Brief minister met kabinetsreactie op de code banken - Toekomst financiële sector

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 32013 - Toekomst financiële sector.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Toekomst financiële sector; Brief minister met kabinetsreactie op de code banken
Document­datum 24-11-2009
Publicatie­datum 01-12-2009
Nummer KST137853
Kenmerk 32013, nr. 3
Van Financiën (FIN)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2009–2010

32 013

Toekomst financiële sector

Nr. 3

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2009

Het bestuur van de Nederlandse Vereniging van banken (de NVB) heeft op 9 september 2009 de code banken vastgesteld. In deze code is vastgelegd welke principes de Nederlandse bancaire sector hanteert en waarop ze kan worden aangesproken. Met deze brief bied ik u, mede namens de minister van Economische Zaken en de minister van Justitie, de kabinetsreactie op de code banken aan.

De minister van Financiën, W. J. Bos

Kabinetsreactie op de code banken

Inleiding

Op 7 april 2009 heeft de Adviescommissie Toekomst Banken (hierna: de commissie-Maas) haar rapport «Naar herstel van vertrouwen» gepresenteerd. De commissie-Maas is in november 2008 ingesteld door het bestuur van de NVB. De voornaamste taak van de commissie was om aanbevelingen te doen ter verbetering van het functioneren van de Nederlandse bancaire sector en daarmee handvatten te bieden voor het herstel van vertrouwen in de banken. Het rapport bevat naar mijn oordeel diverse krachtige aanbevelingen voor de bancaire sector op het terrein van onder meer governance, risicomanagement, audit en beloningsbeleid.

De bancaire sector heeft het niet bij het rapport van de commissie-Maas gelaten. Op 9 september 2009 heeft de het bestuur van de NVB de code banken vastgesteld en gepresenteerd. Aanbevelingen uit het rapport die zich daarvoor leenden zijn daarmee opgenomen in een gedragscode voor alle Nederlandse banken. De omzetting in een code beoogt de naleving te bevorderen en expliciet te maken dat de in het rapport van de commissie-Maas al bepleite mentaliteitsverandering in de financiële sector geen vrijblijvendheid is. Het kabinet heeft uw Kamer in de kabinetsvisie toekomst financiële sector bericht het initiatief tot het opstellen van een code banken volledig te ondersteunen en te bezien op welke wijze deze code wettelijk verankerd kan worden1.

Hieronder zal ik globaal ingaan op de inhoud van de code banken. Op voorhand wil ik benadrukken dat het kabinet de code banken verwelkomt. Met deze code heeft de bancaire sector zich gecommitteerd aan waardevolle principes voor prudent en duurzaam bankieren in de toekomst. Waardevol daarbij is dat dit initiatief vanuit de bancaire wereld zelf is gekomen. De code banken is dan ook naar het oordeel van het kabinet een belangrijke en positieve stap om het vertrouwen in de financiële sector te herstellen en zal wettelijk worden verankerd. Dit betekent echter niet dat het kabinet de code banken als de enige stap ziet naar herstel van het maatschappelijk vertrouwen in de financiële sector. De code banken moet worden bezien in samenhang met het geheel aan maatregelen die het kabinet heeft getroffen en zal treffen. Ik zal dit hieronder uitgebreid toelichten.

Volledigheidshalve merk ik nog op dat de reactie van het kabinet op de code banken op overeenkomstige onderdelen in lijn is met de eerdere kabinetsreacties op de corporate governance code en op het rapport van de commissie-Maas.

Governance

Het systeem van bestuur en toezicht («de governance») neemt terecht een prominente plek in de code banken in. In de code banken wordt onderkend dat het Nederlandse model, waarin de belangen van alle bij de vennootschap betrokkenen («de stakeholders») worden meegewogen, in beginsel voldoende waarborgen biedt om alle aspecten van de bedrijfsvoering van banken de vereiste aandacht te geven.

Vanwege de specifieke karakteristieken van het bankbedrijf en de maatschappelijke functie van banken worden er in de code bijzondere eisen gesteld aan de raad van commissarissen van een bank. Er zijn principes in de code banken opgenomen met betrekking tot de deskundigheid van

1 Brief van minister van Financiën van 9 juli 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 32 013, nr. 1).

commissarissen, het op peil brengen en houden van het kennisniveau van commissarissen en het evalueren van het functioneren van commissarissen.

Het kabinet onderschrijft het door de code banken benadrukte belang van een adequaat functionerende raad van commissarissen. Van groot belang voor een goede taakuitoefening door de raad van commissarissen is, zoals in de code is opgenomen, dat de raad uit capabele personen bestaat die voldoende tijd en aandacht hebben voor het commissariaatswerk. Kortom, commissarissen die voldoende deskundig zijn, vanuit diverse achtergronden komen en vanuit diverse perspectieven oordelen, maar zeker ook onafhankelijk zijn. In aanvulling op de code banken zal het kabinet dan ook – conform aanbeveling 1.2 uit het rapport van de commissie-Maas – een wettelijke deskundigheidstoets van leden van de raad van commissarissen bij alle financiële ondernemingen introduceren. Uw Kamer ontvangt hiervoor in 2010 een voorstel van wet.

De code banken bevat tevens principes voor de bestuurders van banken. Zij dienen een evenwichtige afweging te maken tussen de belangen van klanten, aandeelhouders, werknemers en de samenleving. Van belang zijn voorts de principes rond permanente educatie en de bankierseed (moreelethische verklaring). Beide principes onderstrepen de verantwoordelijkheid van het bankbestuur voor integere en zorgvuldige taakvervulling. Ik ben blij met deze duidelijke invulling van de door uw Kamer en mijzelf bepleite beroepseed voor bankiers. Ik ga hieronder nader in op beide principes.

De benadering om in de code in te zetten op een versterkt governance-model is van groot belang voor het adequaat functioneren van de bank in al zijn maatschappelijke en commerciële facetten. Het kabinet deelt deze benadering. Degenen die dagelijks leiding geven aan de bank, de bestuurders, dragen in dat verband de grootste verantwoordelijkheid. Het Nederlandse stakeholdersmodel waarborgt dat banken alle betrokken belangen dienen mee te wegen. Een gedegen belangenafweging behoort een vanzelfsprekendheid te zijn; het afwegen van de commerciële kansen versus de te nemen risico’s behoort immers tot de kerntaken van het bankbedrijf.

Naast de andere principes uit de code kan meer diversiteit ook bijdragen aan meer evenwichtige belangenafweging. Het kabinet onderschrijft de doelstelling van een gemengde samenstelling van de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Het kabinet meent dat een diverse samenstelling verschillende (heersende) opvattingen, achtergronden en culturen kan samenbrengen met als mogelijk gevolg constructieve en brede discussies die resulteren in weloverwogen besluitvorming. Het spreekt voor zich dat een gemengde samenstelling op diverse wijzen kan plaatsvinden.

Permanente educatie (bankiersexamen)

De code banken vult het bankiersexamen uit het rapport van de commissie-Maas in als permanente educatie die ervoor moet zorgen dat het kennis- en vaardighedenniveau van zowel bestuurders als commissarissen permanent bij het belang van hun functie aansluit. Deze permanente educatie is voorwaarde voor het kunnen functioneren als lid van de raad van bestuur. De raad van commissarissen ziet toe op de deskundigheid van de leden van de raad van bestuur, zoals vastgelegd in de eisen van DNB. De effectiviteit van de permanente educatie van de commissarissen maakt deel uit van de jaarlijkse evaluatie van de raad. Daarnaast wordt het functioneren van de raad van commissarissen eens in de drie

jaar onder onafhankelijke begeleiding geëvalueerd. Het kabinet is verheugd dat, in uitbreiding op het rapport van de commissie-Maas, niet alleen nieuwe bestuurders maar ook zittende bestuurders en (nieuwe en zittende) commissarissen aan deze invulling van het bankiersexamen gaan deelnemen en hierover verantwoording afleggen in het jaarverslag (bestuurders) respectievelijk de effectiviteit ervan meenemen in de jaarlijkse evaluatie van de raad van commissarissen (commissarissen).

Het kabinet meent dat de in de code banken genoemde onderwerpen die aan de orde dienen te komen in de permanente educatie1 goed aansluiten bij de taakomschrijving van een bankbestuurder ofcommissaris. Zo is kennis van governance en risicomanagement onontbeerlijk, maar is ook integriteit en de zorgplicht jegens de klant van het grootste belang. Het kabinet verwacht dat de sector dit, gelet op het grote belang van deskundige en competente bestuurders en commissarissen voor zowel de samenleving als de onderneming zelf, zeer zorgvuldig zal vormgeven. De wettelijke deskundigheidstoetsing door De Nederlandsche Bank NV (hierna: DNB) van bankbestuurders (en zoals aangekondigd in de toekomst ook van commissarissen) blijft voor het kabinet uiteraard leidend. De invulling door de sector van het programma van permanente educatie kan voor die toetsing door DNB wel een indicator zijn.

Moreel-ethische verklaring (bankierseed)

De code introduceert een moreel-ethische verklaring voor bankiers (leden van de raad van bestuur van banken), ook wel bankierseed genoemd. Het beroep van bankier geeft bijzondere verantwoordelijkheden, richting klanten, aandeelhouders, en de samenleving als geheel. Een bankier moet het belang van zijn klant in acht nemen.

Het kabinet juicht het toe dat bestuurders daarvan doordrongen zijn en daaraan uiting geven door het ondertekenen van de verklaring bij het aanvaarden van hun functie. Het kabinet acht het essentieel dat het besef dat bankiers risico nemen met andermans geld meer wordt gereflecteerd in de attitude en de cultuur van banken. Iedere gelegenheid om dit bewustzijn te versterken, moet daarbij worden aangegrepen.

Elk lid van de raad van bestuur van een bank in Nederland ondertekent straks dezelfde verklaring. De tekst hiervan is in lijn met aanbeveling 1.13 uit het rapport van de commissie-Maas en luidt:

«Ik verklaar dat ik mijn functie als bankier integer en zorgvuldig zal uitoefenen. Ik zal een zorgvuldige afweging maken tussen alle belangen die bij de bank betrokken zijn, te weten die van de klanten, de aandeelhouders, de werknemers en de samenleving waarin de bank opereert. Ik stel in die afweging het belang van de klant centraal en zal de klant zo goed mogelijk inlichten. Ik zal mij gedragen naar de wetten, de reglementen en de gedragscodes die op mij als bankier van toepassing zijn. Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd. Ik maak geen misbruik van mijn bancaire kennis. Ik zal mij open en toetsbaar opstellen en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving. Ik zal mij inspannen om het vertrouwen in het bankwezen te behouden en te bevorderen. Ik zal zo het beroep van bankier in ere houden.»

1 Relevante ontwikkelingen binnen de bank en de financiële sector, op corporate governance in het algemeen en die van de financiële sector in het bijzonder, op de zorgplicht jegens de klant, integriteit, het risicomanagement, financiële verslaggeving en audit (principes 2.1.8 en 3.1.3).

Per bank kan de verklaring – om deze toe te snijden op de specifieke waarden van de bank – worden uitgebreid c.q. aangevuld, maar niet worden beperkt. Elk lid van de raad van bestuur moet straks derhalve ondertekenen dat hij naar eer en geweten aan die verplichtingen zal voldoen. Daarnaast wordt de eed vertaald in principes die gelden als leidraad voor het handelen van alle medewerkers van de bank. De mede-

werkers worden geacht deze principes na te leven (onder meer door verwijzing hiernaar in het arbeidscontract van nieuwe medewerkers). De bank toetst de naleving en treft eventueel maatregelen. Het kabinet vindt het een goede zaak dat bankiers laten zien dat ze zich hun bijzondere positie binnen de maatschappij realiseren en dat dit ook breed wordt uitgedragen binnen de bank. Bestuurders vervullen hierbij een voorbeeldfunctie voor de rest van de organisatie.

Risicomanagement

De code banken bevat voorts principes op het terrein van risicomanagement (ofwel risicobeheersing). De raad van bestuur is primair verantwoordelijk voor het vaststellen, uitvoeren, monitoren en waar nodig bijstellen van het algehele risicobeleid van de bank. De code banken bepaalt verder specifiek dat er binnen de raad van bestuur een bestuurder is die zich in het bijzonder bezighoudt met risicomanagement. Daarnaast is relevant dat de bestuurder die zich in het bijzonder met risicomanagement bezig houdt, ingevolge de code banken niet tevens individueel de commerciële verantwoordelijkheid mag dragen voor commerciële aangelegenheden. Dit is een belangrijk uitgangspunt om tegenstrijdige belangen op dit punt te voorkomen.

De raad van commissarissen houdt toezicht op het door de raad van bestuur gevoerde risicobeleid. Daartoe legt de raad van bestuur ingevolge de code banken de risicobereidheid tenminste jaarlijks ter goedkeuring aan de raad van commissarissen voor (evenals tussentijdse materiële wijzigingen). De raad van commissarissen bespreekt het risicoprofiel van de bank, beoordeelt op strategisch niveau of kapitaalallocatie en liquiditeitsbeslag in algemene zin in overeenstemming zijn met de goedgekeurde risicobereidheid en beoordeelt periodiek op strategisch niveau of de bedrijfsactiviteiten in algemene zin passen binnen de risicobereidheid van de bank.

Het systeem dient zodanig te zijn dat het bestuur tijdig en voortdurend op de hoogte is van materiële risico’s die de bank loopt, en daarmee van het risicoprofiel van de onderneming, opdat deze kunnen worden beheerst. Van belang is ook het zogenoemde product goedkeuringsproces. Dit houdt in dat producten die het product goedkeuringsproces doorlopen niet op de markt worden gebracht of gedistribueerd zonder een zorgvuldige afweging van de risico’s door de risicomanagementfunctie binnen de bank en zorgvuldige toetsing van andere relevante aspecten, waaronder de zorgplicht jegens de klant. De (risico)commissie van de raad van commissarissen en de interne accountant dienen te zijn betrokken bij deze procedure. Het product goedkeuringsproces kan er aan bijdragen dat het desbetreffende product voldoet aan de eisen van prudent risicobeheer en zorgplicht jegens de klant.

Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen ter verbetering van de risicobeheersing. Falend risicomanagement was naar het kabinet meent een belangrijke oorzaak van problemen van individuele banken en daarmee van de financiële crisis. De principes uit de code banken teneinde het risicomanagement van banken substantieel te verbeteren zijn daarom welkom. Het kabinet acht het van belang dat de banken de principes zorgvuldig in hun interne processen implementeren.

Audit

De code banken bevat tevens een paragraaf over audit, met daarin principes over de rolverdeling en samenwerkingsmogelijkheden tussen de raad van bestuur, raad van commissarissen, interne auditfunctie en

1 Brief minister van Financiën van

24 augustus 2009 (Kamerstukken II 2008/09,

externe accountant. Het kabinet vindt het een goede zaak dat hierin niet alleen aandacht uitgaat naar de positie van de externe accountant, zoals in het rapport van de commissie-Maas, maar ook de positie en rol van de interne auditfunctie wordt betrokken. Onafhankelijkheid van deze interne auditfunctie en een rapportagelijn naar de voorzitter van de auditcom-missie van de raad van commissarissen is van groot belang. Het kabinet onderschrijft voorts de principes rond informatie-uitwisseling tussen interne auditfunctie, de externe accountant, de risico- of auditcommissie en DNB. Het is van groot belang dat tijdige (en met enige regelmaat) informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen voornoemde actoren.

Belangenafweging en klantbelang

In principe 3.2.1 van de code is naar voren gebracht dat de raad van bestuur bij zijn handelen zorg draagt voor een evenwichtige afweging van alle belangen van de bij de bank betrokken partijen, zoals haar klanten, aandeelhouders en medewerkers. Dit sluit aan bij het Nederlandse bestuursmodel waarin de belangen van alle stakeholders worden meegewogen. Het kabinet is voorstander van het stakeholdersmodel. De code banken bepaalt in aanvulling op het stakeholdersmodel dat bij banken onder meer ook rekening moet worden gehouden met de continuïteit van de bank en de maatschappelijke omgeving waarin de bank functioneert.

De bancaire sector heeft met de code banken een goede stap gezet. In een aantal principes uit de code is het klantbelang expliciet als aandachtspunt geformuleerd. Zo is in de code banken opgenomen dat de zorgplicht jegens de klant in de cultuur van de bank wordt verankerd (principe 3.2.2), de zorgplicht van de klant expliciet onderdeel uitmaakt van de permanente educatie van leden van de raad van commissarissen en de raad van bestuur (principes 2.1.8 en 3.1.3) en in het product goedkeuringsproces breed getoetst wordt op aspecten van zorgplicht (principe 4.5). Het komt er nu – naar het oordeel van het kabinet – op aan dat de banken daadwerkelijk praktische stappen ondernemen om ook in de productontwikkeling en de dienstverlening het klantbelang in ogenschouw te nemen door bijvoorbeeld integrale verbeteringsprogramma’s op te zetten en door te voeren, gericht op klantgerichte productontwikkeling, distributie en advies. Desalniettemin zie ik aanleiding, zoals ik uw Kamer bij brief van 24 augustus 20091 heb bericht, om het aspect van klantbelang in overleg met de AFM en de financiële sector nader onder de loep te nemen. Ik verwacht u hierover in de eerste helft van 2010 nader te kunnen informeren.

Beloningen

Voorop staat dat het kabinet het van groot belang acht om te komen tot een duurzaam en beheerst beloningsbeleid bij financiële instellingen. Wereldwijd worden perverse prikkels verbonden aan beloningen gezien als één van de oorzaken van de kredietcrisis. Beloningen in de financiële sector, in het bijzonder bij door de overheid gesteunde instellingen, hebben de afgelopen periode – begrijpelijkerwijs – dan ook voor veel maatschappelijke beroering gezorgd. Wereldwijd maken regeringsleiders zich hard om maatregelen te treffen om te komen tot een prudent beloningsbeleid (vergelijk G20-top Pittsburgh en FSD-standaarden). Ook het kabinet heeft diverse maatregelen getroffen en de toezichthouders houden actief toezicht op het beloningsbeleid binnen de gehele financiële sector. De Nederlandse bancaire sector is de enige bancaire sector die zelf met de code banken vergaande stappen heeft gezet. De principes van de beloningsparagraaf uit de code banken gaan op onderdelen verder dan internationale standaarden.

31 371, nr. 248).

Hieronder ga ik in op de principes uit de beloningsparagraaf (6.1.1 tot en met 6.4.6). Voorts ga ik – onder verwijzing naar de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken1 – ook nader in op de reikwijdte ervan. Op voorhand merk ik wel op dat (een deel van) de beloningsparagraaf uit de code banken, anders dan het rapport Maas, niet alleen ziet op de beloning van leden van de raad van bestuur (of de eerste laag daaronder), maar ook op de beloning van alle medewerkers binnen een bank, waaronder traders.

Principes beloningen bestuurders

De principes uit de code banken zijn erop gericht om te komen tot een meer beheerste en duurzame beloningsstructuur waarin meer dan tot nu toe het geval was ook niet-financiële indicatoren en lange termijn doelstellingen een rol spelen. Het kabinet juicht specifiek de in de beloningsparagraaf opgenomen overweging toe, dat het beloningsbeleid van een bank op maatschappelijk draagvlak moet kunnen rekenen. In het oog springend zijn voorts de maxima uit de code ten aanzien van de beloning van leden van de raad van bestuur. Zo bepaalt principe 6.3.1 dat het totale inkomen van een lid van de raad van bestuur iets beneden de mediaan van vergelijkbare functies binnen én buiten de financiële sector dient te liggen2 (absoluut maximum). Dit is een rigoureuze kentering ten opzichte van de sinds jaar en dag gangbare praktijk van beloningen van bestuurders die juist op of zelfs boven de mediaan moesten liggen. In principe 6.4.2 is verder bepaald dat de variabele beloning voor een lid van de raad van bestuur per jaar maximaal 100% van het vaste inkomen bedraagt (relatief maximum). Het is uniek in de wereld dat dergelijke absolute en relatieve maxima worden gesteld aan de beloning van bestuurders van banken. De Nederlandse bancaire sector heeft niet de internationale ontwikkelingen afgewacht, maar zelf deze stap gezet om te komen tot een prudent beloningsbeleid. Het kabinet juicht dit toe en hoopt dat deze principes onderdeel gaan uitmaken van de cultuur binnen de Nederlandse banken en zich vertalen naar de rest van het beloningsgebouw van de onderneming.

1  Algemeen overleg RAZEB van 10 september 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 21501-02, nr. 925).

2  In de toelichting bij principe 6.3.1. is verduidelijkt dat hiermee wordt bedoeld dat de beloning van leden van de raad van bestuur van banken de ontwikkeling in de markt volgt en daar nadrukkelijk niet op vooruit loopt (trendvolgend in plaats van trendzettend).

Verder is in de code banken een aantal principes ten aanzien van de beloning van bestuurders opgenomen die eveneens onderdeel uitmaken van de Nederlandse corporate governance code. Het gaat om (i) de maximering van de vertrekvergoeding, (ii) de bevoegdheid van de raad van commissarissen om de toegekende variabele beloningen terug te vorderen indien hieraan onjuiste financiële gegevens ten grondslag lagen (claw back bevoegdheid), (iii) de bevoegdheid van de raad van commissarissen om bij definitieve toekenning van variabele beloningen de hoogte van de beloning bij te stellen waneer deze vanwege buitengewone omstandigheden, een overname bijvoorbeeld, tot onbillijke (of onbedoelde) uitkomsten zou leiden (billijkheidstoets) en (iv) de beperking dat indien de variabele beloning bestaat uit aandelen of opties deze na toekenning moet worden aangehouden voor een periode van ten minste 5 respectievelijk 3 jaar. In de code banken is evenwel ten aanzien van de bestuurdersbeloning ook opgenomen dat de toekenning van de variabele bestuurdersbeloning mede afhankelijk is van winstgevendheid en/of continuïteit van de onderneming (naar analogie van het principe «geen winst, geen bonus» van de Commissie-Maas), en voor een materieel deel voorwaardelijk wordt toegekend en op zijn vroegst drie jaar later wordt uitgekeerd.

Principes bestuurders en overige medewerkers

Uit het voorgaande blijkt dat de beloningsparagraaf een aantal (in internationaal opzicht) vergaande principes bevat ten aanzien van de beloning van leden van de raad van bestuur. Daar houdt het echter niet op. De code

bevat ook principes die zien op de beloning van alle medewerkers binnen een bank, waaronder dus ook traders. Zo heeft de raad van commissarissen op grond van de code de taak gekregen om het beloningsbeleid van het senior management goed te keuren (evenals de beginselen van het beloningsbeleid voor overige medewerkers) en jaarlijks de hoogste variabele beloningen binnen de bank te bespreken, waarbij de raad er onder meer op toeziet dat deze passen binnen het vastgestelde beloningsbeleid van de bank. Voorts worden variabele beloningen ingevolge de code banken ook voor anderen dan leden van de raad van bestuur gerelateerd aan prestaties van het individu, het bedrijfsonderdeel en de bank als geheel en mede gerelateerd aan de lange termijn doelstellingen van de bank. Dit voorkomt dat beslissingen en transacties worden beloond die louter zijn gericht op de korte termijn. Ook dient de raad van commissarissen voor álle medewerkers een passend maximum te stellen aan de verhouding tussen de variabele beloning en het vaste salaris. De toezichthouders zullen vervolgens toetsen of de banken daadwerkelijk een passend maximum hebben vastgesteld voor de variabele beloning van alle medewerkers. Verder dienen financiële prestaties van alle medewerkers ingevolge de code gecorrigeerd te worden voor (geschatte) risico’s en kosten van het kapitaal en dienen niet-financiële prestatiecriteria een belangrijk onderdeel te vormen van de individuele beoordeling van alle medewerkers. Wederom principes die de toezichthouders ook actief in hun toezicht zullen betrekken en bij onvoldoende toepassing zullen aanpakken. Kortom, de code banken bevat een groot aantal principes dat ertoe dient te leiden dat banken een zorgvuldig, beheerst en duurzaam beloningsbeleid volgen voor beloningen van álle medewerkers: van bestuurders, tot traders en controlerende functies.

De Nederlandse bancaire sector is door voormelde principes van toepassing te verklaren op alle medewerkers verder gegaan dan het rapport van de commissie-Maas dat alleen betrekking had op de variabele beloning van bestuurders en in sommige gevallen ook op de eerste management-laag daaronder. Ook op andere onderdelen is de Nederlandse bancaire sector verder gegaan dan het rapport van de commissie-Maas. Specifiek ten aanzien van beloningen zijn bijvoorbeeld extra bevoegdheden toebedeeld aan de raad van commissarissen (vergelijk de claw back bevoegdheid uit principe 6.4.6 en de bevoegdheid van de raad van commissarissen om het beloningsbeleid voor het gehele senior management goed te keuren).

Beloningsparagraaf code banken en overige maatregelen

Zoals hiervoor is vermeld bevat de beloningsparagraaf uit de code banken (in internationaal opzicht) vergaande principes en heeft deze betrekking op zowel bestuurders als overige medewerkers, waaronder traders. Het Internationaal Monetair Fonds heeft de code banken dan ook verwelkomd. Ook het kabinet juicht de code banken op dit punt toe. Het kabinet is van mening dat de beloningsparagraaf een belangrijke stap is op weg naar een duurzaam en beheerst beloningsbeleid. Het komt er nu op aan dat de banken de principes ook in de praktijk gaan brengen en een prudent beloningsbeleid invoeren. Tegelijkertijd verlaat het kabinet zich hierbij niet alleen op de code banken. Vanaf oktober 2008 is een groot aantal maatregelen getroffen die zich specifiek richten op beloningen in de financiële sector. Zo zijn aan de kapitaalinjecties en garantieregelingen voorwaarden gesteld op het terrein van beloningen, is op 30 maart 2009 een herenakkoord gesloten met de top van de financiële sector en hebben DNB en de AFM hun principes voor beheerst beloningsbeleid vastgesteld. De beloningsparagraaf uit de code banken kan worden gezien als een aanvulling op al deze maatregelen danwel een (gedeeltelijke) invulling hiervan.

De voorwaarden en het herenakkoord, waarin onder meer is bepaald dat ook voor leden van de raad van bestuur van financiële ondernemingen geldt dat de algehele inkomensontwikkeling gematigd zal moeten zijn, blijven onverkort gelden. Ook zullen DNB en de AFM het beloningsbeleid actief in hun toezicht betrekken en zullen zij, voor zover nodig, in staat worden gesteld om op een adequate, slagvaardige en krachtige wijze te kunnen ingrijpen als een financiële onderneming zich niet houdt aan de principes voor beheerst beloningsbeleid1. Indien de toezichthouders menen dat een vorm van variabele beloning, bij wie dan ook, leidt tot onverantwoorde risico’s c.q. benadeling van het klantbelang, zullen zij kunnen ingrijpen. De code banken kan de toezichthouder hierbij behulpzaam zijn. Zo kan de toezichthouder de verantwoording die de banken in hun jaarverslag afleggen over naleving van de beloningsprincipes uit de code in haar toezicht betrekken en hieraan, indien nodig, consequenties verbinden. Daarbij kunnen alle stakeholders, zoals aandeelhouders en klanten, gevolgen verbinden aan de naleving van de code door de bank waarbij zij betrokken zijn. Voorts zal worden bezien of het wenselijk is het recht op claw back van onterecht toegekende bonussen wettelijk vast te leggen. Ik kom hier aan het eind van de brief op terug.

De principes uit de beloningsparagraaf staan derhalve niet op zich: de code banken vormt een onderdeel van een pakket aan maatregelen dat eraan bijdraagt om te komen tot een duurzaam en beheerst beloningsbeleid binnen de Nederlandse banken (van trader tot bestuurder). Indien de code banken evenwel onvoldoende wordt nageleefd danwel het pakket aan maatregelen onvoldoende resultaat genereert, sluit het kabinet nadere (wettelijke) maatregelen niet uit.

Reikwijdte

De code banken is van toepassing op alle banken die beschikken over een bankvergunning verleend op grond van de Wet op het financieel toezicht (de Wft). Dit betreft zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde banken. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen activiteiten in Nederland of in een andere lidstaat van de Europese Unie en of de activiteiten al dan niet door middel van een bijkantoor worden verricht. De toepassing van de code banken wordt aanbevolen voor activiteiten en bijkantoren – van banken waarop de code van toepassing is – in staten die geen lidstaat zijn en voor buitenlandse bankdochtermaatschappijen van banken waarvoor de code geldt. Hetzelfde geldt voor activiteiten en bijkantoren in Nederland van banken met een in een andere lidstaat verleende vergunning.

De code banken geldt, zoals hiervoor is vermeld, zowel voor beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde banken. Beursgenoteerde banken moeten tevens de Nederlandse corporate governance code naleven. Uit de preambule van de code banken volgt dat de principes uit de code banken kunnen worden gezien als een aanvulling op de Nederlandse corporate governance code voor specifiek de bancaire sector. Deze aanvulling is tot stand gebracht gelet op de oorzaken van de financiële crisis, het benodigd herstel van vertrouwen in banken en vanwege de maatschappelijke en publieke belangen die met de bancaire sector gemoeid zijn. Een aanvulling die het kabinet onderschrijft.

1 Vergelijk mijn brief aan uw Kamer van 15 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 371, nr. 215), waarin nader wordt ingegaan op de (expliciete) verankering van beheerst beloningsbeleid in onder de Wet op het financieel toezicht gebaseerde lagere regelgeving.

Naleving van de code

De code banken bevat breed gedragen opvattingen over corporate governance voor banken. De code sluit aan op de Nederlandse corporate governance code en bestaande wet- en regelgeving. Daarbij heeft de bancaire sector ook gekeken naar de samenhang met Europese en internationale

ontwikkelingen. De code behandelt onder meer de invulling van de verantwoordelijkheden van de raad van bestuur en de raad van commissarissen en bevordert onderlinge samenwerking, dialoog en afstemming. Het bestuur moet bijvoorbeeld bij zijn handelen zorg dragen voor een evenwichtige afweging van alle belangen van de bij de bank betrokken partijen, waarbij rekening wordt gehouden met onder meer de continuïteit van de bank en de maatschappelijke omgeving waarin de bank opereert. De raad van commissarissen heeft bijvoorbeeld een belangrijke rol bij het vaststellen van c.q. het toezicht houden op het beloningsbeleid met de juiste prikkels. In de code banken wordt verder nadrukkelijk aandacht besteed aan de taakvervulling en samenstelling van de raad van bestuur en raad van commissarissen.

Banken die beschikken over een bankvergunning verleend op grond van de Wft dienen de codebepalingen na te leven. Dit houdt in dat ze de bepalingen dienen toe te passen of, indien ze een individuele bepaling niet toepassen, gemotiveerd dienen uit te leggen waarom de codebepaling niet wordt toegepast. Dit stelsel van «pas toe of leg uit» biedt banken de flexibiliteit die nodig kan zijn omdat zij elk qua bijvoorbeeld omvang en bestuursstructuur kunnen verschillen. Dit sluit aan bij de visie van het kabinet om, zoals eerder met uw Kamer gedeeld, binnen het vennootschapsrecht ruimte te bieden om aan verschillende behoeften te voldoen. De opvattingen over corporate governance kunnen in de loop van de tijd veranderen. De code banken kan daarop inspelen.

De verplichting tot naleving van de code banken zal worden geregeld door de aanwijzing van de code banken in een algemene maatregel van bestuur, die op grond van artikel 2:391, lid 6, van het Burgerlijk Wetboek eerst aan beide kamers van de Staten-Generaal zal worden voorgelegd alvorens advies aan de Raad van State zal worden gevraagd.

De wettelijke verplichting tot naleving brengt mee dat de code banken geen vrijblijvende vorm van zelfregulering betreft. Een bank dient verantwoording af te leggen over de naleving van de code en op grond van het bovengenoemde besluit wordt de verklaring hieromtrent onderdeel van het jaarverslag. Het is aan relevante stakeholders, waaronder de aandeelhoudersvergadering en de klanten, om te bepalen of de gegeven verantwoording, waaronder de uitleg van een afwijking, voldoende is. Deze relevante stakeholders hebben derhalve, naast uiteraard primair de banken zelf, een belangrijke rol bij de effectuering van de code banken. Ook wordt de naleving van de code banken gemonitord door een onafhankelijke monitoring commissie. Voor beursgenoteerde banken geldt daarenboven dat de AFM in verband met het toezicht op de financiële verslaggeving ook het in het jaarverslag opgenomen onderdeel over de naleving van de code banken kan toetsen. Evenals bij de Nederlandse corporate governance code wordt in dit kader getoetst of een mededeling inzake de code in het jaarverslag is opgenomen en of de inhoud hiervan consistent is met de inhoud van de rest van het jaarverslag en van andere openbare informatie. Verder kan de verantwoording door de banken een indicator zijn voor het toezicht op die banken in het kader van de Wft (vergelijk de deskundigheidstoetsing door DNB en het toezicht van de AFM en DNB op het beloningsbeleid van de financiële sector).

Inwerkingtreding

De code banken treedt in werking op 1 januari 2010. De code gaat ervan uit dat banken in hun jaarverslag over de boekjaren vanaf 1 januari 2010 verantwoording afleggen over de naleving van de code banken. Gelet op het gegeven dat het jaarverslag over 2010 na afloop van het boekjaar wordt opgesteld, zullen banken voor het eerst op basis van de code

banken kunnen rapporteren in de periode van de algemene vergaderingen in het voorjaar van 2011. Vooruitlopend daarop worden banken evenwel in de code opgeroepen over het boekjaar 2009 op hun website verslag te doen van de voorbereidende stappen die de banken in 2009 hebben getroffen om de code banken vanaf 1 januari 2010 te kunnen toepassen. Het kabinet streeft ernaar de wettelijke verankering van de code banken eveneens per 1 januari 2010 in werking te laten treden.

Conclusie

De code banken laat zien dat de bancaire sector oog heeft voor maatschappelijke discussies en openstaat voor veranderende maatschappelijke visies. Dit wordt niet alleen geïllustreerd door de principes inzake bezoldiging, maar ook door de uitgangspunten inzake diversiteit binnen de raad van commissarissen en de raad van bestuur. De Nederlandse banken lopen hier internationaal gezien mee voorop. De principes krijgen bovendien extra gewicht doordat de bancaire sector deze zélf geformuleerd heeft. Het is nu aan hen om de principes ook in de praktijk te brengen en tot een beter gedrag en integere cultuur binnen de onderneming te komen. De code banken biedt in ieder geval een uitgelezen kans voor betrokkenen om een governance te realiseren die ten goede komt aan de onderneming en haar belanghebbenden op (middel)lange termijn.

Het kabinet verwelkomt dan ook de code banken. Deze code zal wettelijk worden verankerd. Tevens zal zo spoedig mogelijk een onafhankelijke monitoringcommissie worden ingesteld, vooruitlopend op de wettelijke verankering, teneinde de naleving van de code door banken kracht bij te zetten en nieuwe ontwikkelingen rondom de (naleving van) de code banken en corporate governance ten aanzien van banken in het oog te houden. Ook het kabinet blijft naar aanleiding van onder andere maatschappelijke ontwikkelingen en het aangekondigde nader onder de loep nemen van het aspect klantbelang, bezien of additionele maatregelen vereist zijn. Het kabinet heeft in dat kader – in vervolg op het rapport van de commissie-Maas – diverse (wettelijke) maatregelen in voorbereiding die tot een betere governance kunnen leiden en/of meer mogelijkheden geven aan de onderneming om de bestuursstructuur op de gewenste en meest efficiënte wijze vorm te geven. Het kabinet verwijst hierbij naar het voorstel om een deskundigheidstoets van leden van de raad van commissarissen bij financiële ondernemingen wettelijk te verankeren (uw Kamer ontvangt in 2010 een voorstel van wet). Voorts verwijst het kabinet hierbij naar het voornemen van de minister van Justitie om voor het einde van het jaar te komen met een brief over de herijking van de positie van aandeelhouders waaronder het onderwerp van langetermijnaandeelhou-derschap. Onder verwijzing naar het aanvullend beleidsakkoord1 zal in de breedte tevens worden bezien of het wenselijk is het recht op claw-back van onterecht toegekende bonussen wettelijk vast te leggen. Hiertoe zal onder meer worden gekeken naar de claw back-bevoegdheid van de raad van commissarissen om toegekende variabele beloningen terug te vorderen indien hieraan onjuiste financiële gegevens ten grondslag lagen. Ook zal in dit verband worden gekeken naar de bevoegdheid van de raad van commissarissen om bij definitieve toekenning van variabele beloningen de hoogte van de beloning bij te stellen waneer deze vanwege buitengewone omstandigheden tot onbillijke (of onbedoelde) uitkomsten zou leiden (billijkheidstoets). Bij de beoordeling van één en ander zal ook aandacht worden besteed aan de vraag in hoeverre ter zake een rol kan zijn weggelegd voor de toezichthouders.

1 Werken aan toekomst, aanvullend beleidsak-koord bij Samen leven, samen werken, nummer 42.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.