Tijd voor onderwijs

Met dank overgenomen van B. (Boris) van der Ham i, gepubliceerd op woensdag 13 februari 2008.

Het ei is gelegd. Vandaag presenteerde de parlementaire onderzoekscommissie onderwijsvernieuwingen z'n rapport. Dat gebeurde in de Oude Zaal van het Kamergebouw, de zaal waar de Tweede Kamer vroeger bijeenkwam. Het rapport heet 'Tijd voor onderwijs'. De invoering van de basisvorming, de Tweede Fase, het VMBO en het 'Nieuwe Leren' hebben we gedurende 10 maanden onder de loep genomen. Honderden gesprekken, tientallen werkbezoeken en heel, heel veel leeswerk. Het was een hele klus, die heel veel tijd heeft gevergd, maar het resultaat mag er zijn. Tijdens de presentatie die commissievoorzitter Dijsselbloem deed was het muisstil. En dat was niet alleen uit beleefdheid. De conlusies en aanbevelingen van de commissie reiken namelijk behoorlijk ver. Onze conclusie: De overheid heeft haar kerntaak, het zeker stellen van deugdelijk onderwijs, de afgelopen jaren ernstig verwaarloosd.

De politiek moet de kwaliteit van het onderwijs bewaken

De bewindslieden vertoonden een tunnelvisie, stelt de commissie. Ze stonden onvoldoende open voor kritiek en waarschuwingen. Daarbij zijn grote risico's genomen met kwetsbare leerlingen, die te lang theoretisch onderwijs kregen. Voor die leerlingen werd de nadruk gelegd op wat ze niet konden, zegt de commissie. Het aantal leerlingen dat extra zorg nodig heeft, en de speciale problemen van allochtone leerlingen, werden onderschat. Bovendien werd volgens de commissie politiek draagvlak belangrijker geacht dan steun van scholen en ouders. Maar ook de belangenorganisaties in het onderwijs leken dichter bij de politiek te staan dan bij hun eigen achterban. De stem van leraren, ouders en leerlingen werd daardoor nauwelijks gehoord. Voortaan moet de overheid zich met het kerncurriculum, de examens en het toezicht bezighouden. De scholen gaan nadrukkelijk over de lessen, over de inrichting van het onderwijs en het pedagogisch-didactisch klimaat. Basiskennis en basisvaardigheden moeten in het basisonderwijs meer aandacht krijgen. Om tijdig achterstanden te herkennen pleit de commissie voor een verplichte begin- en eindtoets. De inspectie moet zich in eerste instantie richten op controle van de wettelijke eisen. Aan lerarenopleidingen moeten ook strengere eisen worden gesteld.

Andere belangrijke conclusies van de commissie kan je HIER lezen. En de officiele reactie van D66 hierop staat HIER. Het verslag in het NOSjournaal zie je HIER.

Mooie en interessante tijd

Ik vond het werk in zo'n commissie een verademing. Als kamerlid ren je doorgaans van debatje naar debatje, en nu was er de mogelijkheid om zeer lang met één onderwerp aan de gang te gaan. Zo'n commissie kan met iedereen praten, van wetenschappers tot schoolleiders, van hoogbejaarde bewindslieden (zoals de 86-jarige onderwijsminister Van Veen) tot aan leerlingen van net 15 jaar. Een van de hoogtepunten van de verhoren waren voor mij de verhalen van meneer Kirschner, de heer Jolles en mevrouw Crone. Alle drie zeer hooggeleerde topwetenschappers/ De eerste vertelde over de pscychologie van het leren, en maakte duidelijk dat niet alle kennis op een 'vrije' manier kan worden verworven. Sommige kennis moet je gewoon 'stampen', heel vaak herhalen zodat je het automatisch kan. Jolles en Crone waren erg deskundig op de werking van hersenen. Zij verhaalden over de biologsche beperkingen van jongeren die in hun pubertijd zitten. Heel simpel gezegd: pubers zijn lichamelijk en qua hersenontwikkeling zo in de groei dat ze in die periode simpelweg niet volledig 'zelfstandig' kunnen werken. Ze hebben externe prikkels nodig. Erg interessant.

Tijdens alle verhoren en bezoeken ging het werk in de Kamer gewoon door. Het was dus heel druk voor me, de afgelopen tien maanden, maar ik keek elke keer weer uit om met de commissie aan de gang te gaan. Uit elke partij was er een afgevaardigde en ondanks de verschillende achtergronden hebben we zeer goed samengewerkt. Ik ga ze nog missen!