Laat Nederlandse muziek niet verstikken

Met dank overgenomen van A.M.V. (Arda) Gerkens i, gepubliceerd op vrijdag 16 mei 2003.

Het rommelt al een tijdje in de Nederlandse popmuziekwereld. Aan de ene kant gaat het goed met artiesten als Blof, Kane en Marco Borsato. DJ Tiësto gaf onlangs het eerste stadionconcert voor 25.000 mensen en idol Jamaï verkoopt een ongekend aantal singles. Maar aan de andere, minder commerciële kant, wordt de noodklok geluid. Voor Nederlandse muzikanten die niet aan de top staan en voor beginnende bands wordt het steeds moeilijker om aan de bak te komen.

door Arda Gerkens en Jan Douwe Kroeske

We kunnen gerust stellen dat de Nederlandse popmuziek bloeit. De kwaliteit en de variëteit worden steeds groter. Bands als Relax, Di-rect, Caesar, Ali B. en anderen maken de Nederlandse scene interessant en aantrekkelijk. Maar dat talent is niet zomaar boven komen drijven. Bands worden zelden 'ontdekt' door het publiek, zij moeten gepromoot worden. Een band als Relax vergt echter een ander soort promotie dan Marco Borsato. Daarvoor zijn investeringen nodig van de platenmaatschappij, airplay op de radio en optredens door het land. Dat circuit dreigt voor de subtop ten onder te gaan als gevolg van de commercialisering. 3FM besteedt minder aandacht aan jong talent waardoor optredens moeilijker te regelen zijn. Want wie gaat er luisteren naar een band die hij niet kent? Een platencontract is al helemaal ver weg. Aan die vicieuze cirkel moet een eind worden gemaakt.

Er is een logisch verband tussen media, live optredens en platencontracten. Ze kunnen niet zonder elkaar, maar tegelijkertijd wachten ze op de ander. Een poppodium boekt het liefst een band met een CD-tour, een radiozender speelt het liefst de nieuwste CD en de platenmaatschappij zal pas investeren als er winst wordt gemaakt. Maar dat wordt voor talloze bands en artiesten steeds onzekerder. Want het kost nu eenmaal veel geld om een Nederlandse band onder de aandacht te brengen. Daarnaast is het een riskante aangelegenheid omdat de platenmaatschappij niet van tevoren weet of de band succesvol is. Vooral de majors (de grote platenmaatschappijen), die verantwoording moeten afleggen aan hun buitenlandse moedermaatschappij, zullen minder gauw kiezen voor een onbekende artiest. Het is immers makkelijker om geld neer te tellen voor een gegarandeerd succes als Michael Jackson, dan te investeren in een onbekende band met een beperkt speelgebied. Bovendien kampt de muziekindustrie met de problemen van het illegaal downloaden. 'Muziek is gratis', schijnen veel mensen te denken. Maar daardoor wordt de kans om de investering eruit te halen kleiner.

Op de radio speelt een vergelijkbare problematiek. De publieke radio laat zich onnodig veel onder druk zetten door commerciële zenders. De nieuwe zendercoördinator van 3FM kiest ongegeneerd voor het grote publiek. De zender moet ten slotte ook voor adverteerders interessant blijven. Ook de horizontale programmering maakt het moeilijker om met 'andere muziek' in aanraking te komen. Als daarnaast Veronica besluit om KinkFM van de kabel te halen, is er voor alternatieve popmuziek nauwelijks ruimte over. "Tien jaar geleden hadden de vernieuwers nog wel kansen bij de omroepen en programma's. Maar inmiddels is het volledig gedaan met de vrije ruimte bij de publieke omroepen", schrijft Bob Fosko in de Volkskrant van 18 april jl. Hij wordt ondersteund door het merendeel van de Nederlandse popmuzikanten.

Zo wordt het ook voor de poppodia moeilijker om een breed Nederlands aanbod neer te zetten. Poppodia zijn de afgelopen jaren behoorlijk geprofessionaliseerd. We kennen in Nederland inmiddels een circuit waar we trots op kunnen zijn. Bovendien vervullen poppodia niet alleen een functie op cultureel, maar ook op sociaal gebied. Veel jongeren werken er vrijwillig, leren er bedrijfsmatig denken en ontdekken er nieuwe muziek. Door de toenemende regelgeving op het gebied van milieu en veiligheid, ingewikkelde aanvraagprocedures voor subsidies en het tekort aan middelen, komt ook deze sector in de verdrukking.

Wat kan de politiek doen om dit proces te stoppen? Tot nu toe is de aandacht voor popmuziek in de politiek zeer marginaal. Te snel wordt gedacht dat de popsector het zelf kan redden op de markt. Maar daardoor gaat veel talent ten onder. Daarom zou popmuziek op zijn minst, net als de orkesten, in de Cultuurnota een volwaardige plaats moeten krijgen. Dat vergroot de kans op voldoende subsidie voor poppodia wat weer goed is voor niet-commerciële bands. Daarnaast moeten jongeren de gelegenheid krijgen om zoveel mogelijk muzieksoorten te leren kennen in plaats van voortdurend alleen de Amerikaanse commerciële popmuziek te horen. Dat kan door de publieke radio niet louter een imitatie van de commerciële radio te laten zijn.

Popmuziek is in hoge mate zelfregulerend en dat moet ook zo blijven. Het is onzin om van de politiek te verwachten dat popmuziek goed op de kaart staat. Dat moeten muzikanten en betrokkenen in de eerste plaats zelf doen. De politiek kan wel, meer dan nu het geval is, de verschraling tegengaan door meer ruimte te creëren voor Nederlandse muziek. Door poppodia voldoende te subsidiëren en niet te verstikken in regelgeving, door muzikanten te verzekeren van een redelijke vergoeding voor hun werk en door op radio en televisie ruimte vrij te maken voor nieuwe Nederlandse muziek.

Arda Gerkens (SP-Tweede-Kamerlid) en Jan Douwe Kroeske (Radiomaker) zijn organisatoren van het popsymposium 'Politics are Dancing', dat de SP organiseerde op vrijdag 16 mei 2003 in P60 te Amstelveen.

16 mei 2003