Wijze terughoudendheid

Met dank overgenomen van C.G. (Kees) van der Staaij i, gepubliceerd op vrijdag 4 december 2009.

Wat een week! Zeer boeiend, maar ook zeer vermoeiend.

De behandeling van de begroting Antilliaanse Zaken en van de Defensiebegroting stonden deze week op mijn agenda. Daarnaast het spoeddebat over de ontpoldering in Zeeland.

Triest dat door de opstelling van de coalitiepartijen een kamermeerderheid uiteindelijk toch genoegen neemt met ontpoldering van de fraaie Zeeuwse Hedwigepolder. Terwijl een kamermeerderheid in het verleden wel mijn motie steunde om onverkort en blijvend tegen gedwongen ontpoldering te zijn! Ik houd mijn hart vast, of dit het hek niet verder openzet voor nieuwe ontpolderingen in Zeeland.

Heel wat uren heb ik deze week echter besteed aan de nasleep van vorige week: de moties die ik had ingediend bij de integratiebegroting. Onze Wilhelmusmotie, maar vooral onze ‘minaretmotie’ zijn niet onopgemerkt gebleven, om het maar zacht te zeggen. Nog zelden in een week zoveel media te woord gestaan en met zoveel mensen hierover gesproken.

De Wilhelmusmotie vroeg om het aandacht besteden aan ons volkslied in de inburgeringscursus. Tot mijn vreugde stelde een kamermeerderheid zich hierachter. Al wekte het flink gemor bij partijen aan de linkerzijde dat het PvdA hierin ook meestemde.

De ‘minaretmotie’ ging bepaald over meer dan minaretten. Bij het integratiedebat had ik - inspelend om eerdere opmerkingen van minister van der Laan hierover - het onbehagen en de vervreemding als thema genomen dat onder veel autochtonen, zeker ook in de oude wijken, sterk leeft. Niet alles wat juridisch kan, is ook wijs: opzichtige schotels, gebedsoproepen en minaretten. In dit verband heb ik opgeroepen tot wijze terughoudendheid. Zelfs zo’n voorzichtige formulering bleek al een brug te ver! Een kamermeerderheid wees de motie uiteindelijk af, ook al bleek mij in de wandelgangen dat veel fracties er intern enorm over gedebatteerd hadden en in feite de scheidslijn tussen voor- en tegenstanders door allerlei partijen heenliep.

Door de uitslag van het Zwitserse referendum voor het minaretverbod kwam er een eigen dynamiek Dat was enerzijds lastig voor een rustig debat hierover. Anderzijds is het toch goed dat zo’n gevoelig thema eens serieus besproken wordt, ook al leidt dat tot heftige meningsverschillen.

De praktijk is tot nu toe vaak dat gevoelens van vervreemding en onbehagen over de dominante aanwezigheid van bijvoorbeeld minaretten en grote moskeeën als ‘onderbuikgevoelens’ worden weggezet

Bovendien maakt een krampachtig en onhistorisch gelijkheidsdenken blind voor de verschillen tussen de christelijke kerktorens die al eeuwen het Nederlands landschap stempelen, en de megamoskeeën en minaretten als symbolen van non-integratie. Ik besef zeer wel dat gelet op dit dominante gelijkheidsdenken voorzichtigheid geboden is, om een ‘boemerangeffect’ te voorkomen. Maar de vrees daarvoor moet niet verlammen. Sterker nog: daarmee bevestigen we juist dat historische en inhoudelijke verschillen tussen de godsdiensten er helemaal niet toe doen.

Daarom hebben we ons in verleden gewoon gekeerd tegen de aanstelling van een radicale legerimam, en hebben we nu gewoon onze mening gegeven over reuze-moskeeen en minaretten. De makkelijkste weg is niet altijd de beste.

Opvallend vond ik wel dat diverse moslims begripvoller op onze motie reageerde dan veel seculiere of zelfs christelijke medeburgers.

Misschien komt dat ook wel doordat zij beter beseffen dat in veel islamitische landen de meegaandheid naar andere godsdiensten heel wat minder is. Christenen in Afghanistan of Saoedi-Arabie kunnen nog geen kerkje oprichten! Dat is wel een schrijnend heel ander verhaal dan mijn oproep om met elkaar te praten om te kijken of het ook niet een onsje minder kan.

Dat mijn oproep tot terughoudendheid op gespannen voet zou staan met de inzet voor vervolgde christenen, herken ik in het geheel niet. Opkomen voor christenen die in Iran met de dood worden bedreigd, betekent toch zeker niet dat wij in ons land ‘ja’ moeten zeggen tegen minaretten die uitsteken boven de omringende bebouwing om de suprematie van Allah te proclameren?

Een onaangename verrassing was wel de felheid van sommige reacties. Een van de reageerders liet op de opiniepagina van het RD weten dat ik mij in het televisieprogramma Pauw & Witteman “kennelijk geschrokken” betoonde. Dat klopt niet als het om de inhoud en de strekking van mijn motie gaat. Daar stond en daar sta ik vierkant achter. Die was vanaf het begin al voorzichtig geformuleerd. Van de inhoudelijke bezwaren tot nu toe ben ik niet onder de indruk. Sterker nog: ik heb geen enkel inhoudelijke argument gehoord dat we zelf niet al van te voren meegewogen hadden.

Maar ik ben inderdaad wel geschrokken van reacties als die van hem in een brief aan mij, waarin hij agressieve bewoordingen kiest en met een scheldkannonade komt waar de honden geen brood van lusten.

Het lijkt soms wel of er maar twee kampen mogen bestaan: of moslims wegpesten a la de PVV, of van de weeromstuit geen kwaad woord over de Islam spreken, en hen alleen maar omarmen als een kwetsbare minderheid. Aan die zwart-wit benadering weiger ik mee te doen. Het is niet best als er kennelijk al zoveel terughoudendheid nodig is om op te roepen tot wijze terughoudenheid.