevert; een economie die klaar is voor de toekomst.

Voorzitter. Voordat wij een traantje gaan wegpinken rondom de heer Vendrik, wil ik mijn verhaal afsluiten met de opmerking dat ook de medewerkers van de heer Vendrik inmiddels zijn gearriveerd en dat wij straks een soort groepsknuffel gaan houden om het afscheid wat kleur en fleur bij te zetten. Ik dank u voor uw tijd.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter: Ik zal onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om het debat op enig moment voort te zetten.

De vergadering wordt van 16.51 uur tot 17.00 uur geschorst.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.