Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

1.

Tekst

17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/32

 

RICHTLIJN 2009/65/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (2) is herhaaldelijk ingrijpend gewijzigd (3). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

 

(2)

Richtlijn 85/611/EEG heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en het succes van de Europese beleggingsfondsensector. Ondanks de verbeteringen die sinds de aanneming, met name in 2001, in de richtlijn zijn aangebracht, werd het evenwel alsmaar duidelijker dat het icbe-regelgevingskader diende te worden gewijzigd om het aan de financiële markten van de 21ste eeuw aan te passen. Met het groenboek van de Commissie van 12 juli 2005 over de verbetering van het EU-kader beleggingsfondsen is de aanzet gegeven tot een publiek debat over de wijze waarop Richtlijn 85/611/EEG dient te worden gewijzigd om deze nieuwe uitdagingen aan te kunnen. Dit intensieve overleg heeft tot de algemeen gedeelde conclusie geleid dat ingrijpende wijzigingen in die richtlijn noodzakelijk zijn.

 

(3)

Een coördinatie van de nationale wettelijke regelingen voor instellingen voor collectieve belegging lijkt gewenst teneinde op Gemeenschapsniveau de mededingingsverhoudingen voor deze instellingen nader tot elkaar te brengen en aldaar een doeltreffender en meer uniforme bescherming van de deelnemers te verwezenlijken. Deze coördinatie vergemakkelijkt de opheffing van de beperkingen van het vrije verkeer op Gemeenschapsniveau van rechten van deelneming in icbe’s.

 

(4)

Gelet op de hierboven bedoelde doelstellingen, is het nodig voor de in de lidstaten gevestigde icbe’s te voorzien in gemeenschappelijke minimumregels met betrekking tot toelating, toezicht, inrichting, werkzaamheid en door hen te publiceren informatie.

 

(5)

De coördinatie van de wettelijke regelingen der lidstaten moet worden beperkt tot icbe’s die niet van het closed-end-type zijn en die hun rechten van deelneming aan het publiek in de Gemeenschap te koop aanbieden. Het is wenselijk dat icbe’s in het kader van hun beleggingsdoel wordt toegestaan om ook in andere financiële activa dan effecten te beleggen, mits deze voldoende liquide zijn. De financiële instrumenten die de icbe’s als beleggingen in hun activaportefeuille mogen opnemen, dienen te worden opgesomd in deze richtlijn. De belegging van een portefeuille volgens een index is een beheerstechniek.

 

(6)

Wanneer een bepaling van deze richtlijn de icbe noopt tot maatregelen, moet deze bepaling worden opgevat als een verwijzing naar de beheermaatschappij, wanneer de icbe is opgericht als beleggingsfonds dat door een beheermaatschappij wordt beheerd en wanneer zo’n fonds niet zelfstandig kan optreden omdat het geen rechtspersoon is.

 

(7)

Rechten van deelneming van een icbe worden in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (4) als financiële instrumenten beschouwd.

 

(8)

De in haar lidstaat van herkomst aan de beheermaatschappij verleende vergunning moet de bescherming van de beleggers en de solvabiliteit van beheermaatschappijen garanderen, teneinde bij te dragen tot de stabiliteit van het financiële stelsel. Met de richtlijn wordt beoogd alleen de wezenlijke, noodzakelijke en voldoende harmonisatie tot stand te brengen om te komen tot een wederzijdse erkenning van de vergunningen en van de stelsels voor het prudentieel toezicht, waardoor één en dezelfde vergunning voor de gehele Gemeenschap geldig is en waarbij het beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst wordt toegepast.

 

(9)

Om te garanderen dat de beheermaatschappij aan de uit haar activiteiten voortvloeiende verplichtingen kan voldoen, en zodoende haar stabiliteit kan garanderen, zijn een aanvangskapitaal en een extra bedrag aan eigen vermogen vereist. Deze vereisten, met inbegrip van het gebruik van garanties, dienen opnieuw te worden bezien, om rekening te houden met ontwikkelingen, met name met betrekking tot de kapitaalvereisten in verband met operationele risico’s, in de Gemeenschap en andere internationale fora.

 

(10)

Het is noodzakelijk voor de bescherming van de belegger om de interne controle binnen elke beheermaatschappij te waarborgen, in het bijzonder door middel van een tweehoofdige bedrijfsleiding en door adequate interne controleprocedures.

 

(11)

Op grond van het beginsel dat het toezicht door de lidstaat van herkomst wordt uitgeoefend, mogen beheermaatschappijen waaraan in de lidstaat van herkomst vergunning is verleend, de diensten waarvoor hun vergunning is verleend binnen de gehele Gemeenschap verlenen door middel van vestiging van een bijkantoor of door middel van het vrij verrichten van diensten.

 

(12)

De aan een beheermaatschappij in haar lidstaat van herkomst verleende vergunning moet de beheermaatschappij in staat stellen in de lidstaten van ontvangst de volgende werkzaamheden in verband met het collectief beheer van beleggingsportefeuilles (beheer van unit trusts/beleggingsfondsen of beleggingsmaatschappijen) uit te oefenen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de bepalingen van hoofdstuk XI: verhandelen via de oprichting van een bijkantoor van de rechten van deelneming in de geharmoniseerde unit trusts/beleggingsfondsen die door deze beheermaatschappij in haar lidstaat van herkomst worden beheerd; verhandelen van de aandelen in de geharmoniseerde beleggingsmaatschappijen die door de beheermaatschappij worden beheerd, via de oprichting van een bijkantoor; verhandelen van de rechten van deelneming in de geharmoniseerde unit trusts/beleggingsfondsen of van de aandelen van de geharmoniseerde beleggingsmaatschappijen die door andere beheermaatschappijen worden beheerd; vervullen van alle overige taken die onder het collectief beheer van beleggingsportefeuilles vallen; beheren van de activa van beleggingsmaatschappijen met statutaire zetel in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij; vervullen, in opdracht en voor rekening van beheermaatschappijen met statutaire zetel in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de betrokken beheermaatschappij, van de taken die tot het collectief beheer van beleggingsportefeuilles behoren. Wanneer een beheermaatschappij de rechten van deelneming in haar eigen geharmoniseerde unit trusts/beleggingsfondsen of de aandelen van haar eigen geharmoniseerde beleggingsmaatschappijen in de lidstaten van ontvangst verhandelt zonder een bijkantoor op te richten, dient zij uitsluitend onderworpen te zijn aan de regels inzake grensoverschrijdende transacties.

 

(13)

Gelet op het werkterrein van beheermaatschappijen en teneinde met nationale wetgeving rekening te houden, alsook om beheermaatschappijen de gelegenheid te bieden aanzienlijke schaalvoordelen te behalen, is het wenselijk hen eveneens toe te staan zowel beleggingsportefeuilles per cliënt, met inbegrip van pensioenfondsen, te beheren (beheer van individuele beleggingsportefeuilles) als bepaalde specifieke nevenactiviteiten uit te oefenen die met het hoofdbedrijf verband houden, met behoud van de stabiliteit van dergelijke maatschappijen. Er moeten evenwel specifieke voorschriften worden vastgesteld om belangenconflicten te voorkomen wanneer aan beheermaatschappijen vergunning wordt verleend om zowel collectieve als individuele beleggingsportefeuilles te beheren.

 

(14)

Het beheer van individuele beleggingsportefeuilles is een beleggingsdienst die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/39/EG valt. Het is voor de totstandbrenging van een uniform regelgevingskader op dit gebied wenselijk de beheermaatschappijen waarvan de vergunning eveneens op deze dienst betrekking heeft, aan de in die richtlijn vastgestelde voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening te onderwerpen.

 

(15)

De lidstaat van herkomst moet in het algemeen strengere regels dan in deze richtlijn zijn vastgesteld, van toepassing kunnen verklaren, in het bijzonder met betrekking tot de vergunningsvoorwaarden, de voorschriften inzake prudentieel toezicht en de regels inzake informatieverstrekking en het prospectus.

 

(16)

Het is wenselijk regels vast te stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder een beheermaatschappij, op basis van lastgevingen, specifieke taken aan derden mag delegeren om tot een efficiëntere bedrijfsvoering te komen. De lidstaten die een dergelijke delegatie van taken toestaan, moeten er voor de correcte toepassing van het beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst op toezien dat de beheermaatschappijen waaraan zij vergunning hebben verleend, hun taken niet volledig aan één of meer derden delegeren zodanig dat zij een brievenbusmaatschappij worden, en dat het delegeren van taken een juiste uitoefening van het toezicht op de beheermaatschappij niet belemmert. Het feit dat de beheermaatschappij sommige van haar taken heeft gedelegeerd laat de aansprakelijkheid van deze maatschappij of de bewaarder jegens de deelnemers en de bevoegde autoriteiten geheel onverlet.

 

(17)

Om op de lange termijn gelijke mededingingsvoorwaarden en adequaat toezicht te waarborgen, dient de Commissie de mogelijkheden om het delegeren van taken op communautair niveau te harmoniseren, te kunnen onderzoeken.

 

(18)

Het beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst vereist dat de bevoegde autoriteiten een vergunning weigeren of intrekken wanneer uit bepaalde gegevens en omstandigheden, zoals de inhoud van het programma van werkzaamheden, de geografische spreiding of de werkelijk uitgeoefende werkzaamheden, op ondubbelzinnige wijze blijkt dat een beheermaatschappij het rechtsstelsel van een lidstaat heeft gekozen om zich te onttrekken aan de strengere voorschriften van een andere lidstaat waar zij het grootste deel van haar werkzaamheden uitoefent of voornemens is uit te oefenen. Voor de toepassing van deze richtlijn moet aan een beheermaatschappij vergunning worden verleend in de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft. Overeenkomstig het beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst dienen alleen de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij bevoegd te worden geacht om toezicht te houden op de organisatie van de beheermaatschappij, met inbegrip van alle procedures en middelen om de in bijlage II bedoelde administratieve taken te verrichten, waarop de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij van toepassing zou moeten zijn.

 

(19)

Indien de icbe wordt beheerd door een beheermaatschappij die in een andere lidstaat is toegelaten dan de lidstaat van herkomst van de icbe, moet deze beheermaatschappij adequate procedures en regelingen vaststellen om te reageren op klachten van investeerders, onder meer door passende bepalingen in distributievoorschriften of door middel van het beschikbaar stellen van een adres in de lidstaat van herkomst van de icbe, dat niet een adres van de beheermaatschappij zelf hoeft te zijn. Ook moet een dergelijke beheermaatschappij adequate procedures en regelingen vaststellen om op verzoek van de openbare of de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe informatie beschikbaar te stellen, bijvoorbeeld door onder de werknemers van de beheermaatschappij een contactpersoon aan te duiden die verzoeken om informatie moet behandelen. Een dergelijke beheermaatschappij mag er echter door de lidstaat van ontvangst van de icbe niet toe worden verplicht een plaatselijke vertegenwoordiger in die lidstaat te hebben om aan deze verplichtingen te voldoen.

 

(20)

De bevoegde autoriteiten die een vergunning verlenen aan een icbe, moeten het reglement van het beleggingsfonds of de statuten van de beleggingsmaatschappij, de keuze van de bewaarder en het vermogen van de beheermaatschappij om de icbe te beheren, in aanmerking nemen. Wanneer de beheermaatschappij in een andere lidstaat is gevestigd, moeten de bevoegde autoriteiten kunnen vertrouwen op een verklaring van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij betreffende het soort icbe waarvoor de beheermaatschappij een vergunning tot beheer heeft. De vergunning van een icbe mag niet afhankelijk worden gesteld van een aanvullend kapitaalvereiste op het niveau van de beheermaatschappij, de situering van de statutaire zetel van de beheermaatschappij in de lidstaat van herkomst van de icbe of de situering van enigerlei werkzaamheid van de beheersmaatschappij in de lidstaat van herkomst van de icbe.

 

(21)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe dienen bevoegd te zijn voor toezicht op de naleving van de regels betreffende de oprichting en werking van de icbe, waarop de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de icbe van toepassing moet zijn. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst van de icbe rechtstreeks informatie van de beheermaatschappij kunnen krijgen. Met name kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de van de beheermaatschappij eisen dat beheermaatschappijen informatie verstrekken over transacties betreffende de in die lidstaat toegestane beleggingen van de icbe, met inbegrip van informatie uit de boekhouding en registers betreffende deze transacties en fondsenrekeningen. Om eventuele overtredingen van de onder hun verantwoordelijkheid vallende voorschriften te corrigeren, moeten de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij kunnen vertrouwen op de samenwerking met de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en, zo nodig, rechtstreeks kunnen optreden tegen de beheermaatschappij.

 

(22)

De lidstaat van herkomst van de icbe moet regels kunnen vaststellen betreffende de inhoud van het deelnemersregister van de icbe. De organisatie van het bijhouden en de plaats van dit register moet evenwel deel blijven uitmaken van de organisatorische regelingen van de beheermaatschappij.

 

(23)

De lidstaat van herkomst van de icbe moet over alle middelen beschikken om overtredingen van de voorschriften van de icbe te corrigeren. Hiertoe moeten de bevoegde autoriteiten de lidstaat van herkomst van de icbe preventieve maatregelen kunnen nemen en sancties tegen de beheermaatschappij kunnen vaststellen. In laatste instantie moeten de bevoegde autoriteiten de lidstaat van herkomst van de icbe de mogelijkheid hebben van de beheermaatschappij te eisen dat zij het beheer van de icbe stopzet. De lidstaten moeten in de nodige voorschriften voorzien om in dergelijk geval tot een behoorlijk beheer van de icbe te komen of de icbe te ontbinden.

 

(24)

Om toezichtsarbitrage te voorkomen en het vertrouwen in de doeltreffendheid van het toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst te bevorderen, moet een vergunning worden geweigerd wanneer een icbe wordt belet haar rechten van deelneming in haar lidstaat van herkomst in de handel te brengen, wanneer zij een vergunning heeft verkregen dient de icbe de vrijheid te hebben om de lidstaat/lidstaten te kiezen waar haar rechten van deelneming overeenkomstig deze richtlijn zullen worden verhandeld.

 

(25)

Om de belangen van de aandeelhouders te vrijwaren en gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen op de markt voor geharmoniseerde instellingen voor collectieve belegging is er voor beleggingsmaatschappijen aanvangskapitaal vereist. Beleggingsmaatschappijen die een beheermaatschappij hebben aangewezen, zijn evenwel gedekt via het extra bedrag aan eigen vermogen van de beheermaatschappij.

 

(26)

Indien er toepasselijke voorschriften inzake bedrijfsvoering en delegatie van taken bestaan, en, indien delegatie volgens het recht van de lidstaat van herkomst is toegestaan, moeten beleggingsmaatschappijen met een vergunning, mutatis mutandis aan zulke voorschriften voldoen, hetzij direct, wanneer zij geen beheersmaatschappij hebben aangewezen die over een vergunning beschikt overeenkomstig deze richtlijn, hetzij indirect, wanneer zij een dergelijke beheermaatschappij hebben aangewezen.

 

(27)

Hoewel consolidatie van icbe’s noodzakelijk is, stuiten fusies van icbe’s in de Gemeenschap nog op tal van moeilijkheden van wettelijke en bestuursrechtelijke aard. Met het oog op een betere werking van de interne markt is het daarom noodzakelijk communautaire voorschriften vast te stellen om fusies tussen icbe’s (en beleggingscompartimenten daarvan) te vergemakkelijken. Hoewel sommige lidstaten waarschijnlijk alleen rechtens bij overeenkomst geregelde fondsen toelaten, zouden grensoverschrijdende fusies tussen alle icbe’s (bij overeenkomst, als trust of bij statuten geregelde fondsen) door elke lidstaat moeten worden toegestaan en erkend, zonder dat de lidstaten in hun nationale wetgeving nieuwe juridische vormen van icbe’s hoeven op te nemen.

 

(28)

Deze richtlijn heeft betrekking op de fusietechnieken die het gebruikelijkst zijn in de lidstaten. De richtlijn vereist niet dat alle lidstaten alle drie technieken in hun nationale recht opnemen, maar dat elke lidstaat een overdracht van fondsen als gevolg van deze fusietechnieken zou moeten erkennen. De richtlijn mag een icbe evenwel niet beletten om uitsluitend op nationaal niveau van andere technieken gebruik te maken, in situaties waarin geen van de bij de fusie betrokken icbe’s voor het grensoverschrijdend verhandelen van haar rechten van deelneming is aangemeld. Deze fusies zullen dan aan de desbetreffende voorschriften van het nationale recht onderworpen blijven. Nationale regels inzake quora mogen geen onderscheid maken tussen binnenlandse en grensoverschrijdende fusies, noch strenger zijn dan de regels voor fusies van vennootschappen.

 

(29)

Ter bescherming van de belangen van beleggers dienen de lidstaten voor te schrijven dat voorgenomen nationale of grensoverschrijdende fusies tussen icbe’s door hun bevoegde autoriteiten moeten worden goedgekeurd. In het geval van grensoverschrijdende fusies dienen de bevoegde autoriteiten van de fuserende icbe de fusie goed te keuren om te waarborgen dat de belangen van de deelnemers die effectief van icbe veranderen naar behoren worden beschermd. Indien bij de fusie meerdere fuserende icbe’s zijn betrokken en deze icbe’s in verschillende lidstaten zijn gevestigd, moeten de bevoegde autoriteiten van elke fuserende icbe in nauw overleg met elkaar, onder meer door een adequate uitwisseling van informatie, de fusie goedkeuren. Daar ook de belangen van de deelnemers in de ontvangende icbe op adequate wijze moeten worden beschermd, dient daarmee rekening te worden gehouden door de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat van herkomst van de icbe.

 

(30)

Bovendien moeten de deelnemers in zowel de fuserende als de ontvangende icbe kunnen verzoeken om de inkoop of terugbetaling van hun rechten van deelneming of, indien mogelijk, deze om te zetten in deelnemingen in andere icbe’s met een soortgelijk beleggingsbeleid die worden beheerd door dezelfde beheermaatschappij of door een andere, gelieerde maatschappij. Aan dit recht mogen geen bijkomende kosten verbonden zijn anders dan de kosten die de respectieve icbe uitsluitend in rekening mag brengen om desinvesteringskosten in alle, in de prospectussen van de fuserende en de ontvangende icbe uiteengezette situaties, op te vangen.

 

(31)

Er moet ook in controle van fusies door derden worden voorzien. De bewaarder van elke icbe die bij de fusie is betrokken, dient te controleren of het gemeenschappelijke fusievoorstel in overeenstemming is met de relevante bepalingen van deze richtlijn en met het fondsreglement van de betrokken icbe. Hetzij een bewaarder of een onafhankelijke auditor dient ten behoeve van alle bij de fusie betrokken icbe’s een verslag op te stellen waarin de methoden voor de waardering van de activa en passiva van deze icbe’s en de berekeningsmethode voor de ruilverhouding zoals deze in het gemeenschappelijke fusievoorstel zijn uiteengezet, evenals de feitelijke ruilverhouding en, indien van toepassing, de contante geldwaarde per recht van deelneming, worden gevalideerd. Met het oog op de beperking van de aan grensoverschrijdende fusies verbonden kosten dient het mogelijk te zijn één enkel verslag voor alle betrokken icbe’s op te stellen. De wettelijke auditor van de fuserende icbe(’s) of de ontvangende icbe dient daartoe te worden gemachtigd. Ter wille van de bescherming van de beleggers dienen deelnemers in staat te zijn om desgewenst kosteloos een afschrift van dit verslag te verkrijgen.

 

(32)

Het is van bijzonder belang dat deelnemers afdoende worden geïnformeerd over de voorgenomen fusie en dat hun rechten voldoende beschermd zijn. Hoewel de fusie vooral de belangen van de deelnemers in de fuserende icbe(’s) raakt, dienen ook de belangen van deelnemers in de ontvangende icbe te worden beschermd.

 

(33)

De in deze richtlijn vervatte bepalingen met betrekking tot fusies laten de toepassing van de wetgeving betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, en met name Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties tussen ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (5), onverlet.

 

(34)

Het vrij verhandelen van de rechten van deelneming in icbe’s die gemachtigd zijn om tot 100 % van hun eigen activa te beleggen in effecten van eenzelfde uitgevende instelling (staat, territoriaal publiekrechtelijk lichaam enz.), mag rechtstreeks noch middellijk tot gevolg hebben dat de werking van de kapitaalmarkten wordt verstoord of dat de financiering van een lidstaat wordt bemoeilijkt.

 

(35)

De in deze richtlijn opgenomen definitie van effecten is alleen van toepassing met het oog op de doelstellingen van deze richtlijn en laat de diverse definities die in de nationale wetgevingen voor andere, zoals fiscale doeleinden, gehanteerd worden, onverlet. Aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren die zijn uitgegeven door instellingen zoals „building societies” en „industrial and provident societies” en die in de praktijk alleen kunnen worden overgedragen door inkoop door de uitgevende instelling, worden bijgevolg niet door deze definitie bestreken.

 

(36)

Onder geldmarktinstrumenten worden de categorieën verhandelbare instrumenten verstaan die gewoonlijk niet op gereglementeerde markten worden verhandeld maar in op de geldmarkt zozeer, zoals bijvoorbeeld schatkistcertificaten, kortlopend papier van lokale overheden, depositocertificaten, commercial paper, verhandelbaar papier over middellange termijn en bankaccepten.

 

(37)

Het begrip gereglementeerde markten in deze richtlijn stemt overeen met dat in Richtlijn 2004/39/EG.

 

(38)

Het is wenselijk een icbe toe te staan haar activa te beleggen in rechten van deelneming in icbe’s en andere instellingen voor collectieve belegging van het open-end-type die eveneens met toepassing van het beginsel van de risicospreiding in de in deze richtlijn bedoelde liquide financiële activa beleggen. De icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging waarin een icbe belegt, moeten eveneens aan effectief toezicht onderworpen zijn.

 

(39)

De mogelijkheden voor een icbe om te beleggen in icbe’s en andere instellingen voor collectieve belegging moeten tot ontwikkeling kunnen komen. Daarom moet worden gegarandeerd dat die beleggingsactiviteiten geen afbreuk doen aan de bescherming van de belegger. Het verruimen van de mogelijkheden voor icbe’s om te beleggen in de rechten van deelneming van andere icbe’s en instellingen voor collectieve belegging vergt dat voorschriften worden opgenomen betreffende kwantitatieve begrenzingen, informatieverstrekking en het voorkomen van het cascadeverschijnsel.

 

(40)

Gezien de ontwikkelingen op de markten en de voltooiing van de economische en monetaire unie is het wenselijk icbe’s toe te staan in bankdeposito’s te beleggen. Teneinde een adequate liquiditeit van beleggingen in deposito’s te waarborgen, dienen deze deposito’s onmiddellijk opeisbaar of opvraagbaar te zijn. Indien de deposito’s worden aangehouden bij een kredietinstelling met statutaire zetel in een derde land, dient de kredietinstelling onderworpen te zijn aan bedrijfseconomische voorschriften gelijkwaardig aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.

 

(41)

Afgezien van het geval waarin een icbe overeenkomstig haar fondsreglement of statuten in bankdeposito’s belegt, moet het mogelijk zijn om alle icbe’s toe te staan accessoir ook liquide middelen, zoals onmiddellijk opvraagbare bankdeposito’s, te houden. Het accessoir houden van dergelijke liquide middelen kan o.a. gerechtvaardigd zijn: om lopende of onvoorziene betalingen te kunnen uitvoeren; bij verkopen, gedurende de termijn die noodzakelijk is om de liquide middelen te herbeleggen in effecten, geldmarktinstrumenten of andere in deze richtlijn bedoelde financiële activa; wanneer vanwege ongunstige marktomstandigheden, niet langer dan strikt noodzakelijk is, het verrichten van beleggingen in effecten, geldmarktinstrumenten en andere financiële activa dient te worden opgeschort.

 

(42)

Om redenen in verband met het prudentieel toezicht moeten icbe’s een buitensporige concentratie vermijden in beleggingen waardoor een tegenpartijrisico zou worden aangegaan jegens één en dezelfde instelling of jegens instellingen die tot dezelfde groep behoren.

 

(43)

Het moet icbe’s uitdrukkelijk worden toegestaan om, als onderdeel van hun algemene beleggingsbeleid of voor risicodekkingsdoeleinden, om een vooropgesteld financieel doel of het in het prospectus vermelde risicoprofiel te bereiken, in financiële derivaten te beleggen. Ter wille van de bescherming van de belegger is het noodzakelijk het maximale potentiële risico met betrekking tot afgeleide instrumenten zodanig te beperken dat dit risico de totale nettowaarde van de portefeuille van de icbe niet overschrijdt. Teneinde steeds zicht te hebben op de uit derivatentransacties voortvloeiende risico’s en verplichtingen en de naleving van de beleggingsbegrenzingen te toetsen, moeten deze risico’s en verplichtingen doorlopend worden geëvalueerd en bewaakt. Ten slotte moeten de icbe’s, om bescherming van de belegger door middel van informatieverstrekking te garanderen, de strategieën, technieken en beleggingsbeperkingen met betrekking tot hun derivatentransacties beschrijven.

 

(44)

Maatregelen voor de aanpak van mogelijke tegenstrijdige belangen in producten waarbij het kredietrisico wordt overgedragen door omzetting in effecten, zoals beoogd ten aanzien van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (6) en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (7), moeten in alle relevante bepalingen betreffende de financiële sector consistent en samenhangend zijn. De Commissie zal, eveneens ten aanzien van deze richtlijn, passende wetgevingsvoorstellen aanreiken om een dergelijke consistentie en samenhang te bewerkstelligen, na een zorgvuldige beoordeling van het effect van dergelijke voorstellen.

 

(45)

Ten aanzien van OTC-derivaten moeten eisen worden gesteld wat betreft de kwaliteit van de tegenpartijen en instrumenten, alsook met betrekking tot de liquiditeit en de doorlopende evaluatie van de positie. Met deze eisen wordt beoogd de bescherming van de belegger op een adequaat niveau te brengen, dat vrijwel evenwaardig is aan het beschermingsniveau dat beleggers genieten wanneer zij derivaten verwerven waarin op gereglementeerde markten wordt gehandeld.

 

(46)

Derivatentransacties mogen in geen geval worden gebruikt om de in deze richtlijn neergelegde beginselen of voorschriften te omzeilen. Wat OTC-derivaten betreft, moeten aanvullende risicospreidingsregels gelden voor risico’s jegens één en dezelfde tegenpartij of groep tegenpartijen.

 

(47)

Sommige technieken voor portefeuillebeheer door instellingen voor collectieve belegging die overwegend in aandelen of in obligaties beleggen, zijn gebaseerd op het reconstrueren van aandelenindexen of obligatie-indexen. Het is wenselijk icbe’s toe te staan welbekende en erkende aandelenindexen of obligatie-indexen te reconstrueren. Derhalve kan het noodzakelijk zijn soepeler risicospreidingsregels vast te stellen voor icbe’s die met dat doel in aandelen of obligaties beleggen.

 

(48)

Instellingen voor collectieve belegging die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken kapitaal overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn. In de in deze richtlijn aangegeven gevallen moet het voor een icbe alleen mogelijk zijn dochterondernemingen te hebben wanneer deze nodig zijn om voor zichzelf effectief bepaalde, eveneens in deze richtlijn omschreven werkzaamheden te verrichten. Het is nodig effectief toezicht op icbe’s te garanderen. Het mag een icbe derhalve alleen worden toegestaan een dochteronderneming in een derde land op te richten in de gevallen die in deze richtlijn zijn omschreven en onder de daarin neergelegde voorwaarden. De algemene verplichting om uitsluitend te handelen in het belang van de houders van rechten van deelneming, en met name het streven naar een grotere kostenefficiëntie, machtigen een icbe geenszins tot het nemen van maatregelen die een belemmering zouden kunnen vormen voor een effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten.

 

(49)

De oorspronkelijke versie van Richtlijn 85/611/EEG voorzag in een afwijking van de begrenzing van het percentage van haar activa dat een icbe in effecten van eenzelfde uitgevende instelling mag beleggen in het geval van door een lidstaat uitgegeven of gegarandeerde obligaties en stond in dit kader de icbe’s toe tot 35 % van hun activa met name te beleggen in dergelijke obligaties. Een soortgelijke maar meer beperkte afwijking, is gerechtvaardigd ten aanzien van de obligaties uit de particuliere sector, die zelfs bij het ontbreken van een garantie van staatswege bijzondere garanties voor de belegger bieden krachtens de daarop toepasselijke specifieke regelingen. Het is dientengevolge noodzakelijk de afwijking te doen uitstrekken tot al deze obligaties uit de particuliere sector die voldoen aan gemeenschappelijk vastgestelde criteria en het aan de lidstaten over te laten de lijst op te stellen van de obligaties waaraan zij voornemens zijn, in voorkomend geval, een afwijking te verlenen.

 

(50)

Diverse lidstaten hebben bepalingen vastgesteld die niet-geharmoniseerde instellingen voor collectieve belegging in staat stellen hun activa te poolen in een zogeheten master-fonds. Om icbe’s toe te staan van dergelijke constructies gebruik te maken, is het noodzakelijk feeder-icbe’s die hun activa in een master-icbe willen poolen, vrij te stellen van het verbod om meer dan 10 % of, al naargelang het geval, 20 % van hun activa in één instelling voor collectieve belegging te beleggen. Een dergelijke vrijstelling is gerechtvaardigd omdat de feeder-icbe al of vrijwel al haar activa belegt in de gediversifieerde portefeuille van de master-icbe, die zelf aan de voor icbe’s geldende spreidingsregels is onderworpen.

 

(51)

Teneinde de efficiënte werking van de interne markt te bevorderen en overal in de Gemeenschap eenzelfde niveau van beleggersbescherming te waarborgen, dienen zowel master-feederconstructies waarbij de master en de feeder in dezelfde lidstaat zijn gevestigd als master-feederconstructies waarbij deze in verschillende lidstaten zijn gevestigd, te zijn toegestaan. Om ervoor te zorgen dat beleggers een beter zicht hebben op master-feederconstructies en dat toezichthouders gemakkelijker toezicht op dergelijke constructies kunnen uitoefenen, met name in een grensoverschrijdende situatie, mag een feeder-icbe niet in meer dan één master kunnen beleggen. Teneinde overal in de Gemeenschap eenzelfde niveau van beleggersbescherming te waarborgen, dient de master zelf een toegelaten icbe te zijn. Om een buitensporige administratieve last te voorkomen, hoeven geen grensoverschrijdende transacties te worden aangemeld als een master geen kapitaal aantrekt van bewoners van een andere lidstaat dan de lidstaat waar hij is gevestigd, maar slechts een of meer feeder-icbe’s in die andere lidstaat heeft.

 

(52)

Ter bescherming van beleggers in feeder-icbe’s dient de belegging van feeder-icbe’s in een master-icbe vooraf te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe. Alleen voor de oorspronkelijke belegging in de master-icbe, waar de feeder-icbe het voor beleggingen in een andere icbe gestelde plafond overschrijdt, is toestemming nodig. Om de doeltreffende werking van de interne markt te vergemakkelijken en om een zelfde niveau van beleggersbescherming in de Gemeenschap te waarborgen, moet, voordat de investering van de feeder-icbe in de master-icbe wordt goedgekeurd, worden voldaan aan gedetailleerde voorwaarden, ook met betrekking tot de voor te leggen documenten en de te verstrekken informatie.

 

(53)

Teneinde een feeder-icbe in staat te stellen de belangen van haar deelnemers optimaal te behartigen en haar in een zodanige positie te plaatsen dat zij van de master-icbe alle voor het vervullen van haar verplichtingen benodigde informatie en documenten kan verkrijgen, dienen de feeder en de master-icbe een bindende en afdwingbare overeenkomst aan te gaan. Indien zowel de feeder- als de master- icbe evenwel door dezelfde beheermaatschappij wordt beheerd, zou het moeten volstaan dat de laatste interne bedrijfsvoeringsregels opstelt. Een overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen ofwel de bewaarders ofwel de auditors van de feeder-icbe en de master-icbe dient de doorstroming van de informatie en documenten te garanderen die de bewaarder of auditor van de feeder-icbe nodig hebben om hun taken te kunnen vervullen. De richtlijn moet waarborgen dat de bewaarders of auditors bij de naleving van deze vereisten geen overtredingen begaan in verband met eventuele restricties voor de openbaarmaking van informatie of op het vlak van de gegevensbescherming.

 

(54)

Teneinde een hoog niveau van bescherming van de belangen van beleggers in een feeder-icbe te waarborgen, dienen het prospectus, de essentiële beleggersinformatie en alle publicitaire mededelingen aan de specifieke kenmerken van master-feederconstructies te zijn aangepast. De belegging van de feeder-icbe in de master-icbe dient onverlet te laten dat de feeder-icbe zelf, hetzij op verzoek van haar deelnemers rechten van deelneming mag terugkopen of verzilveren, hetzij de belangen van haar deelnemers optimaal mag behartigen.

 

(55)

In het kader van deze richtlijn moeten deelnemers beschermd zijn tegen het in rekening brengen van ongerechtvaardigde extra kosten door een voor master-icbe’s geldend verbod op het aanrekenen van inschrijvings- of aflossingskosten aan feeder-icbe’s. De master-icbe moet evenwel inschrijvings- en aflossingskosten kunnen aanrekenen aan andere beleggers in de master-icbe.

 

(56)

De omzettingsregels dienen een bestaande icbe in staat te stellen zich tot een feeder-icbe om te vormen. Tegelijkertijd dienen deze regels de deelnemers afdoende te beschermen. Daar omvorming tot een fundamentele wijziging van het beleggingsbeleid leidt, dient de icbe die zich omvormt, ertoe te worden verplicht haar deelnemers voldoende informatie te verstrekken, zodat deze in staat zijn te beslissen of zij hun belegging behouden. De bevoegde autoriteiten mogen van de feeder-icbe niet meer of andere informatie eisen dan die welke reeds gespecificeerd is in deze richtlijn.

 

(57)

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe in kennis worden gesteld van een onregelmatigheid betreffende de master-icbe of ontdekken dat de master-icbe de bepalingen van deze richtlijn niet naleeft, kunnen zij indien nodig besluiten passende acties te ondernemen om ervoor te zorgen dat de deelnemers in de master-icbe hierover worden ingelicht.

 

(58)

De lidstaten dienen een duidelijk onderscheid te maken tussen publicitaire mededelingen en de informatie die krachtens deze richtlijn aan beleggers moet worden verstrekt. De verplicht aan beleggers te verstrekken informatie omvat essentiële beleggersinformatie, het prospectus, jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen.

 

(59)

Aan beleggers dient, zonder kosten en ruim voor inschrijving voor de icbe, in een specifiek document essentiële beleggersinformatie te worden verstrekt om hen te helpen met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen. Deze essentiële beleggersinformatie mag alleen de essentiële elementen bevatten die noodzakelijk zijn om dergelijke beslissingen te nemen. De aard van de informatie die in de essentiële beleggersinformatie dient te worden opgenomen, moet volledig worden geharmoniseerd om een adequate beleggersbescherming en vergelijkbaarheid te garanderen. De essentiële beleggersinformatie dient in beknopte vorm te worden gepresenteerd. Eén enkel kort document, waarin de informatie in een welbepaalde volgorde is vermeld, is het meest geschikt om de voor kleine beleggers aangewezen duidelijkheid en eenvoud van presentatie te bereiken en zou tevens zinvolle vergelijkingen mogelijk maken, met name van kosten en risicoprofiel, die relevant zijn voor het beleggingsbesluit.

 

(60)

De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat stellen het publiek in een speciaal daarvoor bestemde afdeling van hun website, essentiële beleggersinformatie ter beschikking, die betrekking heeft op alle icbe’s die in de betrokken lidstaten zijn goedgekeurd.

 

(61)

Voor alle icbe’s dient essentiële beleggersinformatie te worden opgesteld. Beheermaatschappijen of, in voorkomend geval, beleggingsmaatschappijen dienen de essentiële beleggersinformatie aan de relevante entiteiten te verstrekken, overeenkomstig de toegepaste verkoopmethode (rechtstreekse verkoop of verkoop via intermediairs). Intermediairs dienen essentiële beleggersinformatie te verstrekken aan cliënten en potentiële cliënten.

 

(62)

Icbe’s zouden hun rechten van deelneming in andere lidstaten moeten kunnen verkopen, afhankelijk van een kennisgevingsprocedure die op een betere communicatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is gebaseerd. Nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe het volledige kennisgevingsdossier hebben doorgezonden, mag de lidstaat van ontvangst van de icbe niet in staat zijn om zich tegen de toegang tot zijn markt door een in een andere lidstaat gevestigde icbe te verzetten, en evenmin om de door die andere lidstaat verleende toelating aan te vechten.

 

(63)

Icbe’s moeten hun rechten van deelneming alleen kunnen verkopen, wanneer zij de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat er faciliteiten zijn ingericht om betalingen te doen aan deelnemers, om rechten van deelneming terug te kopen of te verzilveren en om de informatie beschikbaar te stellen die icbe’s verplicht zijn te verstrekken.

 

(64)

Om de grensoverschrijdende verhandeling van rechten van deelneming in een icbe te bevorderen, dienen de voor de verhandeling van rechten van deelneming in de icbe getroffen regelingen aan de in de lidstaat van ontvangst van de icbe van toepassing zijnde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen te worden getoetst nadat de icbe toegang tot de markt van deze lidstaat heeft gekregen. Deze toetsing kan betrekking hebben op de toepasselijkheid van verkoopregelingen, met name van distributieregelingen en de verplichting om publicitaire mededelingen op een correcte, duidelijke en niet-misleidende wijze te presenteren. Deze richtlijn belet de bevoegde autoriteiten van het land van ontvangst evenwel niet om te toetsen of de marketingcommunicatie, waarvan de essentiële beleggersinformatie, het prospectus en jaarlijkse en halfjaarlijkse rapportage geen deel uitmaken, in overeenstemming met het nationale recht is, voordat de icbe daarvan gebruik kan maken, mits een dergelijke toetsing niet discriminerend is en deze icbe de toegang tot de markt niet belet.

 

(65)

Omwille van een betere rechtszekerheid moet ervoor worden gezorgd dat een icbe die haar rechten van deelneming op grensoverschrijdende basis verhandelt, vlot toegang heeft tot complete informatie, in de vorm van een elektronische publicatie en in een taal die in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, over de in de lidstaat van ontvangst van de icbe toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die specifiek betrekking hebben op regelingen voor de verhandeling van rechten van deelneming in icbe’s. De aansprakelijkheid ten aanzien van dergelijke publicaties dient onder de nationale wetgeving te vallen.

 

(66)

Om de toegang van een icbe tot de markten van andere lidstaten te bevorderen, mag enkel van de icbe worden verlangd dat zij de essentiële beleggersinformatie vertaalt in de officiële taal of een van de officiële talen van een lidstaat van ontvangst van de icbe, dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat is goedgekeurd. In de essentiële beleggersinformatie dient (dienen) de ta(a)l(en) te worden vermeld waarin andere verplicht te verstrekken documenten en aanvullende informatie beschikbaar zijn. De icbe dient verantwoordelijk te zijn voor het maken van deze vertalingen en besluit of een gewone dan wel een beëdigde vertaling vereist is.

 

(67)

Om de toegang tot de markten van andere lidstaten te vergemakkelijken, is het belangrijk dat er geen kennisgevingskosten zijn.

 

(68)

De lidstaten moeten de nodige administratieve en organisatorische maatregelen nemen om samenwerking tussen de nationale autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten mogelijk te maken, onder meer door bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen deze autoriteiten, die kunnen voorzien in het vrijwillig delegeren van taken.

 

(69)

De convergentie van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten dient te worden versterkt om de eenvormige handhaving van deze richtlijn in alle lidstaten te bewerkstelligen. Een gemeenschappelijk minimumpakket van bevoegdheden die aansluiten bij die welke krachtens andere communautaire wetgeving inzake financiële diensten aan de bevoegde autoriteiten zijn toegekend, moet de doelmatigheid van het toezicht garanderen. Voorts moeten lidstaten sanctieregels vaststellen, eventueel met inbegrip van strafrechtelijke of administratieve sancties, alsmede administratieve maatregelen, die van toepassing zijn op overtredingen van de onderhavige richtlijn. Lidstaten moeten ook de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden gehandhaafd.

 

(70)

De bepalingen betreffende de uitwisseling van informatie tussen de nationale bevoegde autoriteiten en de wederzijdse bijstands- en samenwerkingsplicht dienen te worden versterkt.

 

(71)

Met het oog op grensoverschrijdende dienstverlening moeten duidelijke bevoegdheden worden toegewezen aan de respectieve bevoegde autoriteiten, teneinde lacunes of overlappingen te vermijden in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving.

 

(72)

De bepalingen van deze richtlijn met betrekking tot de juiste uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten doelen ook op het toezicht op geconsolideerde basis, dat op een icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is dient te worden uitgeoefend wanneer de communautaire rechtsregels een dergelijk toezicht voorschrijven. In zulke gevallen moeten de autoriteiten waaraan om een vergunning is gevraagd, de autoriteiten kunnen identificeren die bevoegd zijn voor het toezicht op geconsolideerde basis op deze icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is.

 

(73)

Het beginsel van toezicht door de lidstaat van herkomst vereist dat de bevoegde autoriteiten een vergunning intrekken of weigeren, wanneer uit bepaalde gegevens, zoals de inhoud van het programma van werkzaamheden, de plaats van vestiging of de werkelijk uitgeoefende werkzaamheden, op ondubbelzinnige wijze blijkt dat de icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is het rechtsstelsel van een lidstaat heeft gekozen om zich te onttrekken aan de strengere voorschriften van een andere lidstaat, waar zij het grootste deel van haar werkzaamheden uitoefent of voornemens is uit te oefenen.

 

(74)

Bepaalde praktijken zoals fraude of misbruik van voorkennis, ook al hebben zij betrekking op andere ondernemingen dan icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, kunnen toch de stabiliteit van het financiële stelsel alsmede de integriteit ervan aantasten.

 

(75)

Het is dienstig te voorzien in de mogelijkheid van uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten en autoriteiten of organen die uit hoofde van hun functie bijdragen tot de versterking van de stabiliteit van het financiële stelsel. Teneinde het vertrouwelijke karakter van de doorgegeven informatie te bewaren, moet het aantal geadresseerden bij dergelijke uitwisselingenstrikt beperkt blijven.

 

(76)

Er moet bepaald worden onder welke voorwaarden de genoemde uitwisseling van informatie is toegestaan.

 

(77)

Wanneer bepaald is dat informatie alleen met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten mag worden doorgegeven, mogen deze autoriteiten aan hun instemming eventueel strikte voorwaarden verbinden.

 

(78)

Ook dient uitwisseling van informatie te worden toegestaan tussen de bevoegde autoriteiten enerzijds en centrale banken, instellingen met een soortgelijke taak als centrale banken, in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, of in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen, anderzijds.

 

(79)

In deze richtlijn moet dezelfde regeling inzake het beroepsgeheim worden ingevoerd voor de autoriteiten die belast zijn met het verlenen van vergunning aan en het uitoefenen van toezicht op icbe’s en aan ondernemingen die bijdragen tot het verlenen van vergunningen en het uitoefenen van toezicht, alsook dezelfde mogelijkheden voor de uitwisseling van informatie, als die welke zijn bepaald voor de autoriteiten belast met het verlenen van vergunning aan en het uitoefenen van toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en verzekeringsondernemingen.

 

(80)

Ter versterking van het bedrijfseconomische toezicht op icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ter bescherming van de cliënten van icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, dienen met de wettelijke controle van de jaarrekening belaste personen de bevoegde autoriteiten snel in kennis te stellen wanneer zij, in de in deze richtlijn bedoelde gevallen, in de uitvoering van hun taken kennis krijgen van feiten die van dien aard zijn dat zij de financiële positie of de administratieve en boekhoudkundige organisatie van een icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is waarschijnlijk ernstig kunnen aantasten.

 

(81)

Het is gelet op het doel van deze richtlijn wenselijk dat de lidstaten bepalen dat deze verplichting in alle gevallen geldt wanneer dergelijke feiten door een met de wettelijke controle van de jaarrekening belast persoon worden geconstateerd in de uitvoering van zijn taken bij een onderneming die met een icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is nauwe banden heeft.

 

(82)

De aan de met de wettelijke controle van de jaarrekening belaste personen opgelegde verplichting om in voorkomend geval aan de bevoegde autoriteiten mededeling te doen van bepaalde feiten of besluiten met betrekking tot een icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is, welke zij in de uitvoering van hun taken bij een entiteit die noch een icbe is, noch een onderneming die bij het bedrijf van een icbe betrokken is constateren, houdt op zich geen wijziging in van de aard van hun taken bij deze entiteit, noch van de wijze waarop zij zich van hun taak bij die entiteit dienen te kwijten.

 

(83)

Deze richtlijn mag geen invloed hebben op de nationale regelgeving inzake belastingheffing, met inbegrip van regelingen die de lidstaten kunnen opleggen om de naleving van deze regels op hun grondgebied te waarborgen.

 

(84)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

 

(85)

De Commissie dient met name de bevoegdheid te krijgen de volgende tenuitvoerleggingsmaatregelen vast te stellen. Wat beheermaatschappijen betreft, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen die de details specificeren met betrekking tot organisatorische eisen, risicobeheer, belangenconflicten en gedragsregels. Wat de bewaarders betreft, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen die de maatregelen specificeren die de bewaarders moeten nemen om te voldoen om hun verplichtingen, met betrekking tot een icbe die wordt beheerd door een beheersmaatschappij die is gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe en de details van de overeenkomst tussen de bewaarder en de beheermaatschappij specificeren. Deze uitvoeringsmaatregelen moeten de uniforme toepassing vergemakkelijken van de verplichtingen van beheermaatschappijen en bewaarders maar mogen niet als voorwaarde worden gesteld voor de uitoefening van het recht van beheermaatschappijen om werkzaamheden te verrichten, waarvoor zij in hun land van herkomst een vergunning hebben gekregen voor de Gemeenschap, door de oprichting van bijkantoren of in het kader van de vrijheid om diensten te verrichten, met inbegrip van het beheer van icbe’s in een andere lidstaat.

 

(86)

Wat fusies betreft, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen die de gedetailleerde inhoud van de desbetreffende informatie en de wijze waarop deze aan deelnemers moet worden verstrekt, specificeren.

 

(87)

Wat master-feederconstructies betreft, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen die het volgende specificeren: de inhoud van de overeenkomst tussen master en feeder of van de interne bedrijfsvoeringsregels, de inhoud van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen ofwel de bewaarders ofwel de auditors van de icbe, de definitie van maatregelen die geschikt zijn om het tijdstip van de berekening en de publicatie van hun intrinsieke waarde te coördineren om market timing te vermijden, de gevolgen van de fusie van de master voor de toelating van de feeder, de soorten bij de master geconstateerde onregelmatigheden die aan de feeder moeten worden meegedeeld, de vorm waarin de desbetreffende informatie aan deelnemers moet worden verstrekt in geval van de omzetting van een icbe in een feeder-icbe en de procedure voor het verschaffen van dergelijke informatie, de procedure voor de waardering en auditing van de overdracht van de activa van een feeder aan een master en de rol van de bewaarder van de feeder in dit proces.

 

(88)

Wat de bepalingen inzake de informatieverstrekking betreft, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen om het volgende specificeren: de specifieke voorwaarden waaraan moet worden voldaan als het prospectus wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt, de gedetailleerde en volledige inhoud, vorm en presentatie van essentiële beleggersinformatie rekening houdend met het verschillende karakter of de verschillende compartimenten van de betrokken icbe, en de specifieke voorwaarden voor het verschaffen van essentiële beleggersinformatie op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.

 

(89)

Wat de kennisgeving betreft, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen die de reikwijdte van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst te publiceren informatie over de toepasselijke lokale voorschriften en de technische bijzonderheden over de toegang door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst tot opgeslagen en geactualiseerde documenten van de icbe specificeren.

 

(90)

De Commissie dient ook de bevoegdheid te krijgen om onder meer de definities te verduidelijken, en om de terminologie te kunnen gelijktrekken met en de definities te kunnen afstemmen op latere besluiten betreffende icbe’s en aanverwante aangelegenheden.

 

(91)

Daar de in de overwegingen 85 tot en met 90 bedoelde maatregelen maatregelen van algemene strekking betreffen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn door deze met nieuwe niet-essentiële onderdelen aan te vullen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.

 

(92)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, voor zover deze de vaststelling inhouden van voorschriften met gemeenschappelijke elementen die op communautair niveau toepasbaar zijn, en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van die voorschriften, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(93)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de richtlijnen die zij herschikt materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

 

(94)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.

 

(95)

In overeenstemming met punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord inzake „Beter wetgeven” (9), worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

INHOUD

 

HOOFDSTUK I

ONDERWERP TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

 

HOOFDSTUK II

TOELATING VAN DE ICBE

 

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BEHEERMAATSCHAPPIJEN

 

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

 

AFDELING 2

Betrekkingen met derde landen

 

AFDELING 3

Uitoefeningsvoorwaarden

 

AFDELING 4

Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten

 

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE DE BEWAARDER

 

HOOFDSTUK V

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BELEGGINGSMAATSCHAPPIJEN

 

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

 

AFDELING 2

Uitoefeningsvoorwaarden

 

AFDELING 3

Verplichtingen betreffende de bewaarder

 

HOOFDSTUK VI

FUSIES VAN ICBE’S

 

AFDELING 1

Beginsel en goedkeuring

 

AFDELING 2

Controle door derden, verstrekking van informatie aan deelnemers en andere rechten van deelnemers

 

AFDELING 3

Kosten en ingaan van de fusie

 

HOOFDSTUK VII

VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET BELEGGINGSBELEID VAN ICBE’S

 

HOOFDSTUK VIII

MASTER-FEEDERCONSTRUCTIES

 

AFDELING 1

Toepassingsgebied en goedkeuring

 

AFDELING 2

Gemeenschappelijke bepalingen voor feeder-icbe’s en master-icbe’s

 

AFDELING 3

Bewaarders en auditors

 

AFDELING 4

Verplichtingen inzake informatieverstrekking en publicitaire mededelingen

 

AFDELING 5

Omzetting van bestaande icbe’s in feeder-icbe’s en verandering van icbe’s

 

AFDELING 6

Verplichtingen en bevoegde autoriteiten

 

HOOFDSTUK IX

VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET DE AAN BELEGGERS TE VERSTREKKEN INFORMATIE

 

AFDELING 1

Openbaarmaking van een prospectus en van periodieke verslagen

 

AFDELING 2

Openbaarmaking van andere informatie

 

AFDELING 3

Essentiële beleggersinformatie

 

HOOFDSTUK X

ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE ICBE

 

HOOFDSTUK XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR ICBE’S DIE HUN RECHTEN VAN DEELNEMING VERHANDELEN IN ANDERE LIDSTATEN DAN DIE WAAR ZIJ GEVESTIGD ZIJN

 

HOOFDSTUK XII

BEPALINGEN BETREFFENDE DE AUTORITEITEN DIE MET HET VERSTREKKEN VAN TOELATINGEN EN MET HET TOEZICHT ZIJN BELAST

 

HOOFDSTUK XIII

EUROPEES COMITÉ VOOR HET EFFECTENBEDRIJF

 

HOOFDSTUK XIV

UITZONDERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

AFDELING 1

Uitzonderingsbepalingen

 

AFDELING 2

Overgangs- en slotbepalingen

 

BIJLAGE I

Schema’s A en B

 

BIJLAGE II

Taken die deel uitmaken van het collectief beheer van beleggingsportefeuilles

 

BIJLAGE III

 
 

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

 

BIJLAGE IV

Concordantietabel

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

  • 1. 
    Deze richtlijn is van toepassing op instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) die op het grondgebied van de lidstaten zijn gevestigd.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn en behoudens artikel 3, wordt onder icbe’s verstaan een instelling:
 

a)

waarvan het uitsluitende doel is de collectieve belegging in effecten of in andere in artikel 50, lid 1, bedoelde liquide financiële activa van uit het publiek aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, en

 

b)

waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houders ten laste van de activa van deze instellingen direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt gelijkgesteld ieder handelen van een icbe om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming ter beurze aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde.

De lidstaten kunnen toestaan dat een icbe uit meerdere beleggingscompartimenten bestaat.

  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde instellingen kunnen rechtens geregeld zijn bij overeenkomst (beleggingsfondsen beheerd door een beheermaatschappij), als trust (unit trust) dan wel bij statuten (beleggingsmaatschappij).

Voor de toepassing van deze richtlijn omvatten:

 

a)

„beleggingsfondsen” ook unit trusts;

 

b)

„rechten van deelneming” in icbe’s ook aandelen van icbe’s.

  • 4. 
    Aan deze richtlijn zijn niet onderworpen beleggingsmaatschappijen waarvan de activa via dochterondernemingen voornamelijk worden belegd in andere waarden dan effecten.
  • 5. 
    De lidstaten verbieden de icbe’s die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zich om te zetten in een instelling voor collectieve belegging die niet onder deze richtlijn valt.
  • 6. 
    Indien een icbe uit een andere lidstaat zijn rechten van deelneming verhandelt op het grondgebied van een lidstaat van ontvangst, mag deze lidstaat van ontvangst noch voor bedoelde icbe’s noch voor de door hem uitgegeven rechten van deelneming, andere bepalingen voorschrijven op het door deze richtlijn bestreken gebied, zulks behoudens de bepalingen van het gemeenschapsrecht op het gebied van het kapitaalverkeer en behoudens de artikelen 91 en 92 en artikel 108, lid 1, tweede alinea.
  • 7. 
    Onverminderd dit hoofdstuk kunnen lidstaten de op hun grondgebied gevestigde icbe’s onderwerpen aan strengere bepalingen dan die van deze richtlijn, alsmede aan aanvullende bepalingen, mits deze algemeen gelden en niet strijdig zijn met deze richtlijn.

Artikel 2

  • 1. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
 

a)

„bewaarder”: een instelling die belast is met de in de artikelen 22 en 32 omschreven taken en die onderworpen is aan de overige in hoofdstuk IV en hoofdstuk V, afdeling 3, vastgestelde bepalingen;

 

b)

„beheermaatschappij”: een maatschappij waarvan de normale werkzaamheden bestaan in het beheren van icbe’s in de vorm van beleggingsfondsen of beleggingsmaatschappijen (collectief beheer van beleggingsportefeuilles van icbe’s);

 

c)

„lidstaat van herkomst van een beheermaatschappij”: de lidstaat waar de beheermaatschappij haar statutaire zetel heeft;

 

d)

„lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij”: een lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en op het grondgebied waarvan een beheermaatschappij een bijkantoor heeft of diensten verricht;

 

e)

„lidstaat van herkomst van een icbe”: de lidstaat waar de icbe overeenkomstig artikel 5 is toegelaten;

 

f)

„lidstaat van ontvangst van een icbe”: een lidstaat die niet de lidstaat van herkomst van de icbe is en waar de rechten van deelneming van de icbe worden aangeboden;

 

g)

„bijkantoor”: een bedrijfszetel die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beheermaatschappij en die de diensten verricht waarvoor de beheermaatschappij een vergunning heeft gekregen;

 

h)

„bevoegde autoriteiten”: de autoriteiten die elke lidstaat krachtens artikel 97 aanwijst;

 

i)

„nauwe banden”: een situatie waarbij twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:

 

i)

een deelneming, d.w.z. het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband in bezit hebben van ten minste 20 % van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming, of

 

ii)

een zeggenschapsband, d.w.z. de band die bestaat tussen een „moederonderneming” en een „dochteronderneming” als omschreven in de artikelen 1 en 2 van de zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub 9, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (10) en in alle in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 83/349/EEG bedoelde gevallen, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

 

j)

„gekwalificeerde deelneming”: het rechtstreeks of middellijk bezitten van een deelneming in een beheermaatschappij van ten minste 10 % van het kapitaal of van de stemrechten, dan wel van een deelneming die de mogelijkheid inhoudt een invloed van betekenis uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de beheermaatschappij waarin wordt deelgenomen;

 

k)

„aanvangskapitaal”: het vermogen als bedoeld in artikel 57, onder a) en b), van Richtlijn 2006/48/EG;

 

l)

„eigen vermogen”: het eigen vermogen als omschreven in Richtlijn 2006/48/EG, titel V, hoofdstuk 2, afdeling 1;

 

m)

„duurzame drager”: elk hulpmiddel dat een belegger in staat stelt om persoonlijk aan die belegger gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

 

n)

„effecten”:

 

i)

aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren („aandelen”);

 

ii)

obligaties en andere schuldinstrumenten („obligaties”);

 

iii)

alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee dergelijke effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven;

 

o)

„geldmarktinstrumenten”: instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld.

 

p)

onder „fusie” wordt verstaan de rechtshandeling waarbij:

 

i)

een of meer icbe’s of beleggingscompartimenten daarvan, de „fuserende icbe's”, op het tijdstip van ontbinding zonder liquidatie al hun activa en passiva overdragen aan een andere, bestaande icbe of een beleggingscompartiment daarvan, de „ontvangende icbe”, tegen uitgifte van rechten van deelneming in de ontvangende icbe, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van deze rechten van deelneming;

 

ii)

twee of meer icbe’s of beleggingscompartimenten daarvan, de „fuserende icbe's”, op het tijdstip van ontbinding zonder liquidatie al hun activa en passiva overdragen aan een door hen op te richten icbe of een beleggingscompartiment daarvan, de „ontvangende icbe”, tegen uitgifte van rechten van deelneming in de ontvangende icbe, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van deze rechten van deelneming;

 

iii)

een of meer icbe’s of beleggingscompartimenten daarvan, de „fuserende icbe's”, die blijven bestaan tot ze kwijting voor hun uitstaande schulden hebben gekregen, hun netto-activa overdragen aan een ander beleggingscompartiment van dezelfde icbe, aan een icbe die ze vormen of aan een andere, bestaande icbe of een beleggingscompartiment daarvan, de „ontvangende icbe”.

 

q)

onder „grensoverschrijdende fusie” wordt een fusie tussen icbe’s verstaan:

 

i)

waarvan er ten minste twee in verschillende lidstaten zijn gevestigd, of

 

ii)

die in dezelfde lidstaat zijn gevestigd tot een nieuw opgerichte icbe die in een andere lidstaat is gevestigd.

 

r)

onder „binnenlandse fusie” verstaan een fusie van icbe’s die in dezelfde lidstaat zijn gevestigd wanneer ten minste één van de betrokken icbe’s daarvan overeenkomstig artikel 93 in kennis is gesteld.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder b), omvatten de normale werkzaamheden van een beheermaatschappij de in bijlage II vermelde taken.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder g), worden verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een beheermaatschappij met hoofdkantoor in een andere lidstaat als één enkel bijkantoor beschouwd.
  • 4. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder i), punt ii), geldt het volgende:
 

a)

elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

 

b)

situaties waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen via een zeggenschapsband duurzaam verbonden zijn met dezelfde persoon, worden ook geacht een nauwe band tussen deze personen te vormen.

  • 5. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder j), worden de stemrechten, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (11), in aanmerking genomen.
  • 6. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder l), zijn de artikelen 13 tot en met 16 van Richtlijn 2006/49/EG van overeenkomstige toepassing.
  • 7. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder n), wordt onder effecten niet de in artikel 51 bedoelde technieken en instrumenten verstaan.

Artikel 3

Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende ondernemingen:

 

a)

instellingen voor collectieve belegging van het closed-end-type;

 

b)

instellingen voor collectieve belegging die kapitaal aantrekken zonder de verkoop van hun rechten van deelneming bij het publiek in de Gemeenschap of in enig deel ervan te bevorderen;

 

c)

instellingen voor collectieve belegging waarvan de rechten van deelneming krachtens het fondsreglement dan wel de statuten van de beleggingsmaatschappij alleen aan het publiek van derde landen mogen worden verkocht;

 

d)

soorten instellingen voor collectieve belegging die zijn aangewezen bij of krachtens de wet van de lidstaat waar de instelling voor collectieve belegging is gevestigd en waarvoor de in hoofdstuk VII en in artikel 83 bedoelde voorschriften, gezien hun beleid inzake beleggingen en het aangaan van leningen, niet geschikt zijn.

Artikel 4

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een icbe geacht te zijn gevestigd in haar lidstaat van herkomst.

HOOFDSTUK II

TOELATING VAN DE ICBE

Artikel 5

  • 1. 
    Een icbe moet, om haar werkzaamheden te kunnen uitoefenen, zijn toegelaten overeenkomstig deze richtlijn.

Deze toelating geldt voor alle lidstaten.

  • 2. 
    Een beleggingsfonds wordt pas toegelaten nadat de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst de aanvraag van de beheermaatschappij om dat beleggingsfonds te beheren, het fondsreglement en de keuze van de bewaarder hebben aanvaard. Een beleggingsmaatschappij wordt pas toegelaten nadat de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de statuten en de keuze van de bewaarder hebben aanvaard alsmede, waar van toepassing, de aanvraag van de aangewezen beheermaatschappij om dat beleggingsfonds te beheren.
  • 3. 
    Onverminderd het bepaalde van lid 2, beslissen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe over de aanvraag van de beheermaatschappij overeenkomstig artikel 20, indien de icbe niet in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij is gevestigd. Het is geen voorwaarde voor een vergunning dat de icbe wordt beheerd door een beheermaatschappij met statutaire zetel in die lidstaat van herkomst van de icbe, of dat de beheermaatschappij activiteiten verricht of delegeert in de lidstaat van herkomst van de icbe.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe laten een icbe niet toe wanneer:
 

a)

zij vaststellen dat de beleggingsmaatschappij niet voldoet aan de in hoofdstuk V vastgestelde voorwaarden, of

 

b)

de beheermaatschappij geen vergunning heeft om een icbe in haar lidstaat van herkomst te beheren.

Onverminderd artikel 29, lid 2, wordt de beheermaatschappij of, waar van toepassing, de beleggingsmaatschappij binnen twee maanden na indiening van een volledige aanvraag meegedeeld of de vergunning al dan niet aan de icbe is verleend.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe laten een icbe niet toe wanneer de bestuurders van de bewaarder niet als voldoende betrouwbaar bekend staan of niet over voldoende ervaring beschikken, ook met betrekking tot het type icbe dat zij moeten beheren. Te dien einde worden de identiteit van de bestuurders van de bewaarder, alsmede iedere vervanging van deze bestuurders onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten gemeld.

Onder bestuurders worden diegenen verstaan die krachtens de wet of de statuten de bewaarder vertegenwoordigen of in feite het beleid van de bewaarder bepalen.

  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe geven geen toelating indien juridische beletselen (bijvoorbeeld een bepaling in het fondsreglement of in de statuten) verhinderen dat de icbe haar rechten van deelneming in de lidstaat van herkomst verhandelt.
  • 6. 
    Voor iedere vervanging van de beheermaatschappij of van de bewaarder, alsmede voor alle wijzigingen van het fondsreglement of van de statuten van de beleggingsmaatschappij is goedkeuring van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe vereist.
  • 7. 
    De lidstaten waarborgen dat volledige informatie over de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de administratieve voorschriften tot uitvoering van deze richtlijn, die verband houden met de oprichting en de werking van de icbe, gemakkelijk op afstand of via elektronische middelen toegankelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat deze informatie tenminste beschikbaar is in een taal die in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, alsmede duidelijk, ondubbelzinnig en actueel is.

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BEHEERMAATSCHAPPIJEN

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

Artikel 6

  • 1. 
    De toegang tot de werkzaamheden van beheermaatschappijen wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaande vergunning die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij wordt verleend. Een krachtens deze richtlijn aan een beheermaatschappij verleende vergunning is geldig in alle lidstaten.
  • 2. 
    De werkzaamheden van de beheermaatschappij zijn beperkt tot het beheer van icbe’s die op grond van deze richtlijn zijn toegelaten. Dit sluit niet uit dat zij zich daarnaast kunnen bezighouden met het beheer van andere instellingen voor collectieve belegging die niet onder deze richtlijn vallen en waarvan de beheermaatschappij aan prudentieel toezicht is onderworpen maar waarvan de rechten van deelneming niet krachtens deze richtlijn in andere lidstaten kunnen worden verhandeld.

Voor de toepassing van deze richtlijn omvat het beheer van icbe’s de in bijlage II genoemde taken.

  • 3. 
    In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten beheermaatschappijen toestaan om naast het beheer van icbe’s, de volgende diensten te verrichten:
 

a)

het per cliënt en op discretionaire basis beheren van beleggingsportefeuilles, met inbegrip van die van pensioenfondsen, op grond van een door de belegger gegeven opdracht, voor zover die portefeuilles één of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG genoemde instrumenten bevatten, en

 

b)

als nevendiensten:

 

i)

het verstrekken van beleggingsadvies met betrekking tot een of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG genoemde instrumenten;

 

ii)

bewaarneming en administratie van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging.

Aan een beheermaatschappij wordt onder geen beding een vergunning krachtens deze richtlijn verleend om alleen de in dit lid genoemde diensten te verrichten of om nevendiensten te verrichten zonder over een vergunning te beschikken voor het verrichten van de in de eerste alinea, onder a), genoemde dienst.

  • 4. 
    Artikel 2, lid 2, en de artikelen 12, 13 en 19 van Richtlijn 2004/39/EG zijn van toepassing op het verrichten van de in lid 3 van dit artikel bedoelde diensten door beheermaatschappijen.

Artikel 7

  • 1. 
    Onverminderd andere in het nationale recht vervatte algemeen toepasselijke voorwaarden, verlenen de bevoegde autoriteiten een beheermaatschappij slechts een vergunning indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de beheermaatschappij heeft een aanvangskapitaal van ten minste 125 000 EUR, met inachtneming van het volgende:

 

i)

wanneer de waarde in portefeuille van de beheermaatschappij 250 000 000 EUR te boven gaat, moet de beheermaatschappij gehouden worden te voorzien in een extra bedrag aan eigen vermogen dat gelijk is aan 0,02 % van het bedrag waarmee de waarde in portefeuille van de beheermaatschappij 250 000 000 EUR te boven gaat, maar het totaal van het aanvangskapitaal en het extra bedrag mag evenwel 10 000 000 EUR niet te boven te gaan;

 

ii)

voor de toepassing van dit lid worden de volgende portefeuilles geacht portefeuilles van de beheermaatschappij te zijn:

 

beleggingsfondsen die door de beheermaatschappij worden beheerd, met inbegrip van portefeuilles waarvan zij het beheer heeft gedelegeerd maar met uitzondering van portefeuilles waarvan het beheer aan haar is gedelegeerd;

 

beleggingsmaatschappijen waarvoor de beheermaatschappij de aangewezen beheermaatschappij is;

 

andere instellingen voor collectieve belegging die door de beheermaatschappij worden beheerd, met inbegrip van portefeuilles waarvan zij het beheer heeft gedelegeerd maar met uitzondering van portefeuilles waarvan het beheer aan haar is gedelegeerd;

 

iii)

ongeacht het bedrag van deze vereisten mag het eigen vermogen van de beheermaatschappij op geen enkel moment minder bedragen dan het bedrag dat is voorgeschreven in artikel 21 van Richtlijn 2006/49/EG;

 

b)

de personen die het bedrijf van de beheermaatschappij feitelijk leiden, staan als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende ervaring, ook met betrekking tot het type icbe dat door de beheermaatschappij wordt beheerd. De identiteit van deze personen, alsmede iedere vervanging van deze personen moeten onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Over de bedrijfsleiding van een beheermaatschappij moet worden besloten door ten minste twee personen die aan deze voorwaarden voldoen;

 

c)

de vergunningsaanvraag gaat vergezeld van een programma van werkzaamheden waarin ten minste de organisatiestructuur van de beheermaatschappij wordt vermeld, en

 

d)

zowel het hoofdkantoor als de statutaire zetel van de beheermaatschappij is in dezelfde lidstaat gevestigd.

Met het oog op punt a van de eerste alinea kunnen de lidstaten beheermaatschappijen toestaan niet te voorzien in tot 50 % van het in punt i) bedoelde extra bedrag aan eigen vermogen indien zij voor hetzelfde bedrag een garantie genieten van een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waarvan de statutaire zetel in een lidstaat gevestigd is of in een derde land waar de kredietinstelling of verzekeringsonderneming onderworpen is aan prudentiële regels die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.

  • 2. 
    Wanneer nauwe banden bestaan tussen de beheermaatschappij en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde autoriteiten slechts vergunning indien deze nauwe banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.

De bevoegde autoriteiten weigeren ook de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op een of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de beheermaatschappij nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.

De bevoegde autoriteiten verlangen van beheermaatschappijen dat zij hun de informatie verstrekken die zij nodig hebben om zich ervan te kunnen vergewissen dat doorlopend aan de in dit lid gestelde voorwaarden wordt voldaan.

  • 3. 
    De aanvrager wordt er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag door de bevoegde autoriteiten van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is. Weigering van een vergunning wordt met redenen omkleed.
  • 4. 
    Zodra de vergunning is verleend, mag de beheermaatschappij onmiddellijk haar werkzaamheden aanvangen.
  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten mogen de vergunning die aan een onder deze richtlijn vallende beheermaatschappij is verleend, slechts intrekken indien deze maatschappij:
 

a)

binnen een termijn van 12 maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende werkzaamheid gedurende een periode van meer dan 6 maanden heeft gestaakt, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

 

b)

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

 

c)

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;

 

d)

niet meer voldoet aan Richtlijn 2006/49/EG indien de vergunning ook betrekking heeft op het in artikel 6, lid 3, onder a), van deze richtlijn bedoelde portefeuillebeheer op discretionaire basis;

 

e)

de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen in ernstige mate of systematisch heeft overtreden, of

 

f)

in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.

Artikel 8

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten verlenen geen vergunning tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een beheermaatschappij voordat zij in kennis zijn gesteld van de identiteit van de rechtstreekse of middellijke aandeelhouders of vennoten, natuurlijke of rechtspersonen, die daarin een gekwalificeerde deelneming bezitten, alsmede van het bedrag van die deelnemingen.

De bevoegde autoriteiten verlenen geen vergunning indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de beheermaatschappij te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de in de eerste alinea bedoelde aandeelhouders of vennoten.

  • 2. 
    De lidstaten passen op bijkantoren van beheermaatschappijen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap, wanneer deze bijkantoren hun werkzaamheden aanvangen of reeds verrichten, geen bepalingen toe die leiden tot een gunstiger behandeling dan die welke geldt voor bijkantoren van beheermaatschappijen met statutaire zetel binnen de Gemeenschap.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat worden vooraf geraadpleegd over het verlenen van een vergunning aan een beheermaatschappij die:
 

a)

een dochteronderneming is van een andere beheermaatschappij, van een beleggingsonderneming, van een kredietinstelling of van een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend;

 

b)

een dochteronderneming is van de moederonderneming van een andere beheermaatschappij, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, of

 

c)

onder de zeggenschap staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen die de zeggenschap hebben over een andere beheermaatschappij, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend.

AFDELING 2

Betrekkingen met derde landen

Artikel 9

  • 1. 
    De betrekkingen met derde landen worden geregeld overeenkomstig de in artikel 15 van Richtlijn 2004/39/EG ter zake vastgestelde regels.

Voor de toepassing van deze richtlijn worden de in artikel 15 van Richtlijn 2004/39/EG voorkomende termen „beleggingsonderneming” en „beleggingsondernemingen” gelezen als respectievelijk „beheermaatschappij” en „beheermaatschappijen”; de term „het verrichten van beleggingsdiensten” in artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG wordt gelezen als het „verrichten van diensten”.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die de icbe’s ondervinden bij het in de handel brengen van hun rechten van deelneming in enig derde land.

AFDELING 3

Uitoefeningsvoorwaarden

Artikel 10

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een beheermaatschappij schrijven voor dat de beheermaatschappij waaraan zij vergunning hebben verleend, te allen tijde aan de in artikel 6 en artikel 7, leden 1 en 2, gestelde voorwaarden moet voldoen.

Het eigen vermogen van een beheermaatschappij mag niet onder de in artikel 7, lid 1, onder a), vermelde drempel zakken. Is dat toch het geval, dan kunnen de bevoegde autoriteiten, indien de omstandigheden zulks rechtvaardigen, dergelijke ondernemingen een beperkte periode gunnen om hun situatie te herstellen of hun activiteiten te staken.

  • 2. 
    Het prudentieel toezicht op een beheermaatschappij berust bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij, ongeacht of de beheermaatschappij in een andere lidstaat een bijkantoor vestigt of daar diensten verricht, onverminderd de bepalingen van deze richtlijn welke de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij bevoegdheid verlenen.

Artikel 11

  • 1. 
    Gekwalificeerde deelnemingen in beheermaatschappijen zijn aan dezelfde regels onderworpen als die welke in de artikelen 10, 10 bis en 10 ter, van Richtlijn 2004/39/EG zijn vastgesteld.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze richtlijn worden de termen „beleggingsonderneming” en „beleggingsondernemingen” in artikel 10 van Richtlijn 2004/39/EG gelezen als respectievelijk „beheermaatschappij” en „beheermaatschappijen”.

Artikel 12

  • 1. 
    Iedere lidstaat stelt prudentiële regels op die door de beheermaatschappijen met een vergunning voor die lidstaat doorlopend moeten worden nageleefd met betrekking tot het beheer van icbe’s die overeenkomstig deze richtlijn zijn toegelaten.

Mede in het licht van de aard van de icbe’s die door een beheermaatschappij worden beheerd, schrijven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij met name voor dat een dergelijke maatschappij:

 

a)

moet beschikken over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsvoorzieningen op het gebied van de elektronische informatieverwerking en adequate interne controleprocedures, met inbegrip van met name regels voor persoonlijke transacties van de eigen medewerkers en voor het aanhouden of beheren van beleggingen in financiële instrumenten met het oog op het beleggen voor eigen rekening, die ten minste waarborgen dat elke transactie waarbij de icbe betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong ervan, de betrokken partijen, de aard ervan, de tijd en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden, en dat de activa van de door de beheermaatschappij beheerde icbe, overeenkomstig het fondsreglement of de statuten en de vigerende wettelijke bepalingen worden belegd;

 

b)

zodanig gestructureerd en georganiseerd is dat er een zo klein mogelijk risico is dat de belangen van icbe’s of cliënten worden geschaad door belangenconflicten tussen de beheermaatschappij en haar cliënten, tussen twee van haar cliënten onderling, tussen één van haar cliënten en een icbe of tussen twee icbe’s.

  • 2. 
    De beheermaatschappij waarvan de vergunning ook het in artikel 6, lid 3, onder a), genoemde portefeuillebeheer op discretionaire basis bestrijkt:
 

a)

belegt de portefeuille van een belegger niet geheel of gedeeltelijk in rechten van deelneming van door haar beheerde instellingen voor collectieve belegging zonder de voorafgaandelijke algemene toestemming van de cliënt;

 

b)

is, wat de in artikel 6, lid 3, bedoelde diensten betreft, onderworpen aan het bepaalde in Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake beleggerscompensatiestelsels (12).

  • 3. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie uiterlijk 1 juli 2010 uitvoeringsmaatregelen vast ter specificering van de procedures en regelingen zoals bepaald in lid 1, tweede alinea, onder a), alsook van structuren en organisatorische eisen ter beperking van belangenconflicten zoals bepaald in lid 1, tweede alinea, onder b).

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 13

  • 1. 
    Wanneer de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij toestaat dat een beheermaatschappij met het oog op een efficiëntere bedrijfsvoering het vervullen van één of meer van haar taken aan derden delegeert, moet aan alle volgende voorwaarden worden voldaan:
 

a)

de beheermaatschappij licht de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat van herkomst naar behoren in; de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij geven deze informatie onmiddellijk door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe;

 

b)

de lastgeving mag een doeltreffend toezicht op de beheermaatschappij niet belemmeren, en mag met name niet verhinderen dat de beheermaatschappij handelt, of dat de icbe’s worden beheerd, in het beste belang van haar beleggers;

 

c)

indien het delegeren het beheer van beleggingen betreft, geschiedt de lastgeving alleen aan instellingen waaraan voor het beheer van activa vergunning of erkenning is verleend, en die aan prudentieel toezicht zijn onderworpen; het delegeren moet in overeenstemming zijn met de criteria voor beleggingsspreiding die periodiek door de beheermaatschappij worden vastgesteld;

 

d)

indien de lastgeving het beheer van beleggingen betreft en geschiedt aan een instelling uit een derde land, moet samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten gewaarborgd zijn;

 

e)

een lastgeving met betrekking tot de kernactiviteit, het beheer van beleggingen, geschiedt niet aan de bewaarder noch aan enig andere instelling waarvan de belangen strijdig kunnen zijn met de belangen van de beheermaatschappij of van de deelnemers;

 

f)

er dienen regelingen te worden getroffen die de met de bedrijfsleiding van de beheermaatschappij belaste personen te allen tijde in staat stellen de werkzaamheden van de instelling aan welke de lastgeving is geschied effectief in het oog te houden;

 

g)

de lastgeving mag de met de bedrijfsleiding van de beheermaatschappij belaste personen niet verhinderen te allen tijde verdere instructies te geven aan de instelling aan welke taken zijn gedelegeerd, of de lastgeving te herroepen met onmiddellijke ingang indien dit in het belang van de beleggers is;

 

h)

gelet op de aard van de te delegeren taken moet de instelling aan welke taken worden gedelegeerd, gekwalificeerd zijn en in staat zijn om de desbetreffende taken te vervullen;

 

i)

in de prospectussen van de icbe’s moet worden vermeld voor het delegeren van welke taken de beheermaatschappij overeenkomstig dit artikel toestemming heeft gekregen.

  • 2. 
    De delegatie door de beheermaatschappij van taken aan derden laat de aansprakelijkheid van de beheermaatschappij of de bewaarder geheel onverlet. De beheermaatschappij mag haar taken niet in die mate delegeren dat zij een brievenbusmaatschappij wordt.

Artikel 14

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt gedragsregels op die doorlopend moeten worden nageleefd door de beheermaatschappijen waaraan in die lidstaat vergunning is verleend. In die gedragsregels wordt minimaal uitvoering gegeven aan de in dit lid beschreven beginselen. Krachtens deze beginselen moet een beheermaatschappij:
 

a)

zich bij haar bedrijfsuitoefening op een loyale en billijke wijze inzetten voor de belangen van de door haar beheerde icbe’s en de integriteit van de markt;

 

b)

zich met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en toewijding inzetten voor de belangen van de door haar beheerde icbe’s en de integriteit van de markt;

 

c)

beschikken over en doeltreffend gebruikmaken van de middelen en procedures die nodig zijn voor een deugdelijke bedrijfsuitoefening;

 

d)

belangenconflicten trachten te voorkomen en, wanneer deze onvermijdelijk zijn, ervoor zorgen dat de door haar beheerde icbe’s op billijke wijze worden behandeld;

 

e)

voldoen aan alle voor de uitoefening van haar werkzaamheden geldende voorschriften teneinde de belangen van haar beleggers optimaal te behartigen en de integriteit van de markt te bevorderen.

  • 2. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie uiterlijk 1 juli 2010 uitvoeringsmaatregelen vast om ervoor te zorgen dat de beheermaatschappij voldoet aan de in lid 1 geschetste taken, met name om:
 

a)

passende criteria vast te stellen om op een loyale en billijke wijze en met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en toewijding in het belang van de icbe te handelen;

 

b)

de beginselen vast te stellen om ervoor te zorgen dat beheermaatschappijen beschikken over en doeltreffend gebruikmaken van de middelen en procedures die nodig zijn voor een deugdelijke bedrijfsvoering, en

 

c)

de maatregelen te formuleren die beheermaatschappijen redelijkerwijs zouden moeten opstellen om belangenconflicten vast te stellen, te voorkomen, te beheren en/of bekend te maken, alsmede om passende criteria te formuleren voor de vaststelling van de soorten van belangenconflicten die schadelijk kunnen zijn voor de belangen van de icbe.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 15

Beheermaatschappijen of, waar van toepassing, beleggingsmaatschappijen nemen maatregelen overeenkomstig artikel 92 en stellen adequate procedures en regelingen vast om te waarborgen dat zij klachten van beleggers op behoorlijke wijze behandelen, en dat er voor beleggers geen beperkingen zijn om hun rechten uit te oefenen indien de beheermaatschappij in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe is toegelaten. Deze maatregelen moeten beleggers in staat stellen om klachten in te dienen in de officiële taal of een van de officiële talen van hun lidstaat.

Beheermaatschappijen stellen tevens adequate procedures en regelingen vast om informatie beschikbaar te stellen op verzoek van het publiek of van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe.

AFDELING 4

Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten

Artikel 16

  • 1. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat een beheermaatschappij waaraan haar lidstaat van herkomst een vergunning heeft verleend, op hun grondgebied de onder deze vergunning vallende werkzaamheden zowel door middel van het vestigen van een bijkantoor als door middel van het vrij verrichten van diensten mag uitoefenen.

Als een beheermaatschappij waaraan aldus een vergunning is verleend voorstelt om zonder het vestigen van een bijkantoor enkel de rechten van deelneming van de icbe die ze overeenkomstig bijlage II beheert te verhandelen in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe, zonder voor te stellen andere taken of diensten te blijven verrichten, is deze verhandeling uitsluitend onderworpen aan de voorwaarden van hoofdstuk XI.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de vestiging van een bijkantoor of het verrichten van diensten niet afhankelijk van een vergunning en onderwerpen dit evenmin aan bijkomende verplichtingen ten aanzien van eigen kapitaal of aan maatregelen van gelijke werking.
  • 3. 
    Op grond van de in dit artikel geschetste voorwaarden, staat het een icbe vrij om een beheermaatschappij, die in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe overeenkomstig deze richtlijn een vergunning heeft gekregen, aan te wijzen of zich door haar te laten beheren, op voorwaarde dat zo’n beheermaatschappij voldoet aan de bepalingen van:
 

a)

artikel 17 of artikel 18, en

 

b)

de artikelen 19 en artikel 20.

Artikel 17

  • 1. 
    Benevens de in de artikelen 6 en 7 genoemde verplichtingen stelt een beheermaatschappij die op het grondgebied van een andere lidstaat een bijkantoor wenst te vestigen om de activiteit te blijven verrichten waarvoor zij een vergunning heeft gekregen, de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan dienovereenkomstig in kennis.
  • 2. 
    De lidstaten verlangen dat iedere beheermaatschappij die een bijkantoor op het grondgebied van een andere lidstaat wenst te vestigen, de in lid 1 bedoelde kennisgeving vergezeld doet gaan van de volgende gegevens en documenten:
 

a)

de lidstaat op het grondgebied waarvan de beheermaatschappij voornemens is een bijkantoor te vestigen;

 

b)

een programma van werkzaamheden waarin de voorgenomen activiteiten en diensten overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 3, alsmede de organisatiestructuur van het bijkantoor worden vermeld, en dat een beschrijving omvat van het proces voor risicobeheer dat de beheermaatschappij heeft ingesteld. Het omvat tevens een beschrijving van de overeenkomstig artikel 15 ingestelde procedures en regelingen;

 

c)

het adres in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij waar documenten kunnen worden opgevraagd, en

 

d)

de namen van de bestuurders van het bijkantoor.

  • 3. 
    Tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij, gelet op de voorgenomen activiteiten, redenen hebben om te twijfelen aan de deugdelijkheid van de administratieve structuur of de financiële positie van de beheermaatschappij, doen zij binnen twee maanden na ontvangst van alle in lid 2 bedoelde gegevens, mededeling van deze gegevens aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij en stellen zij de betrokken beheermaatschappij hiervan in kennis. Tevens doen zij mededeling van gegevens betreffende eventuele garantiestelsels die gericht zijn op de bescherming van de belegger.

Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij weigeren de in lid 2 bedoelde gegevens mede te delen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij, delen zij de redenen van een dergelijke weigering binnen twee maanden na ontvangst van alle gegevens mede aan de betrokken beheersmaatschappij. Tegen deze weigering of ieder uitblijven van een antwoord staat beroep open bij de rechter in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

Wanneer een beheermaatschappij de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer als bedoeld in bijlage II wil blijven verrichten, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij verstrekte documentatie vergezeld gaan van een verklaring dat de beheermaatschappij conform de bepalingen van deze richtlijn over een vergunning beschikt, alsmede van een beschrijving van de reikwijdte van de vergunning die de beheermaatschappij is verleend en van de bijzonderheden in verband met een eventuele beperking inzake de soorten icbe’s die de beheermaatschappij mag beheren.

  • 4. 
    Een beheermaatschappij die werkzaamheden verricht via een bijkantoor op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst, moet voldoen aan de regels die de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij overeenkomstig artikel 14 heeft vastgesteld.
  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van lid 4.
  • 6. 
    Voordat het bijkantoor van een beheermaatschappij met zijn werkzaamheden aanvangt, beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij over twee maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de in lid 2 bedoelde gegevens, om het toezicht op de naleving van de onder hun bevoegdheid vallende voorschriften door de beheermaatschappij voor te bereiden.
  • 7. 
    Zodra een mededeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij is binnengekomen of, wanneer deze niet reageren, zodra de in lid 6 bedoelde termijn is verstreken, kan het bijkantoor gevestigd worden en kan het zijn werkzaamheden aanvangen.
  • 8. 
    In geval van wijziging van de inhoud van een van de overeenkomstig lid 2, onder b), c) of d), verstrekte gegevens, stelt de beheermaatschappij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij schriftelijk van de desbetreffende wijziging in kennis, zulks ten minste één maand voor de toepassing van de wijziging, opdat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij zich overeenkomstig lid 3, en de bevoegde autoriteiten van het land van ontvangst van de beheermaatschappij zich overeenkomstig lid 6, over de wijziging kunnen uitspreken.
  • 9. 
    Eventuele wijzigingen in de gegevens waarvan overeenkomstig lid 3, eerste alinea, mededeling is gedaan, worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij gemeld.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij actualiseren de in de verklaring als bedoeld in de derde alinea van lid 3 opgenomen informatie en stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij op de hoogte wanneer er zich een verandering voordoet in de reikwijdte van de vergunning van de beheermaatschappij of ten aanzien van de details van eventuele beperkingen met betrekking tot de typen icbe’s die de beheermaatschappij gemachtigd is te beheren.

Artikel 18

  • 1. 
    Elke beheermaatschappij die voor de eerste maal door middel van het vrij verrichten van diensten haar werkzaamheden, waarvoor zij een vergunning heeft gekregen, op het grondgebied van een andere lidstaat wil uitoefenen, stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij in kennis van:
 

a)

de lidstaat op het grondgebied waarvan de beheermaatschappij voornemens is werkzaamheden uit te oefenen, en

 

b)

een programma van werkzaamheden waarin de activiteiten en de diensten zoals bedoeld in artikel 6, leden 2 en 3, worden vermeld en dat een beschrijving omvat van het proces voor risicobeheer dat de beheermaatschappij heeft ingesteld. Het omvat tevens een beschrijving van de overeenkomstig artikel 15 ingestelde procedures en regelingen.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij doen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij mededeling van de in lid 1 bedoelde kennisgeving, zulks binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de kennisgeving.

Tevens doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij mededeling van gegevens betreffende van toepassing zijnde garantiestelsels die gericht zijn op de bescherming van de belegger.

Wanneer een beheermaatschappij de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer als bedoeld in bijlage II wil blijven verrichten, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij de aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheersmaatschappij verstrekte documentatie vergezeld gaan van een verklaring dat de beheermaatschappij conform de bepalingen van deze richtlijn over een vergunning beschikt, alsmede van een beschrijving van de reikwijdte van de vergunning die de beheermaatschappij is verleend en van de bijzonderheden in verband met een eventuele beperking inzake de soorten icbe’s die de beheermaatschappij mag beheren.

Onverminderd de artikelen 20 en 93 kan de beheermaatschappij dan met haar werkzaamheden in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij aanvangen.

  • 3. 
    Een beheermaatschappij die diensten verricht in het kader van de vrije dienstverlening, moet voldoen aan de regels die overeenkomstig artikel 14 zijn opgesteld door de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.
  • 4. 
    In geval van wijziging van de inhoud van de overeenkomstig lid 1, onder b), gemelde inlichtingen, geeft de beheermaatschappij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij schriftelijk kennis van deze wijziging voordat zij wordt doorgevoerd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij actualiseren de in de verklaring als bedoeld in lid 2 opgenomen informatie, en stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij op de hoogte, wanneer er zich een verandering voordoet in de reikwijdte van de vergunning van de beheermaatschappij, of ten aanzien van de details van eventuele beperkingen met betrekking tot de soorten icbe’s die de beheermaatschappij gemachtigd is te beheren.

Artikel 19

  • 1. 
    Een beheermaatschappij die op grensoverschrijdende basis middels de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrije verkeer van diensten de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer verricht, dient de regels van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij inzake de organisatie van beheermaatschappij te eerbiedigen, inclusief wat betreft het delegeren van taken, risicobeheerprocedures, prudentiële voorschriften en toezicht, de in artikel 12 bedoelde procedures en de rapportageverplichtingen van de beheermaatschappij. Deze regels zijn niet strenger dan die welke gelden voor beheermaatschappijen die uitsluitend actief zijn in hun eigen lidstaat.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de in lid 1 bedoelde regels.
  • 3. 
    Een beheermaatschappij die op grensoverschrijdende basis middels de vestiging van een bijkantoor of in overeenstemming het vrije verkeer van diensten de werkzaamheid van collectief portefeuillebeheer verricht, dient zich te houden aan de regels van de lidstaat van herkomst van de icbe met betrekking tot de samenstelling en de werking van de icbe, met name de regels die van toepassing zijn op:
 

a)

de oprichting van en het verlenen van een vergunning voor een icbe;

 

b)

de uitgifte en terugbetaling van rechten van deelneming en aandelen;

 

c)

het gevoerde beleggingsbeleid en de gehanteerde beleggingslimieten, inclusief de berekening van het total exposure en de toegepaste hefboom;

 

d)

de beperkingen op het aangaan en verstrekken van leningen en verkopen van effecten vanuit een ongedekte positie;

 

e)

de waardering van activa en de boekhoudkundige organisatie van icbe’s;

 

f)

de berekening van de uitgifte- of terugbetalingsprijs, en fouten in de berekening van de intrinsieke waarde en de desbetreffende beleggerscompensatie;

 

g)

de distributie of herinvestering van de inkomsten;

 

h)

de openbaarmakings- en rapportageverplichtingen van icbe’s, onder andere ten aanzien van het prospectus, essentiële beleggersinformatie en periodieke verslagen;

 

i)

de regelingen voor de verhandeling;

 

j)

de relatie met de houders van deelnemingsrechten;

 

k)

de fusie en herstructurering van de icbe’s;

 

l)

de vereffening en liquidatie van de icbe’s;

 

m)

indien van toepassing, de inhoud van het deelnemersregister;

 

n)

de vergunning- en toezichtkosten voor de icbe’s, en

 

o)

de uitoefening van het stemrecht van deelnemers en van andere rechten van deelnemers met betrekking tot de punten a) tot en met m).

  • 4. 
    De beheermaatschappij moet voldoen aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het fondsreglement of in de statuten, alsook aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het prospectus, dat in overeenstemming dient te zijn met het toepasselijke recht als bedoeld in de leden 1 en 3.
  • 5. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zien toe op de naleving van het bepaalde in de leden 3 en 4.
  • 6. 
    De beheermaatschappij beslist over en is verantwoordelijk voor de goedkeuring en de uitvoering van de regelingen en organisatorische besluiten die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de regels met betrekking tot de oprichting en werking van de icbe’s en aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het reglement of in de statuten van het fonds, alsmede aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het prospectus.
  • 7. 
    De bevoegde autoriteiten van de beheermaatschappij van de lidstaat van herkomst zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de toereikendheid van de regelingen en de organisatie van de beheermaatschappij, zodat de beheermaatschappij in staat is te voldoen aan de verplichtingen en regels met betrekking tot de samenstelling en werking van alle icbe’s die zij beheert.
  • 8. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat beheermaatschappijen waaraan in een lidstaat vergunning is verleend, niet worden onderworpen aan eventueel in de lidstaat van herkomst van de icbe vastgestelde aanvullende eisen ten aanzien van de aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen, behalve in de gevallen waarnaar uitdrukkelijk in deze richtlijn wordt verwezen.

Artikel 20

  • 1. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 5 legt een beheermaatschappij die een aanvraag indient om een in een andere lidstaat gevestigde icbe te beheren, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe de volgende documenten over:
 

a)

de in de artikelen 23 en 33 bedoelde schriftelijke overeenkomst met de bewaarder, en

 

b)

informatie over afspraken betreffende het delegeren van taken in verband met het beheer van beleggingen en administratietaken, zoals bedoeld in bijlage II.

Wanneer een beheermaatschappij reeds eenzelfde soort icbe in de lidstaat van herkomst van de icbe beheert, volstaat een verwijzing naar reeds verstrekte documentatie.

  • 2. 
    Voor zover nodig om de naleving te waarborgen van de regels waarvoor zij verantwoordelijk zijn, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe opheldering en informatie vragen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde documentatie, en op grond van de in de artikelen 17 en 18 bedoelde verklaring, of het type icbe’s waarvoor een vergunning wordt gevraagd valt onder de reikwijdte van de vergunning van de beheermaatschappij. Voor zover van toepassing, brengen de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij binnen 10 werkdagen na het eerste verzoek advies uit.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe mogen de aanvraag van de beheermaatschappij alleen weigeren als:
 

a)

de beheermaatschappij niet voldoet aan de onder hun verantwoordelijkheid vallende voorschriften, overeenkomstig artikel 19;

 

b)

de beheermaatschappij van de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst geen icbe van het type waarvoor een vergunning wordt gevraagd, mag beheren, of

 

c)

de beheermaatschappij de in het eerste lid bedoelde documentatie niet heeft verstrekt.

Alvorens een aanvraag te weigeren, overleggen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

  • 4. 
    De beheermaatschappij deelt eventuele latere, belangrijke wijzigingen in de in het eerste lid genoemde documentatie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe mede.

Artikel 21

  • 1. 
    De lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij kan voor statistische doeleinden verlangen dat elke beheermaatschappij die een bijkantoor op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst heeft, aan zijn bevoegde autoriteiten een periodiek verslag over de op zijn grondgebied verrichte werkzaamheden doet toekomen.
  • 2. 
    De lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij mag van beheermaatschappijen die op hun grondgebied middels de oprichting van een bijkantoor of in het kader van vrije dienstverlening werkzaam zijn, de nodige gegevens verlangen voor het toezicht op de naleving door deze maatschappijen van de onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij vallende regels.

Van de beheermaatschappijen mogen niet méér gegevens worden verlangd dan deze lidstaten voor het toezicht op de naleving van diezelfde normen verlangen van de beheermaatschappijen die in die lidstaat een vergunning hebben gekregen.

De beheermaatschappijen zorgen ervoor dat de in artikel 15 bedoelde procedures en regelingen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe in staat stellen de in dit lid bedoelde informatie rechtstreeks van de beheermaatschappij te ontvangen.

  • 3. 
    Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij constateren dat een beheermaatschappij die op het grondgebied van hun lidstaat een bijkantoor heeft of diensten verricht een van de onder hun verantwoordelijkheid vallende regels niet naleeft, eisen zij dat de betrokken beheermaatschappij een eind maakt aan deze inbreuk en stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij daarvan in kennis.
  • 4. 
    Indien de betrokken beheermaatschappij weigert de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij informatie te verstrekken die onder zijn verantwoordelijkheid valt, of niet het nodige doet om aan de in lid 3 bedoelde inbreuk een einde te maken, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij daarvan in kennis. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij treffen zo spoedig mogelijk alle passende maatregelen om te bewerkstelligen dat de betrokken beheermaatschappij de informatie verstrekt waarom de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij overeenkomstig lid 2 verzoekt, of een eind maakt aan de inbreuk. Van de strekking van deze maatregelen wordt mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij.
  • 5. 
    Indien de beheermaatschappij, in weerwil van de aldus door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend blijken te zijn of er in de lidstaat geen maatregelen bestaan, blijft weigeren de informatie te verstrekken waarom de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij overeenkomstig lid 2 verzoekt, of inbreuk blijft plegen op de in datzelfde lid bedoelde, in de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij daarvan in kennis te hebben gesteld, passende maatregelen — met inbegrip van maatregelen op grond van de artikelen 98 en 99 — treffen om verdere onregelmatigheden te voorkomen of te bestraffen; indien nodig kan hij deze beheermaatschappij beletten op zijn grondgebied nieuwe transacties te verrichten. De lidstaten dragen er zorg voor dat de voor die maatregelen vereiste stukken op hun grondgebied aan de beheermaatschappijen kunnen worden betekend. Wanneer de dienst die binnen de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij wordt verricht het beheer van een icbe betreft, kan de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij eisen dat de beheermaatschappij de bewuste icbe niet langer beheert.
  • 6. 
    Elke ter uitvoering van de leden 4 of 5 genomen maatregel die maatregelen of sancties behelst, wordt naar behoren met redenen omkleed en aan de betrokken beheermaatschappij medegedeeld. Tegen elke maatregel van die aard staat in de lidstaat die de maatregel heeft genomen, beroep open bij de rechter.
  • 7. 
    Alvorens de in de leden 3, 4 of 5 bedoelde procedure toe te passen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een beheermaatschappij in spoedeisende gevallen de voorzorgsmaatregelen treffen die noodzakelijk zijn ter bescherming van de belangen van de beleggers en andere personen voor wie diensten worden verricht. De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de overige betrokken lidstaten worden zo spoedig mogelijk van die maatregelen op de hoogte gesteld.

De Commissie kan, na raadpleging van de bevoegde autoriteiten van de belanghebbende lidstaten, besluiten dat de betrokken lidstaat deze maatregelen moet wijzigen of intrekken.

  • 8. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij raadplegen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe alvorens de vergunning van de beheermaatschappij in te trekken. In dergelijke gevallen nemen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe passende maatregelen om de belangen van de beleggers te vrijwaren. Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van besluiten om de betrokken beheermaatschappij te beletten op zijn grondgebied nieuwe transacties aan te vangen.

Om de twee jaar brengt de Commissie over deze gevallen verslag uit.

  • 9. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van het aantal en de aard van de gevallen waarin zij een vergunning op grond van artikel 17 of een aanvraag op grond van artikel 20 weigeren en van alle maatregelen die overeenkomstig lid 5 van dit artikel zijn genomen.

Om de twee jaar brengt de Commissie over deze gevallen verslag uit.

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE DE BEWAARDER

Artikel 22

  • 1. 
    De activa van een beleggingsfonds worden in bewaring gegeven bij een bewaarder.
  • 2. 
    De in artikel 24 bedoelde aansprakelijkheid van de bewaarder blijft bestaan wanneer hij de activa geheel of ten dele bij derden in bewaring heeft gegeven.
  • 3. 
    De bewaarder is gehouden:
 

a)

zich ervan te vergewissen, dat de verkoop, uitgifte, inkoop, terugbetaling en intrekking van rechten van deelneming voor rekening van het beleggingsfonds of door de beheermaatschappij, overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving of het fondsreglement geschieden;

 

b)

zich ervan te vergewissen dat de waarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving of het fondsreglement;

 

c)

de aanwijzingen van de beheermaatschappij uit te voeren, tenzij deze in strijd zijn met de nationale wetgeving of het fondsreglement;

 

d)

zich ervan te vergewissen dat bij transacties met betrekking tot de activa van het beleggingsfonds de tegenprestatie hem binnen de gebruikelijke termijnen wordt voldaan;

 

e)

zich ervan te vergewissen dat de opbrengsten van het beleggingsfonds een bestemming krijgen in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving of het fondsreglement.

Artikel 23

  • 1. 
    De bewaarder heeft zijn statutaire zetel in de lidstaat van herkomst van de icbe, of is daar gevestigd.
  • 2. 
    De bewaarder is een instelling die aan prudentiële regelgeving is onderworpen en onder permanent toezicht staat. Hij beschikt over voldoende financiële waarborgen en vakbekwaamheid om de werkzaamheden die hij krachtens zijn taak van bewaarder moet verrichten, daadwerkelijk te kunnen uitvoeren en om de verplichtingen die uit de uitoefening van deze taak voortvloeien, na te komen.
  • 3. 
    De lidstaten bepalen welke van de soorten instellingen als bedoeld in lid 2 als bewaarder mogen worden gekozen.
  • 4. 
    De bewaarder stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe in staat op verzoek alle informatie te verkrijgen die de bewaarder bij de uitvoering van zijn taken heeft verworven en die de bevoegde autoriteiten nodig hebben om te controleren of de icbe aan deze richtlijn voldoet.
  • 5. 
    Wanneer de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij niet de lidstaat van herkomst van de icbe is, sluit de bewaarder met de beheermaatschappij een schriftelijke overeenkomst ter regeling van de gegevensuitwisseling die noodzakelijk wordt geacht om hem in staat te stellen de functies te vervullen als vermeld in artikel 22 en in andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die van belang zijn voor bewaarders in de lidstaat van herkomst van de icbe.
  • 6. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen met betrekking tot de maatregelen die door een bewaarder moeten worden genomen om te voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot een icbe die wordt beheerd door een in een andere lidstaat gevestigde beheermaatschappij, en die ook de gegevens dienen te omvatten welke moeten worden opgenomen in de standaardovereenkomsten die overeenkomstig lid 5 door de bewaarder en de beheermaatschappij moeten worden gebruikt.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 24

De bewaarder is volgens het nationale recht van de lidstaat van herkomst van de icbe jegens de beheermaatschappij en de deelnemers aansprakelijk voor alle door hen geleden schade tengevolge van verwijtbare niet-nakoming of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen.

Naargelang van de rechtsbetrekking tussen de bewaarder, de beheermaatschappij en de deelnemers, kan de bewaarder ten behoeve van de deelnemers door dezen rechtstreeks, dan wel door tussenkomst van de beheermaatschappij indirect worden aangesproken.

Artikel 25

  • 1. 
    De taken van beheermaatschappij en bewaarder mogen niet door dezelfde maatschappij worden vervuld.
  • 2. 
    Bij de vervulling van hun respectieve taken treden de beheermaatschappij en de bewaarder onafhankelijk en uitsluitend in het belang van de deelnemers op.

Artikel 26

De wet of het fondsreglement bepaalt onder welke voorwaarden de beheermaatschappij en de bewaarder worden vervangen en welke regels ter bescherming van de deelnemers bij deze vervanging gelden.

HOOFDSTUK V

VERPLICHTINGEN BETREFFENDE BELEGGINGSMAATSCHAPPIJEN

AFDELING 1

Voorwaarden voor toegang tot de werkzaamheden

Artikel 27

De toegang tot de werkzaamheden van beleggingsmaatschappij wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaande vergunning die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij wordt verleend.

De lidstaten bepalen welke rechtsvorm een beleggingsmaatschappij moet aannemen.

Het hoofdkantoor van de beleggingsmaatschappij moet gevestigd zijn in de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij.

Artikel 28

De beleggingsmaatschappij mag geen andere werkzaamheden uitoefenen dan de in artikel 1, lid 2, bedoelde.

Artikel 29

  • 1. 
    Onverminderd andere in het nationale recht vervatte algemeen toepasselijke voorwaarden, verlenen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij geen vergunning aan een beleggingsmaatschappij die geen beheermaatschappij heeft aangewezen, tenzij de beleggingsmaatschappij beschikt over een toereikend aanvangskapitaal van ten minste 300 000 EUR.

Wanneer een beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij met een vergunning heeft aangewezen, zijn bovendien krachtens deze richtlijn de volgende voorwaarden van toepassing:

 

a)

de vergunning wordt niet verleend tenzij de vergunningsaanvraag vergezeld gaat van een programma van werkzaamheden waarin ten minste de organisatiestructuur van de beleggingsmaatschappij wordt vermeld;

 

b)

de bestuurders van de beleggingsmaatschappij staan als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende ervaring, ook met betrekking tot het type werkzaamheden dat door de beleggingsmaatschappij wordt verricht en te dien einde: moeten de identiteit van de bestuurders van de beleggingsmaatschappij, alsmede iedere vervanging van deze bestuurders onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten worden gemeld;. moet over het dagelijks beleid van een beleggingsmaatschappij worden besloten door ten minste twee personen die aan deze voorwaarden voldoen, en wordt onder bestuurders degenen verstaan die krachtens de wet of statuten de beleggingsmaatschappij vertegenwoordigen of feitelijk het beleid van de beleggingsmaatschappij bepalen, en

 

c)

wanneer nauwe banden bestaan tussen de beleggingsmaatschappij en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde autoriteiten slechts vergunning indien deze nauwe banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij weigeren ook de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op een of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de beleggingsmaatschappij nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij verlangen van beleggingsmaatschappijen dat zij hen de informatie verstrekken die zij nodig hebben.

  • 2. 
    Wanneer de beleggingsmaatschappij geen beheermaatschappij heeft aangewezen, wordt de beleggingsmaatschappij er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is. Weigering van de vergunning wordt met redenen omkleed.
  • 3. 
    Wanneer de vergunning wordt verleend, mag de beleggingsmaatschappij onmiddellijk haar werkzaamheden aanvangen.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij mogen de vergunning die aan een onder deze richtlijn vallende beleggingsmaatschappij is verleend, slechts intrekken indien deze maatschappij:
 

a)

binnen een termijn van 12 maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende activiteit gedurende een periode van meer dan 6 maanden heeft gestaakt, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;

 

b)

de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

 

c)

niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;

 

d)

de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen in ernstige mate of systematisch heeft overtreden, of

 

e)

in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.

AFDELING 2

Uitoefeningsvoorwaarden

Artikel 30

De artikelen 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen die beschikt over een krachtens deze richtlijn verleende vergunning.

Voor de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde artikelen wordt „beheermaatschappij” gelezen als „beleggingsmaatschappij”.

Beleggingsmaatschappijen beheren alleen de activa van hun eigen portefeuille en nemen in geen geval lastgevingen in ontvangst om namens derden activa te beheren.

Artikel 31

Elke lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij stelt prudentiële regels op die doorlopend moeten worden nageleefd door beleggingsmaatschappijen die geen beheermaatschappij hebben aangewezen welke beschikt over een krachtens deze richtlijn verleende vergunning.

Mede in het licht van de aard van de beleggingsmaatschappij schrijven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij met name voor dat de beleggingsmaatschappij moet beschikken over een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsvoorzieningen op het gebied van de elektronische informatieverwerking en adequate interne controleprocedures, met inbegrip van met name regels voor persoonlijke transacties van de eigen medewerkers en voor het aanhouden of beheren van beleggingen in financiële instrumenten met het oog op het beleggen van het eigen vermogen, die ten minste waarborgen dat elke transactie waarbij het fonds betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong ervan, de betrokken partijen, de aard ervan, de tijd en de plaats waar die transactie heeft plaatsgevonden, en dat de activa van de beleggingsmaatschappij overeenkomstig het fondsreglement of de statuten en de vigerende wettelijke bepalingen worden belegd.

AFDELING 3

Verplichtingen betreffende de bewaarder

Artikel 32

  • 1. 
    De activa van een beleggingsmaatschappij worden in bewaring gegeven bij een bewaarder.
  • 2. 
    De in artikel 34 bedoelde aansprakelijkheid van de bewaarder blijft bestaan wanneer de bewaarder de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan derden heeft toevertrouwd.
  • 3. 
    De bewaarder vergewist zich ervan dat:
 

a)

de verkoop, uitgifte, inkoop, terugbetaling en intrekking van rechten van deelneming namens of door de beleggingsmaatschappij overeenkomstig de wet of de statuten van de beleggingsmaatschappij geschieden;

 

b)

bij de transacties met betrekking tot de activa van de beleggingsmaatschappij, de tegenwaarde hem binnen de gebruikelijke termijnen wordt voldaan, en

 

c)

de opbrengsten van de beleggingsmaatschappij een bestemming krijgen in overeenstemming met de wet en de statuten.

  • 4. 
    De lidstaat van herkomst van een beleggingsmaatschappij kan bepalen dat de op zijn grondgebied gevestigde beleggingsmaatschappijen die hun rechten van deelneming uitsluitend via één of meer effectenbeurzen verhandelen en die aldaar in de officiële notering zijn opgenomen, niet over een bewaarder in de zin van deze richtlijn behoeven te beschikken.

De artikelen 76, 84 en 85 zijn niet van toepassing op deze beleggingsmaatschappijen. De regels voor de waardering van de activa van deze beleggingsmaatschappijen worden evenwel in de toepasselijke nationale wetgeving en/of hun statuten vermeld.

  • 5. 
    Een lidstaat van herkomst van een beleggingsmaatschappij kan bepalen dat de op zijn grondgebied gevestigde beleggingsmaatschappijen die ten minste 80 % van hun rechten van deelneming via één of meer in de statuten aangewezen effectenbeurzen verhandelen, niet over een bewaarder in de zin van deze richtlijn behoeven te beschikken, op voorwaarde dat deze rechten van deelneming zijn toegelaten tot de officiële notering van de effectenbeurzen van de lidstaten op wier grondgebied de rechten van deelneming worden verhandeld en mits de door een dergelijke beleggingsmaatschappij buiten de beurs om verrichte transacties alleen tegen beurskoers plaatsvinden.

In de statuten van een beleggingsmaatschappij wordt de beurs in het land van verhandeling vermeld waarvan de notering de prijs bepaalt van de transacties die in dat land door de beleggingsmaatschappij buiten de beurs om worden verricht.

Een lidstaat maakt van de in de eerste alinea bedoelde afwijking slechts gebruik indien hij van oordeel is dat de deelnemers een bescherming genieten die gelijkwaardig is aan die welke wordt genoten door deelnemers in icbe’s die wel een bewaarder in de zin van deze richtlijn hebben.

Voor de in dit lid en in lid 4 bedoelde beleggingsmaatschappijen geldt in het bijzonder dat zij:

 

a)

wanneer de nationale wetgeving hieromtrent niets bepaalt, in hun statuten de methoden voor de berekening van de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming vermelden;

 

b)

op de markt optreden om te voorkomen dat de waarde van hun rechten van deelneming ter beurze meer dan 5 % afwijkt van hun intrinsieke waarde;

 

c)

de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming vaststellen, ten minste tweemaal per week ter kennis van de bevoegde autoriteiten brengen en tweemaal per maand bekendmaken.

Een onafhankelijk controleur van de jaarrekening vergewist zich er ten minste tweemaal per maand van dat de berekening van de waarde van de rechten van deelneming plaatsvindt overeenkomstig de wet en de statuten van de beleggingsmaatschappij.

Bij die gelegenheid waarborgt de controleur dat de activa van de beleggingsmaatschappij volgens de wettelijke voorschriften en de statuten van de beleggingsmaatschappij worden belegd.

  • 6. 
    De lidstaten delen de Commissie de identiteit mede van de beleggingsmaatschappijen waarvoor de in de leden 4 en 5 bedoelde afwijkingen gelden.

Artikel 33

  • 1. 
    De bewaarder heeft zijn statutaire zetel in de lidstaat waar de beheermaatschappij haar statutaire zetel heeft, of is daar gevestigd.
  • 2. 
    De bewaarder is een instelling die aan prudentiële regelgeving is onderworpen en onder permanent toezicht staat.
  • 3. 
    De lidstaten bepalen welke van de soorten instellingen als bedoeld in lid 2 als bewaarder mogen worden gekozen.
  • 4. 
    De bewaarder stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe in staat op verzoek alle informatie te verkrijgen die de bewaarder bij de uitvoering van zijn taken heeft verworven en die de bevoegde autoriteiten nodig hebben om te controleren of de icbe aan deze richtlijn voldoet.
  • 5. 
    Wanneer de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij niet de lidstaat van herkomst van de icbe is, sluit de bewaarder met de beheermaatschappij een schriftelijke overeenkomst ter regeling van de gegevensuitwisseling die noodzakelijk wordt geacht om hem in staat te stellen de functies te vervullen als vermeld in artikel 32 en in andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die van belang zijn voor bewaarders in de lidstaat van herkomst van de icbe.
  • 6. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen met betrekking tot de maatregelen die door een bewaarder moeten worden genomen om te voldoen aan zijn verplichtingen met betrekking tot een icbe die wordt beheerd door een in een andere lidstaat gevestigde beheermaatschappij, en die ook de gegevens dienen te omvatten welke moeten worden opgenomen in de standaardovereenkomst die overeenkomstig lid 5 door de bewaarder en de beheermaatschappij moeten worden gebruikt.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 34

De bewaarder is volgens het nationale recht van de lidstaat van herkomst van de beleggingsmaatschappij jegens de beleggingsmaatschappij en de deelnemers aansprakelijk voor alle door hen geleden schade tengevolge van verwijtbare niet-nakoming of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen.

Artikel 35

  • 1. 
    De taken van beleggingsmaatschappij en bewaarder worden niet door dezelfde maatschappij vervuld.
  • 2. 
    Bij de vervulling van zijn taken treedt de bewaarder uitsluitend in het belang van de deelnemers op.

Artikel 36

De wet of de statuten van de beleggingsmaatschappij bepalen onder welke voorwaarden de bewaarder wordt vervangen en welke regels ter bescherming van de deelnemers bij deze vervanging gelden.

HOOFDSTUK VI

FUSIES VAN ICBE’S

AFDELING 1

Beginsel en goedkeuring

Artikel 37

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden tot een icbe ook beleggingscompartimenten ervan gerekend.

Artikel 38

  • 1. 
    De lidstaten staan onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden genoemd, en ongeacht de wijze waarop de icbe is opgericht op grond van artikel 1, lid 3, toe dat er grensoverschrijdende en binnenlandse fusies als omschreven in artikel 2, lid 1, onder q) en r), plaatsvinden overeenkomstig een of meer van de in artikel 2, lid 1, onder p), beschreven fusietechnieken.
  • 2. 
    De fusietechnieken die worden gebruikt voor grensoverschrijdende fusies als omschreven in artikel 2, lid 1, onder q), moeten volgens de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe’s zijn toegestaan.

De fusietechnieken die worden gebruikt voor binnenlandse fusies als omschreven in artikel 2, lid 1, onder r), moeten volgens de wetgeving van de lidstaat waar de icbe’s zijn gevestigd, zijn toegestaan.

Artikel 39

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe’s verlenen vooraf goedkeuring voor een fusie.
  • 2. 
    De fuserende icbe(’s) verstrekt (verstrekken) de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende informatie:
 

a)

het gemeenschappelijk fusievoorstel, naar behoren goedgekeurd door de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe;

 

b)

een bijgewerkte versie van het prospectus en de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie van de ontvangende icbe, indien deze in een andere lidstaat gevestigd is;

 

c)

een verklaring van elk van de bewaarders van de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe waarin wordt bevestigd dat zij overeenkomstig artikel 41 zijn nagegaan of de in de letters a), f) en g) van artikel 40, lid 1, van de onderhavige richtlijn bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met het fondsreglement of de statuten van hun icbe, en

 

d)

de informatie over de voorgenomen fusie die de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe aan hun respectieve deelnemers willen verstrekken.

Deze informatie wordt op een zodanige wijze verstrekt dat de bevoegde autoriteiten van zowel de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) als de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe ze kunnen lezen in de officiële taal of in een van de officiële talen van die lidstaat of lidstaten, dan wel in een door die bevoegde autoriteiten erkende taal.

  • 3. 
    Wanneer het dossier volledig is, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe onverwijld een afschrift toekomen van de in lid 2 bedoelde informatie. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) en van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe beoordelen respectievelijk de mogelijke gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers van zowel de fuserende als de ontvangende icbe(’s) om na te gaan of de deelnemers de juiste informatie is verstrekt.

Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) dit nodig achten, kunnen zij schriftelijk voorschrijven dat aan de deelnemers van de fuserende icbe(’s) duidelijkere informatie moet worden verstrekt.

Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe het nodig achten, kunnen zij uiterlijk 15 werkdagen na ontvangst van de exemplaren van de in lid 2 bedoelde volledige informatie schriftelijk eisen dat de ontvangende icbe de aan haar deelnemers te verstrekken informatie wijzigt.

In dergelijk geval laten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe weten dat ze niet tevreden zijn. Zij laten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe weten of zij tevreden zijn met de gewijzigde informatie die aan de deelnemers van de ontvangende icbe zal worden verstrekt binnen 20 werkdagen nadat zij ervan in kennis zijn gesteld.

  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) keuren de voorgenomen fusie goed indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de voorgenomen fusie voldoet aan alle vereisten van de artikelen 39 tot en met 42;

 

b)

de ontvangende icbe is overeenkomstig artikel 93 ervan in kennis gesteld dat zij haar rechten van deelneming mag verhandelen in alle lidstaten waarin de fuserende icbe(’s) hetzij een vergunning heeft (hebben) hetzij overeenkomstig artikel 93 ervan in kennis is (zijn) gesteld dat zij haar (hun) rechten van deelneming mag (mogen) verhandelen, en

 

c)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende en de ontvangende icbe(’s) achten de aan de deelnemers te verstrekken informatie toereikend, ofwel is er van de zijde van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe geen signaal ontvangen dat zij deze ontoereikend bevinden, waarbij het bepaalde in lid 3, alinea 4, van toepassing is.

  • 5. 
    Indien de bevoegde autoriteiten van lidstaat van herkomst van de fuserende icbe’s oordelen dat het dossier onvolledig is, verzoeken zij uiterlijk 10 werkdagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde informatie om bijkomende informatie.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) stellen de fuserende icbe(’s) binnen 20 werkdagen na indiening van de volledige informatie, overeenkomstig lid 2, ervan in kennis of al dan niet goedkeuring wordt verleend voor de fusie.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) stellen tevens de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe van hun besluit in kennis.

  • 6. 
    De lidstaten kunnen overeenkomstig artikel 57, lid 1, tweede alinea, voor ontvangende icbe’s in een afwijking van de artikelen 52 tot en met 55 voorzien.

Artikel 40

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe een gemeenschappelijk fusievoorstel moeten opstellen.

Het gemeenschappelijk fusievoorstel bevat de volgende informatie:

 

a)

het soort fusie en de betrokken icbe’s;

 

b)

de achtergrond en redenen van de voorgenomen fusie;

 

c)

de verwachte gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers van zowel de fuserende icbe(’s) als de ontvangende icbe;

 

d)

de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en, indien van toepassing, de passiva op de in artikel 47, lid 1, bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding;

 

e)

de berekeningsmethode voor de ruilverhouding;

 

f)

de beoogde ingangsdatum van de fusie;

 

g)

de regels die van toepassing zijn bij overdracht van activa, respectievelijk omruiling van rechten van deelneming;

 

h)

wanneer het een fusie in de zin van artikel 2, lid 1, onder p), punt ii), en indien van toepassing artikel 2, lid 1, onder p), punt iii), betreft, het fondsreglement of de statuten van de nieuw op te richten ontvangende icbe.

De bevoegde autoriteiten schrijven niet voor dat eventuele aanvullende informatie in de gemeenschappelijke fusievoorstellen dient te worden opgenomen.

  • 2. 
    De fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe kunnen besluiten om verdere informatie in het gemeenschappelijk fusievoorstel op te nemen.

AFDELING 2

Controle door derden, verstrekking van informatie aan deelnemers en andere rechten van deelnemers

Artikel 41

De lidstaten schrijven voor dat de bewaarders van de fuserende icbe(’s) en van de ontvangende icbe moeten controleren of de in de letters a), f) en g) van artikel 40, lid 1, bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met de onderhavige richtlijn en met het fondsreglement of de statuten van hun icbe.

Artikel 42

  • 1. 
    De wetgeving van de lidstaten van herkomst van de fuserende icbe(’s) draagt hetzij een bewaarder, hetzij een onafhankelijke, overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (13), toegelaten auditor op het volgende te valideren:
 

a)

de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en, indien van toepassing, de passiva op de in artikel 47, lid 1, bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding;

 

b)

in voorkomend geval, de contante geldwaarde per recht van deelneming, en

 

c)

de berekeningsmethode voor de ruilverhouding, alsmede de reële ruilverhouding zoals bepaald op de in artikel 47, lid 1, vastgestelde datum voor de berekening van die verhouding.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1 worden de wettelijke auditors van de fuserende icbe(’s) of de wettelijke auditor van de ontvangende icbe geacht onafhankelijk te zijn.
  • 3. 
    Een afschrift van het verslag van de onafhankelijke auditor of — in voorkomend geval — de bewaarder wordt desgewenst en kosteloos ter beschikking gesteld van de deelnemers van zowel de fuserende icbe(’s) als de ontvangende icbe en van hun respectieve bevoegde autoriteiten.

Artikel 43

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe haar (hun) respectieve deelnemers correcte en nauwkeurige informatie over de voorgenomen fusie moet(en) verstrekken zodat zij met kennis van zaken de gevolgen van het voorstel voor hun belegging kunnen beoordelen.
  • 2. 
    Deze informatie wordt pas aan de deelnemers van de fuserende icbe(’s) en van de ontvangende icbe verstrekt nadat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de fuserende icbe(’s) de voorgenomen fusie overeenkomstig artikel 39 hebben goedgekeurd.

De informatie wordt ten minste dertig dagen vóór de uiterste datum voor het aanvragen van een inkoop of terugbetaling, of indien van toepassing een omzetting, zonder extra kosten uit hoofde van artikel 45, lid 1, verstrekt.

  • 3. 
    De aan de deelnemers van de fuserende icbe(’s) en de ontvangende icbe te verstrekken informatie bevat passende en nauwkeurige informatie over de voorgenomen fusie zodat zij met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen met betrekking tot de mogelijke gevolgen ervan voor hun belegging en zij hun rechten uit hoofde van de artikelen 44 en 45 kunnen uitoefenen.

Daarin wordt het volgende vermeld:

 

a)

de achtergrond en redenen van de voorgenomen fusie;

 

b)

de mogelijke gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingsbeleid en -strategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke rapportage en mogelijke verwatering van de resultaten, en — in voorkomend geval — een duidelijke waarschuwing aan de beleggers dat de fusie eventueel een verandering qua fiscale behandeling tot gevolg kan hebben;

 

c)

eventuele specifieke rechten die deelnemers bij de voorgenomen fusie hebben, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht op een afschrift van het verslag van de onafhankelijke auditor of de bewaarder indien dit wordt opgevraagd, het recht om te eisen dat hun rechten van deelneming worden ingekocht of terugbetaald, of indien van toepassing zonder kosten worden omgezet, als beschreven in artikel 45, lid 1, en de uiterste datum voor de uitoefening van dat recht;

 

d)

de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de fusie, en

 

e)

een afschrift van de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie van de ontvangende icbe.

  • 4. 
    Als de fuserende icbe(’s) of de ontvangende icbe overeenkomstig artikel 93 in kennis zijn gesteld, wordt de in lid 3 bedoelde informatie verstrekt in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst van de desbetreffende icbe dan wel in een taal die door hun bevoegde autoriteiten is goedgekeurd. De icbe die de informatie moet verstrekken, is verantwoordelijk voor de levering van deze vertaling. De vertaling vormt een getrouwe weergave van het origineel.
  • 5. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor de inhoud, de vorm en de wijze waarop de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie wordt verstrekt.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 44

Wanneer de nationale wetgeving van de lidstaten voorschrijft dat de deelnemers hun goedkeuring moeten hechten aan een fusie tussen icbe’s, zorgen de lidstaten ervoor dat voor een dergelijke goedkeuring niet meer nodig is dan 75 % van stemmen die daadwerkelijk worden uitgebracht door de deelnemers die aanwezig of vertegenwoordigd zijn op de algemene vergadering van deelnemers.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan een eventueel in de nationale wetgeving vastgelegd aanwezigheidsquorum. De lidstaten stellen noch strengere aanwezigheidsquora voor grensoverschrijdende fusies dan voor binnenlandse fusies vast noch strengere aanwezigheidsquora voor fusies van icbe’s dan voor fusies van vennootschappen.

Artikel 45

  • 1. 
    In de wetgeving van de lidstaten wordt vastgelegd dat deelnemers van zowel de fuserende icbe(’s) als de ontvangende icbe mogen eisen dat hun rechten van deelneming zonder enigerlei andere kosten dan die welke door het fonds ter dekking van desinvesteringskosten worden ingehouden, worden ingekocht of terugbetaald of zo mogelijk worden omgezet in rechten van deelneming in een andere icbe met een soortgelijk beleggingsbeleid en dat wordt beheerd door dezelfde beheermaatschappij of door een andere maatschappij waarmee de beheermaatschappij is verbonden door gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een substantiële directe of indirecte deelneming. Dit recht gaat in zodra de deelnemers van de fuserende icbe(’s) en van de ontvangende icbe overeenkomstig artikel 43 in kennis zijn gesteld van de voorgenomen fusie. Het recht vervalt 5 werkdagen vóór de in artikel 47, lid 1, bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding.
  • 2. 
    Onverminderd het bepaalde in lid 1 kunnen de lidstaten bij fusies tussen icbe’s, in afwijking van artikel 84, lid 1, de bevoegde autoriteiten toestaan te eisen of toe te staan dat de inschrijving op of de inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming tijdelijk wordt opgeschort, wanneer een dergelijke opschorting nodig wordt geacht om de deelnemers te beschermen.

AFDELING 3

Kosten en ingaan van de fusie

Artikel 46

Behalve in gevallen waarin een icbe geen beheermaatschappij heeft aangesteld, zorgen de lidstaten ervoor dat juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de fusie niet in rekening worden gebracht bij de fuserende icbe(’s), de ontvangende icbe of hun deelnemers.

Artikel 47

  • 1. 
    Voor binnenlandse fusies bepaalt de wetgeving van de lidstaten de datum waarop een fusie ingaat, alsook de datum voor de berekening van de verhouding voor de omruiling van rechten van deelneming in de fuserende icbe(’s) tegen rechten van deelneming in de ontvangende icbe en, indien van toepassing, voor de bepaling van de relevante intrinsieke waarde bij betaling in contanten.

Bij grensoverschrijdende fusies is de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe bepalend voor deze data. De lidstaten zien erop toe dat, indien van toepassing, deze data worden vastgesteld na de goedkeuring van de fusie door de deelnemers van de ontvangende icbe of de fuserende icbe(’s).

  • 2. 
    Het ingaan van de fusie wordt met alle passende middelen bekendgemaakt overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de ontvangende icbe, en wordt aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de ontvangende en de fuserende icbe’s ter kennis gebracht.
  • 3. 
    Zodra een fusie overeenkomstig lid 1 is ingegaan, wordt deze niet meer nietig verklaard.

Artikel 48

  • 1. 
    Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder p), punt i), uitgevoerde fusie heeft tot gevolg dat:
 

a)

alle activa en passiva van de fuserende icbe(’s) worden overgedragen aan de ontvangende icbe of — in voorkomend geval — aan de bewaarder van de ontvangende icbe;

 

b)

de deelnemers in de fuserende icbe(’s) deelnemer worden in de ontvangende icbe en indien van toepassing recht hebben op een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van hun rechten van deelneming in de fuserende icbe’s, en

 

c)

de fuserende icbe(’s) ophouden te bestaan van zodra de fusie in werking treedt.

  • 2. 
    Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder p), punt ii), uitgevoerde fusie heeft tot gevolg dat:
 

a)

alle activa en passiva van de fuserende icbe(’s) worden overgedragen aan de nieuw op te richten ontvangende icbe of — in voorkomend geval — aan de bewaarder van de ontvangende icbe;

 

b)

de deelnemers in de fuserende icbe(’s) deelnemer worden in de nieuw op te richten ontvangende icbe en, indien van toepassing, recht hebben op een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de intrinsieke waarde van hun rechten van deelneming in de fuserende icbe’s, en

 

c)

de fuserende icbe(’s) ophouden te bestaan van zodra de fusie in werking treedt.

  • 3. 
    Een overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder p), punt iii), uitgevoerde fusie heeft tot gevolg dat:
 

a)

de netto-activa van de fuserende icbe(’s) worden overgedragen aan de ontvangende icbe of — in voorkomend geval — aan de bewaarder van de ontvangende icbe;

 

b)

de deelnemers in de fuserende icbe(’s) deelnemer worden in de ontvangende icbe, en

 

c)

de fuserende icbe(’s) blijven bestaan totdat aan de uitstaande verplichtingen is voldaan.

  • 4. 
    De lidstaten voorzien in de instelling van een procedure waarbij de beheermaatschappij van het ontvangende icbe aan de bewaarder van de ontvangende icbe bevestigt dat de overdracht van de activa en — in voorkomend geval — van de passiva is voltooid. Wanneer de ontvangende icbe geen beheermaatschappij heeft aangewezen, bevestigt zij de bewuste overdracht aan de bewaarder van de ontvangende icbe.

HOOFDSTUK VII

VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET BELEGGINGSBELEID VAN ICBE’S

Artikel 49

Indien icbe’s meer dan een beleggingscompartiment omvatten, wordt elk compartiment met het oog op de toepassing van dit hoofdstuk als een afzonderlijke icbe beschouwd.

Artikel 50

  • 1. 
    De beleggingen van een icbe omvatten een of meer van de volgende vermogensbestanddelen:
 

a)

effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder 14), van Richtlijn 2004/39/EG;

 

b)

op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en open markt van een lidstaat verhandelde effecten en geldmarktinstrumenten;

 

c)

tot de officiële notering van een effectenbeurs van een derde land toegelaten of op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en open markt van een derde land verhandelde effecten en geldmarktinstrumenten, mits de keuze van de beurs of de markt door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd dan wel de wet en/of het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij daarin voorzien;

 

d)

nieuw uitgegeven effecten, onder voorbehoud dat:

 

i)

de emissievoorwaarden de verplichting inhouden dat toelating tot de officiële notering op een effectenbeurs of op een andere gereglementeerde, regelmatig functionerende, erkende en open markt wordt aangevraagd, en mits de keuze van de beurs of de markt door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd dan wel de wet en/of het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij daarin voorzien, en

 

ii)

de in punt i) bedoelde toelating uiterlijk binnen een jaar na de uitgifte wordt verkregen;

 

e)

rechten van deelneming van overeenkomstig deze richtlijn toegelaten icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en b), ongeacht of die al dan niet in een lidstaat gevestigd zijn, mits:

 

i)

die andere instellingen voor collectieve belegging zijn toegelaten overeenkomstig wetten waardoor zij worden onderworpen aan toezicht dat naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gelijkwaardig is aan het toezicht waarin het Gemeenschapsrecht voorziet, en mits de samenwerking tussen de autoriteiten genoegzaam is gewaarborgd;

 

ii)

het niveau van bescherming van de deelnemers in de andere instellingen voor collectieve belegging gelijkwaardig is aan dat van deelnemers in een icbe, en in het bijzonder mits de regels inzake scheiding van de activa, opnemen en verstrekken van leningen en verkopen van effecten en geldmarktinstrumenten vanuit een ongedekte positie gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn;

 

iii)

over de activiteiten van de andere instellingen voor collectieve belegging halfjaarlijks en jaarlijks wordt gerapporteerd, zodat een evaluatie kan worden gemaakt van activa en passiva, inkomsten en bedrijfsvoering tijdens de verslagperiode, en

 

iv)

de icbe of de andere instellingen voor collectieve belegging, waarvan de verwerving wordt overwogen, volgens hun reglement of statuten in totaal maximaal 10 % van hun eigen activa mogen beleggen in rechten van deelneming van andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging;

 

f)

deposito’s bij kredietinstellingen die onmiddellijk opeisbaar zijn of kunnen worden opgevraagd, en die binnen een periode van ten hoogste twaalf maanden vervallen, mits de statutaire zetel van de kredietinstelling in een lidstaat gevestigd is, of, indien de statutaire zetel van de kredietinstelling in een derde land gevestigd is, mits deze instelling onderworpen is aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld;

 

g)

financiële derivaten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten, die op een onder a), b) of c) bedoelde gereglementeerde markt worden verhandeld, of financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld („OTC-derivaten”), mits:

 

i)

de onderliggende derivaten bestaan uit onder dit lid vallende instrumenten, financiële indexen, rentetarieven, wisselkoersen of valuta’s, waarin de icbe krachtens de in haar fondsreglement of statuten omschreven beleggingsdoelstellingen gemachtigd is te beleggen;

 

ii)

de wederpartijen bij transacties in OTC-derivaten aan prudentieel toezicht onderworpen instellingen zijn en behoren tot de categorieën die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zijn erkend, en

 

iii)

de OTC-derivaten onderworpen zijn aan betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering en te allen tijde tegen hun waarde in het economisch verkeer op initiatief van de icbe’s kunnen worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie, of

 

h)

geldmarktinstrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld en die vallen onder artikel 2, lid 1, onder o), indien de emissie of de emittent van deze instrumenten zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, op voorwaarde dat zij:

 

i)

worden uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Gemeenschap of de Europese Investeringsbank, een derde land of, bij een federale staat, door een van de deelstaten van de federatie, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen;

 

ii)

worden uitgegeven door ondernemingen waarvan effecten worden verhandeld op gereglementeerde markten als bedoeld onder a), b) of c);

 

iii)

worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die aan bedrijfseconomisch toezicht is onderworpen volgens criteria die door het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of door een instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of

 

iv)

worden uitgegeven door andere instellingen die behoren tot de categorieën die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zijn goedgekeurd, mits voor de beleggingen in die instrumenten een gelijkwaardige bescherming van de belegger geldt als is vastgelegd in punt i), ii) of iii), en mits de uitgevende instelling een onderneming is waarvan het kapitaal en de reserves ten minste 10 000 000 EUR bedragen en die haar jaarrekeningen presenteert en publiceert overeenkomstig de vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het verdrag betreffende jaarrekeningen van bepaalde vennootschapsvormen (14), een lichaam is dat binnen een groep ondernemingen waartoe een of meer ter beurze genoteerde ondernemingen behoren, specifiek gericht is op de financiering van de groep, of een lichaam is specifiek gericht op de financiering van effectiseringsinstrumenten waarvoor een bankliquiditeitenlijn bestaat.

  • 2. 
    Niettemin mag een icbe niet:
 

a)

meer dan 10 % van haar activa beleggen in andere effecten of geldmarktinstrumenten dan de in lid 1 bedoelde, noch

 

b)

edele metalen of certificaten die deze vertegenwoordigen, verwerven.

  • 3. 
    Icbe’s mogen accessoir ook liquide middelen houden. Een beleggingsmaatschappij mag roerende of onroerende goederen verwerven die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid;

Artikel 51

  • 1. 
    Een beheer- of beleggingsmaatschappij volgt een risicobeheerprocedure waarmee zij te allen tijde het werkelijke risico van de posities en het aandeel daarvan in het totale risicoprofiel van de portefeuille kan bewaken en meten.

Zij volgt een procedure voor een accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten.

Zij doet de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst regelmatig voor elke door haar beheerde icbe mededeling met betrekking tot de soorten financiële derivaten, de onderliggende risico’s, de kwantitatieve begrenzingen en de methodes die zijn gekozen om de aan derivatentransacties verbonden risico’s te ramen.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen icbe’s toestaan technieken en instrumenten met betrekking tot effecten en geldmarktinstrumenten toe te passen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij stellen, mits deze technieken en instrumenten worden gebezigd met het oog op een goed portefeuillebeheer.

Wanneer dit het gebruik van derivaten omvat, moeten genoemde voorwaarden en grenzen in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn.

De bedoelde technieken en instrumenten mogen er in geen geval toe leiden dat de icbe afwijkt van haar beleggingsdoelstellingen als vastgelegd in haar fondsreglement, statuten of prospectus.

  • 3. 
    Een icbe zorgt ervoor dat haar totale risico in derivaten de totale nettowaarde van haar portefeuille niet overschrijdt.

Voor de berekening van het risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen. Dit geldt ook met betrekking tot de derde en vierde alinea.

Een icbe mag in het kader van haar beleggingsbeleid en binnen de in artikel 52, lid 5, gestelde begrenzingen beleggen in financiële derivaten, mits het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal niet de in artikel 52 gestelde beleggingsbegrenzingen overschrijdt. De lidstaten mogen bepalen dat, indien een icbe in op een index gebaseerde derivaten belegt, die beleggingen niet voor de toepassing van de in artikel 52 bepaalde bovengrenzen behoeven te worden samengeteld.

Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, wordt het derivaat in aanmerking genomen voor de naleving van de in dit artikel gestelde eisen.

  • 4. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie uiterlijk 1 juli 2010 uitvoeringsmaatregelen vast voor:
 

a)

criteria voor de beoordeling van de deugdelijkheid van de door de beheermaatschappij overeenkomstig de eerste alinea van lid 1 hierboven toegepaste risicobeheerprocedure;

 

b)

gedetailleerde voorschriften voor de accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten, en

 

c)

gedetailleerde regels betreffende de inhoud van en de procedure voor de kennisgeving van de informatie als bedoeld in de derde alinea van lid 1 aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 52

  • 1. 
    Een icbe belegt niet meer dan:
 

a)

5 % van de waarde van haar eigen activa in effecten of geldmarktinstrumenten, die door eenzelfde uitgevende instelling worden uitgegeven.

 

b)

20 % van de waarde van haar eigen activa in deposito’s bij één en dezelfde instelling.

Het tegenpartijrisico van de icbe bij een transactie met OTC-derivaten bedraagt niet meer dan:

 

a)

10 % van de waarde van haar eigen activa, wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder f), of

 

b)

5 % van de waarde van haar eigen activa, in de overige gevallen.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen de in lid 1, eerste alinea, gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 10 %. Wanneer zij hiertoe overgaan bedraagt de totale waarde van de effecten en geldmarktinstrumenten die de icbe houdt in uitgevende instellingen waarin zij elk voor meer dan 5 % van de waarde van haar eigen activa belegt, evenwel niet meer dan 40 % van de waarde van de activa van de icbe. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito’s of transacties met OTC-derivaten met financiële instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.

Onverminderd de in lid 1 bepaalde individuele begrenzingen, belegt een icbe met betrekking tot één en dezelfde instelling ten hoogste 20 % van haar eigen activa in een combinatie met:

 

a)

effecten of geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door die instelling;

 

b)

deposito’s bij die instelling, of

 

c)

risico’s uit transacties in OTC-derivaten met betrekking tot die instelling.

  • 3. 
    De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 35 % indien de effecten of geldmarktinstrumenten worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen door een derde land of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen.
  • 4. 
    De lidstaten mogen de in de eerste alinea van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % tot ten hoogste 25 % verhogen indien obligaties worden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel in een lidstaat gevestigd is en die wettelijk is onderworpen aan speciaal overheidstoezicht ter bescherming van obligatiehouders. Met name worden de uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen overeenkomstig de wet belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden vorderingen kunnen dekken en die, in geval de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente.

Wanneer een icbe meer dan 5 % van haar activa belegt in de in de eerste alinea bedoelde obligaties en die obligaties door één en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen niet meer dan 80 % van de waarde van de activa van de icbe.

De lidstaten delen de Commissie de lijst mede van de categorieën van de in de eerste alinea bedoelde obligaties, samen met een lijst van de categorieën uitgevende instellingen die krachtens de wet en de in die alinea genoemde voorschriften inzake toezicht, bevoegd zijn obligaties uit te geven die aan de bovengenoemde criteria voldoen. Bij deze lijsten wordt een nota gevoegd waarin de juridische aard van de geboden garanties wordt toegelicht. De Commissie stelt de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van deze gegevens, zo nodig voorzien van haar opmerkingen, en stelt de gegevens ter beschikking van het publiek. Over deze mededeling kan in het in artikel 112, lid 1, bedoelde Europees Comité voor het effectenbedrijf van gedachten worden gewisseld.

  • 5. 
    De in de leden 3 en 4 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde begrenzing van 40 %.

De in de leden 1 tot en met 4 gestelde begrenzingen worden niet gecumuleerd; bijgevolg mogen de, overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 verrichte beleggingen in door één en dezelfde instelling uitgegeven effecten of geldmarktinstrumenten, dan wel in deposito’s bij of derivaten van die instelling, in geen geval samen meer dan 35 % van de activa van de icbe bedragen.

Voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, als gedefinieerd in Richtlijn 83/349/EEG of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzing als één en dezelfde instelling beschouwd.

De lidstaten mogen toestaan dat beleggingen in effecten en geldmarktinstrumenten bij één en dezelfde groep worden gecumuleerd tot ten hoogste 20 %.

Artikel 53

  • 1. 
    Onverminderd de in artikel 56 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 52 vastgestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen of obligaties van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 20 % wanneer in het fondsreglement of de statuten van de icbe is bepaald dat het beleggingsbeleid van de icbe erop gericht is de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index te volgen, mits deze index door de voor de icbe’s bevoegde autoriteiten is erkend op de volgende gronden:
 

a)

de samenstelling van de index is voldoende gediversifieerd;

 

b)

de index is voldoende representatief voor de markt waarop hij betrekking heeft, en

 

c)

de index wordt op passende wijze bekendgemaakt.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen de in lid 1 gestelde begrenzing verhogen tot ten hoogste 35 % indien dat door uitzonderlijke marktomstandigheden gerechtvaardigd blijkt, met name op gereglementeerde markten waar bepaalde effecten of geldmarktinstrumenten een sterk overheersende positie innemen. Tot die bovengrens mag slechts worden belegd in de effecten van één uitgevende instelling.

Artikel 54

  • 1. 
    In afwijking van artikel 52 kunnen de lidstaten icbe’s machtigen om volgens het beginsel van risicospreiding tot 100 % van hun activa te beleggen in verschillende emissies van effecten en geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, een of meer van zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen, door een derde land of door een internationale publiekrechtelijke instelling waartoe een of meer lidstaten behoren.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe verlenen deze ontheffing slechts wanneer naar hun oordeel de deelnemers in de icbe een bescherming genieten die gelijkwaardig is aan die welke de deelnemers wordt geboden in een icbe die de begrenzingen van artikel 52 wel in acht neemt.

Deze icbe’s hebben effecten van ten minste zes verschillende emissies in portefeuille, terwijl de effecten van eenzelfde emissie niet meer dan 30 % uitmaken van het totale bedrag van hun activa.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde icbe’s verwijzen in het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij uitdrukkelijk naar lidstaten, territoriale publiekrechtelijke lichamen of internationale publiekrechtelijke instelling die de effecten waarin zij voor meer dan 35 % van de waarde van hun eigen activa willen beleggen, uitgeeft of garandeert.

Dit reglement of deze statuten worden door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd.

  • 3. 
    Voorts neemt elke in lid 1 bedoelde icbe in haar prospectus en publicitaire mededelingen een opvallend geplaatste zin op waarin de aandacht op deze ontheffing wordt gevestigd en de lidstaten, de territoriale publiekrechtelijke lichamen of de internationale publiekrechtelijke instellingen worden genoemd in de effecten waarvan zij voor meer dan 35 % van hun activa wil beleggen of heeft belegd.

Artikel 55

  • 1. 
    Een icbe mag rechten van deelneming in icbe’s of andere in artikel 50, lid 1, onder e), genoemde instellingen voor collectieve belegging verwerven, mits niet voor meer dan 10 % van de waarde van haar activa in rechten van deelneming in één en dezelfde icbe of andere instelling voor collectieve belegging wordt belegd. De lidstaten kunnen die begrenzing verhogen tot ten hoogste 20 %.
  • 2. 
    De beleggingen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging dan icbe’s bedragen in totaal niet meer dan 30 % van de activa van de icbe.

De lidstaten kunnen indien een icbe rechten van deelneming heeft verworven andere icbe of in instellingen voor collectieve belegging, bepalen dat de activa van de desbetreffende icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging niet behoeven te worden gecombineerd met de in artikel 52 vastgestelde bovengrenzen.

  • 3. 
    Indien een icbe belegt in rechten van deelneming in andere icbe’s of in instellingen voor collectieve belegging die rechtstreeks of door machtiging beheerd worden door dezelfde beheermaatschappij of door een onderneming waarmee de beheermaatschappij via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een substantiële directe of indirecte deelneming verbonden is, brengt de beheermaatschappij of de andere onderneming geen kosten in rekening voor inschrijving of aflossing ten aanzien van beleggingen van de icbe in rechten van deelneming in die andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging.

Een icbe die een aanmerkelijk deel van haar activa belegt in andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging, moet in haar prospectus vermelden wat het maximumniveau is van de beheersprovisies die gedragen worden door de betrokken icbe en de andere icbe’s of instellingen voor collectieve belegging waarin zij voornemens is te beleggen. Zij vermeldt in haar jaarverslag het maximumpercentage van de beheerskosten voor zowel de icbe zelf als de andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging waarin ze belegt.

Artikel 56

  • 1. 
    Een beleggingsmaatschappij of een beheermaatschappij verwerft, voor het geheel der door haar beheerde en onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende beleggingsfondsen, niet zoveel aandelen met stemrecht dat zij daardoor invloed van betekenis kan uitoefenen op het bestuur van een uitgevende instelling.

Tot een latere coördinatie moeten de lidstaten rekening houden met de in de wetgeving van de andere lidstaten bestaande voorschriften waarin het in lid 1 bedoelde beginsel is omschreven.

  • 2. 
    Voorts mag een icbe niet meer verwerven dan:
 

a)

10 % aandelen zonder stemrecht van eenzelfde uitgevende instelling;

 

b)

10 % obligaties van eenzelfde uitgevende instelling;

 

c)

25 % van de rechten van deelneming in eenzelfde icbe of andere instelling voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, onder a) en b), of

 

d)

10 % van de geldmarktinstrumenten van eenzelfde uitgevende instelling.

De onder b), c) en d) genoemde begrenzingen behoeven niet in acht te worden genomen indien het brutobedrag van de obligaties of de geldmarktinstrumenten, of het nettobedrag van de uitgegeven effecten op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen afzien van de toepassing van de leden 1 en 2 met betrekking tot:
 

a)

door een lidstaat of zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen uitgegeven of gegarandeerde effecten en geldmarktinstrumenten;

 

b)

door een derde land uitgegeven of gegarandeerde effecten en geldmarktinstrumenten;

 

c)

effecten en geldmarktinstrumenten uitgegeven door een internationale publiekrechtelijke instelling waartoe een of meer lidstaten behoren;

 

d)

aandelen welke een icbe houdt in het kapitaal van een maatschappij van een derde land, die haar activa in hoofdzaak belegt in effecten van uitgevende instellingen uit dat land, wanneer een dergelijke deelneming krachtens de wetgeving van dat land voor de icbe de enige mogelijkheid is om in effecten van uitgevende instellingen van dat land te beleggen, of

 

e)

aandelen gehouden door een beleggingsmaatschappij, of door beleggingsmaatschappijen, in het kapitaal van dochterondernemingen die uitsluitend te haren of te hunnen behoeve enkel bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten in het land waar de dochteronderneming is gevestigd, met het oog op de inkoop van rechten van deelneming op verzoek van houders.

De in de eerste alinea van dit lid onder d) bedoelde afwijking is echter slechts van toepassing indien de maatschappij van het derde land bij haar beleggingsbeleid de in de artikelen 52 en 55 en in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel gestelde begrenzingen in acht neemt. In geval van overschrijding van de in de artikelen 52 en 55 gestelde begrenzingen is artikel 57 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 57

  • 1. 
    De in dit hoofdstuk gestelde begrenzingen behoeven door de icbe’s niet te worden nageleefd bij de uitoefening van voorkeurrechten die verbonden zijn aan effecten of geldmarktinstrumenten die deel uitmaken van hun activa.

Mits zij erop toezien dat het beginsel van de risicospreiding in acht wordt genomen, kunnen de lidstaten aan recent toegelaten icbe’s toestaan van het bepaalde in de artikelen 52 tot en met 55 af te wijken gedurende een periode van zes maanden volgende op de datum waarop zij zijn toegelaten.

  • 2. 
    Indien de in lid 1 bedoelde begrenzingen buiten de wil van de icbe, of ten gevolge van de uitoefening van voorkeurrechten worden overschreden, streeft de icbe er bij haar verkooptransacties bij voorrang naar deze overschrijding ongedaan te maken, rekening houdend met de belangen van de deelnemers.

HOOFDSTUK VIII

MASTER-FEEDERCONSTRUCTIES

AFDELING 1

Toepassingsgebied en goedkeuring

Artikel 58

  • 1. 
    Een feeder-icbe is een icbe of een beleggingscompartiment daarvan die in afwijking van artikel 1, lid 2, onder a), artikel 50, de artikelen 52, 55 en 56, lid 2, onder c), geautoriseerd is om ten minste 85 % van haar activa te beleggen in rechten van deelneming van een andere icbe of beleggingscompartiment daarvan (de „master-icbe”).
  • 2. 
    Een feeder-icbe mag maximaal 15 % van haar activa aanhouden in een of meer van de volgende vermogensbestanddelen:
 

a)

accessoire liquide middelen overeenkomstig artikel 50, lid 2, tweede alinea;

 

b)

financiële derivaten die overeenkomstig artikel 50, lid 1, onder g), en artikel 51, leden 2 en 3 alleen voor hedgingdoeleinden mogen worden gebruikt, of

 

c)

roerende en onroerende goederen die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid indien de feeder-icbe een beleggingsmaatschappij is.

Met het oog op de naleving van artikel 51, lid 3, berekent de feeder-icbe haar totale risico in financiële derivaten alleen door haar eigen directe risico als bedoeld in de eerste alinea, letter b), te combineren met hetzij:

 

a)

het reële risico in financiële derivaten van de master-icbe naar rata van de belegging van de feeder-icbe in de master-icbe, of

 

b)

het potentiële totale maximumrisico in financiële derivaten dat de master-icbe volgens haar fondsreglement of statuten naar rata van de belegging van de feeder-icbe in de master-icbe mag aangaan.

  • 3. 
    Een master-icbe is een icbe of een beleggingscompartiment daarvan die:
 

a)

ten minste één feeder-icbe onder zijn deelnemers heeft;

 

b)

zelf geen feeder-icbe is, en

 

c)

geen rechten van deelneming van een feeder-icbe bezit.

  • 4. 
    Voor een master-icbe gelden de volgende afwijkingen:
 

a)

indien een master-icbe ten minste twee feeder-icbe’s heeft, zijn artikel 1, lid 2, onder a), en artikel 3, onder b), niet van toepassing, waarbij de master-icbe de vrije keuze heeft kapitaal van andere beleggers aan te trekken;

 

b)

Indien een master-icbe geen kapitaal van het publiek aantrekt in een andere lidstaat dan die waarin zij is gevestigd, maar in die lidstaat enkel één of meer feeder-icbe’s heeft, zijn hoofdstuk XI en artikel 108, lid 1, alinea 2, niet van toepassing.

Artikel 59

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de belegging van een feeder-icbe in een bepaalde master-icbe, die de grens die in artikel 55, lid 1, is vastgesteld voor investeringen in andere icbe’s, overschrijdt, vooraf door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe wordt goedgekeurd.
  • 2. 
    De feeder-icbe wordt binnen vijftien werkdagen na de indiening van een volledig dossier ervan in kennis gesteld of de bevoegde autoriteiten de belegging van de feeder-icbe in de master-icbe al dan niet hebben goedgekeurd.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe verlenen goedkeuring indien de feeder-icbe, haar bewaarder en haar auditor en de master-icbe aan alle voorschriften van dit hoofdstuk voldoen. Daartoe dient de feeder-icbe bij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende documenten in:
 

a)

het fondsreglement of de statuten van de feeder-icbe en de master-icbe;

 

b)

het prospectus en de essentiële beleggersinformatie als bedoeld in artikel 78 van de feeder- en de master-icbe;

 

c)

de in artikel 60, lid 1, bedoelde overeenkomst tussen de feeder- en de master-icbe of de interne bedrijfsvoeringsregels;

 

d)

indien van toepassing, de aan de deelnemers te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 64, lid 1;

 

e)

indien de master-icbe en de feeder-icbe verschillende bewaarders hebben: de in artikel 61, lid 1, bedoelde overeenkomst tussen hun bewaarders;

 

f)

indien de master-icbe en de feeder-icbe verschillende auditors hebben: de in artikel 62, lid 1, bedoelde overeenkomst tussen hun auditors.

Wanneer de feeder-icbe in een andere lidstaat is gevestigd dan de lidstaat van herkomst van de master-icbe, moet de feeder-icbe tevens een verklaring overhandigen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe dat deze een icbe is, of een beleggingscompartiment daarvan, en voldoet aan de voorwaarden in artikel 58, lid 3, onder b) en c). De documenten zijn gesteld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe of in een taal die door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd.

AFDELING 2

Gemeenschappelijke bepalingen voor feeder- en master-icbe’s

Artikel 60

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat de master-icbe de feeder-icbe alle documenten en informatie verschaft die de feeder-icbe nodig heeft om te voldoen aan de eisen die in deze richtlijn zijn vastgelegd. Hiertoe moet de feeder-icbe een overeenkomst aangaan met de master-icbe.

De feeder-icbe belegt niet in rechten van deelneming van de master-icbe boven de krachtens artikel 55, lid 1, geldende limieten, totdat de in de eerste alinea bedoelde overeenkomst in werking is getreden. Deze overeenkomst is op verzoek kosteloos beschikbaar voor alle deelnemers.

Indien zowel de master- als de feeder-icbe door dezelfde beheermaatschappij worden beheerd, kan de overeenkomst worden vervangen door interne bedrijfsvoeringsregels die waarborgen dat aan de voorwaarden van dit lid is voldaan.

  • 2. 
    De master en de feeder-icbe nemen passende maatregelen om het tijdstip van de berekening en de publicatie van hun intrinsieke waarde te coördineren om market timing in hun fondsen te vermijden, wat arbitrage-opportuniteiten belemmert.
  • 3. 
    Onverminderd de bepalingen van artikel 84, als een master-icbe de inkoop, terugbetaling of inschrijving van haar rechten van deelneming hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van haar bevoegde autoriteiten tijdelijk opschort, mag elke van haar feeder-icbe’s de inkoop, terugbetaling of inschrijving van haar rechten van deelneming in dezelfde periode als die van de master-icbe, onverminderd de voorwaarden van artikel 84, lid 2, opschorten.
  • 4. 
    Als een master-icbe geliquideerd wordt, wordt de feeder-icbe ook geliquideerd, tenzij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst goedkeuren dat:
 

a)

ten minste 85 % van de activa van de feeder-icbe wordt belegd in rechten van deelneming van een andere master-icbe, of

 

b)

haar fondsreglement of statuten zodanig worden gewijzigd dat de feeder-icbe kan worden omgezet in een niet-feeder-icbe.

Onverminderd specifieke nationale voorschriften ten aanzien van gedwongen liquidatie, mag een master-icbe niet eerder worden geliquideerd dan drie maanden nadat de master-icbe al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe in kennis heeft gesteld van het bindende besluit tot liquidatie.

  • 5. 
    Indien een master-icbe met een andere icbe fuseert of in twee of meer icbe’s wordt opgesplitst, wordt de feeder-icbe geliquideerd, tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe goedkeuren dat de feeder-icbe:
 

a)

als gevolg van de fusie of opsplitsing van de master-icbe een feeder-icbe blijft van de master-icbe of een andere icbe;

 

b)

ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van een andere master-icbe die niet uit de fusie of opsplitsing voortkomt, of

 

c)

haar fondsreglement of statuten zodanig wijzigt dat zij wordt omgezet in een niet-feeder-icbe.

Een fusie of opsplitsing kan alleen ingaan als de master-icbe al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van haar feeder-icbe’s ten minste zestig dagen voor de beoogde ingangsdatum alle in artikel 43 genoemde of daarmee vergelijkbare informatie heeft verstrekt.

Tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe ingevolge de eerste alinea, onder a), goedkeuring hebben verleend, stelt de master-icbe de feeder-icbe in staat alle rechten van deelneming in de master-icbe vóór ingang van de fusie of opsplitsing van de master-icbe in te kopen of terug te betalen.

  • 6. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor:
 

a)

de inhoud van de in lid 1 bedoelde overeenkomst of interne bedrijfsvoeringsregels;

 

b)

de in lid 2 bedoelde maatregelen die passend worden geacht;

 

c)

de procedures die moeten worden gevolgd voor de goedkeuringen die overeenkomstig de leden 4 en 5 bij een liquidatie, fusie of opsplitsing vereist zijn.

Deze uitvoeringsmaatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 112, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

AFDELING 3

Bewaarders en auditors

Artikel 61

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat als de master en de feeder-icbe verschillende bewaarders hebben, deze bewaarders een overeenkomst tot uitwisseling van informatie moeten aangaan, om ervoor te zorgen dat beide bewaarders hun plichten vervullen.

De feeder-icbe belegt niet in rechten van deelneming van de master-icbe totdat een dergelijke overeenkomst van kracht is geworden.

Wanneer zij voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden, mogen noch de bewaarder van de master-icbe noch die van de feeder-icbe enige regel overtreden die het verstrekken van informatie beperkt of die betrekking heeft op gegevensbescherming en die voortvloeit uit een contract of een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling. Een dergelijke bewaarder of degene die namens hem handelt, kan voor een dergelijke naleving op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld.

De lidstaten verlangen dat de feeder-icbe of, indien van toepassing, de beheermaatschappij van de feeder-icbe, verantwoordelijk is voor het aan de bewaarder van de feeder-icbe doorgeven van alle informatie over de master-icbe die nodig is voor het volledig uitvoeren van de taken van de bewaarder van de feeder-icbe.

  • 2. 
    De bewaarder van de master-icbe stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe, de feeder-icbe of, indien van toepassing, de beheermaatschappij en de bewaarder van de feeder-icbe in kennis van onregelmatigheden die zij bij de master-icbe constateert en die geacht worden een negatief effect op de feeder-icbe te zullen hebben.
  • 3. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor:
 

a)

de gegevens die moeten worden opgenomen in de in lid 1 bedoelde overeenkomst, en

 

b)

de soorten onregelmatigheden als bedoeld in lid 2, die geacht worden een ongunstig effect te sorteren op de feeder-icbe.

Deze uitvoeringsmaatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 112, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 62

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat als de master- en de feeder-icbe verschillende auditors hebben, deze auditors een overeenkomst tot uitwisseling van informatie moeten aangaan, om ervoor te zorgen dat beide auditors hun plichten vervullen, met inbegrip van de regelingen die getroffen zijn voor de naleving van de voorwaarden in lid 2.

De feeder-icbe belegt niet in rechten van deelneming van de master-icbe totdat een dergelijke overeenkomst van kracht is geworden.

  • 2. 
    In zijn auditverslag houdt de auditor van de feeder-icbe rekening met het auditverslag van de master-icbe. Indien de feeder-icbe en de master-icbe niet hetzelfde financieel jaar aanhouden, moet de auditor van de master-icbe een ad-hocverslag opstellen op de afsluitingsdatum van de feeder-icbe.

De auditor van de feeder-icbe brengt met name verslag uit over de onregelmatigheden die in het auditverslag van de master-icbe zijn geconstateerd, en over de gevolgen ervan voor de feeder-icbe.

  • 3. 
    Wanneer zij voldoen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde voorwaarden, mogen noch de auditor van de master-icbe noch die van de feeder-icbe enige regel overtreden die het verstrekken van informatie beperkt of die betrekking heeft op gegevensbescherming die voortvloeit uit een contract of een wettelijk, regelgevend of administratief voorschrift. Een dergelijke auditor of degene die namens hem handelt, kan voor een dergelijke naleving op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor de inhoud van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde overeenkomst.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

AFDELING 4

Verplichtingen inzake informatieverstrekking en publicitaire mededelingen

Artikel 63

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat het prospectus van de feeder-icbe naast de informatie die in bijlage I, schema A, is opgenomen, de volgende informatie moet bevatten:
 

a)

een verklaring dat de feeder-icbe een feeder van een bepaalde master-icbe is en als zodanig steeds ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van deze master-icbe;

 

b)

de beleggingsdoelstelling en het beleggingsbeleid, waaronder het risicoprofiel en of de resultaten van de feeder-icbe en de master-icbe identiek zijn, dan wel in welke mate en waarom zij van elkaar afwijken, met inbegrip van een omschrijving van de beleggingen overeenkomstig artikel 58, lid 2;

 

c)

een korte beschrijving van de master-icbe, haar structuur en haar beleggingsdoelstelling en -beleid, waaronder het risicoprofiel, en een vermelding hoe het prospectus van de master-icbe kan worden verkregen;

 

d)

een samenvatting van de overeenkomst tussen de feeder-icbe en de master-icbe, of van de interne bedrijfsvoeringsregels, als bedoeld in artikel 60, lid 1;

 

e)

de wijze waarop de deelnemers verdere informatie kunnen verkrijgen over de master-icbe en de overeenkomst tussen de feeder-icbe en de master-icbe ingevolge artikel 60, lid 1;

 

f)

een beschrijving van alle vergoedingen en onkosten die de feeder-icbe op grond van haar belegging in rechten van deelneming van de master-icbe voor haar rekening moet nemen, alsmede de totale kosten van de feeder-icbe en de master-icbe, en

 

g)

een beschrijving van de fiscale gevolgen van de belegging in de master-icbe voor de feeder-icbe.

  • 2. 
    Naast de informatie die in bijlage I, schema B, is opgenomen, bevat het jaarverslag van de feeder-icbe een verklaring over de totale kosten van de feeder-icbe en de master-icbe.

De halfjaarlijkse en de jaarverslagen van de feeder-icbe vermelden waar de halfjaarlijkse en de jaarverslagen van de master-icbe kunnen worden verkregen.

  • 3. 
    Naast het bepaalde in de artikelen 74 en 82 zendt de feeder-icbe het prospectus, de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie en alle wijzigingen daarin, alsmede de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de master-icbe toe aan de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst.
  • 4. 
    Een feeder-icbe vermeldt in alle relevante publicitaire mededelingen dat zij steeds ten minste 85 % van haar activa belegt in rechten van deelneming van deze master-icbe.
  • 5. 
    De feeder-icbe verstrekt beleggers, op verzoek en kosteloos een papieren afschrift van het prospectus en de jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen van de master-icbe.

AFDELING 5

Omzetting van bestaande icbe’s in feeder-icbe’s en verandering van master-icbe’s

Artikel 64

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat een feeder-icbe die reeds werkzaamheden als icbe uitoefent, met inbegrip van werkzaamheden als feeder-icbe van een andere master-icbe, aan haar deelnemers de volgende informatie verstrekt:
 

a)

een verklaring dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe de belegging van de feeder-icbe in rechten van deelneming van de master-icbe heeft goedgekeurd;

 

b)

de essentiële beleggersinformatie als bedoeld in artikel 78, over de feeder- en de master-icbe;

 

c)

vanaf welke datum de feeder-icbe belegt in de master-icbe, of wanneer de feeder-icbe al heeft belegd in de master-icbe, de datum waarop de belegging de in artikel 55, lid 1, genoemde limiet, zal overschrijden, en

 

d)

een verklaring dat de deelnemers het recht hebben om binnen dertig dagen te eisen dat hun rechten van deelneming zonder kosten worden ingekocht of terugbetaald, zonder andere kosten dan die welke door het fonds worden ingehouden als desinvesteringskosten; dit recht gaat in zodra de feeder-icbe de in dit lid bedoelde informatie heeft verstrekt.

Deze informatie wordt ten minste dertig dagen vóór de datum, die bedoeld wordt in de eerste alinea, onder c), verstrekt.

  • 2. 
    Indien de feeder-icbe overeenkomstig artikel 93 in kennis is gesteld, wordt de in lid 1 bedoelde informatie verstrekt in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van ontvangst van de feeder-icbe dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten is goedgekeurd. De feeder-icbe is verantwoordelijk voor de levering van de vertaling. Deze vertaling vormt een getrouwe weergave van het origineel.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de feeder-icbe niet vóór het verstrijken van de in lid 1, tweede alinea, genoemde periode van dertig dagen, boven de krachtens artikel 55, lid 1, toepasselijke limiet belegt in de rechten van deelneming van de desbetreffende master-icbe.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor:
 

a)

de vorm waarin en de wijze waarop de in lid 1 genoemde informatie moet worden verstrekt, of

 

b)

de procedure die in het geval dat de activa van de feeder-icbe in hun geheel overgaan op de master-icbe in ruil voor rechten van deelneming, moet worden gevolgd voor de beoordeling en auditing van zo’n bijdrage in natura en de rol van de bewaarder van de feeder-icbe in deze procedure.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

AFDELING 6

Verplichtingen en bevoegde autoriteiten

Artikel 65

  • 1. 
    De feeder-icbe controleert de werkzaamheden van de master-icbe op doeltreffende wijze. Bij de nakoming van deze verplichting kan de feeder-icbe vertrouwen op de informatie en documenten die van de master-icbe of, indien van toepassing, van haar beheermaatschappij, bewaarder en auditor worden ontvangen, tenzij er reden is om te twijfelen aan de juistheid ervan.
  • 2. 
    Wanneer de feeder-icbe, haar beheermaatschappij of een persoon die namens ofwel de feeder-icbe ofwel de beheermaatschappij van de feeder-icbe optreedt, in verband met een belegging in de rechten van deelneming van de master-icbe een distributieprovisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming ontvangt, wordt de provisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming in de activa van de feeder-icbe gestort.

Artikel 66

  • 1. 
    De master-icbe stelt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst onmiddellijk in kennis van de identiteit van elke feeder-icbe die in haar rechten van deelneming belegt. Indien de master-icbe en de feeder-icbe in verschillende lidstaten gevestigd zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe die van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe onmiddellijk in kennis van deze belegging.
  • 2. 
    De master-icbe brengt geen inschrijvings- of aflossingskosten in rekening voor de belegging van de feeder-icbe in haar rechten van deelneming of voor de vervreemding ervan.
  • 3. 
    De master-icbe zorgt ervoor dat alle uit hoofde van deze richtlijn, ander Gemeenschapsrecht, het toepasselijke nationale recht, het fondsreglement of de statuten vereiste informatie tijdig beschikbaar is voor de feeder-icbe of, indien van toepassing, haar beheermaatschappij en voor de bevoegde autoriteiten, de bewaarder en de auditor van de feeder-icbe.

Artikel 67

  • 1. 
    Indien de master-icbe en de feeder-icbe in dezelfde lidstaat zijn gevestigd, stellen de bevoegde autoriteiten de feeder-icbe onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de voorwaarden van het onderhavige hoofdstuk en alle ingevolge artikel 106, lid 1, gemelde informatie die betrekking heeft op de master-icbe of, indien van toepassing, haar beheermaatschappij, bewaarder of auditor.
  • 2. 
    Indien de master-icbe en de feeder-icbe in verschillende lidstaten zijn gevestigd, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de master-icbe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder-icbe onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de voorwaarden van het onderhavige hoofdstuk en alle ingevolge artikel 106, lid 1, gemelde informatie die betrekking heeft op de master-icbe of, indien van toepassing, haar beheermaatschappij, bewaarder of auditor. Vervolgens geven zij de informatie onmiddellijk door aan de feeder-icbe.

HOOFDSTUK IX

VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET DE AAN BELEGGERS TE VERSTREKKEN INFORMATIE

AFDELING 1

Openbaarmaking van een prospectus en van periodieke verslagen

Artikel 68

  • 1. 
    De beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, maakt de volgende informatie openbaar:
 

a)

een prospectus;

 

b)

een jaarverslag per boekjaar, en

 

c)

een halfjaarlijks verslag over de eerste zes maanden van het boekjaar.

  • 2. 
    Het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag worden na het einde van de verslagperiode openbaar gemaakt binnen de volgende termijnen:
 

a)

jaarverslag: 4 maanden, of

 

b)

halfjaarlijks verslag: 2 maanden.

Artikel 69

  • 1. 
    In het prospectus zijn de gegevens opgenomen die voor de beleggers noodzakelijk zijn om zich een verantwoord oordeel te kunnen vormen over de hun aangeboden belegging en vooral de daaraan verbonden risico’s.

Het prospectus bevat een duidelijke en gemakkelijk te begrijpen toelichting inzake het risicoprofiel van het fonds, ongeacht de instrumenten waarin wordt belegd.

  • 2. 
    Het prospectus bevat ten minste de gegevens die in bijlage I, schema A, zijn opgenomen, voor zover deze informatie niet voorkomt in het fondsreglement of de statuten, die overeenkomstig artikel 71, lid 1, bij het prospectus dienen te worden gevoegd.
  • 3. 
    Het jaarverslag bevat een balans of een vermogensstaat, een uitgesplitste rekening van de inkomsten en uitgaven van het boekjaar, een verslag over de activiteiten van het verstreken boekjaar en de overige informatie die in bijlage I, schema B, wordt genoemd, alsmede alle van belang zijnde gegevens aan de hand waarvan de beleggers zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over de ontwikkeling van de werkzaamheden en over de resultaten van de icbe.
  • 4. 
    Het halfjaarlijks verslag bevat ten minste de gegevens die in bijlage I, schema B, afdelingen I tot en met IV worden genoemd. Wanneer een icbe interim-dividend heeft uitgekeerd of voornemens is dat te doen, moeten in de kwantitatieve gegevens het resultaat na belasting over de verslagperiode en het uitgekeerde of voorgestelde interim-dividend worden vermeld.

Artikel 70

  • 1. 
    Het prospectus vermeldt de categorieën financiële activa waarin de icbe mag beleggen. Tevens vermeldt het of de icbe derivatentransacties mag verrichten; zo ja, dan wordt duidelijk vermeld of dat gebruik van derivaten mag dienen voor risicodekking dan wel ter verwezenlijking van beleggingsdoelstellingen, alsmede het mogelijke effect van het gebruik van derivaten op het risicoprofiel.
  • 2. 
    Belegt een icbe voornamelijk in een van de in artikel 50 gedefinieerde categorieën activa, met uitzondering van effecten of geldmarktinstrumenten, of volgt een icbe een aandelen- of obligatie-index overeenkomstig artikel 53, dan wordt in haar prospectus en indien nodig in haar publicitaire mededelingen duidelijk de aandacht gevestigd op haar beleggingsbeleid.
  • 3. 
    Indien de liquidatiewaarde van een icbe als gevolg van de samenstelling van de portefeuille of de beheerstechnieken die gebruikt mogen worden, vermoedelijk een hoge volatiliteit zal hebben, wordt dat kenmerk van de icbe duidelijk vermeld in haar prospectus en indien nodig in haar publicitaire mededelingen.
  • 4. 
    Op verzoek van een belegger verstrekt de beheermaatschappij ook aanvullende gegevens betreffende de kwantitatieve begrenzingen die van toepassing zijn in het risicobeheer van de icbe, de daartoe gekozen methodes en de recente ontwikkeling van de voornaamste risico’s en rendementen van de categorieën instrumenten.

Artikel 71

  • 1. 
    Het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij maken een integrerend bestanddeel uit van het prospectus en worden bij dit prospectus gevoegd.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bescheiden behoeven echter niet bij het prospectus te worden gevoegd indien de belegger ervan in kennis wordt gesteld dat hij op zijn verzoek die bescheiden kan verkrijgen, dan wel kan vernemen waar deze in elke lidstaat waar de rechten van deelneming worden verhandeld, ter inzage liggen.

Artikel 72

De essentiële informatie in het prospectus wordt regelmatig bijgewerkt.

Artikel 73

De in het jaarverslag vermelde boekhoudkundige gegevens worden gecontroleerd door één of meer personen die overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG krachtens de wet bevoegd zijn om jaarrekeningen te controleren. De verklaring van deze personen en, in voorkomend geval hun voorbehouden, moeten integraal in elk jaarverslag worden opgenomen.

Artikel 74

De icbe’s zenden hun prospectus en de wijzigingen daarvan, almede hun jaar- en halfjaarlijkse verslagen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe, toe. De icbe doet deze documentatie op verzoek toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.

Artikel 75

  • 1. 
    Beleggers kunnen het prospectus en het laatst gepubliceerde jaar- en halfjaarlijkse verslag op verzoek kosteloos verkrijgen.
  • 2. 
    Het prospectus kan op een duurzame informatiedrager of via een website worden verstrekt. Een papieren afschrift wordt de beleggers op verzoek kosteloos verstrekt.
  • 3. 
    De jaar- en halfjaarlijkse verslagen zijn voor de beleggers beschikbaar op de wijze die in het prospectus en in de artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie wordt vermeld. Een papieren afschrift van de jaar- en halfjaarlijkse verslagen wordt de beleggers op verzoek kosteloos toegezonden.
  • 4. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen waarin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan als het prospectus wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

AFDELING 2

Openbaarmaking van andere informatie

Artikel 76

Telkens wanneer rechten van deelneming worden uitgegeven, verkocht, ingekocht of terugbetaald, en ten minste tweemaal per maand, maakt de icbe de emissiekoers, de verkoop- respectievelijk inkoopprijs en het bedrag van de terugbetaling op passende wijze bekend.

De bevoegde autoriteiten kunnen evenwel aan een icbe toestaan zulks slechts eenmaal per maand te doen, mits de belangen van de deelnemers door deze afwijking niet worden geschaad.

Artikel 77

Publicitaire mededelingen zijn duidelijk als zodanig herkenbaar. De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend. Met name mag geen enkele publicitaire mededeling die een uitnodiging bevat tot aankoop van rechten van deelneming van een icbe die specifieke mededelingen bevat over een icbe, een verklaring bevatten die in strijd is met of de betekenis vermindert van de informatie in het prospectus en de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie. Ze vermelden het bestaan van een prospectus en van de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie. Zij geven aan waar en in welke taal deze informatie of stukken voor beleggers of potentiële beleggers verkrijgbaar zijn of hoe deze voor hen toegankelijk zijn.

AFDELING 3

Essentiële beleggersinformatie

Artikel 78

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, een kort document met de essentiële informatie voor beleggers. Dit document wordt in deze richtlijn, „essentiële beleggersinformatie” genoemd. De woorden „essentiële beleggersinformatie” moeten duidelijk in dit document worden vermeld, in één van de in artikel 94, lid 1, onder b), vermelde talen.
  • 2. 
    De essentiële beleggersinformatie biedt beleggers passende informatie over de voornaamste kenmerken van de icbe in kwestie zodat zij redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico’s van het aangeboden beleggingsproduct te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.
  • 3. 
    De essentiële beleggersinformatie verschaft informatie over de volgende essentiële elementen van de icbe in kwestie:
 

a)

de identificatie van de icbe;

 

b)

een korte beschrijving van haar beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid;

 

c)

een presentatie van de in het verleden behaalde resultaten of, indien relevant, toekomstscenario’s;

 

d)

kosten en bijbehorende lasten, en

 

e)

het risico-opbrengstprofiel van de belegging, waaronder voldoende toelichting en waarschuwingen met betrekking tot de risico’s die aan beleggingen in de relevante icbe verbonden zijn.

De belegger moet deze essentiële informatie kunnen begrijpen zonder dat naar andere documenten wordt verwezen.

  • 4. 
    De essentiële beleggersinformatie vermeldt duidelijk waar en hoe aanvullende informatie over de aangeboden belegging kan worden verkregen, en vermeldt in elk geval waar en hoe het prospectus en de jaar- en halfjaarlijkse verslagen te allen tijde op verzoek en kosteloos kunnen worden verkregen en in welke taal dergelijke informatie voor de beleggers beschikbaar is.
  • 5. 
    De essentiële beleggersinformatie wordt beknopt en in niet-technische bewoordingen beschreven. De informatie is opgesteld volgens een gestandaardiseerd model dat vergelijking mogelijk maakt en door de presentatie ervan begrijpelijk is voor niet-professionele beleggers.
  • 6. 
    In alle lidstaten waar de icbe overeenkomstig artikel 93 ervan in kennis is gesteld dat zij haar rechten van deelneming mag verhandelen, wordt de essentiële beleggersinformatie zonder wijzigingen of aanvullingen, afgezien van vertaling, gebruikt.
  • 7. 
    De Commissie stelt uitvoeringsmaatregelen vast voor het volgende:
 

a)

de gedetailleerde en volledige inhoud van de aan beleggers te verstrekken essentiële beleggersinformatie als bedoeld in de leden 2, 3 en 4;

 

b)

de gedetailleerde en volledige inhoud van de essentiële beleggersinformatie die in de volgende gevallen aan beleggers moet worden verstrekt:

 

i)

voor icbe’s met verschillende beleggingscompartimenten: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een bepaald beleggingscompartiment inschrijven, waaronder informatie over de wijze waarop van het ene naar het andere beleggingscompartiment kan worden overgestapt, en over de kosten die daaraan verbonden zijn;

 

ii)

voor icbe’s die verschillende categorieën van aandelen aanbieden: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een bepaalde aandelencategorie inschrijven;

 

iii)

voor dakfondsconstructies: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die inschrijven op een icbe die zelf belegt in andere icbe’s of andere instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder e);

 

iv)

voor master-feederconstructies: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers die op een feeder-icbe inschrijven, en

 

v)

voor gestructureerde icbe’s, icbe’s met kapitaalbescherming en andere vergelijkbare icbe’s: de essentiële beleggersinformatie die moet worden verstrekt aan beleggers in verband met de bijzondere kenmerken van dergelijke icbe’s, en

 

c)

de specifieke details betreffende de vorm en inhoud van de essentiële beleggersinformatie die overeenkomstig lid 5 aan beleggers moet worden verstrekt.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 79

  • 1. 
    De essentiële beleggersinformatie betreft precontractuele informatie. De informatie is correct, duidelijk en niet-misleidend. De informatie is in overeenstemming met de relevante delen van het prospectus.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon niet enkel op basis van de essentiële beleggersinformatie of de vertaling daarvan civielrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, tenzij deze misleidend, onnauwkeurig of niet in overeenstemming met de relevante delen van het prospectus is. De essentiële beleggersinformatie bevat een duidelijke waarschuwing ter zake.

Artikel 80

  • 1. 
    De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, die rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die namens haar en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid icbe’s verkoopt, de beleggers geruime tijd voor hun voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in deze icbe’s de essentiële beleggersinformatie over deze icbe’s moet verstrekken.
  • 2. 
    De lidstaten schrijven voor dat de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, die niet rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die namens haar en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid icbe’s verkoopt aan beleggers, op verzoek de essentiële beleggersinformatie moet verstrekken aan fabricanten en tussenpersonen die beleggers icbe’s, verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin. De lidstaten verlangen dat de intermediairs die beleggers icbe’s verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin, essentiële beleggingsinformatie verstrekken aan hun cliënten of potentiële cliënten.
  • 3. 
    Essentiële beleggersinformatie wordt beleggers kosteloos verstrekt.

Artikel 81

  • 1. 
    De lidstaten staan de beleggingsmaatschappij, en de beheermaatschappij voor elk door haar beheerd beleggingsfonds, toe de essentiële beleggersinformatie op een duurzame drager of via een website te verstrekken. Een papieren versie wordt de belegger op verzoek kosteloos toegezonden.

Daarnaast is een bijgewerkte versie van de essentiële beleggersinformatie beschikbaar op de website van de beleggingsmaatschappij of de beheermaatschappij.

  • 2. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen waarin wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie wordt verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website die geen duurzame drager vormt.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 82

  • 1. 
    De icbe’s zenden hun essentiële beleggersinformatie en wijzigingen daarin toe aan de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst.
  • 2. 
    De essentiële elementen van de essentiële beleggersinformatie worden regelmatig bijgewerkt.

HOOFDSTUK X

ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE ICBE

Artikel 83

  • 1. 
    Leningen worden niet aangegaan door:
 

a)

beleggingsmaatschappijen;

 

b)

beheermaatschappijen of bewaarders die namens beleggingsfondsen handelen.

Een icbe mag echter door middel van een „back-to-back”-lening buitenlandse valuta verwerven.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten aan icbe’s toestaan leningen aan te gaan mits het gaat om:
 

a)

tijdelijke leningen die:

 

in geval van een beleggingsmaatschappij niet meer dan 10 % van de activa daarvan bedragen, of

 

in geval van een beleggingsfonds niet meer dan 10 % van het fondsvermogen bedragen;

 

b)

leningen voor de verwerving van onroerende goederen die noodzakelijk zijn voor de directe uitoefening van hun werkzaamheden en die, in geval van beleggingsmaatschappijen, niet meer dan 10 % van de activa daarvan bedragen.

Indien een icbe een geldlening mag aangaan op grond van punt a) en b) bedraagt deze lening in niet meer dan 15 % van zijn totale activa.

Artikel 84

  • 1. 
    Een icbe koopt haar rechten van deelneming in of betaalt deze terug op verzoek van een deelnemer.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1:
 

a)

kan een icbe de inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming voorlopig opschorten in overeenstemming met de nationale wetgeving, het fondsreglement of de statuten van een beleggingsmaatschappij;

 

b)

kunnen de lidstaten van herkomst van een icbe hun bevoegde autoriteiten toestaan in het belang van de deelnemers of in het algemeen belang te eisen dat de inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming wordt opgeschort.

De in lid 1, onder a), bedoelde tijdelijke opschorting is slechts mogelijk in uitzonderlijke gevallen, wanneer de omstandigheden zulks vergen en, wanneer opschorting gelet op de belangen van de deelnemers, verantwoord is;

  • 3. 
    In geval van tijdelijke opschorting op grond van lid 2, onder a), deelt de icbe haar besluit onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat voor ontvangst van de icbe, en aan de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten waar de icbe haar rechten van deelneming verhandelt.

Artikel 85

De regels voor de waardering van de activa en voor de berekening van de koers van uitgifte, verkoop, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming in een icbe zijn vastgelegd in de toepasselijke nationale wetgeving, het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij.

Artikel 86

De opbrengsten van een icbe worden uitgekeerd of herbelegd overeenkomstig de wetgeving en het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij.

Artikel 87

Rechten van deelneming in een icbe worden slechts uitgegeven mits de tegenwaarde van de netto-uitgifteprijs binnen de gebruikelijke termijnen in het vermogen van de icbe wordt gestort. Dit vormt geen beletsel voor het gratis verstrekken van rechten van deelneming.

Artikel 88

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 50 en 51 mag namens derden geen lening worden verstrekt of garantstelling plaatsvinden door:
 

a)

beleggingsmaatschappijen;

 

b)

beheermaatschappijen of bewaarders optredend namens beleggingsfondsen.

  • 2. 
    Lid 1 belet de daarin genoemde instellingen niet om niet volgestorte effecten, geldmarktinstrumenten of andere in artikel 50, lid 1, onder e), g) en h), bedoelde financiële instrumenten te verwerven.

Artikel 89

Verkopen vanuit een ongedekte positie met betrekking tot effecten, geldmarktinstrumenten of andere in artikel 50, lid 1, onder e), g) en h), bedoelde financiële instrumenten mogen niet worden verricht door:

 

a)

beleggingsmaatschappijen;

 

b)

beheermaatschappijen of bewaarders, optredend namens beleggingsfondsen.

Artikel 90

In de wetgeving van de lidstaat van herkomst van de icbe of het fondsreglement worden de vergoedingen en uitgaven vermeld welke de beheermaatschappij ten laste van het beleggingsfonds mag inhouden, alsmede de wijze van berekening van deze vergoedingen.

In de wet of de statuten van de beleggingsmaatschappij wordt de aard van de voor rekening van de maatschappij komende kosten vermeld.

HOOFDSTUK XI

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR ICBE’S DIE HUN RECHTEN VAN DEELNEMING VERHANDELEN IN ANDERE LIDSTATEN DAN DIE WAAR ZIJ GEVESTIGD ZIJN

Artikel 91

  • 1. 
    De lidstaten van ontvangst van icbe’s zorgen ervoor dat icbe’s na de kennisgeving overeenkomstig artikel 93 hun rechten van deelneming op hun grondgebied kunnen verhandelen.
  • 2. 
    De lidstaten van ontvangst van icbe’s leggen de in lid 1 bedoelde icbe’s geen aanvullende verplichtingen of administratieve procedure op op de gebieden waarop deze richtlijn van toepassing is.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat alle informatie over de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die geen betrekking hebben op de gebieden waarop deze richtlijn van toepassing is, en die van bijzonder belang zijn voor de regelingen die zijn ingesteld voor de verhandeling op hun grondgebied van rechten van deelneming van icbe’s die in een andere lidstaat zijn gevestigd, op afstand en langs elektronische weg gemakkelijk toegankelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat deze informatie beschikbaar is in een taal die in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, duidelijk en ondubbelzinnig is en regelmatig wordt bijgewerkt.
  • 4. 
    Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden tot een icbe ook beleggingscompartimenten ervan gerekend.

Artikel 92

Icbe’s treffen, met inachtneming van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die gelden in de lidstaat waar hun rechten van deelneming worden verhandeld, de nodige maatregelen om te verzekeren dat er in deze lidstaat voorzieningen beschikbaar zijn voor de uitkeringen aan de deelnemers, de inkoop van of terugbetaling op de rechten van deelneming alsmede de verspreiding van de informatie die icbe’s moeten verstrekken.

Artikel 93

  • 1. 
    Indien een icbe voornemens is haar rechten van deelneming te verhandelen in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst, zendt zij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst een kennisgeving.

De kennisgeving bevat informatie over de verhandelingsregeling voor de rechten van deelneming van de icbe in de lidstaat van ontvangst, met inbegrip van, indien relevant, informatie over aandelenklassen. In de context van artikel 16, lid 1, omvat dit de vermelding dat de icbe wordt verhandeld door de beheermaatschappij die de icbe beheert.

  • 2. 
    Een icbe voegt bij de in lid 1 bedoelde kennisgeving de meest recente versie van het volgende:
 

a)

haar fondsreglement of statuten, haar prospectus en, in voorkomend geval, haar meest recente jaarverslag en het daaropvolgende halfjaarlijkse verslag, vertaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 94, lid 1, onder c) en d), en

 

b)

haar in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie, vertaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 94, lid 1, onder b) en d).

  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe gaan na of de door de icbe overeenkomstig de leden 1 en 2 ingediende documentatie volledig is.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zenden de volledige in de leden 1 en 2 bedoelde documentatie uiterlijk 10 werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving en de volledige documentatie, bedoeld in lid 2, door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de icbe haar rechten van deelneming wil verhandelen. Zij voegen bij de documentatie een verklaring dat de icbe voldoet aan de in deze richtlijn gestelde voorwaarden.

Na doorzending van de documentatie stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe de icbe onmiddellijk daarvan in kennis. De icbe kan vanaf de datum van deze kennisgeving haar rechten van deelneming in de lidstaat van ontvangst verhandelen.

  • 4. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde kennisgeving en de in lid 3 bedoelde verklaring zijn gesteld in een taal die in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, tenzij de lidstaten van herkomst en van ontvangst van de icbe ermee akkoord gaan dat die kennisgeving, en die verklaring, in een officiële taal van beide lidstaten worden gesteld.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten aanvaarden dat de in lid 3 bedoelde documenten elektronisch worden doorgezonden en ingediend.
  • 6. 
    Voor de toepassing van de kennisgevingsprocedure van dit artikel eisen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin een icbe haar rechten van deelneming wil verhandelen, geen aanvullende documenten, verklaringen of andere informatie dan die waarin dit artikel voorziet.
  • 7. 
    De lidstaat van herkomst van de icbe zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe langs elektronische weg toegang hebben tot de in lid 2 bedoelde documenten en eventuele vertalingen ervan. Hij zorgt ervoor dat de icbe deze documenten en vertalingen bijwerkt. De icbe stelt de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe in kennis van eventuele amendementen op de documenten en vermeldt waar deze documenten elektronisch toegankelijk zijn.
  • 8. 
    In geval van wijziging van de overeenkomstig lid 1 in de kennisgeving verstrekte informatie over de regeling voor de verhandeling, of bij een wijziging van de te verhandelen aandelenklassen, stelt de icbe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst schriftelijk daarvan in kennis, alvorens de wijziging te implementeren.

Artikel 94

  • 1. 
    Indien een icbe haar rechten van deelneming in een lidstaat van ontvangst verhandelt, verstrekt zij de beleggers op het grondgebied van deze lidstaat alle informatie en documenten die zij ingevolge hoofdstuk IX aan de beleggers in haar lidstaat van herkomst moet verstrekken.

Deze informatie en documenten worden de beleggers overeenkomstig de volgende voorschriften verstrekt:

 

a)

onverminderd de bepalingen van hoofdstuk IX worden de informatie/en of documenten op de in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst voorgeschreven wijze aan de beleggers verstrekt;

 

b)

de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie wordt vertaald in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van ontvangst van de icbe dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat is goedgekeurd;

 

c)

andere informatie of documenten dan de in artikel 78 bedoelde essentiële beleggersinformatie worden naar keuze van de icbe vertaald in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van ontvangst van de icbe dan wel in een taal die door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat is goedgekeurd, of in de internationale financiële wereld gebruikelijk is, en

 

d)

De icbe is verantwoordelijk voor de levering van vertalingen van de informatie of documenten ingevolge b) en c). Deze vertalingen vormen een getrouwe weergave van het origineel.

  • 2. 
    De vereisten van lid 1 zijn ook van toepassing op de wijzigingen in de in dat lid bedoelde informatie en documenten.
  • 3. 
    De regelmaat waarmee de emissiekoers, de verkoop- respectievelijk inkoopprijs en het bedrag van de terugbetaling overeenkomstig artikel 76 bekend worden gemaakt, hangt af van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst.

Artikel 95

  • 1. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor of met het oog op het volgende:
 

a)

het toepassingsgebied van de in artikel 91, lid 3, bedoelde informatie, en

 

b)

de vergemakkelijking overeenkomstig artikel 93, lid 7, van de toegang van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst van icbe’s tot de informatie en/of documenten als bedoeld in artikel 93, leden 1, 2 en 3.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

  • 2. 
    De Commissie kan ook uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor het volgende:
 

a)

vorm en inhoud van een door een icbe te gebruiken standaardmodel voor de in artikel 93, lid 1, bedoelde kennisgeving, met inbegrip van een vermelding naar welke documenten de vertalingen verwijzen;

 

b)

vorm en inhoud van een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te gebruiken standaardmodel voor de in artikel 93, lid 3, bedoelde verklaring;

 

c)

de procedure voor de uitwisseling van informatie en voor de gebruikmaking van elektronische communicatie tussen de bevoegde autoriteiten in verband met de kennisgeving ingevolge artikel 93.

Deze uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure als bedoeld in artikel 112, lid 3.

Artikel 96

Voor de uitoefening van hun werkzaamheden mogen icbe’s in hun benaming in hun lidstaat van ontvangst dezelfde verwijzing naar hun rechtsvorm, zoals beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds, bezigen als die welke zij gebruiken in hun lidstaat van herkomst.

HOOFDSTUK XII

BEPALINGEN BETREFFENDE DE AUTORITEITEN DIE MET HET VERSTREKKEN VAN TOELATINGEN EN MET HET TOEZICHT ZIJN BELAST

Artikel 97

  • 1. 
    De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die de in deze richtlijn vermelde taken moeten uitoefenen. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis onder opgave van de eventuele verdeling van hun bevoegdheden.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten zijn overheidslichamen of door de overheid aangewezen instanties.
  • 3. 
    De autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe zijn bevoegd voor het toezicht op de icbe, indien van toepassing ook volgens artikel 19. De autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe zien evenwel toe op de naleving van de artikelen 92 en 94 en van de bepalingen die geen betrekking hebben op de gebieden waarop deze richtlijn van toepassing is.

Artikel 98

  • 1. 
    Aan de bevoegde autoriteiten worden alle controle- en onderzoekbevoegdheden verleend die nodig zijn voor de vervulling van hun taken. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend op een van de volgende wijzen:
 

a)

rechtstreeks;

 

b)

in samenwerking met andere autoriteiten;

 

c)

op verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten middels delegatie aan entiteiten waaraan taken zijn gedelegeerd, of

 

d)

middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

  • 2. 
    Op grond van lid 1 hebben de bevoegde autoriteiten, ten minste, de bevoegdheid, om:
 

a)

toegang te verkrijgen tot ieder document, in enigerlei vorm, en een afschrift daarvan te ontvangen;

 

b)

van iedere persoon te verlangen dat hij aanvullende inlichtingen verschaft en iemand zo nodig op te roepen en te ondervragen teneinde inlichtingen te verkrijgen;

 

c)

inspecties ter plaatse te verrichten;

 

d)

bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer te verlangen;

 

e)

te verlangen dat elke praktijk die in strijd is met de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen, wordt beëindigd;

 

f)

de bevriezing van of beslaglegging op activa te eisen;

 

g)

een tijdelijk verbod op beroepsuitoefening te eisen;

 

h)

informatie te verlangen van vergunninghoudende beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen of bewaarders;

 

i)

elke maatregel te nemen om ervoor te zorgen dat beleggingsmaatschappijen, beheermaatschappijen en bewaarders zich aan de wettelijke voorschriften blijven houden;

 

j)

in het belang van de deelnemers of in het algemeen belang de opschorting te verlangen van de uitgifte, inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming van de deelnemers;

 

k)

de aan een icbe, beheermaatschappij of bewaarder verleende vergunning in te trekken;

 

l)

strafrechtelijke vervolgingsprocedures in te leiden, en

 

m)

toe te staan dat verificatie en onderzoek wordt verricht door een accountant of deskundige.

Artikel 99

  • 1. 
    De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van maatregelen en sancties die gelden voor overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze voorschriften ook worden gehandhaafd. Onverminderd de procedures voor de intrekking van de toestemming of het recht van lidstaten strafsancties op te leggen, zullen de lidstaten er, in overeenstemming met hun nationale recht, voor zorgen dat de nodige administratieve maatregelen kunnen worden genomen of administratieve sancties kunnen worden opgelegd aan verantwoordelijke personen, indien de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn niet werden nageleefd.

De maatregelen en sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

  • 2. 
    Onverminderd de voorschriften ten aanzien van de maatregelen en sancties die gelden voor overtredingen van de andere ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht, stellen de lidstaten in het bijzonder doeltreffende, evenredige en afschrikkende maatregelen en sancties vast met betrekking tot de in artikel 78, lid 5, neergelegde verplichting om essentiële beleggersinformatie op zodanige wijze te presenteren dat zij te begrijpen is voor kleine beleggers.
  • 3. 
    De lidstaten staan de bevoegde autoriteiten toe iedere maatregel of sanctie die wordt opgelegd voor schending van de bij deze richtlijn aangenomen bepalingen openbaar te maken, tenzij deze openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen, schadelijk zou zijn voor de belangen van beleggers of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen.

Artikel 100

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat efficiënte en doeltreffende klachten- en verhaalsprocedures worden ingevoerd voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen betreffende de werkzaamheden van icbe’s, waarbij in voorkomend geval van bestaande organen gebruik wordt gemaakt.
  • 2. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de doeltreffende samenwerking tussen de in lid 1 bedoelde organen bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen niet wordt gehinderd door wet- en regelgeving.

Artikel 101

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken onderling samen wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun taken uit hoofde van deze richtlijn of voor de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn of het nationale recht.

De lidstaten nemen de nodige administratieve en organisatorische maatregelen om de in dit lid bedoelde samenwerking te vergemakkelijken.

De bevoegde autoriteiten wenden hun bevoegdheden ten behoeve van de samenwerking aan, zelfs in de gevallen waarin de onderzochte gedraging niet strijdig is met in hun lidstaat van kracht zijnde regelgeving.

  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten voorzien elkaar onmiddellijk van alle gegevens die nodig zijn voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze richtlijn.
  • 3. 
    Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat gegronde rechten heeft om te vermoeden dat handelingen die strijdig zijn met de bepalingen van deze richtlijn worden of zijn uitgevoerd door entiteiten die niet zijn onderworpen aan het toezicht van die bevoegde autoriteit, op het grondgebied van een andere lidstaat, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat. De ontvangende autoriteiten zullen de vereiste maatregelen nemen, en de kennisgevende bevoegde autoriteit op de hoogte stellen van het resultaat van dat optreden en, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen. Dit lid laat de bevoegdheden van de kennisgevende bevoegde autoriteit, onverlet.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen om de medewerking van de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat verzoeken bij toezichtactiviteiten of voor verificatie ter plaatse of bij een onderzoek op het grondgebied van laatstgenoemde autoriteiten in het kader van hun bevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn. Wanneer een bevoegde autoriteit een verzoek met betrekking tot een verificatie ter plaatse of een onderzoek ontvangt, zal zij:
 

a)

de verificatie of het onderzoek zelf verrichten;

 

b)

de verzoekende autoriteiten toestemming verlenen om de verificatie of het onderzoek te verrichten, of

 

c)

toestaan dat de verificatie of het onderzoek wordt verricht door een accountant of deskundige.

  • 5. 
    Indien de verificatie of het onderzoek op het grondgebied van een lidstaat wordt verricht door een bevoegde autoriteit van deze lidstaat zelf, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat die om samenwerking heeft verzocht vragen dat haar eigen functionarissen meegaan met de functionarissen die de verificatie of het onderzoek verrichten. De verificatie of het onderzoek wordt evenwel verricht onder de algemene verantwoordelijkheid van de lidstaat op wiens grondgebied de verificatie of het onderzoek plaatsvindt.

Indien de verificatie of het onderzoek op het grondgebied van een lidstaat wordt verricht door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied de verificatie of het onderzoek plaatsvindt, verzoeken dat haar eigen functionarissen meegaan met de functionarissen die de verificatie of het onderzoek verrichten.

  • 6. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de verificatie of het onderzoek wordt verricht kunnen alleen weigeren gegevens uit te wisselen overeenkomstig lid 2 of in te gaan op een verzoek om medewerking bij het verrichten van een onderzoek of verificatie ter plaatse overeenkomstig lid 4 wanneer:
 

a)

dit onderzoek of deze verificatie ter plaatse of uitwisseling van gegevens gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van die lidstaat;

 

b)

tegen dezelfde personen en voor dezelfde feiten reeds een gerechtelijke procedure is ingeleid bij de autoriteiten van die lidstaat;

 

c)

tegen dezelfde personen en voor dezelfde feiten in die lidstaat reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan.

  • 7. 
    De bevoegde autoriteiten stellen de verzoekende bevoegde autoriteiten in kennis van elke beslissing die op grond van lid 6 is genomen. Deze kennisgeving bevat informatie over de beweegredenen voor hun beslissing.
  • 8. 
    De bevoegde autoriteiten kunnen situaties onder de aandacht brengen van het bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie (15) ingestelde Comité van Europese effectenregelgevers waarin een verzoek:
 

a)

om uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 109 is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd;

 

b)

om een onderzoek of een verificatie ter plaatse overeenkomstig artikel 110 is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd, of

 

c)

om toestemming dat hun eigen functionarissen meegaan met de functionarissen van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd.

  • 9. 
    De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor de procedures voor onderzoeken en verificaties ter plaatse.

Deze uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure als bedoeld in artikel 112, lid 3.

Artikel 102

  • 1. 
    De lidstaten bepalen dat alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde autoriteiten, alsmede accountants of deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Dit houdt in dat de vertrouwelijke gegevens waarvan deze personen beroepshalve kennis krijgen, aan geen enkele persoon of autoriteit mogen worden doorgegeven, behalve in een samengevatte of geaggregeerde vorm, zodat icbe’s, beheermaatschappijen en bewaarders (ondernemingen die bij de bedrijfsactiviteiten van icbe’s betrokken zijn) niet individueel kunnen worden geïdentificeerd, zulks onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.

Indien een icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is, failliet is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd, mogen echter vertrouwelijke gegevens die geen betrekking hebben op derden welke betrokken zijn bij pogingen om de onderneming te redden, in de loop van civiele of handelsrechtelijke procedures worden doorgegeven.

  • 2. 
    Lid 1 belet niet dat tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uitwisseling van gegevens plaatsvindt overeenkomstig deze richtlijn en in ander gemeenschapsrecht dat van toepassing is op icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn. Deze gegevens vallen onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.

De bevoegde autoriteiten die informatie uitwisselen met andere bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn, kunnen bij het verstrekken van informatie aangeven dat deze niet zonder hun uitdrukkelijke instemming mag worden bekendgemaakt; in dit geval mag dergelijke informatie slechts worden uitgewisseld voor het doel waarmee de autoriteiten hebben ingestemd.

  • 3. 
    De lidstaten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen of met de autoriteiten of instanties van derde landen, zoals genoemd in lid 5 van dit artikel en artikel 103, lid 1, alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van gegevens sluiten als met betrekking tot de meegedeelde gegevens ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als de in dit artikel bedoelde. De uitwisseling van gegevens geschiedt ten behoeve van het uitoefenen van de toezichthoudende taak van die autoriteiten of instanties.

Gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben meegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten ingestemd hebben.

  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de leden 1 of 2 vertrouwelijke gegevens ontvangen, mogen deze uitsluitend in de uitoefening van hun taken gebruiken voor de volgende doeleinden:
 

a)

om te onderzoeken of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheden van icbe’s of van ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ter vergemakkelijking van het toezicht op de voorwaarden waaronder de werkzaamheden worden uitgeoefend, de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle;

 

b)

voor het opleggen van sancties;

 

c)

voor het instellen van administratief beroep tegen een besluit van de bevoegde autoriteiten, en

 

d)

het voeren van rechtszaken die aanhangig zijn gemaakt overeenkomstig artikel 107, lid 2.

  • 5. 
    De leden 1 en 4 vormen geen belemmering voor de uitwisseling van gegevens binnen een lidstaat of tussen lidstaten, indien die uitwisseling plaatsvindt tussen bevoegde autoriteiten en:
 

a)

de autoriteiten waaraan van overheidswege het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen of andere financiële instellingen is opgedragen, dan wel de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten;

 

b)

de instanties die betrokken zijn bij de liquidatie of het faillissement van icbe’s of ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, of instanties die bij soortgelijke procedures zijn betrokken;

 

c)

de met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of andere financiële instellingen belaste personen.

Met name vormen de leden 1 en 4 geen belemmering voor de vervulling door de bovengenoemde autoriteiten van hun toezichthoudende taak, of voor de toezending aan de met het beheer van garantiestelsels belaste organen, van de gegevens die nodig zijn voor de vervulling van hun taak.

De overeenkomstig de eerste alinea uitgewisselde informatie valt onder het in lid 1 bedoelde beroepsgeheim.

Artikel 103

  • 1. 
    Onverminderd artikel 102, leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten toestaan dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen een bevoegde autoriteit en:
 

a)

autoriteiten die belast zijn met het toezicht op instanties die betrokken zijn bij de liquidatie en het faillissement van icbe’s of ondernemingen die bij haar bedrijf betrokken zijn of instanties die zijn betrokken bij soortgelijke procedures;

 

b)

de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en andere financiële instellingen.

  • 2. 
    De lidstaten die van de in lid 1 vervatte afwijking gebruikmaken, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de informatie is bestemd voor de uitoefening van de in lid 1 bedoelde toezichthoudende taken;

 

b)

de ontvangen informatie valt onder het in artikel 102, lid 1, bedoelde beroepsgeheim, en

 

c)

gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat, mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteiten ingestemd hebben.

  • 3. 
    De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de identiteit mede van de autoriteiten die op grond van lid 1 informatie mogen ontvangen.
  • 4. 
    Onverminderd artikel 102, leden 1 tot en met 4, kunnen de lidstaten ter versterking van de stabiliteit van het financiële stelsel alsmede de integriteit ervan toestaan dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten en instanties die wettelijk belast zijn met de opsporing en het onderzoek van inbreuken op het vennootschapsrecht.
  • 5. 
    De lidstaten die van de in lid 4 vervatte afwijking gebruikmaken, eisen dat minimaal aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
 

a)

de informatie is bestemd voor de uitoefening van de in lid 4 bedoelde taken;

 

b)

de ontvangen informatie valt onder het bij artikel 102, lid 1, voorziene beroepsgeheim, en

 

c)

gegevens die afkomstig zijn van een andere lidstaat, mogen alleen worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben medegedeeld en in voorkomend geval alleen worden gebruikt voor de doeleinden waarmede deze autoriteiten ingestemd hebben.

Voor de toepassing van punt c) delen de in lid 4 bedoelde autoriteiten of instanties aan de bevoegde autoriteiten die de informatie hebben verstrekt, de identiteit en de precieze opdracht mede van de personen aan wie deze informatie zal worden doorgegeven.

  • 6. 
    Indien de in lid 4 bedoelde autoriteiten of instanties in een lidstaat bij de uitoefening van hun opsporings- of onderzoektaken een beroep doen op personen die op grond van hun specifieke deskundigheid met een opdracht worden belast en die geen openbaar ambt bekleden, kan de in dat lid bedoelde mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tot deze personen worden verruimd op de in lid 5 genoemde voorwaarden.
  • 7. 
    De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten de identiteit mede van de autoriteiten of instanties die op grond van lid 4 informatie mogen ontvangen.

Artikel 104

  • 1. 
    De artikelen 102 en 103 houden geen belemmering voor een bevoegde autoriteit in om aan de centrale banken en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit voor de uitoefening van hun taak dienstige gegevens mede te delen en houden voor deze autoriteiten of instanties evenmin een belemmering in om aan de bevoegde autoriteiten de gegevens toe te zenden die deze nodig hebben ter uitvoering van artikel 102, lid 4. De in dit verband ontvangen gegevens vallen onder het in artikel 102, lid 1, bedoelde beroepsgeheim.
  • 2. 
    De artikelen 102 en 103 vormen geen belemmering voor de bevoegde autoriteiten om de in artikel 102, leden 1 tot en met 4, bedoelde gegevens mede te delen aan een clearinginstelling of een ander soortgelijk orgaan dat bij de nationale wetgeving is erkend voor het verstrekken van clearing- en afwikkelingsdiensten op een van de markten van hun lidstaat, indien zij van oordeel zijn dat dit nodig is om de regelmatige werking van deze organen te garanderen in verband met het, zelfs potentiële, in gebreke blijven van een marktdeelnemer.

De in dit verband ontvangen gegevens vallen onder het in artikel 102, lid 1, bedoelde beroepsgeheim.

De lidstaten zien er evenwel op toe dat de uit hoofde van artikel 102, lid 2, ontvangen gegevens in het in de eerste alinea van dit lid bedoelde geval niet wordt doorgegeven, tenzij met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben verstrekt.

  • 3. 
    Onverminderd artikel 102, leden 1 en 4, mogen de lidstaten, op grond van wettelijke bepalingen de mededeling van bepaalde gegevens toestaan aan andere centrale overheidsdiensten die bevoegd zijn voor de wetgeving inzake het toezicht op icbe’s en ondernemingen die bij hun bedrijf betrokken zijn, kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsondernemingen en verzekeringsondernemingen, alsmede aan de inspecteurs die in opdracht van deze overheidsdiensten optreden.

Deze gegevens mogen echter alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het bedrijfseconomische toezicht nodig blijkt.

De lidstaten bepalen echter dat de gegevens die op grond van artikel 102, leden 2 en 5, zijn ontvangen, in geen enkel geval op grond van dit lid mogen worden medegedeeld, tenzij met de uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten die de gegevens hebben verstrekt.

Artikel 105

De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen voor de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten.

Deze uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure als bedoeld in artikel 112, lid 3.

Artikel 106

  • 1. 
    De lidstaten bepalen minimaal dat iedere persoon die is toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG, en die bij een icbe of in een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is de wettelijke controle verricht zoals bedoeld in artikel 51 van Richtlijn 78/660/EEG, artikel 37 van Richtlijn 83/349/EEG of artikel 73 van deze richtlijn, dan wel een andere wettelijke taak, de verplichting heeft aan de bevoegde autoriteiten snel melding te doen van elk feit of besluit met betrekking tot deze onderneming, waarvan hij bij de uitvoering van die taken kennis heeft gekregen en dat een van de hieronder genoemde gevolgen kan hebben:
 

a)

een inbreuk ten gronde op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden voor vergunning of van specifieke voorschriften betreffende de uitoefening van de werkzaamheden van icbe’s of ondernemingen die bij haar bedrijf betrokken zijn;

 

b)

een aantasting van de bedrijfscontinuïteit van de icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is, of

 

c)

een weigering van de goedkeuring van de jaarrekening of het uiten van voorbehouden.

Die persoon heeft de verplichting melding te doen ten aanzien van feiten en besluiten waarvan hij kennis krijgt bij de uitvoering van taken zoals beschreven onder a), bij een onderneming die uit een zeggenschapsband voortvloeiende nauwe banden heeft met de icbe of een onderneming die bij haar bedrijf betrokken is waar deze persoon die taken uitvoert.

  • 2. 
    Melding te goeder trouw aan de bevoegde autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in overeenstemming met Richtlijn 2006/43/EG van in lid 1 bedoelde feiten of besluiten vormt geen inbreuk op ongeacht welke op grond van een contract of van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en leidt voor de betrokken personen tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid.

Artikel 107

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten omkleden iedere beslissing tot afwijzing van toelatingen of ieder negatief besluit, genomen krachtens de algemene maatregelen uit hoofde van deze richtlijn, schriftelijk met redenen en delen deze aan de verzoeker mede.
  • 2. 
    De lidstaten bepalen dat besluiten die worden genomen in het kader van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld, naar behoren gemotiveerd moeten zijn en dat beroep op de rechter tegen die besluiten mogelijk is, ook wanneer er binnen zes maanden na indiening van een vergunningsaanvraag die alle vereiste gegevens bevat geen beslissing dienaangaande is genomen.
  • 3. 
    De lidstaten bepalen dat één of meer van onderstaande, naar nationaal recht bepaalde instanties zich in het belang van de consument en overeenkomstig het nationale recht tot rechter of de bevoegde administratieve instanties kunnen wenden om de toepassing van de nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn af te dwingen:
 

a)

overheidsinstanties of de vertegenwoordigers ervan;

 

b)

consumentenorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van de consument;

 

c)

beroepsorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van hun leden.

Artikel 108

  • 1. 
    In geval van schending van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of van de regels in het fondsreglement of de statuten van de beleggingsmaatschappij, zijn de autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe bij uitsluiting bevoegd maatregelen jegens deze icbe te nemen.

De autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe mogen evenwel maatregelen jegens deze icbe nemen in geval van schending van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die in die lidstaat van kracht zijn en die buiten de werkingssfeer vallen van deze richtlijn, of van de vereisten van de artikelen 92 en 94.

  • 2. 
    Ieder besluit tot intrekking van een vergunning, alsmede iedere andere ernstige maatregel die jegens de icbe wordt genomen, of een haar opgelegde opschorting van uitgifte, inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming, wordt onverwijld door de autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe medegedeeld aan de autoriteiten van de lidstaten van ontvangst van de icbe en, indien de beheermaatschappij van een icbe in een andere lidstaat gevestigd is, aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij en die van de lidstaat van herkomst van de icbe mogen respectievelijk optreden tegen de beheermaatschappij indien deze voorschriften overtreedt die onder hun respectieve verantwoordelijkheid vallen.
  • 4. 
    Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een icbe duidelijke en aantoonbare redenen hebben om aan te nemen dat een icbe waarvan de rechten van deelneming op het grondgebied van die lidstaat worden verhandeld, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen voortvloeien waarbij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe geen bevoegdheden worden verleend, delen zij deze bevindingen mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, die dan passende maatregelen nemen.
  • 5. 
    Indien de icbe, in weerwil van de aldus door de lidstaat van herkomst van de icbe getroffen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend blijken te zijn of omdat die lidstaat niet binnen een redelijke termijn maatregelen treft, blijft handelen op een wijze die de belangen van beleggers in de lidstaat van ontvangst van de icbe kennelijk schaadt, mogen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe bijgevolg een van de volgende maatregelen nemen:
 

a)

zij nemen, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe daarvan in kennis te hebben gesteld, de nodige maatregelen om de beleggers te beschermen en kunnen met name de betrokken icbe beletten door te gaan met de verhandeling van haar rechten van deelneming op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst van de icbe, of

 

b)

zij brengen de zaak zo nodig onder de aandacht van het Comité van Europese effectenregelgevers.

De Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van de maatregelen die ingevolge de eerste alinea, onder a), zijn genomen.

  • 6. 
    De lidstaten dragen er zorg voor dat de stukken op hun grondgebied wettelijk kunnen worden betekend die vereist zijn voor de maatregelen die de lidstaat van ontvangst van de icbe overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 jegens icbe’s kan nemen.

Artikel 109

  • 1. 
    Ingeval beheermaatschappijen via het verrichten van diensten of door vestiging van bijkantoren in een of meer lidstaten van ontvangst werkzaam zijn, werken de bevoegde lidstaten van alle betrokken lidstaten nauw samen.

Zij verstrekken elkaar op verzoek alle gegevens betreffende de bedrijfsleiding en de eigenaars van deze beheermaatschappijen welke het toezicht kunnen vergemakkelijken, alsmede alle informatie die de controle op deze maatschappijen kan vergemakkelijken. Met name werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij samen teneinde de ontvangst door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij van de in artikel 21, lid 2, bedoelde gegevens te waarborgen.

  • 2. 
    Voor zover zulks voor de uitoefening van hun toezichthoudende bevoegdheden noodzakelijk mocht blijken, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij mededeling van alle krachtens artikel 21, lid 5, door de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij getroffen maatregelen die maatregelen of sancties jegens een beheermaatschappij of beperkingen van de activiteiten van een beheermaatschappij behelzen.
  • 3. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij stellen onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe in kennis van problemen bij de beheermaatschappij, die het vermogen van de beheermaatschappij wezenlijk kan aantasten om haar taken met betrekking tot de icbe naar behoren uit te voeren en van inbreuken op de in hoofdstuk III genoemde eisen.
  • 4. 
    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe stellen onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij in kennis van problemen bij de icbe, die het vermogen van de beheermaatschappij wezenlijk kan aantasten om haar taken naar behoren uit te voeren of te voldoen aan de eisen van deze richtlijn die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat van herkomst van de icbe vallen.

Artikel 110

  • 1. 
    De lidstaten van ontvangst van de beheermaatschappij dragen er zorg voor dat, wanneer een beheermaatschappij waaraan in een andere lidstaat vergunning is verleend, in de lidstaat van ontvangst haar werkzaamheden uitoefent door middel van een bijkantoor, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij daarvan in kennis te hebben gesteld, zelf of via een daartoe geïnstrueerde tussenpersoon de in artikel 109 bedoelde gegevens ter plaatse kunnen verifiëren.
  • 2. 
    Lid 1 laat het recht onverlet van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de beheermaatschappij om verificatie ter plaatse uit te voeren bij bijkantoren gevestigd op het grondgebied van die lidstaat teneinde de verantwoordelijkheden uit te oefenen die uit hoofde van deze richtlijn op hen rusten.

HOOFDSTUK XIII

EUROPEES COMITÉ VOOR HET EFFECTENBEDRIJF

Artikel 111

De Commissie kan technische wijzigingen van deze richtlijn vaststellen op de hierna genoemde gebieden:

 

a)

verduidelijking van de definities om overal in de Gemeenschap de eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen, of

 

b)

aanpassing van de terminologie en formulering van de definities aan latere voorschriften inzake icbe’s en aanverwante zaken.

Deze uitvoeringsmaatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door deze aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing als bedoeld in artikel 112, lid 2.

Artikel 112

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie (16) ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

HOOFDSTUK XIV

UITZONDERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING 1

Uitzonderingsbepalingen

Artikel 113

  • 1. 
    Uitsluitend voor Deense icbe’s worden de in Denemarken uitgegeven „pantebreve” gelijkgesteld met de in artikel 50, lid 1, onder b), bedoelde effecten.
  • 2. 
    In afwijking van artikel 22, lid 1, en artikel 32, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten icbe’s die op 20 december 1985 overeenkomstig hun nationale wetgeving meer dan één bewaarder hadden, toestaan die aan te houden indien zij de zekerheid hebben dat de krachtens artikel 22, lid 3, en artikel 32, lid 3, uit te oefenen taken daadwerkelijk worden vervuld.
  • 3. 
    In afwijking van artikel 16 kunnen de lidstaten beheermaatschappijen machtigen certificaten aan toonder uit te geven van op naam gestelde effecten van andere vennootschappen.

Artikel 114

  • 1. 
    Aan de in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG bedoelde beleggingsondernemingen die uitsluitend een vergunning hebben gekregen om de in deel A, punten 4 en 5, van de bijlage bij die richtlijn bedoelde diensten te verrichten, kan krachtens deze richtlijn vergunning worden verleend om icbe’s te beheren als „beheermaatschappij”. Deze beleggingsondernemingen moeten dan wel afstand doen van de krachtens Richtlijn 2004/39/EG verkregen vergunning.
  • 2. 
    Beheermaatschappijen die reeds vóór 13 februari 2004 krachtens Richtlijn 85/611/EEG over een toelating beschikten om in hun lidstaat van herkomst icbe’s te beheren, worden geacht over een vergunning krachtens het onderhavige artikel te beschikken wanneer volgens de in deze lidstaat vigerende wetgeving de toegang tot werkzaamheden van deze aard onderworpen is aan voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke in de artikelen 7 en 8 zijn vermeld.

AFDELING 2

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 115

Uiterlijk 1 juli 2013 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 116

  • 1. 
    De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om te voldoen aan artikel 1, lid 2, tweede alinea, artikel 1, lid 3, onder b), artikel 2, lid 1, punten e), m), p), q) en r), artikel 2, lid 5, artikel 4, artikel 5, leden 1 tot en met 4, 6 en 7, artikel 6, lid 1, artikel 12, lid 1, artikel 13, lid 1, aanhef, artikel 13, lid 1, onder a), artikel 13, lid 1, onder i), artikel 15, artikel 16, lid 1, artikel 16, lid 3, artikel 17, lid 1, artikel 17, lid 2, onder b), artikel 17, lid 3, eerste en derde alinea, artikel 17, leden 4 tot en met 7, artikel 17, lid 9, tweede alinea, artikel 18, lid 1, aanhef, artikel 18, lid 1, onder b), artikel 18, lid 2, derde tot en met vierde alinea, artikel 18, leden 3 en 4, de artikelen 19 en 20, artikel 21, leden 2 tot en met 6, 8 en 9, artikel 22, lid 1, artikel 22, lid 3, onder a), d) en e), artikel 23, leden 1, 2, 4 en 5, artikel 27, derde alinea, artikel 29, lid 2, artikel 33, leden 2, 4 en 5, de artikelen 37 tot en met 42, artikel 43, leden 1 tot en met 5, de artikelen 44 tot en met 49, artikel 50, lid 1, aanhef, artikel 50, lid 3, artikel 51, lid 1, derde alinea, artikel 54, lid 3, artikel 56, lid 1, artikel 56, lid 2, eerste alinea, aanhef, de artikelen 58 en 59, artikel 60, leden 1 tot en met 5, artikel 61, leden 1 en 2, artikel 62, leden 1 tot en met 3, artikel 63, artikel 64, leden 1 tot en met 3, de artikelen 65 tot en met 67, artikel 68, lid 1, aanhef en onder a), artikel 69, leden 1 en 2, artikel 70, leden 2 en 3, de artikelen 71, 72, 74, 75, leden 1 tot en met 3, de artikelen 77 tot en met 82, artikel 83, lid 1, onder b), artikel 83, lid 2, onder a), tweede streepje, artikel 86, artikel 88, lid 1, onder b), artikel 89, onder b), de artikelen 90 tot en met 94, de artikelen 96 tot en met 100, artikel 101, leden 1 tot en met 8, artikel 102, lid 2, tweede alinea, artikel 102, lid 5, de artikelen 107 en 108, artikel 109, leden 2 tot en met 4, artikel 110, en bijlage I. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die maatregelen vanaf 1 juli 2011 toe.

Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar Richtlijn 85/611/EEG ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 117

Richtlijn 85/611/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van 1 juli 2011, ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Verwijzingen naar het vereenvoudigd prospectus worden begrepen als verwijzingen naar de essentiële beleggersinformatie, bedoeld in artikel 78.

Artikel 118

  • 1. 
    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 1, artikel 1, lid 2, eerste alinea, artikel 1, lid 3, onder a), artikel 1, leden 4 tot en met 7, artikel 2, lid 1, onder a) tot en met d), artikel 2, lid 1, onder f) tot en met l), artikel 2, lid 1, onder n) en o), artikel 2, leden 2 tot en met 4, artikel 2, leden 6 en 7, artikel 3, artikel 5, lid 5, artikel 6, leden 2 tot en met 4, artikelen 7 tot en met 11, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 1, onder b) tot en met h), artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 1, artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 2, onder a), c) en d), artikel 17, lid 3, tweede alinea, artikel 17, lid 8 en 9, eerste alinea, artikel 18, lid 1, met uitzondering van de aanhef en onder a), artikel 18, lid 2, eerste en tweede alinea, artikel 21, leden 1 en 7, artikel 22, lid 2, artikel 22, lid 3, onder b) en c), artikel 23, lid 3, artikel 24, artikelen 25 en 26, artikel 27, eerste en tweede alinea, artikel 28, artikel 29, leden 1, 3 en 4, artikelen 30 tot en met 32, artikel 33, leden 1 en 3, de artikelen 34 tot en met 36, artikel 50, lid 1, onder a) tot en met h), artikel 50, lid 2, artikel 51, lid 1, eerste en tweede alinea, artikel 51, leden 2 en 3, artikelen 52 en 53, artikel 54, leden 1 en 2, artikel 55, artikel 56, lid 2, eerste alinea, artikel 56, lid 2, tweede alinea, artikel 56, lid 3, artikel 57, artikel 68, lid 2, artikel 69, leden 3 en 4, artikel 70, leden 1 en 4, de artikelen 73 en 76, artikel 83, lid 1, met uitzondering van artikel 83, lid 1, onder b), artikel 83, lid 2, onder a), met uitzondering van het tweede streepje, de artikelen 84, 85 en 87, artikel 88, lid 1, met uitzondering van artikel 88, lid 1, onder b), artikel 88, lid 2, artikel 89, met uitzondering van artikel 89, onder b), artikel 102, lid 1, artikel 102, lid 2, eerste alinea, artikel 102, leden 3 en 4, de artikelen 103 tot en met 106, artikel 109, lid 1, de artikelen 111, 112, 113 en 117, en de bijlagen II, III en IV zijn van toepassing vanaf 1 juli 2011.

  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat icbe’s hun vereenvoudigd prospectus dat overeenkomstig Richtlijn 85/611/EG is opgesteld, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twaalf maanden na de in artikel 78, lid 7, genoemde datum die geldt voor de omzetting van alle uitvoeringsmaatregelen in nationale wetgeving, vervangen door de essentiële beleggersinformatie die overeenkomstig artikel 78 is opgesteld. In deze periode blijven de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van de icbe het vereenvoudigd prospectus accepteren voor icbe’s die op het grondgebied van die lidstaten worden verhandeld.

Artikel 119

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

  • E. 
    ERLANDSSON
 

  • (1) 
    Advies van het Europees Parlement van 13 januari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.
  • (3) 
    Zie bijlage III, deel A.
 

BIJLAGE I

SCHEMA A

 

1.

Gegevens betreffende het beleggingsfonds

1.

Gegevens betreffende de beheermaatschappij, met de vermelding of de beheermaatschappij gevestigd is in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de icbe

1.

Gegevens betreffende de beleggingsmaatschappij

1.1.

Naam

1.1.

Naam, rechtsvorm, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien afwijkend van de statutaire zetel

1.1.

Naam, rechtsvorm, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien afwijkend van de statutaire zetel

1.2.

Oprichtingsdatum van het beleggingsfonds. Duur, indien die niet onbepaald is

1.2.

Oprichtingsdatum van de maatschappij. Duur, indien die niet onbepaald is

1.2.

Oprichtingsdatum van de maatschappij. Duur, indien die niet onbepaald is

 

1.3.

Indien de beheermaatschappij nog andere beleggingsfondsen beheert, deze vermelden

1.3.

Indien het om een beleggingsmaatschappij met verschillende beleggingscompartimenten gaat, vermelding van de compartimenten

1.4.

Plaats waar het fondsreglement, wanneer dit niet is bijgevoegd, en de periodieke verslagen verkrijgbaar zijn

 

1.4.

Plaats waar de statuten, wanneer deze niet zijn bijgevoegd, en de periodieke verslagen verkrijgbaar zijn

1.5.

Indien zulks van belang is voor de houders van rechten van deelneming: beknopte gegevens inzake het op het beleggingsfonds toepasselijke belastingstelsel. Te vermelden of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten en kapitaalwinsten welke door het beleggingsfonds aan houders van rechten van deelneming worden uitgekeerd

 

1.5.

Indien zulks van belang is voor de houders van rechten van deelneming: beknopte gegevens inzake het op de maatschappij toepasselijke belastingstelsel. Te vermelden of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten en kapitaalwinsten die door de maatschappij aan de houders van rechten van deelneming worden uitgekeerd

1.6.

Balansdatum en regelmaat van de uitkeringen

 

1.6.

Balansdatum en regelmaat van de uitkeringen

1.7.

Naam van de met de controle van in artikel 73 bedoelde boekhoudkundige gegevens belaste personen

 

1.7.

Naam van de met de controle van in artikel 73 bedoelde boekhoudkundige gegevens belaste personen

 

1.8.

Naam en in de beleggingsmaatschappij beklede functies van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen. Vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsmaatschappij uitgeoefende activiteiten, indien deze met betrekking tot de icbe’s van belang zijn

1.8.

Naam en in de beleggingsmaatschappij beklede functies van de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen. Vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de beleggingsmaatschappij uitgeoefende activiteiten, indien deze met betrekking tot de icbe’s van belang zijn

 

1.9.

Kapitaal: bedrag van het geplaatste kapitaal met vermelding van het volgestorte kapitaal

1.9.

Kapitaal

1.10.

Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, in het bijzonder:

 

aard (zakelijk recht, schuldvordering e.d.) van het recht van deelneming

 

oorspronkelijke rechten of certificaten die deze rechten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op rekening

 

kenmerken van de rechten van deelneming: op naam of aan toonder; vermelding van de eventuele coupures

 

in voorkomend geval beschrijving van het stemrecht der houders van de rechten van deelneming

 

voorwaarden waaronder tot vereffening van het beleggingsfonds kan worden besloten en wijze waarop zulks moet geschieden, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers

 

1.10.

Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, in het bijzonder:

 

oorspronkelijke rechten of certificaten die deze rechten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op rekening

 

kenmerken van de rechten van deelneming: op naam of aan toonder; vermelding van de eventuele coupures

 

beschrijving van het stemrecht der houders van de rechten van deelneming

 

voorwaarden waaronder tot vereffening van de beleggingsmaatschappij kan worden besloten en wijze waarop zulks moet geschieden, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers

1.11.

In voorkomend geval vermelding van de beurzen of markten waar de rechten van deelneming worden genoteerd of verhandeld

 

1.11.

In voorkomend geval vermelding van de beurzen of markten waar de rechten van deelneming worden genoteerd of verhandeld

1.12.

Nadere regels voor de uitgifte of verkoop

 

1.12.

Nadere regels voor de uitgifte of verkoop

1.13.

Nadere regels voor de inkoop, respectievelijk terugbetaling en mogelijke gevallen van opschorting hiervan

 

1.13.

Nadere regels voor de inkoop, respectievelijk terugbetaling en mogelijke gevallen van opschorting hiervan. Indien het om een beleggingsmaatschappij met verschillende beleggingscompartimenten gaat, inlichtingen verstrekken over de wijze waarop een deelnemer van het ene naar het andere compartiment kan overstappen en over de kosten die hiervoor worden aangerekend

1.14.

Regels omtrent de vaststelling en de bestemming van de inkomsten

 

1.14.

Regels omtrent de vaststelling en de bestemming van de inkomsten

1.15.

Beleggingsdoeleinden van het beleggingsfonds, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bijvoorbeeld kapitaalgroei of inkomsten), het beleggingsbeleid (bijvoorbeeld specialisatie in geografische of industriële sectoren), aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om leningen aan te gaan die bij het beheer van het beleggingsfonds kunnen worden gebruikt

 

1.15.

Beleggingsdoeleinden, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bijvoorbeeld kapitaalgroei of inkomsten), het beleggingsbeleid (bijvoorbeeld specialisatie in geografische of industriële sectoren), aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om leningen aan te gaan die bij het beheer van de maatschappij kunnen worden gebruikt

1.16.

Regels voor de waardering van de activa

 

1.16.

Regels voor de waardering van de activa

1.17.

Bepaling van de verkoop-, uitgifte- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling van de rechten van deelneming, in het bijzonder

 

wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend

 

kosten in verband met verkoop, emissie, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming

 

hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd

 

1.17.

Bepaling van de verkoop-, uitgifte- of inkoopprijs, alsmede van het bedrag bij terugbetaling van de rechten van deelneming, in het bijzonder

 

wijze waarop en regelmaat waarmee deze prijzen worden berekend

 

kosten in verband met verkoop, emissie, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming

 

 (1)hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden gepubliceerd (1)

1.18.

Wijze, bedrag en berekening van ten laste van het beleggingsfonds komende vergoedingen voor de beheermaatschappij of de bewaarder, dan wel voor derden en door het beleggingsfonds aan de beheermaatschappij of bewaarder, dan wel aan derden te betalen onkosten

 

1.18.

Wijze, bedrag en berekening van door de beleggingsmaatschappij aan haar bestuurders, alsmede aan de leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen, aan de bewaarder, dan wel aan derden betaalbare vergoedingen en door de beleggingsmaatschappij aan haar bestuurders, de bewaarder dan wel aan derden, uitbetaalde onkosten

Gegevens betreffende de bewaarder:

2.1.   Naam, rechtsvorm, statutaire zetel en plaats van het hoofdkantoor indien afwijkend van de statutaire zetel.

2.2.   Voornaamste werkzaamheid.

Gegevens betreffende de adviesbureaus of externe beleggingsadviseurs voor zover het beroep op hun diensten bij overeenkomst is vastgelegd en wordt gefinancierd uit de activa van de icbe:

3.1.   Identiteit of naam van het adviesbureau of naam van de adviseur.

3.2.   Gegevens betreffende de overeenkomst met de beheer- of beleggingsmaatschappijen welke van belang kunnen zijn voor de deelnemers, met uitzondering van gegevens over de vergoedingen.

3.3.   Andere werkzaamheden van belang.

  • 4. 
    Gegevens betreffende de maatregelen welke zijn getroffen voor het verrichten van de uitkeringen aan de deelnemers, de inkoop van of de terugbetaling op de rechten van deelneming, alsmede voor de verspreiding van informatie over de icbe. Deze informatie moet in elk geval worden verstrekt in de lidstaat waarin de icbe is gevestigd. Wanneer de rechten van deelneming in een andere lidstaat worden verhandeld, wordt de hierboven bedoelde informatie bovendien met betrekking tot die lidstaat verstrekt en is deze vervat in het prospectus dat aldaar wordt verspreid.

Overige beleggingsgegevens:

5.1.   In het verleden door de icbe behaald rendement (indien van toepassing) — deze informatie mag in het prospectus staan of als aanhangsel worden bijgevoegd.

5.2.   Profiel van het type belegger tot wie de icbe zich richt.

Bedrijfsgegevens:

6.1.   Eventuele uitgaven of kosten die niet vallen onder de in punt 1.17 genoemde lasten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen die welke ten laste komen van de deelnemer en die welke ten laste komen van het vermogen van de icbe.

SCHEMA B

In de periodieke verslagen op te nemen gegevens

  • I. 
    Vermogensstaat
 

effecten

 

tegoeden bij banken

 

andere activa

 

totaal activa

 

passiva

 

totale intrinsieke waarde

II.   Aantal in omloop zijnde rechten van deelneming

III.   Intrinsieke waarde per recht van deelneming

IV.   Effectenportefeuille, onderscheiden naar:

 

a)

officieel genoteerde effecten;

 

b)

op een andere gereglementeerde markt verhandelde effecten;

 

c)

de in artikel 50, lid 1, onder d), bedoelde nieuw uitgegeven effecten;

 

d)

de overige in artikel 50, lid 2, onder a), bedoelde effecten;

uitgesplitst volgens maatstaven die het best passen bij het beleggingsbeleid van de icbe (bijvoorbeeld volgens economische of geografische criteria, naar valuta enz.) en procentueel aandeel in de netto-activa; per bovenbedoeld effect van het aandeel daarvan in het totaal van de activa van de icbe.

Wijzigingen in de samenstelling van de effectenportefeuille tijdens de verslagperiode.

  • V. 
    Wijzigingen in de verslagperiode van het nettovermogen van de icbe met inbegrip van:
 

inkomsten uit beleggingen

 

overige inkomsten

 

kosten van beheer

 

kosten van bewaring

 

overige kosten en belastingen

 

netto-inkomsten

 

uitkeringen en herbelegde inkomsten

 

vermeerdering of vermindering van de kapitaalrekening

 

meer- of minderwaarde op beleggingen

 

overige wijzigingen betreffende de activa en passiva van de icbe

 

transactiekosten, d.w.z. kosten die een icbe maakt in verband met transacties in haar portefeuille.

VI.   Vergelijkende tabel betreffende de laatste drie boekjaren met voor elk boekjaar, aan het eind van het boekjaar:

 

de totale intrinsieke waarde

 

de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming.

VII.   Bedrag van de verplichtingen die voortvloeien uit de door de icbe in de verslagperiode gedane verrichtingen in de zin van artikel 51, onderscheiden naar soort.

 

  • (1) 
    De in artikel 32, lid 5, van deze richtlijn bedoelde beleggingsmaatschappijen vermelden tevens:
 

wijze waarop en regelmaat waarmee de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming wordt berekend;

 

hoe, waar en met welke regelmaat deze waarde wordt gepubliceerd;

 

beurs in het land van verhandeling waarvan de notering de prijs bepaalt voor de transacties die in dat land buiten de beurs om worden verricht.

 

BIJLAGE II

Taken die deel uitmaken van het collectief beheer van beleggingsportefeuilles:

 

Beheer van beleggingen

 

Administratie:

 

a)

uitvoeren van de wettelijk verplichte en voor het fondsbeheer vereiste werkzaamheden op het gebied van de verslaglegging;

 

b)

verzoeken om inlichtingen van cliënten;

 

c)

waardering en prijsstelling (met inbegrip van belastingaangiften);

 

d)

toezien op de naleving van de regelgeving;

 

e)

bijhouden van een deelnemersregister;

 

f)

bestemming van de inkomsten;

 

g)

uitgifte en inkoop van rechten van deelneming;

 

h)

afwikkeling van contracten (met inbegrip van de verzending van deelbewijzen);

 

i)

bijhouden van bescheiden.

 

Verhandelen.

 

BIJLAGE III

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(als bedoeld in artikel 117)

 

Richtlijn 85/611/EEG van de Raad

(PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3)

 

Richtlijn 88/220/EEG van de Raad

(PB L 100 van 19.4.1988, blz. 31)

 

Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7)

Artikel 1, vierde streepje, artikel 4, lid 7, en artikel 5, vijfde streepje

Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27)

Alleen artikel 1

Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 41 van 13.2.2002, blz. 20)

 

Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 41 van 13.2.2002, blz. 35)

 

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1)

Alleen artikel 66

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9)

Alleen artikel 9

Richtlijn 2008/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 76 van 19.3.2008, blz. 42)

 

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(als bedoeld in artikel 117)

 

Richtlijn

Termijn voor omzetting

Datum van toepassing

85/611/EEG

1 oktober 1989

88/220/EEG

1 oktober 1989

95/26/EG

18 juli 1996

2000/64/EG

17 november 2002

2001/107/EG

13 augustus 2003

13 februari 2004

2001/108/EG

13 augustus 2003

13 februari 2004

2004/39/EG

30 april 2006

2005/1/EG

13 mei 2005

 

BIJLAGE IV

Concordantietabel

 

Richtlijn 85/611/EEG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 1, lid 2, aanhef

Artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 1, lid 2, onder a) en b)

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 1, lid 3, eerste alinea

Artikel 1, lid 3, eerste alinea

Artikel 1, lid 3, tweede alinea

Artikel 1, lid 3, tweede alinea onder a)

Artikel 1, lid 3, tweede alinea onder b)

Artikel 1, lid 4 tot en met 7

Artikel 1, lid 4 tot en met 7

Artikel 1, lid 8, aanhef

Artikel 2, lid 1, onder n), aanhef

Artikel 1, lid 8, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 2, lid 1, onder n), punten i), ii) en iii)

Artikel 1, lid 8, laatste zin

Artikel 2, lid 7

Artikel 1, lid 9

Artikel 2, lid 1, onder o)

Artikel 1 bis, aanhef

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 1 bis, onder 1)

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 1 bis, onder 2), eerste deel van de zin

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 1 bis, onder 2), tweede deel van de zin

Artikel 2, lid 2

Artikel 1 bis, onder 3) tot en met 5)

Artikel 2, lid 1, onder c) tot en met e)

Artikel 1 bis, onder 6)

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 1 bis, onder 7), eerste deel van de zin

Artikel 2, lid 1, onder g)

Artikel 1 bis, onder 7), tweede deel van de zin

Artikel 2, lid 3

Artikel 1 bis, onder 8) tot en met 9)

Artikel 2, lid 1, onder h) tot en met i)

Artikel 1 bis, onder 10), eerste alinea

Artikel 2, lid 1, onder j)

Artikel 1 bis, onder 10), tweede alinea

Artikel 2, lid 5

Artikel 1 bis, onder 11)

Artikel 1 bis, onder 12) en 13), eerste zin

Artikel 2, lid 1, punten i) en ii)

Artikel 1 bis, onder 13), tweede zin

Artikel 2, lid 4, onder a)

Artikel 1 bis, onder 14) en 15), eerste zin

Artikel 2, lid 1, onder k) en l)

Artikel 1 bis, onder 15), tweede zin

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 1, onder m)

Artikel 2, lid 1, aanhef

Artikel 3, aanhef

Artikel 2, lid 1, eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 3, onder a), onder b), c) en d)

Artikel 2, lid 2

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 5, lid 4, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 5, lid 4, tweede alinea

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 5, lid 4, derde alinea

Artikel 4, lid 3, derde alinea

Artikel 5, lid 4, vierde alinea

Artikel 4, lid 3 bis

Artikel 5, lid 5

Artikel 4, lid 4

Artikel 5, lid 6

Artikel 5, lid 7

Artikel 5, leden 1 en 2

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder b), aanhef

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, onder b), aanhef

Artikel 5, lid 3, eerste alinea, onder b), eerste en tweede streepje

Artikel 6, lid 3, eerste alinea, onder b), punten i) en ii)

Artikel 5, lid 3, tweede alinea

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

Artikel 5, lid 4

Artikel 6, lid 4

Artikel 5 bis, lid 1, aanhef

Artikel 7, lid 1, aanhef

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 7, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), eerste alinea

Artikel 7, lid 1, onder a), punt i)

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, aanhef

Artikel 7, lid 1, onder a), punt ii), aanhef

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), tweede alinea, punten i), ii) en iii)

Artikel 7, lid 1, onder a), punt ii), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), derde en vierde alinea

Artikel 7, lid 1, onder a), punt iii)

Artikel 5 bis, lid 1, onder a), vijfde alinea

Artikel 5 bis, lid 1, onder b) tot en met d)

Artikel 7, lid 1, onder b) tot en met d)

Artikel 5 bis, lid 2 tot en met 5

Artikel 7, lid 2 tot en met 5

Artikel 5 ter

Artikel 8

Artikel 5 quater

Artikel 9

Artikel 5 quinquies

Artikel 10

Artikel 5 sexties

Artikel 11

Artikel 5 septies, lid 1, eerste alinea

Artikel 12, lid 1, eerste alinea

Artikel 5 septies, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 5 septies, lid 1, tweede alinea, onder b), eerste zin

Artikel 12, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 5 septies, lid 1, tweede alinea, onder b), laatste zin

Artikel 5 septies, lid 2, aanhef

Artikel 12, lid 2, aanhef

Artikel 5 septies, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 12, lid 2, onder a) en b)

Artikel 12, lid 3

Artikel 5 octies

Artikel 13

Artikel 5 nonies

Artikel 14, lid 1

Artikel 14, lid 2

Artikel 15

Artikel 6, lid 1

Artikel 16, lid 1, eerste alinea

Artikel 16, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 16, lid 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 6 bis, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 6 bis, lid 2

Artikel 17, lid 2

Artikel 6 bis, lid 3

Artikel 17, lid 3, eerste en tweede alinea

Artikel 17, lid 3, derde alinea

Artikel 17, lid 4 tot en met 5

Artikel 6 bis, lid 4 tot en met 6

Artikel 17, lid 6 tot en met 8

Artikel 6 bis, lid 7

Artikel 17, lid 9, eerste alinea

Artikel 17, lid 9, tweede alinea

Artikel 6 ter, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 6 ter, lid 2

Artikel 18, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 18, lid 2, derde alinea

Artikel 6 ter, lid 3, eerste alinea

Artikel 18, lid 2, vierde alinea

Artikel 6 ter, lid 3, tweede alinea

Artikel 18, lid 3

Artikel 6 ter, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 6 ter, lid 5

Artikel 19 tot en met 20

Artikel 6 quater, lid 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 6 quater, lid 2, eerste alinea

Artikel 6 quater, lid 2, tweede alinea

Artikel 21, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 21, lid 2, derde alinea

Artikel 6 quater, lid 3 tot en met 5

Artikel 21, lid 3 tot en met 5

Artikel 6 quater, lid 6

Artikel 6 quater, lid 7 tot en met 10

Artikel 21, lid 6 tot en met 9

Artikel 7

Artikel 22

Artikel 8

Artikel 23, lid 1 tot en met 3

Artikel 23, lid 4 tot en met 6

Artikel 9

Artikel 24

Artikel 10

Artikel 25

Artikel 11

Artikel 26

Artikel 12

Artikel 27, eerste en tweede alinea

Artikel 27, derde alinea

Artikel 13

Artikel 28

Artikel 13 bis, lid 1, eerste alinea

Artikel 29, lid 1, eerste alinea

Artikel 13 bis, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 29, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 13 bis, lid 1, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 29, lid 1, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 13 bis, lid 1, derde en vierde alinea

Artikel 29, lid 1, derde en vierde alinea

Artikel 13 bis, lid 2 tot en met 4

Artikel 29, lid 2 tot en met 4

Artikel 13 ter

Artikel 30

Artikel 13 quater

Artikel 31

Artikel 14

Artikel 32

Artikel 15

Artikel 33, lid 1 tot en met 3

Artikel 33, lid 4 tot en met 6

Artikel 16

Artikel 34

Artikel 17

Artikel 35

Artikel 18

Artikel 36

Artikel 37 tot en met 49

Artikel 19, lid 1, aanhef

Artikel 50, lid 1, aanhef

Artikel 19, lid 1, onder a) tot en met c)

Artikel 50, lid 1, onder a) tot en met c)

Artikel 19, lid 1, onder d), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder d), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder d), eerste en tweede streepje

Artikel 50, lid 1, onder d), punten i) en ii)

Artikel 19, lid 1, onder e), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder e), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder e), eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 50, lid 1, onder e), punten i), ii), iii) en iv)

Artikel 19, lid 1, onder f)

Artikel 50, lid 1, onder f)

Artikel 19, lid 1, onder g), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder g), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder g), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 50, lid 1, onder g), punten i), ii) en iii)

Artikel 19, lid 1, onder h), aanhef

Artikel 50, lid 1, onder h), aanhef

Artikel 19, lid 1, onder h), eerste, tweede derde en vierde streepje

Artikel 50, lid 1, onder h), punt i), ii), iii) en iv)

Artikel 19, lid 2, aanhef

Artikel 50, lid 2, aanhef

Artikel 19, lid 2, onder a)

Artikel 50, lid 2, onder a)

Artikel 19, lid 2, onder c)

Artikel 50, lid 2, onder b)

Artikel 19, lid 2, onder d)

Artikel 50, lid 2, tweede alinea

Artikel 19, lid 4

Artikel 50, lid 3

Artikel 21, lid 1 tot en met 3

Artikel 51, lid 1 tot en met 3

Artikel 21, lid 4

Artikel 51, lid 4

Artikel 22, lid 1, eerste alinea

Artikel 52, lid 1, eerste alinea

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 52, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 22, lid 1, tweede alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 52, lid 1, tweede alinea, onder a) en b)

Artikel 22, lid 2, eerste alinea

Artikel 52, lid 2, eerste alinea

Artikel 22, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 52, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 22, lid 2, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 52, lid 2, tweede alinea, onder a), b) en c)

Artikel 22, lid 3 tot en met 5

Artikel 52, lid 3 tot en met 5

Artikel 22 bis, lid 1, aanhef

Artikel 53, lid 1, aanhef

Artikel 22 bis, lid 1, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 53, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 22 bis, lid 2

Artikel 53, lid 2

Artikel 23

Artikel 54

Artikel 24

Artikel 55

Artikel 24 bis

Artikel 70

Artikel 25, lid 1

Artikel 56, lid 1

Artikel 25, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 56, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 25, lid 2, eerste alinea, eerste, tweede derde en vierde alinea

Artikel 56, lid 2, eerste alinea, onder a), b), c) en d)

Artikel 25, lid 2, tweede alinea

Artikel 56, lid 2, tweede alinea

Artikel 25, lid 3

Artikel 56, lid 3

Artikel 26

Artikel 57

Artikel 58 tot en met 67

Artikel 27, lid 1, aanhef

Artikel 68, lid 1, aanhef

Artikel 27, lid 1, eerste alinea

Artikel 27, lid 1, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 68, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 27, lid 2, aanhef

Artikel 68, lid 2, aanhef

Artikel 27, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 68, lid 2, onder a) en b)

Artikel 28, leden 1 en 2

Artikel 69, leden 1 en 2

Artikel 28, leden 3 en 4

Artikel 28, leden 5 en 6

Artikel 69, leden 3 en 4

Artikel 29

Artikel 71

Artikel 30

Artikel 72

Artikel 31

Artikel 73

Artikel 32

Artikel 74

Artikel 33, lid 1, eerste alinea

Artikel 33, lid 1, tweede alinea

Artikel 75, lid 1

Artikel 33, lid 2

Artikel 75, lid 1

Artikel 33, lid 3

Artikel 75, lid 3

Artikel 75, lid 4

Artikel 34

Artikel 76

Artikel 35

Artikel 77

Artikel 78 tot en met 82

Artikel 36, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 83, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 36, lid 1, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 83, lid 1, eerste alinea, onder a) en b)

Artikel 36, lid 1, eerste alinea, laatste woorden

Artikel 83, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 36, lid 1, tweede alinea

Artikel 83, lid 1, tweede alinea

Artikel 36, lid 2

Artikel 83, lid 2

Artikel 37

Artikel 84

Artikel 38

Artikel 85

Artikel 39

Artikel 86

Artikel 40

Artikel 87

Artikel 41, lid 1, aanhef

Artikel 88, lid 1, aanhef

Artikel 41, lid 1, eerste en tweede streepje

Artikel 88, lid 1, onder a) en b)

Artikel 41, lid 1, laatste zin

Artikel 88, lid 1, aanhef

Artikel 41, lid 2

Artikel 88, lid 2

Artikel 42, aanhef

Artikel 89, aanhef

Artikel 42, eerste en tweede streepje

Artikel 89, onder a) en b)

Artikel 42, laatste zin

Artikel 89, aanhef

Artikel 43

Artikel 90

Artikel 44, lid 1 tot en met 3

Artikel 91, lid 1 tot en met 4

Artikel 45

Artikel 92

Artikel 46, eerste alinea, aanhef

Artikel 93, lid 1, eerste alinea

Artikel 93, lid 1, tweede alinea

Artikel 46, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 46, eerste alinea, eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 93, lid 2, onder a)

Artikel 46, eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 46, tweede alinea

Artikel 93, lid 2, onder b)

Artikel 93, lid 3 tot en met 8

Artikel 47

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 48

Artikel 96

Artikel 49, lid 1 tot en met 3

Artikel 97, lid 1 tot en met 3

Artikel 49, lid 4

Artikel 98 tot en met 100

Artikel 50, lid 1

Artikel 101, lid 1

Artikel 101, lid 2 tot en met 9

Artikel 50, lid 2 tot en met 4

Artikel 102, lid 1 tot en met 3

Artikel 50, lid 5, aanhef

Artikel 102, lid 4, aanhef

Artikel 50, lid 5, eerste, tweede, derde en vierde streepje

Artikel 102, lid 4, onder a), b), c) en d)

Artikel 50, lid 6, aanhef, onder a) en b),

Artikel 102, lid 5, eerste alinea, aanhef

Artikel 50, lid 6, onder b), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 102, lid 5, eerste alinea,onder a), b) en c)

Artikel 50, lid 6, onder b), laatste zin

Artikel 102, lid 5, tweede en derde alinea

Artikel 50, lid 7, eerste alinea, aanhef

Artikel 103, lid 1, aanhef

Artikel 50, lid 7, eerste alinea, eerste en tweede streepje

Artikel 103, lid 1, onder a) en b)

Artikel 50, lid 7, tweede alinea, aanhef

Artikel 103, lid 2, aanhef

Artikel 50, lid 7, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 103, lid 2, onder a), b) en c)

Artikel 50, lid 7, derde alinea

Artikel 103, lid 3

Artikel 50, lid 8, eerste alinea

Artikel 103, lid 4

Artikel 50, lid 8, tweede alinea, aanhef

Artikel 103, lid 5, eerste alinea, aanhef

Artikel 50, lid 8, tweede alinea, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 103, lid 5, eerste alinea, onder a), b) en c)

Artikel 50, lid 8, derde alinea

Artikel 103, lid 6

Artikel 50, lid 8, vierde alinea

Artikel 103, lid 6, tweede alinea

Artikel 50, lid 8, vijfde alinea

Artikel 103, lid 7

Artikel 50, lid 8, zesde alinea

Artikel 50, lid 9 tot en met 11

Artikel 104, lid 1 tot en met 3

Artikel 105

Artikel 50 bis, lid 1, aanhef

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 50 bis, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 50 bis, lid 1, onder a), eerste, tweede en derde streepje

Artikel 106, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c)

Artikel 50 bis, lid 1, onder b)

Artikel 106, lid 1, tweede alinea

Artikel 50 bis, lid 2

Artikel 106, lid 2

Artikel 51, lid 1 en 2

Artikel 107, leden 1 en 2

Artikel 107, lid 3

Artikel 52, lid 1

Artikel 108, lid 1, eerste alinea

Artikel 52, lid 2

Artikel 108, lid 1, tweede alinea

Artikel 52, lid 3

Artikel 108, lid 2

Artikel 108, lid 3 tot en met 6

Artikel 52 bis

Artikel 109, lid 1 en 2

Artikel 109, leden 3 en 4

Artikel 52 ter, lid 1

Artikel 110, lid 1

Artikel 52 ter, lid 2

Artikel 52 ter, lid 3

Artikel 110, lid 2

Artikel 53 bis

Artikel 111

Artikel 53 ter, lid 1

Artikel 112, lid 1

Artikel 53 ter, lid 2

Artikel 112, lid 2

Artikel 112, lid 3

Artikel 54

Artikel 113, lid 1

Artikel 55

Artikel 113, lid 2

Artikel 56, lid 1

Artikel 113, lid 3

Artikel 56, lid 2

Artikel 57

Artikel 114

Artikel 58

Artikel 116, lid 2

Artikel 115

Artikel 116, lid 1

Artikel 117 tot en met 118

Artikel 59

Artikel 119

Bijlage I, schema A en B

Bijlage I, schema A en B

Bijlage I, schema C

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.