Column Ekoland 4

Met dank overgenomen van H.E. (Harm Evert) Waalkens i, gepubliceerd op woensdag 5 mei 2010.

Deze maandcolumn voor Ekoland is een beetje tussen wal en schip geraakt door alle Bangkok-congres-activiteten. Ik plaats hem hier graag alsnog.

Plantenveredeling vormt de basis voor de wereldvoedselvoorziening.

Het kwekersrecht moet het leidend intellectueel eigendomsrecht in de plantenveredeling blijven.

De plantaardige voedselvoorziening is in hoge mate afhankelijk van goed uitgangsmateriaal (zaden, pootaardappelen). Daarvoor zorgen zogenaamde veredelingsbedrijven. Ze ontwikkelen nieuwe rassen, en produceren en leveren het uitgangsmateriaal. Zonder dit uitgangsmateriaal geen plantaardige voedselvoorziening voor mens en dier.

Halverwege de vorige eeuw is het kwekersrecht in Nederland ingevoerd. Geleidelijk aan is het de internationale standaard geworden voor bescherming van plantenrassen. Essentie van het kwekersrecht is dat het een adequate bescherming biedt door de kwekersrechthouder tijdelijk exclusiviteit te verschaffen.

Via het open innovatiemodel van het kwekersrecht - de breeders’ exemption - mogen collega-veredelaars verder kruisen en de nieuw ontwikkelde rassen vrijelijk op de markt brengen.

Dankzij het kwekersrecht kunnen veredelaars een voldoende rendement realiseren. Daardoor kunnen zij blijven investeren in rasontwikkeling, zonder andere veredelaars te blokkeren.

Mede dankzij het kwekersrecht is in de afgelopen decennia een zeer groot aantal nieuwe land- en tuinbouwrassen ontwikkeld.

Dit kwekersrecht dreigt te worden ondergraven doordat grote spelers op de zaaizaad- en pootgoedmarkt zich nu via het octrooieren van genetische eigenschappen van planten hun intellectuele eigendommen (planten) aan het afschermen zijn.

Ondanks dat we internationaal hebben afgesproken, dat de natuurlijke genetische bronnen voor iedereen beschikbaar moeten zijn en blijven gaan de multinationals door met het octrooieren van erfelijkheidskenmerken en daarmee dus in feite de genetische bouw van planten octrooieren.

Deze bedreiging geldt niet alleen voor de gangbare, maar ook voor de genetisch gemodificeerde rassen en is een zeer ernstige schending van de internationale afspraken .

Met name indirecte octrooiering van GGO’s vormt een grote bedreiging, aangezien slechts enkele grote buitenlandse multinationals actief zijn in GGO’s. De markt van uitgangsmateriaal en daarmee de voedselvoorziening dreigt op die manier in handen te komen van een zeer beperkte groep bedrijven. En dat zou betekenen dat de mogelijkheid om te blijven veredelen en verbeteringen in de markt te zetten, voor veel bedrijven uitgesloten of ernstig beperkt wordt. Dit leidt vervolgens tot een belangrijke reductie van de verscheidenheid in rassen: gevolg is dat telers en boeren minder keuze hebben en de biodiversiteit in het algemeen afneemt.

Laten we deze ontwikkeling een halt toe roepen door de Europese Commissie aan te sporen om het Europees Octrooi Verdrag eenduidig uit te leggen en toe te zien op de naleving van de (internationale)afspraken. Geen taalkundige trucjes en schijnbewegingen graag. Natuurlijke genetische bronnen zijn niet van het groot-kapitaal, maar van ons allemaal.

Harm Evert Waalkens