Bied mensen een uitweg uit het lijden, niet uit het leven

Met dank overgenomen van R.M. (Renske) Leijten i, gepubliceerd op dinsdag 16 februari 2010.

Bij mogelijkheid van humane levensbeëindiging kiezen mensen voor hulp bij zelfdoding, die later wel weer zin in hun leven zouden hebben gevonden.

Agnes Kant en Renske Leijten zijn beiden Kamerlid voor de SP, de eerste is tevens fractievoorzitter.

De zin van het leven is zin hebben in het leven. Maar wat wanneer die zin iemand is ontvallen, vanwege de omstandigheden, vanwege eenzaamheid, vanwege psychische problemen, of simpelweg vanwege het gevoel dat het ‘op’ is? De maakbaarheid van de dood is omgeven met vele dilemma’s. Ligt hier een rol voor de wetgever? Zitten we te wachten op een juridisering van de dood en het proces daar naartoe?

Er zijn ouderen die verlangen naar het einde. Dit verlangen is met een beetje voorstellingsvermogen voor iedereen invoelbaar. Daarom kan de roep om een mogelijkheid van een menswaardige beëindiging van het leven in zo’n situatie rekenen op sympathie. Maar wat betekenen de drie woorden ‘uit vrije wil’ precies? Is die vrije wil autonoom en authentiek? Hoe bepaal je dat? Wie bepaalt dat? Waardoor wordt de vrije wil beïnvloed? De groep Uit vrije wil spreekt nu van een minimumleeftijd van 70 jaar voor hulp bij zelfdoding. Waarom? Ook mensen van 65, zelfs mensen van 25, kunnen ‘lijden aan het leven’. Dat is één stel moeilijke vragen.

Er is ook een breder, maatschappelijk aspect dat zeker zoveel vragen oproept. Wat zijn de psychische gevolgen van ‘de dood onder handbereik’ voor de mens? Wat zijn de gevolgen voor de urgentie om zorgvuldig met onze ouderen om te gaan wanneer ‘de zelf gekozen dood een optie’ wordt?

Ook in verband met de praktische uitvoering, is er nog een derde reeks vragen te stellen, De genoemde groep wil dat de uitvoering in handen komt van ‘speciaal daartoe opgeleide hulpverleners’. Wie houdt hier toezicht? Wie voorkomt misbruik en excessen? Wat is het beoordelingsvermogen van deze ‘hulpverleners’? Maar hoe moeten zij en op basis van welke criteria gaan vaststellen of iemand een voltooid leven heeft? En hoe vergewissen ze zich er van of deze emotie niet tijdelijk is en toch weer over kan gaan. En hoe moet je vaststellen dat die wil echt vrij is? Of dat iemand zich bijvoorbeeld overbodig voelt, maar verzwijgt om anderen niet te belasten? Is er trouwens überhaupt een rol weggelegd voor de meest nabije gezins- en familieleden? Is een verzoek tot hulp bij zelfdoding vergezeld van de opmerking ‘mijn leven is voltooid’ echt voldoende?

De in Nederland gegroeide euthanasiepraktijk, hoewel uniek in de wereld, geniet in ons land veel bijval. Gesteld voor de keuze, kiest iedereen voor een menswaardige dood, of dat nu is door middel van palliatieve zorg, versterving of euthanasie. We zien dat als een vorm van beschaving. Maar het is iets anders wanneer we voor mensen die lijden niet een uitweg in het lijden bieden, maar slechts een uitweg uit het leven. Het is heel goed voorstelbaar dat iemand door eenzaamheid, gebrek aan privacy, gebrek aan aandacht en goede zorg of een combinatie hiervan, de zin in het leven heeft verloren. De directeur van Humanitas schetste onlangs in een reportage dat een verbetering van de omstandigheden vaak leidt tot het verdwijnen van een aanvankelijke doodswens.

De twee maatschappelijk belangrijkste vragen waar we met z’n allen voor staan zijn: wat kunnen we in preventieve zin doen, en doen we dat ook? De antwoorden: ja en nee. We doen veel te weinig om eenzaamheid onder ouderen aan te pakken en we doen veel te weinig om de woon- en leefomstandigheden van ouderen - alleenstaand wonend of in een verzorgings- of verpleeghuis - te verbeteren.

Maar ook als omstandigheden wel optimaal zijn, heeft het voorop stellen van zelfbeschikking als ultieme vrijheid een keerzijde. De ultieme vrijheid, de maakbaarheid van de dood, kan gemakkelijk leiden tot een nieuwe vorm van onvrijheid. Willen we een samenleving waarin het normaal is om al boven je 70ste te gaan nadenken of het leven het nog wel waard is om geleefd te worden? ‘Maar dat hoeft niet, daar is iedereen vrij in’, zullen de voorstanders zeggen. Zeker, maar dit gaat voorbij aan het feit dat de mens een sociaal wezen is, waardoor zijn zin in het leven mede bepaald wordt door zijn omgeving.

Dit artikel verscheen op 16 februari 2010 in Trouw