Voorstel voor een richtlijn van hetEuropees Parlement en de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming (herschikking) {SEC (2009) 1376} {SEC (2009) 1377}

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52009PC0554

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.10.2009

COM(2009) 554 definitief

2009/0165 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming (herschikking) {SEC (2009) 1376}{SEC (2009) 1377}

TOELICHTING

Achtergrond van het voorstel

1.1. Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel is een herschikking van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus[1] (hierna "de richtlijn voor asielprocedures" genoemd).

In de bijdragen die van belanghebbenden zijn ontvangen als reactie op het desbetreffende groenboek[2] is gewezen op de grote verscheidenheid aan procedures in de lidstaten en is een aantal tekortkomingen inzake het niveau van de procedurele waarborgen voor asielzoekers aan het licht gekomen, die hoofdzakelijk het gevolg zijn van het feit dat de richtlijn de lidstaten momenteel een ruime beoordelingsmarge laat. Bijgevolg biedt de richtlijn niet de mogelijkheid om de erkenningsrichtlijn[3] adequaat te ondersteunen en om te zorgen voor een degelijk onderzoek van verzoeken om internationale bescherming, conform de internationale en communautaire verplichtingen van de lidstaten betreffende het beginsel van non-refoulement.

Zoals aangekondigd in het Asielbeleidsplan[4] maakt dit voorstel deel uit van een pakket voorstellen die ten doel hebben in de gehele Unie te komen tot meer harmonisatie en betere normen voor internationale bescherming. De voorgenomen maatregelen zullen naar verwachting leiden tot meer samenhang tussen de EU-asielinstrumenten , tot een vereenvoudiging, stroomlijning en consolidatie van de procedurevoorschriften in de gehele Unie, en tot betere beslissingen in eerste aanleg. Aldus kunnen misbruiken worden voorkomen en kan de asielprocedure doeltreffender worden.

Dit voorstel hangt samen met het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken[5], dat onder meer ten doel heeft de lidstaten praktische bijstand te verlenen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming op asielgebied.

Wat de financiële en administratieve lasten betreft, die uit de voorgenomen maatregelen voortvloeien voor de lidstaten waarvan de asielstelsels in het bijzonder door geografische of demografische omstandigheden specifiek en onevenredig onder druk staan, zullen de middelen van het Europees Vluchtelingenfonds worden ingezet om deze lidstaten adequate ondersteuning te bieden en om de lasten eerlijker te verdelen tussen alle lidstaten. Daarnaast zal het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken alle gemeenschappelijke maatregelen ten gunste van lidstaten die onder bijzondere druk staan, coördineren en steunen, en meer in het algemeen lidstaten helpen de meest kostenefficiënte manier te vinden om de voorgenomen maatregelen uit te voeren door convergentie van beproefde methoden en de gestructureerde uitwisseling van deskundigheid op hoog niveau.

1.2. Algemene context

Onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 is een begin gemaakt met de werkzaamheden tot invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) op basis van de beginselen die zijn aangenomen door de Europese Raad van Tampere. In de eerste fase van dit stelsel (1999-2005) moesten de rechtskaders van de lidstaten worden geharmoniseerd op basis van minimumnormen. De richtlijn voor asielprocedures was de laatste van vijf stukken EU-asielwetgeving. Doel van de richtlijn is minimumnormen vast te stellen voor de nationale procedures betreffende de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

Met dit voorstel wordt tegemoet gekomen aan het in het Haags programma geformuleerde verzoek om voorstellen voor instrumenten van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze vóór eind 2010 te kunnen aannemen. Het voorstel heeft ten doel de tekortkomingen in de procedures voor de verlening en intrekking van internationale bescherming weg te werken en te zorgen voor betere en meer geharmoniseerde normen voor bescherming, en aldus voort te gaan op de weg naar een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status, zoals werd gevraagd in de conclusies van Tampere en later nog eens in het Haags programma.

De bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling bevat een gedetailleerde analyse van de problemen in verband met deze richtlijn en betreffende de voorbereiding van de aanneming ervan, de vaststelling en evaluatie van beleidsopties en de vaststelling en evaluatie van de voorkeursoptie.

1.3. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 1999 en het Haags programma van 2004 wat betreft de invoering van het CEAS. Het voorstel ligt ook in de lijn van het door de Europese Raad van 17 oktober 2008 aangenomen Europees migratie- en asielpact[6], waarin wordt verzocht voorstellen in te dienen om uiterlijk in 2012 een enkele asielprocedure met gemeenschappelijke waarborgen in te voeren.

Raadpleging van belanghebbende partijen

Momenteel beschikt de Commissie over zeer veel informatie betreffende de tenuitvoerlegging van de richtlijn, waaronder uitgebreide informatie over de tekortkomingen in de richtlijn en over deze wijze waarop deze in de praktijk wordt toegepast.

  • In juni 2007 bracht de Commissie een groenboek uit, waarin werd nagegaan hoe de tweede fase van het CEAS zou kunnen worden ingevuld. In het kader van de openbare raadpleging zijn 89 bijdragen van zeer diverse belanghebbenden ontvangen. De kwesties die aan de orde zijn gesteld en de suggesties die zijn gedaan in het kader van de raadpleging hebben als uitgangspunt gediend voor het beleidsplan dat een overzicht van de maatregelen bevat die de Commissie wil voorstellen om de tweede fase van het CEAS te voltooien, waaronder het voorstel om de richtlijn voor asielprocedures te wijzigen. De Commissie heeft de door de lidstaten meegedeelde omzettingsmaatregelen zorgvuldig geanalyseerd .
  • De tenuitvoerlegging van de richtlijn en de wijze waarop de huidige leemten in het communautaire rechtskader voor asielprocedures zouden kunnen worden weggewerkt, zijn besproken op zes vergaderingen met deskundigen die de Commissie tussen februari 2008 en januari 2009 heeft georganiseerd. Deze raadplegingen, waaraan werd deelgenomen door deskundigen van de regeringen (vier vergaderingen met deskundigen op 25.2.2008, 29.9.2008, 25.11.2008 en 12.1.2009), ngo's (8.1.2009), de UNHCR en rechtspractici die asielzoekers juridische hulp verlenen in nationale procedures (17.3.2008), hadden betrekking op de belangrijkste onderdelen van de richtlijn. Deze raadplegingen hebben de Commissie waardevolle informatie verschaft over de gebieden die in dit voorstel aan de orde moeten komen. De geraadpleegde partijen waren het eens over het feit dat de procedurevoorschriften verder moeten worden geharmoniseerd en dat personen die om internationale bescherming verzoeken adequate waarborgen moeten krijgen met het oog op een doeltreffende en eerlijke behandeling van hun verzoeken, conform de erkenningsrichtlijn. Sommige lidstaten wezen er echter op dat het nodig is enige flexibiliteit te behouden bij de organisatie van asielprocedures en dat er procedurevoorschriften ter voorkoming van misbruiken moeten blijven bestaan, terwijl andere lidstaten er de voorkeur aan gaven om de huidige tekortkomingen eerder via praktische samenwerking aan te pakken dan via wetgeving.
  • De Commissie gaf de opdracht tot een externe studie , waarin de bestaande gegevens en de resultaten van de raadplegingen werden geanalyseerd.
  • Verdere gegevens werden geput uit de antwoorden op meerdere gedetailleerde vragenlijsten die de Commissie heeft toegezonden aan alle lidstaten en aan belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld.
  • Belangrijke informatie over de tenuitvoerlegging van de richtlijn werd ook gevonden in de verslagen over de projecten die werden medegefinancierd door het Europees Vluchtelingenfonds en in het verslag over asielprocedures in de aan het intergouvernementeel overleg over asielzaken (IGC) deelnemende landen ( het Blue Book ).

Uit de reacties op het groenboek, de raadplegingen van deskundigen van de regeringen en uit het maatschappelijk middenveld, de bijdragen van academici, de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijsten en de door de Commissie uitgevoerde analyse van de omzettingsmaatregelen, zijn twee grote problemen naar voren gekomen: de minimumnormen zijn (a) ontoereikend en (b) vaag, en kunnen dus niet dienen als basis voor eerlijke en doeltreffende onderzoeken. Gelet op de ernstige leemten die door veel respondenten en belanghebbenden onder de aandacht werden gebracht, heeft de Commissie besloten procedurele waarborgen en begrippen voor te stellen die moeten zorgen voor betrouwbare beslissingen, die in overeenstemming zijn met de erkenningsrichtlijn. Het gaat onder meer om waarborgen die verzoekers een reële kans moeten bieden om hun verzoeken om internationale bescherming te staven, bijzondere waarborgen voor kwetsbare verzoekers en voorschriften voor de kwaliteit van de besluitvorming. Deze normen zijn van essentieel belang om misbruik te voorkomen en de integriteit van asielstelsels te behouden. In het voorstel van de Commissie wordt ook rekening gehouden met de door de lidstaten geuite bezorgdheid met betrekking tot herhaalde en kennelijk ongegronde verzoeken. Samengevat heeft dit voorstel ten doel de voorwaarden vast te stellen die nodig zijn om asielprocedures in de Gemeenschap toegankelijk, doeltreffend, eerlijk en contextgevoelig te maken.

Juridische elementen van het voorstel

3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Het hoofddoel van dit voorstel is te zorgen voor betere en meer samenhangende normen voor procedures betreffende de verlening of intrekking van internationale bescherming, die een adequaat onderzoek van de beschermingsbehoeften van onderdanen van derde landen of staatlozen mogelijk moeten maken conform de internationale en communautaire verplichtingen van de lidstaten.

Het voorstel heeft ten doel de doeltreffendheid en de kwaliteit van de besluitvorming te verbeteren door in een vroeg stadium de dienst- en adviesverlening en de deskundigheid te versterken en door de lidstaten aan te moedigen binnen een redelijke termijn degelijke beslissingen in eerste aanleg te nemen. De verbetering van de doeltreffendheid en de kwaliteit van asielprocedures moet ertoe leiden dat (a) de lidstaten in staat zijn om bij gemengde aankomsten sneller een onderscheid te maken tussen asielzoekers en andere migranten, zodat de menselijke en administratieve hulpbronnen die nodig zijn om de toepasselijke procedures (terugkeer, asiel, humanitaire status, uitlevering, enz.) vast te stellen en af te ronden optimaal kunnen worden gebruikt ; (b) de asielinstanties in staat zijn degelijke beslissingen te nemen op basis van de volledige en naar behoren vastgestelde feitelijke omstandigheden van het verzoek; negatieve beslissingen beter worden onderbouwd en er minder risico is op vernietiging ervan door beroepsinstanties; (c) het asielpersoneel in staat is om gevallen van ongegronde en misbruik opleverende verzoeken beter op te sporen, met inbegrip van verzoeken op basis van een valse identiteit of een valse nationaliteit ; (d) de door de lidstaten gemaakte kosten voor opvang worden teruggedrongen en hun inspanningen om afgewezen asielzoekers van het grondgebied te verwijderen worden ondersteund aangezien er sneller goede beslissingen zullen worden genomen en er meer procedures reeds in eerste aanleg definitief zullen kunnen worden afgesloten. Echte vluchtelingen en personen die subsidiaire bescherming behoeven, zouden sneller de in de erkenningsrichtlijn vastgestelde rechten kunnen krijgen.

Het voorstel heeft voorts ten doel de procedurele begrippen en instrumenten te vereenvoudigen en te consolideren en de samenhang tussen de asielinstrumenten te verbeteren. Dit moet onder meer het fenomeen van secundaire stromen van asielzoekers tussen de lidstaten beperken, voor zover dergelijke bewegingen voortvloeien uit verschillen in de procedurevoorschriften.

In dit verband behandelt het voorstel de volgende onderwerpen:

  • 1. 
    Samenhang tussen de verschillende asielinstrumenten

Om een eenvormige toepassing van het acquis inzake asiel te vergemakkelijken en de geldende voorschriften te vereenvoudigen , wordt in het voorstel een enkele procedure vastgesteld. Op deze wijze wordt duidelijk gemaakt dat verzoeken moeten worden behandeld in het licht van beide vormen van internationale bescherming die in de erkenningsrichtlijn zijn vastgesteld. In het voorstel worden voorts de regels voor deze procedure vastgesteld, zoals de verplichting eerst de beschermingsbehoeften in verband met de vluchtelingenstatus te onderzoeken en dan pas die in verband met de subsidiaire-beschermingsstatus, en worden de huidige regels inzake intrekking van de vluchtelingenstatus uitgebreid tot de gevallen van intrekking van subsidiaire bescherming. Met deze wijzigingen wordt een reeds lang bestaande doelstelling van het asielbeleid van de Commissie[7] verwezenlijkt en wordt gezorgd voor samenhang met de erkenningsrichtlijn. Om de materiële werkingssfeer van de richtlijn te verduidelijken, wordt in het voorstel bovendien bepaald dat de in de richtlijn voor asielprocedures vastgestelde procedurele beginselen en waarborgen ook gelden voor aan de Dublinprocedures[8] onderworpen verzoekers in de tweede lidstaat, en wordt beklemtoond dat het begrip impliciete intrekking van verzoeken voor verzoekers geen belemmering mag zijn om opnieuw toegang te krijgen tot de asielprocedures in de verantwoordelijke lidstaat.

  • 2. 
    Toegang tot procedures

In het voorstel wordt een aantal waarborgen vastgesteld ter verbetering van de toegang tot asielprocedures. Om te beginnen worden de territoriale wateren expliciet onder de werkingssfeer van de richtlijn gebracht en worden de verplichtingen van grenswachters, politiebeambten en personeelsleden van accommodaties voor bewaring nader omschreven. In het voorstel wordt ook een termijn vastgesteld voor het vervullen van de formaliteiten voor het indienen van een verzoek en worden waarborgen ingevoerd om feitelijke asielzoekers in staat te stellen hun verzoek om bescherming te formuleren wanneer zij zich aan grensdoorlaatposten bevinden dan wel, voorafgaand aan verwijdering, in accommodaties voor bewaring. Het gaat onder meer om toegang tot informatie over de procedures die moeten worden gevolgd voor verzoeken om internationale bescherming, toegang tot organisaties die asielzoekers juridische hulp geven, en voorschriften die de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de betrokken persoon moeten waarborgen.

  • 3. 
    Procedurele waarborgen in procedures in eerste aanleg

Het voorstel heeft ten doel asielprocedures in hun geheel eerlijker te maken. Dat moet leiden tot een meer samenhangende toepassing van overeengekomen procedurele beginselen en waarborgen. De voorgestelde wijzigingen zijn in belangrijke mate terug te voeren op ontwikkelingen in de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie betreffende de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals het recht van verweer, het beginsel van gelijkheid van wapens en het recht op een daadwerkelijke rechterlijke bescherming. De rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens was een andere belangrijke inspiratiebron voor de ontwikkeling van verdere procedurele waarborgen voor asielzoekers. Het voorstel heeft in wezen tot doel een verzoeker een adequate en reële kans te bieden om zijn verzoek om internationale bescherming te staven, en ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten de beschermingsbehoeften van de verzoeker op zinvolle wijze kunnen beoordelen. Gelet op het voorgaande, worden in de voorgestelde wijzigingen:

  • a) 
    de uitzonderingen op de in de huidige richtlijn vastgestelde procedurele beginselen en waarborgen ingeperkt. Met name wordt in het voorstel de mogelijkheid om bij versnelde procedures geen persoonlijk onderhoud af te nemen, geschrapt;
  • b) 
    aanvullende waarborgen vastgesteld, zoals het recht op kosteloze rechtsbijstand voor verzoekers in procedures in eerste aanleg;
  • c) 
    bijzondere waarborgen ingevoerd voor kwetsbare asielzoekers. Het gaat daarbij onder meer om voorschriften voor juridisch-medische verslagen, de vrijstelling van bepaalde categorieën verzoekers van versnelde of grensprocedures, en procedurevoorschriften voor verzoeken van personen die zijn vervolgd op basis van gender en/of leeftijd.

De voorgenomen maatregelen moeten onder meer misbruiken bij procedures helpen voorkomen door verzoekers beter te informeren over de geldende voorschriften, met onder meer als gevolg dat de procedurele verplichtingen beter in acht kunnen worden genomen. Zij zijn ook gericht op de ondersteuning van de inspanningen van de asielautoriteiten om solide en degelijke beslissingen te nemen op basis van de volledige en naar behoren vastgestelde feitelijke omstandigheden van het verzoek.

  • 4. 
    Procedurele begrippen en instrumenten

Ter verwezenlijking van de doelstelling van een gemeenschappelijke asielprocedure, wordt met het voorstel beoogd de belangrijkste procedurele begrippen en instrumenten te consolideren en hun functionele rol in asielprocedures beter te omschrijven. Het gaat daarbij vooral om niet-ontvankelijkheidsgronden, waaronder het begrip veilig derde land, versnelde procedures en kennelijk ongegronde verzoeken, het begrip volgende verzoeken, en het begrip veilig land van herkomst. De in de richtlijn opgenomen begrippen en instrumenten moeten coherenter en eenvoudiger worden en tegelijkertijd moeten de asielautoriteiten over de nodige procedurele instrumenten beschikken om misbruiken te voorkomen/aan te pakken en om kennelijk ongegronde of minder complexe verzoeken snel te behandelen.

Wat niet-ontvankelijkheidsbeslissingen betreft, wordt in het voorstel verduidelijkt dat de betrokken verzoeker zijn standpunt over de toepassing van de niet-ontvankelijkheidsgronden aan de autortiteiten kenbaar moet kunnen maken vooraleer zijn verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. In het voorstel wordt voorts het begrip Europees veilig derde land geschrapt en worden de gronden voor subsidiaire bescherming opgenomen in de lijst van materiële vereisten voor de toepassing van het begrip veilig derde land.

In het voorstel worden ook de bestaande voorschriften voor versnelde procedures herzien door een beperkte en limitatieve lijst van gronden voor een versnelde behandeling van kennelijk ongegronde verzoeken vast te stellen en wordt beklemtoond dat de beslissingsautoriteit over voldoende tijd moet beschikken om dergelijke verzoeken grondig te kunnen onderzoeken. Tegelijkertijd worden in het voorstel de bepalingen van de richtlijn die de integriteit van de procedures moeten waarborgen, behouden en verder ontwikkeld, met name wat betreft de behandeling van misbruik opleverende of frauduleuze verzoeken. In dit verband worden de verzoekers verplicht om bij de vaststelling van hun identiteit en de andere elementen van hun verzoek samen te werken met de bevoegde autoriteiten. Deze bepaling moet worden toegepast in combinatie met de huidige normen op grond waarvan de lidstaten verzoeken die zijn gebaseerd op valse informatie of valse documenten met betrekking tot de identiteit of nationaliteit van de verzoeker, als kennelijk ongegrond kunnen beschouwen en de behandeling ervan kunnen versnellen.

De voorgenomen maatregelen betreffende de kwaliteit van de besluitvorming, waaronder voorschriften voor het persoonlijke onderhoud, het advies van deskundigen en opleiding, moeten het asielpersoneel nog beter in staat stellen om tijdig gevallen van fraude of misbruik op te sporen. Deze maatregelen worden verder versterkt door meer nadruk te leggen op het beginsel van een enkele beslissingsautoriteit. Deze laatste wijziging ligt in de lijn van de institutionele regelingen van de meeste lidstaten en is van essentieel belang om binnen de instanties te zorgen voor deskundigheid en om degelijke beslissingen te kunnen nemen die zijn gebaseerd op de volledige en naar behoren vastgestelde feitelijke omstandigheden. Dat zou ook kunnen bijdragen tot een consolidatie van asielprocedures en een verbetering van de kwaliteit van onderzoeken in eerste aanleg, waardoor misbruik van procedures zou worden ontmoedigd.

Er wordt ook voorgesteld asielprocedures te stroomlijnen door termijnen in te voeren voor procedures in eerste aanleg. De voorgestelde algemene termijn van zes maanden ligt in het verlengde van wetswijzigingen en/of methoden van de meeste lidstaten, die bij de voorbereiding van de wijzigingen zijn geraadpleegd[9]. Deze termijn is een belangrijk middel om onderzoeken doeltreffender te maken, kosten voor opvang terug te dringen, de verwijdering van afgewezen asielzoekers te vergemakkelijken en echte vluchtelingen en personen die subsidiaire bescherming behoeven sneller toegang te geven tot bescherming. In individuele gevallen zou het ook mogelijk zijn de termijn met nog eens zes maanden te verlengen. Om de lidstaten voldoende tijd te geven om hun nationale procedures in overeenstemming te brengen met de voorgestelde termijnen, wordt voorgesteld om de termijn voor de omzetting van deze wijzigingen te verlengen met drie jaar.

Voorts heeft het voorstel ten doel te sleutelen aan bepaalde elementen van het begrip veilig land van herkomst door de schrapping van de gemeenschappelijke minimumlijst van veilige landen van herkomst en door de consolidatie van de gemeenschappelijke objectieve criteria voor de nationale aanmerking van derde landen als veilige landen van herkomst. De voorgestelde wijzigingen moeten leiden tot een meer samenhangende toepassing van het begrip veilig land van herkomst, op basis van gemeenschappelijke materiële vereisten, het regelmatig opnieuw onderzoeken van de situatie in als veilig aangemerkte derde landen en procedurele waarborgen die op uniforme wijze worden toegepast in alle lidstaten die voor dit instrument hebben gekozen. Ook het begrip Europees veilig derde land is aangepast: de gemeenschappelijke lijst is afgeschaft. Om de onderliggende oorzaken van volgende verzoeken aan te pakken, wordt in het voorstel verduidelijkt dat de verzoeker en de beslissingsautoriteit alles in het werk moeten stellen om de elementen van het aanvankelijke verzoek vast te stellen en te beoordelen conform de verplichting tot samenwerking die is opgenomen in artikel 4, lid 1, van de erkenningsrichtlijn. Bovendien worden in het voorstel de bepalingen van de richtlijn betreffende herhaalde verzoeken verder geconsolideerd en worden de lidstaten in staat gesteld om de ontvankelijkheid van een herhaald verzoek te onderzoeken op grond van het beginsel van het gezag van gewijsde en om bij meerdere herhaalde verzoeken af te wijken van het recht om op het grondgebied te blijven. Aldus kunnen de lidstaten misbruik van asielprocedures voorkomen.

  • 5. 
    Toegang tot een daadwerkelijk rechtsmiddel

Het voorstel zorgt ervoor dat asielzoekers gemakkelijker toegang hebben tot een daadwerkelijk rechtsmiddel conform de communautaire en internationale verplichtingen van de lidstaten. In het voorstel wordt ten volle rekening gehouden met de huidige ontwikkelingen in de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de rechten van de mens. Om te beginnen wordt voorgesteld om in eerste aanleg genomen beslissingen te onderwerpen aan een volledige en ex nunc toetsing door een rechterlijke instantie en wordt gepreciseerd dat het begrip daadwerkelijk rechtsmiddel inhoudt dat zowel de feitelijke als de juridische gronden worden onderzocht. Voorts heeft het voorstel ten doel de beroepsprocedures van de richtlijn in overeenstemming te brengen met het beginsel van gelijkheid van wapens en wordt bepaald dat beroepsprocedures tegen in eerste aanleg gegeven beslissingen over verzoeken om internationale bescherming, behoudens beperkte uitzonderingen, automatisch een opschortende werking hebben.

3.2. Rechtsgrondslag

Dit voorstel wijzigt Richtlijn 2005/85/EG en heeft dezelfde rechtsgrondslag als die richtlijn, namelijk artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder d), van het EG-Verdrag. De wijzigingen betreffende de procedurenormen voor de subsidiaire-beschermingsstatus zijn gebaseerd op artikel 63, eerste alinea, punt 2, onder a), van het EG-Verdrag.

In artikel 1 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, wordt bepaald dat Ierland en het Verenigd Koninkrijk kunnen besluiten maatregelen tot vaststelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel te aanvaarden. Overeenkomstig artikel 3 van dit protocol hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van de huidige richtlijn. De positie van deze lidstaten met betrekking tot de huidige richtlijn heeft echter geen gevolgen voor hun eventuele deelname aan de nieuwe richtlijn.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, is de richtlijn niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.

3.3. Subsidiariteitsbeginsel

Titel IV van het EG-Verdrag inzake visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen geeft de Europese Gemeenschap bepaalde bevoegdheden op deze gebieden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het EG-Verdrag, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt.

De huidige rechtsgrondslag voor het communautaire optreden is artikel 63, eerste alinea, punt 1, van het EG-Verdrag. Daarin wordt bepaald dat de Raad "maatregelen inzake asiel (aanneemt), in overeenstemming met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen en andere desbetreffende verdragen," op het gebied van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus en minimumnormen voor het verlenen van bescherming aan personen die anderszins internationale bescherming behoeven.

Door de grensoverschrijdende aard van de problemen in verband met asiel en bescherming van vluchtelingen, is de EU goed geplaatst om oplossingen voor te stellen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met name inzake kwesties betreffende procedures voor de verlening en intrekking van internationale bescherming. Hoewel door de vaststelling van de richtlijn in 2005 reeds een belangrijke harmonisatie plaatsvond, is er nog ruimte voor EU-optreden om te komen tot betere en meer geharmoniseerde normen inzake asielprocedures en om verder te werken aan een gemeenschappelijke asielprocedure, de in Tampere vastgestelde langetermijndoelstelling. Deze normen worden ook onmisbaar geacht om ervoor te zorgen dat de verzoeken van de aan de Dublinprocedures onderworpen asielzoekers in de verschillende lidstaten onder vergelijkbare voorwaarden worden behandeld.

3.4. Evenredigheidsbeginsel

In de effectbeoordeling over de wijziging van de richtlijn voor asielprocedures werd elke optie voor de aanpak van de vastgestelde problemen onderzocht teneinde een goede verhouding te vinden tussen praktische haalbaarheid en vereiste inspanningen, en werd tot de conclusie gekomen dat de keuze voor EU-optreden niet verder gaat dan nodig is om die problemen op te lossen.

3.5. Gevolgen voor de grondrechten

Dit voorstel is uitvoerig onderzocht om ervoor te zorgen dat de bepalingen ervan volledig in overeenstemming zijn met:

  • de grondrechten die volgen uit de algemene beginselen van Gemeenschapsrecht, die zelf voortvloeien uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten en uit het EVRM en bovendien zijn overgenomen in het EU-Handvest van de grondrechten, en
  • met verplichtingen van internationaal recht, met name het Verdrag van Genève, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind.

Vanuit het oogpunt van de grondrechten hebben betere normen voor asielprocedures en een eenvorminge toepassing ervan in de gehele EU een sterk positief effect voor asielzoekers. Met het voorstel wordt met name het risico op administratieve fouten in asielprocedures verkleind, zodat het beginsel van non-refoulement beter in acht kan worden genomen en de toegang tot bescherming en tot de rechter wordt verbeterd. Het voorstel leidt ook tot meer gendergelijkheid en versterkt het beginsel dat in nationale asielprocedures rekening moet worden gehouden met het belang van het kind.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

2009/0165 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale bescherming ⎪

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder d), ? en punt 2, onder a), ⎪

Gezien het voorstel van de Commissie[10],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[11],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[12],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[13],

Overwegende hetgeen volgt:

∫ nieuw

  • 1. 
    Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd[14]. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

⎢ 2005/85/EG overweging 1

  • 2. 
    Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Europese Gemeenschap bescherming zoeken.

⎢ 2005/85/EG overweging 2

  • 3. 
    De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (hierna "het Verdrag van Genève" genoemd), en aldus het beginsel van non-refoulement te bekrachtigen en ervoor te zorgen dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging.

⎢ 2005/85/EG overweging 3

  • 4. 
    Volgens de Conclusies van Tampere moesten in het kader van dit stelsel op korte termijn gemeenschappelijke normen voor een eerlijke en doeltreffende asielprocedure worden opgesteld en op de langere termijn communautaire regels worden geformuleerd die leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure in de Europese Gemeenschap.

⎢ 2005/85/EG overweging 4 (aangepast)

  • 5. 
    √ Richtlijn 2005/85/EG ∏ De huidige minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus vormen derhalve √ was ∏ een eerste maatregel op het gebied van asielprocedures.

∫ nieuw

  • 6. 
    De eerste fase van de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel is thans gerealiseerd. De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen, waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid moeten worden uitgevoerd in de periode 2005-2010. In het Haags programma werd de Europese Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze vóór eind 2010 te kunnen aannemen. Volgens het Haags programma moet de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel leiden tot de invoering van een gemeenschappelijke asielprocedure en een in de gehele Unie geldige uniforme status.
  • 7. 
    In het op 16 oktober 2008 aangenomen Europees migratie- en asielpact constateerde de Europese Raad dat er tussen de lidstaten nog altijd grote verschillen bestaan wat het verlenen van bescherming betreft en drong hij aan op nieuwe initiatieven, waaronder een voorstel voor de vaststelling van een enkele asielprocedure met gemeenschappelijke waarborgen, om de in het Haags programma gevraagde totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel te voltooien.
  • 8. 
    De middelen van het Europees Vluchtelingenfonds en van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken moeten worden ingezet om de inspanningen van de lidstaten betreffende de tenuitvoerlegging van de normen van de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel adequaat te ondersteunen, met name de lidstaten waarvan de asielstelsels in het bijzonder door geografische of demografische omstandigheden specifiek en onevenredig onder druk staan.
  • 9. 
    Met het oog op een grondige en doeltreffende evaluatie van de behoefte aan internationale bescherming van verzoekers in de zin van Richtlijn [.../.../EG] [ inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming (de erkenningsrichtlijn)] moet het communautaire rechtskader betreffende procedures voor het verlenen van internationale bescherming gebaseerd zijn op het begrip 'een enkele asielprocedure'.

⎢ 2005/85/EG overweging 5

  • nieuw
  • 10. 
    Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om ? verdere minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de verlening of intrekking van internationale bescherming te ontwikkelen met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke asielprocedure in de Gemeenschap ⎪ in de Europese Gemeenschap een minimumkader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren.

⎢ 2005/85/EG overweging 6

  • nieuw
  • 11. 
    Onderlinge afstemming van de regels betreffende de procedures voor de toekenning de verlening of intrekking van ? internationale bescherming ⎪ de vluchtelingenstatus zou moeten helpen om de secundaire stromen van ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪ asielzoekers tussen de lidstaten te beperken, indien deze stromen worden veroorzaakt door verschillen in de wetgeving ? , en zou gelijkwaardige voorwaarden tot stand moeten brengen voor de toepassing van R ichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] in de lidstaten⎪.

⎢ 2005/85/EG overweging 7

  • nieuw
  • 12. 
    Het is eigen aan minimumnormen dat het de lidstaten vrij moet staan gunstigere regelingen in te voeren of te handhaven voor onderdanen van derde landen en staatlozen die om internationale bescherming verzoeken, indien wordt verondersteld dat de betrokkene het verzoek indient omdat hij ? internationale bescherming behoeft ⎪ vluchteling is in de zin van ? Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] ⎪ artikel 1, letter A, van het Verdrag van Genève.

⎢ 2005/85/EG overweging 8

  • nieuw
  • 13. 
    Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. ? Deze richtlijn beoogt meer bepaald te bevorderen dat de artikelen 1, 18, 19, 21, 24 en 47 van het Handvest worden toegepast en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd. ⎪

⎢ 2005/85/EG overweging 9

  • nieuw
  • 14. 
    Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden.

⎢ 2005/85/EG overweging 10

  • nieuw
  • 15. 
    Het is essentieel dat de beslissingen betreffende asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ worden genomen op basis van feiten en in eerste instantie door autoriteiten waarvan het personeel op het gebied van asiel- en vluchtelingenzaken een adequate kennis heeft of de nodige opleiding ontvangt.

⎢ 2005/85/EG overweging 11

  • nieuw
  • 16. 
    Het is in het belang van zowel de lidstaten als de asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪ dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling ⎪. De organisatie van de behandeling van asielverzoeken dient te worden overgelaten aan het oordeel van de lidstaten opdat deze in overeenstemming met hun nationale behoeften een bepaald geval bij voorrang of sneller kunnen behandelen, met inachtneming van de normen in deze richtlijn.

⎢ 2005/85/EG overweging 12

  • nieuw
  • 17. 
    Het begrip "openbare orde" kan ? onder meer ⎪ een veroordeling wegens een ernstig misdrijf bestrijken.

⎢ 2005/85/EG overweging 13 (aangepast)

  • nieuw
  • 18. 
    Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève, ? of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt, ⎪ correct als zodanig worden erkend, moet elke asielzoeker √ verzoeker ∏, behoudens bepaalde uitzonderingen, daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over voldoende procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag ? verzoek om internationale bescherming ⎪ de asielzoeker √ verzoeker ∏ normaliter ten minste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) ? en met organisaties die advies en raad geven aan personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪ of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennisgeving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen ? en, bij een negatieve beslissing, het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie ⎪.

⎢ 2005/85/EG overweging 14

Voorts moeten voor alleenstaande minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in eerste instantie de belangen van het kind in overweging nemen.

∫ nieuw

  • 19. 
    Met het oog op een daadwerkelijke toegang tot de behandelingsprocedures moeten ambtenaren die het eerst in contact komen met personen die internationale bescherming zoeken, meer bepaald ambtenaren die land- of zeegrenzen bewaken of grenscontroles uitvoeren, instructies krijgen en de nodige opleiding over de wijze waarop verzoeken om internationale bescherming kunnen worden herkend en behandeld. Zij moeten onderdanen van derde landen of staatlozen die zich op het grondgebied bevinden, daaronder begrepen aan de grens, in de territoriale wateren of in een transitzone van de lidstaten, en die om internationale bescherming willen verzoeken, alle relevante inlichtingen kunnen verstrekken over waar en hoe verzoeken om internationale bescherming kunnen worden ingediend. Wanneer dergelijke personen zich in de territoriale wateren van een lidstaat bevinden, moeten zij aan land worden gebracht en moeten hun verzoeken worden onderzocht overeenkomstig deze richtlijn.
  • 20. 
    Voor kwetsbare verzoekers, zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan of personen met een handicap, moeten bovendien bijzondere procedurele waarborgen worden vastgesteld om de nodige voorwaarden tot stand te brengen voor hun daadwerkelijke toegang tot procedures en voor het aanvoeren van de elementen ter staving van hun verzoek om internationale bescherming.
  • 21. 
    Nationale maatregelen betreffende de herkenning en documentatie van symptomen en tekenen van foltering of andere ernstige vormen van fysiek of psychisch geweld, inclusief seksueel geweld, in onder deze richtlijn vallende procedures moeten onder meer gebaseerd zijn op het Handboek betreffende het effectief onderzoeken en documenteren van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Protocol van Istanboel).
  • 22. 
    Met het oog op een werkelijke gelijkheid tussen vrouwelijke en mannelijke verzoekers, moet bij behandelingsprocedures rekening worden gehouden met genderkwesties. Met name het persoonlijke onderhoud moet zodanig worden georganiseerd dat zowel vrouwelijke als mannelijke verzoekers die op basis van gender zijn vervolgd, kunnen spreken over hun vroegere ervaringen. Er moet terdege rekening worden gehouden met de complexiteit van gendergerelateerde verzoeken in procedures op basis van het begrip veilig derde land, het begrip veilig land van herkomst of het begrip volgende verzoeken.
  • 23. 
    Bij de toepassing van deze richtlijn moeten de lidstaten in eerste instantie de "belangen van het kind" in overweging nemen, conform het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind.
  • 24. 
    Procedures betreffende het onderzoeken van de behoefte aan internationale bescherming moeten worden georganiseerd op een wijze die het voor de bevoegde autoriteiten mogelijk maakt verzoeken om internationale bescherming degelijk te behandelen.

⎢ 2005/85/EG overweging 15 (aangepast)

  • nieuw
  • 25. 
    Indien een asielzoeker √ verzoeker ∏ een volgend verzoek indient zonder nieuwe bewijzen of argumenten voor te leggen, zou het onevenredig zijn de lidstaten te verplichten een volledige nieuwe onderzoeksprocedure te volgen. In dat geval moeten de lidstaten ? een verzoek als niet-ontvankelijk kunnen afwijzen op grond van het beginsel van het gezag van gewijsde ⎪ kunnen kiezen uit procedures die uitzonderingen bevatten op de waarborgen waarop de asielzoeker gewoonlijk recht heeft.

⎢ 2005/85/EG overweging 16 (aangepast)

  • nieuw
  • 26. 
    Veel asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ worden gedaan aan de grens of in een transitzone van een lidstaat voordat een beslissing over de toegang van de asielzoeker √ verzoeker ∏ is genomen. De lidstaten moeten ? procedures betreffende het onderzoek van de ontvankelijkheid en/of van de grond van de zaak kunnen invoeren om aan de grens of in transitzones een beslissing te kunnen nemen over verzoeken die aldaar worden gedaan ⎪ bestaande procedures kunnen behouden die zijn aangepast aan de specifieke situatie van deze asielzoekers aan de grens. Er moeten gemeenschappelijke regels worden vastgesteld inzake de mogelijke uitzonderingen die in deze omstandigheden worden gemaakt ten aanzien van de waarborgen die asielzoekers normaliter genieten. Grensprocedures zijn voornamelijk van toepassing op asielzoekers die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de lidstaten.

⎢ 2005/85/EG overweging 17 (aangepast)

  • nieuw
  • 27. 
    Fundamenteel voor de gegrondheid van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ is de veiligheid van de asielzoeker √ verzoeker ∏ in zijn land van herkomst. Indien een derde land als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd, moeten de lidstaten het als veilig kunnen aanmerken en aannemen dat het voor een bepaalde asielzoeker √ verzoeker ∏ veilig is, tenzij hij ernstige aanwijzingen van het tegendeel kan voorleggen.

⎢ 2005/85/EG overweging 18

  • 28. 
    Gezien het bereikte niveau van harmonisatie betreffende de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling, moeten gemeenschappelijke criteria voor het aanmerken van derde landen als veilige landen van herkomst worden vastgesteld.

⎢ 2005/85/EG overweging 19

Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de minimale gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, moeten de lidstaten worden verplicht, verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, te onderzoeken op basis van de weerlegbare veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van herkomst en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen na raadpleging van het Europees Parlement.

⎢ 2005/85/EG overweging 20 (aangepast)

Uit de status van Bulgarije en Roemenië als kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en uit de vorderingen van deze landen op weg naar het lidmaatschap vloeit voort dat zij voor de toepassing van deze richtlijn tot de datum van hun toetreding tot de Europese Unie als veilige landen van herkomst moeten worden beschouwd.

⎢ 2005/85/EG overweging 21 (aangepast)

  • nieuw
  • 29. 
    De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker √ verzoeker ∏ ernstige ? geldige ⎪ redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem ter zake doende kan worden beschouwd.

⎢ 2005/85/EG overweging 22 (aangepast)

  • nieuw
  • 30. 
    De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker √ verzoeker ∏ al dan niet in aanmerking komt als vluchteling √ voor internationale bescherming ∏ overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming[15], Richtlijn […/../EG] [de erkenningsrichtlijn], behoudens andere bepalingen in onderhavige richtlijn, met name indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een ander land het onderzoek zal doen of voldoende bescherming zal verlenen. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker √ verzoeker ∏ de vluchtelingenstatus of anderszins voldoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker √ verzoeker ∏ opnieuw in dat land zal worden toegelaten.

⎢ 2005/85/EG overweging 23 (aangepast)

  • nieuw
  • 31. 
    De lidstaten dienen evenmin te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ te beoordelen indien op grond van een ? voldoende ⎪ band met een derde land, zoals omschreven in de nationale wetgeving, redelijkerwijs kan worden verwacht dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ in dat derde land bescherming zoekt ?, en er redenen zijn om aan te nemen dat de verzoeker tot het grondgebied van die lidstaat zal worden toegelaten of opnieuw zal worden toegelaten ⎪. De lidstaten mogen slechts op die basis handelen indien de asielzoeker √ verzoeker ∏ in het betrokken derde land veilig is. Teneinde secundaire stromen asielzoekers √ verzoekers ∏ te vermijden, moeten gemeenschappelijke principes worden vastgesteld voor het als veilig beschouwen of aanmerken van derde landen door de lidstaten.

⎢ 2005/85/EG overweging 24 (aangepast)

  • 32. 
    Voorts zouden de lidstaten met betrekking tot bepaalde Europese derde landen, die bijzonder hoge normen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen in acht nemen, het recht moeten hebben om asielverzoeken Ö verzoeken Õ betreffende asielzoekers Ö verzoekers Õ die vanuit deze Europese derde landen hun grondgebied binnenkomen, niet of niet volledig te onderzoeken. Gezien de mogelijke gevolgen voor de asielzoeker van een beperkt of niet uitgevoerd onderzoek moet deze toepassing van het begrip "veilig derde land" worden beperkt tot zaken in verband met derde landen waarvoor de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde hoge normen voor de veiligheid van het betrokken derde land is voldaan. De Raad moet de beslissingen ter zake nemen na raadpleging van het Europees Parlement.

⎢ 2005/85/EG overweging 25

De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende de twee begrippen "veilig derde land" impliceert dat de praktische gevolgen van deze begrippen afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grondgebied toelaat.

⎢ 2005/85/EG overweging 26

  • nieuw
  • 33. 
    Met betrekking tot het intrekken van de vluchtelingenstatus ? of de subsidiaire-beschermingsstatus ⎪ zien de lidstaten erop toe dat de personen die ? internationale bescherming genieten ⎪ de vluchtelingenstatus bezitten, naar behoren worden ingelicht over een eventuele heroverweging van hun status en de gelegenheid hebben hun standpunt naar voren te brengen voordat de autoriteiten een gemotiveerde beslissing tot intrekking van hun status kunnen nemen. Van deze waarborgen kan evenwel worden afgezien indien de redenen voor de beëindiging van de vluchtelingenstatus geen verband houden met een wijziging van de voorwaarden waarop de erkenning was gebaseerd.

⎢ 2005/85/EG overweging 27

  • nieuw
  • 34. 
    Krachtens een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht moet tegen beslissingen inzake een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus ? of de subsidiaire-beschermingsstatus ⎪ een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie. in de zin van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Of het om een daadwerkelijk rechtsmiddel gaat, hangt, ook wat het onderzoek van de relevante feiten betreft, af van het - als één geheel beschouwde - bestuurlijke en justitiële systeem van elke lidstaat.

⎢ 2005/85/EG overweging 28

  • 35. 
    Overeenkomstig artikel 64 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap laat deze richtlijn de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.

⎢ 2005/85/EG overweging 29 (aangepast)

  • nieuw
  • 36. 
    Deze richtlijn heeft geen betrekking op procedures ? tussen de lidstaten ⎪ die vallen onder Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 Verordening (EG) nr. […/… ][tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ dat door een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ bij een van de lidstaten wordt ingediend [16] (de Dublinverordening)].

∫ nieuw

  • 37. 
    De verzoekers op wie Verordening (EG) nr. […/…] [de Dublinverordening] van toepassing is, moeten zich kunnen beroepen op de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn vastgesteld in de onderhavige richtlijn en op de bijzondere waarborgen overeenkomstig Verordening (EG) nr. […/…] [de Dublinverordening].

⎢ 2005/85/EG overweging 30

  • 38. 
    De toepassing van deze richtlijn dient regelmatig en ten minste om de twee jaar te worden beoordeeld.

⎢ 2005/85/EG overweging 31

  • nieuw
  • 39. 
    Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning verlening of intrekking van de vluchtelingenstatus, ? internationale bescherming ⎪ niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

⎢ 2005/85/EG overweging 32 (aangepast)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 24 januari 2001 kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.

⎢ 2005/85/EG overweging 33 (aangepast)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft Ierland bij brief van 14 februari 2001 kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.

⎢ 2005/85/EG overweging 34

  • 40. 
    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze richtlijn niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken,.

∫ nieuw

  • 41. 
    De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.
  • 42. 
    Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

HEEFT HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel

Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning verlening of intrekking van ? internationale bescherming in de zin van Richtlijn …/…/EG [de erkenningsrichtlijn]⎪ de vluchtelingenstatus.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  • a) 
    "Verdrag van Genève": het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;
  • b) 
    "asielverzoek": een door een onderdaan van een derde land of een staatloze ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om verlening van internationale bescherming door een lidstaat op grond van het Verdrag van Genève. Elk verzoek om internationale bescherming wordt als een asielverzoek beschouwd, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk vraagt om een andere vorm van bescherming waarvoor een afzonderlijk verzoek kan worden ingediend;

∫ nieuw

  • b) 
    "verzoek" of "verzoek om internationale bescherming": een verzoek van een onderdaan van een derde land of een staatloze om bescherming van een lidstaat, waarbij ervan kan worden uitgegaan dat de betrokkene de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus wenst en waarbij de betrokkene niet uitdrukkelijk verzoekt om een andere, niet onder Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] vallende vorm van bescherming waarom afzonderlijk kan worden gevraagd;

⎢2005/85/EG

  • nieuw

(c) "asielzoeker" "verzoeker" of "? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪": een onderdaan van een derde land of een staatloze die een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;

∫ nieuw

  • d) 
    "verzoeker met bijzondere behoeften": een verzoeker die ten gevolge van leeftijd, gender, handicap, geestelijke gezondheidsproblemen, of de gevolgen van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld, bijzondere waarborgen behoeft om overeenkomstig deze richtlijn aanspraak te kunnen maken op de desbetreffende rechten en te kunnen voldoen aan de desbetreffende verplichtingen;

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

d)e) "definitieve beslissing": een beslissing of de onderdaan van een derde land of de staatloze de vluchtelingenstatus ? of de subsidiaire-beschermingsstatus ⎪ wordt verleend overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat in het kader van hoofdstuk V, ongeacht of dit rechtsmiddel tot gevolg heeft dat de asielzoekers √ verzoekers ∏ in de lidstaten mogen blijven in afwachting van het resultaat, behoudens bijlage III;

e)f) "beslissingsautoriteit": elk semi-rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen, behoudens bijlage I;

f)g) "vluchteling": de onderdaan van een derde land of de staatloze die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1 van het Verdrag van Genève, zoals die zijn opgenomen in Richtlijn 2004/83/EG 2, onder d), van Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn]

∫ nieuw

  • h) 
    "persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt": een onderdaan van een derde land of een staatloze die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, onder f), van Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn];
  • i) 
    "internationale-beschermingsstatus": de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als vluchteling of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt;

⎢ 2005/85/EG

g)j) "vluchtelingenstatus": de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als vluchteling;

∫ nieuw

  • k) 
    "subsidiaire-beschermingsstatus": de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt;
  • l) 
    "minderjarige": een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

h)m) "niet-begeleide minderjarige": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen; ? een minderjarige in de zin van artikel 2, onder l), van Richtlijn […./.../EG] [de erkenningsrichtlijn];⎪

i)n) "vertegenwoordiger": een persoon die optreedt namens een organisatie die een niet-begeleide minderjarige als wettelijke voogd vertegenwoordigt, een persoon die optreedt namens een nationale organisatie die belast is met de zorg voor en het welzijn van niet-begeleide minderjarigen, of elke andere passende vertegenwoordiging die is aangewezen om de belangen van de minderjarige te behartigen; ? een persoon die door de bevoegde autoriteiten is aangewezen om als wettelijke voogd op te treden teneinde een niet-begeleide minderjarige bij te staan en te vertegenwoordigen met het oog op de behartiging van de belangen van het kind en, indien nodig, de verrichting van rechtshandelingen voor de minderjarige; ⎪

j)o) "intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪": de beslissing van een bevoegde autoriteit om iemands vluchtelingenstatus ? of subsidiaire-beschermingsstatus ⎪ overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] in te trekken, te beëindigen dan wel de verlenging ervan te weigeren;

k)p) "in de lidstaat blijven": op het grondgebied blijven van de lidstaat waar het asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ is ingediend of wordt behandeld, daaronder begrepen aan de grens of in een transitzone van die lidstaat.

Artikel 3

Toepassingsgebied

  • 43. 
    Deze richtlijn is van toepassing op alle asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ die op het grondgebied, daaronder begrepen aan de grens ?, in de territoriale wateren ⎪ of in de transitzones van de lidstaten, worden ingediend en op de intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪.
  • 44. 
    De richtlijn is niet van toepassing op verzoeken om diplomatiek of territoriaal asiel die bij vertegenwoordigingen van de lidstaten worden ingediend.
  • 3. 
    Wanneer de lidstaten een procedure volgen of invoeren waarbij asielverzoeken tegelijkertijd worden behandeld als verzoeken op basis van het Verdrag van Genève en als verzoeken om andere vormen van internationale bescherming verleend overeenkomstig de in artikel 15 van Richtlijn 2004/83/EG bepaalde omstandigheden, passen zij de richtlijn gedurende de gehele procedure toe.
  • 43. 
    Bovendien kunnen de De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn toe te passen bij procedures waarin wordt beslist over verzoeken om ongeacht welke vorm van internationale bescherming ? die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn […./.../EG] [de erkenningsrichtlijn] vallen ⎪.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

Artikel 4

Bevoegde instanties

  • 45. 
    De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 8, lid 2, en artikel 9. ?De lidstaten zorgen ervoor dat deze autoriteit over een voldoende aantal bekwame en gespecialiseerde personeelsleden beschikt om haar taken binnen de gestelde termijnen uit te voeren. Daartoe zorgen de lidstaten voor initiële en vervolgopleidingen voor het personeel dat verzoeken behandelt en beslissingen over internationale bescherming neemt. ⎪

∫nieuw

  • 46. 
    De in lid 1 bedoelde opleidingen hebben met name betrekking op:
  • a) 
    materiële en procedurele regels inzake internationale bescherming en mensenrechten die zijn neergelegd in de relevante internationale en communautaire instrumenten, waaronder het beginsel van non-refoulement en het non-discriminatiebeginsel;
  • b) 
    bewustmaking met betrekking tot gender-, trauma- en leeftijdsgerelateerde kwesties;
  • c) 
    gebruik van informatie over landen van herkomst;
  • d) 
    technieken voor het afnemen van een onderhoud, waaronder interculturele communicatie;
  • e) 
    herkenning en documentatie van tekenen en symptomen van foltering;
  • f) 
    beoordeling van bewijselementen, waaronder het beginsel van het voordeel van de twijfel;
  • g) 
    rechtspraak relevant voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming.

⎢ 2005/85/EG

Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 343/2003 worden in een lidstaat ingediende asielverzoeken die gericht zijn aan de autoriteiten van een andere lidstaat die aldaar immigratiecontroles verricht, behandeld door de lidstaat op het grondgebied waarvan het verzoek wordt ingediend.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 23. 
    De lidstaten kunnen evenwel in de onderstaande gevallen bepalen dat een andere autoriteit verantwoordelijk is voor: ? de behandeling van gevallen overeenkomstig Verordening (EG) nr. …/…. [de Dublinverordening]. ⎪
  • a) 
    de behandeling van gevallen waarbij overwogen wordt de asielzoeker over te brengen naar een andere staat overeenkomstig de voorschriften tot vaststelling van de criteria en mechanismen om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, en wel tot het moment waarop de overdracht plaatsheeft of de aangezochte staat heeft geweigerd de asielzoeker ten laste te nemen of terug te nemen;
  • b) 
    het nemen van een beslissing over het verzoek in het licht van de bepalingen inzake nationale veiligheid, op voorwaarde dat de beslissingsautoriteit voorafgaand aan deze beslissing wordt geraadpleegd of de asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG;
  • c) 
    het verrichten van een voorafgaand onderzoek uit hoofde van artikel 32, mits deze autoriteit toegang heeft tot het dossier van de asielzoeker betreffende het vorige asielverzoek;
  • d) 
    de behandeling van gevallen in het kader van de procedure van artikel 35, lid 1;
  • e) 
    het weigeren van de toegang in het kader van de procedure van artikel 35, leden 2 tot en met 5, onder de in deze leden bepaalde voorwaarden;
  • f) 
    de vaststelling dat een asielzoeker de lidstaat vanuit een veilig derde land is binnengekomen of tracht binnen te komen vanuit een veilig derde land overeenkomstig artikel 36, onder de in dit artikel bepaalde voorwaarden.
  • 34. 
    Bij het aanwijzen van √ een autoriteit ∏ autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 23 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van √ deze autoriteit ∏ deze autoriteiten over de passende kennis beschikt of de nodige opleiding krijgt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.

∫ nieuw

  • 5. 
    Verzoeken om internationale bescherming die in een lidstaat worden ingediend bij de autoriteiten van een andere lidstaat die daar grens- of immigratiecontroles uitvoeren, worden behandeld door de lidstaat op het grondgebied waarvan het verzoek wordt ingediend.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

Artikel 5

Gunstigere bepalingen

De lidstaten kunnen gunstigere normen voor de procedures voor de toekenning verlening of intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale bescherming ⎪ invoeren of handhaven, voor zover die verenigbaar zijn met deze richtlijn.

HOOFDSTUK II

UITGANGSPUNTEN EN WAARBORGEN

Artikel 6

Toegang tot de procedure

  • 1. 
    De lidstaten kunnen voorschrijven dat asielverzoeken persoonlijk en/of op een aangewezen plaats moeten worden ingediend.

∫ nieuw

  • 47. 
    De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die zijn belast met de ontvangst en de registratie van verzoeken om internationale bescherming. Onverminderd de leden 5, 6, 7 en 8, kunnen de lidstaten verlangen dat verzoeken om internationale bescherming persoonlijk en/of op een aangewezen plaats worden ingediend.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon die een verzoek om internationale bescherming wil indienen daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om het verzoek zo snel mogelijk bij de bevoegde autoriteit in te dienen.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 23. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat elke handelingsbekwame meerderjarige het recht heeft een eigen ? verzoek om internationale bescherming ⎪ asielverzoek in te dienen.
  • 34. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat een asielzoeker √ verzoeker ∏ een asielverzoek √ verzoek ∏ kan indienen namens de personen die te zijnen laste komen. De lidstaten zorgen er in deze gevallen voor dat de meerderjarigen die ten laste van de asielzoeker √ verzoeker ∏ komen, ermee instemmen dat namens hen een asielverzoek √ verzoek ∏ wordt ingediend en dat zij, indien zij daar niet mee instemmen, zelf een asielverzoek √ verzoek ∏ kunnen indienen.

De instemming wordt gevraagd op het tijdstip waarop het asielverzoek √ verzoek ∏ wordt ingediend of uiterlijk wanneer de meerderjarige die ten laste van de asielzoeker √ verzoeker ∏ komt, persoonlijk wordt gehoord. ? Vooraleer de instemming wordt gevraagd, wordt elke volwassene onder hen persoonlijk en individueel medegedeeld wat daarvan de procedurele gevolgen zijn en dat hij het recht heeft om een afzonderlijk verzoek om internationale bescherming in te dienen. ⎪

∫ nieuw

  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een minderjarige het recht heeft om, hetzij zelf hetzij via zijn ouders of een ander volwassen familielid, een verzoek om internationale bescherming in te dienen.
  • 6. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 10 van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad[17] bedoelde bevoegde instanties het recht hebben om namens een niet-begeleide minderjarige een verzoek om internationale bescherming in te dienen, indien deze instanties op grond van een individuele beoordeling van de persoonlijke situatie van de minderjarige van mening zijn dat deze beschermingsbehoeften in de zin van Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] kan hebben.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 47. 
    De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen:
  • a) 
    in welke gevallen een minderjarige zelf een asielverzoek √ verzoek ∏ kan indienen;
  • b) 
    in welke gevallen het asielverzoek √ verzoek ∏ van een niet-begeleide minderjarige moet worden ingediend door een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 1721, lid 1, onder a);
  • c) 
    in welke gevallen de indiening van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ ook wordt beschouwd als de indiening van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ voor ongehuwde minderjarigen.
  • 5. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de autoriteiten waartoe iemand die een asielverzoek wil indienen zich waarschijnlijk zal richten, deze persoon advies kunnen verlenen over hoe en waar hij een asielverzoek kan indienen, en/of kunnen deze autoriteiten verzoeken het asielverzoek aan de bevoegde autoriteit door te geven.

∫ nieuw

  • 8. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat grenswachters, politiebeambten en de personeelsleden van de immigratiediensten en van de accommodaties voor bewaring, instructies krijgen en de nodige opleiding voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming. Indien deze autoriteiten zijn aangewezen als bevoegde autoriteiten in de zin van lid 1, omvatten deze instructies de verplichting om verzoeken te registreren. In de overige gevallen wordt in de instructies voorgeschreven dat verzoeken samen met alle relevante informatie worden doorgezonden naar de autoriteit die bevoegd is voor de registratie ervan.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle andere autoriteiten waartoe iemand die een verzoek om internationale bescherming wil indienen zich zou kunnen richten, deze persoon kunnen inlichten over hoe en waar hij een verzoek kan indienen, en/of kunnen van deze autoriteiten verlangen dat zij het verzoek naar de bevoegde autoriteit doorzenden.

  • 9. 
    Een verzoek om internationale bescherming wordt door de bevoegde autoriteiten geregistreerd binnen 72 uur nadat een persoon te kennen heeft gegeven dat hij om internationale bescherming wil verzoeken overeenkomstig lid 8, eerste alinea.

Artikel 7

Informatie- en adviesverstrekking aan grensdoorlaatposten en in accommodaties voor bewaring

  • 48. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over de procedures die moeten worden gevolgd om een verzoek om internationale bescherming in te dienen, beschikbaar is:
  • a) 
    aan de grensdoorlaatposten, met inbegrip van de transitzones, aan de buitengrenzen, en
  • b) 
    in accommodaties voor bewaring.
  • 49. 
    De lidstaten bieden tolkdiensten aan om te zorgen voor een goede communicatie tussen personen die een verzoek om internationale bescherming willen indienen en grenswachters of het personeel van accommodaties voor bewaring.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat organisaties die advies en raad geven aan personen die om internationale bescherming verzoeken, toegang hebben tot de grensdoorlaatposten, met inbegrip van de transitzones, en tot de accommodaties voor bewaring, op basis van een overeenkomst met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

De lidstaten kunnen regels vaststellen voor de aanwezigheid van dergelijke organisaties op de in dit artikel bedoelde plaatsen.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 78

Het recht om gedurende de behandeling van het asielverzoek √ verzoek ∏ in de lidstaat te blijven

  • 50. 
    Asielzoekers √ Verzoekers ∏ mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit overeenkomstig de in hoofdstuk III uiteengezette procedures in eerste aanleg een beslissing heeft genomen. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.
  • 51. 
    De lidstaten kunnen alleen een uitzondering maken voor de gevallen waarin ? een persoon ⎪ een volgend asielverzoek √ verzoek ∏ ? in de zin van artikel 35, lid 8, indient ⎪ overeenkomstig de artikelen 32 en 34 niet verder zal worden behandeld of wanneer zij een persoon zullen overdragen of uitleveren, naar gelang van het geval, aan hetzij een andere lidstaat uit hoofde van verplichtingen overeenkomstig een Europees aanhoudingsbevel[18] of anderszins, hetzij aan een derde land ?, met uitzondering van het land van herkomst van de betrokken verzoeker, ⎪ of aan internationale strafhoven of tribunalen.

∫ nieuw

  • 52. 
    Een lidstaat kan een verzoeker overeenkomstig lid 2 alleen uitleveren aan een derde land wanneer de bevoegde autoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een uitleveringsbesluit niet zal leiden tot direct of indirect refoulement in strijd met de internationale verplichtingen van de lidstaat.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 89

Vereisten voor de behandeling van asielverzoeken √ verzoeken ∏

  • 53. 
    Onverminderd artikel 23, lid 4, onder i), zorgen de De lidstaten zorgen ervoor dat asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten louter op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.

∫ nieuw

  • 54. 
    Bij verzoeken om internationale bescherming wordt eerst nagegaan of de verzoekers als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Zo niet, wordt nagegaan of de verzoekers in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming.

⎢2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 23. 
    De lidstaten zien erop toe dat de beslissingen van de beslissingsautoriteit ? over verzoeken om internationale bescherming ⎪ zijn gebaseerd op een deugdelijk onderzoek. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat:
  • a) 
    het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken √ verzoeken ∏ individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen;
  • b) 
    er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de UNHCR ? en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken ⎪, over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers √ verzoekers ∏ en, waar nodig, in de landen van doorreis, en dat het personeel dat de asielverzoeken √ verzoeken ∏ behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken ? alsook de verzoeker en zijn juridisch adviseur, wanneer de beslissingsautoriteit met deze informatie rekening houdt bij haar beslissing⎪;
  • c) 
    het personeel dat de asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ behandelt en daarover beslist, op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht;.

∫ nieuw

  • d) 
    het personeel dat verzoeken behandelt en daarover beslist, de opdracht krijgt en tevens de mogelijkheid heeft om, telkens wanneer dat nodig is, advies te vragen van deskundigen over specifieke kwesties, zoals medische, culturele, kind- of gendergerelateerde kwesties.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 34. 
    De in hoofdstuk V bedoelde instanties hebben via de beslissingsautoriteit of de asielzoeker √ verzoeker ∏ dan wel anderszins toegang tot de in lid 23, onder b), bedoelde algemene informatie die zij nodig hebben om hun taak uit te oefenen.
  • 45. 
    De lidstaten kunnen ? stellen ⎪ voorschriften ? vast ⎪ vaststellen voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken √ verzoeken ∏.

Artikel 910

Vereisten voor een beslissing van de beslissingsautoriteit

  • 55. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ schriftelijk worden bekendgemaakt.
  • 56. 
    De lidstaten zorgen er tevens voor dat beslissingen waarbij asielverzoeken √ verzoeken ∏ worden afgewezen ? met betrekking tot de vluchtelingenstatus en/of de subsidiaire-beschermingsstatus ⎪, in feite en in rechte worden gemotiveerd en dat schriftelijk informatie wordt verstrekt over de wijze waarop een negatieve beslissing kan worden aangevochten.

De lidstaten hoeven het niet toekennen van de vluchtelingenstatus niet te motiveren in de beslissing waarbij aan de asielzoeker een status wordt toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationale en het Gemeenschapsrecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG. In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat het niet toekennen van de vluchtelingenstatus in het dossier van de asielzoeker wordt gemotiveerd en dat de asielzoeker op verzoek toegang krijgt tot zijn dossier.

Voorts hoeven de De lidstaten hoeven geen schriftelijke informatie te verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend in samenhang met deze beslissing, indien de asielzoeker √ verzoeker ∏ in een vroeger stadium, ofwel schriftelijk ofwel door voor hem toegankelijke elektronische middelen, in kennis is gesteld van de wijze waarop een dergelijke beslissing kan worden aangevochten.

  • 57. 
    Voor de toepassing van artikel 6, lid 34, en telkens wanneer het asielverzoek √ verzoek ∏ op dezelfde gronden gebaseerd is, kunnen de lidstaten één beslissing nemen die geldt voor alle personen die ten laste van de asielzoeker √ verzoeker ∏ komen.

∫ nieuw

  • 58. 
    Lid 3 is niet van toepassing wanneer de bekendmaking van specifieke omstandigheden van een persoon aan zijn familieleden de belangen van die persoon kunnen schaden, met inbegrip van gevallen van vervolging op grond van gender en/of leeftijd. In dergelijke gevallen wordt aan de betrokken persoon een afzonderlijke beslissing afgegeven.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 1011

Waarborgen voor asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪

  • 59. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de in hoofdstuk III vervatte procedures voor alle asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪ de volgende waarborgen gelden:
  • a) 
    zij moeten in een taal die zij redelijkerwijze geacht kunnen worden te begrijpen, worden ingelicht over de te volgen procedure en over hun rechten en verplichtingen tijdens de procedure, alsmede over de gevolgen die kunnen ontstaan indien zij hun verplichtingen niet nakomen of niet met de autoriteiten samenwerken. Zij moeten worden ingelicht over de termijnen en over de middelen waarover zij beschikken om te voldoen aan hun verplichting tot het indienen van de elementen zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn]. Deze informatie moet tijdig genoeg worden verstrekt om asielzoekers √ verzoekers ∏ in staat te stellen de in deze richtlijn gewaarborgde rechten uit te oefenen en de in de artikel 1112 omschreven verplichtingen na te komen;
  • b) 
    zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten beschouwen het verlenen van deze diensten in elk geval als noodzakelijk wanneer de beslissingsautoriteit de asielzoeker √ verzoeker ∏ oproept voor een onderhoud zoals bedoeld in de artikelen 12 en 13 13, 14, ? 15, 16 en 30⎪, en een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In dit geval, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker √ verzoeker ∏, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;
  • c) 
    het wordt asielzoekers √ verzoekers ∏ niet onmogelijk gemaakt contact op te nemen met de UNHCR of met een andere organisatie die krachtens een overeenkomst met de betrokken lidstaat namens de UNHCR optreedt ? krachtens de nationale wetgeving van die lidstaat juridische hulp geeft aan asielzoekers ⎪ op het grondgebied van die lidstaat;
  • d) 
    zij worden binnen een redelijke termijn op de hoogte gesteld van de beslissing van de beslissingsautoriteit over hun asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪. Indien een juridische adviseur of een andere raadsman optreedt als wettelijke vertegenwoordiger van de asielzoeker √ verzoeker ∏, kunnen de lidstaten besluiten in plaats van de asielzoeker √ verzoeker ∏ deze vertegenwoordiger op de hoogte te stellen van de beslissing;
  • e) 
    zij worden in een taal die zij redelijkerwijze kunnen worden geacht te begrijpen, in kennis gesteld van het resultaat van de beslissing van de beslissingsautoriteit indien zij niet worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een juridische adviseur of een andere raadsman en indien kosteloze rechtsbijstand niet beschikbaar is. Daarbij wordt ook informatie verstrekt over de wijze waarop een negatieve beslissing kan worden aangevochten overeenkomstig artikel 910, lid 2.
  • 60. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de in hoofdstuk V vervatte procedures voor alle asielzoekers √ verzoekers ∏ waarborgen gelden welke gelijkwaardig zijn aan de in lid 1, onder b), c) en d), vermelde waarborgen.

Artikel 1112

Verplichtingen van de asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪

  • 61. 
    ? Personen die om internationale bescherming verzoeken, werken met de bevoegde autoriteiten samen met het oog op de vaststelling van hun identiteit en de andere elementen in de zin van artikel 4, lid 2, van Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn]. ⎪ De lidstaten kunnen asielzoekers √ verzoekers ∏ √ andere ∏ verplichtingen tot samenwerking met de bevoegde autoriteiten opleggen, voor zover die verplichtingen nodig zijn voor de behandeling van het asielverzoek √ verzoek ∏.
  • 62. 
    De lidstaten kunnen met name bepalen dat:
  • a) 
    asielzoekers √ verzoekers ∏ zich bij de bevoegde autoriteiten moeten melden of daar persoonlijk moeten verschijnen, hetzij onverwijld, hetzij op een nader bepaald tijdstip;
  • b) 
    asielzoekers √ verzoekers ∏ documenten die in hun bezit zijn en die relevant zijn voor de behandeling van hun asielverzoek √ verzoek ∏, zoals hun paspoort, moeten overhandigen, en
  • c) 
    asielzoekers √ verzoekers ∏ de bevoegde autoriteiten moeten inlichten over hun huidige verblijfplaats of adres en hen zo spoedig mogelijk moeten inlichten wanneer zij van verblijfplaats of adres veranderen. De lidstaten kunnen bepalen dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ iedere kennisgeving op de recentste verblijfplaats die of het recentste adres dat hij dienovereenkomstig heeft aangegeven, moet aanvaarden;
  • d) 
    de bevoegde autoriteiten de asielzoeker √ verzoeker ∏ en de voorwerpen die hij bij zich draagt mogen fouilleren, respectievelijk doorzoeken, ? mits dat wordt gedaan door een persoon van hetzelfde geslacht ⎪;
  • e) 
    de bevoegde autoriteiten de asielzoeker √ verzoeker ∏ mogen fotograferen, en
  • f) 
    de bevoegde autoriteiten de mondelinge verklaringen van de asielzoeker √ verzoeker ∏ mogen opnemen, mits hij daarover vooraf wordt ingelicht.

Artikel 1213

Persoonlijk onderhoud

  • 63. 
    Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de asielzoeker √ verzoeker ∏ in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon. ? Een onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming wordt altijd afgenomen door het personeel van de beslissingsautoriteit. ⎪

De lidstaten kunnen ook elke meerderjarige onder de in artikel 6, lid 3, bedoelde personen die ten laste van de asielzoeker komt, de gelegenheid geven persoonlijk te worden gehoord.

∫ nieuw

Wanneer een persoon namens personen te zijnen laste een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, moet elke volwassene onder hen in de gelegenheid worden gesteld persoonlijk en individueel zijn mening te geven en te worden ondervraagd over het verzoek.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord.

  • 64. 
    Er kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud ? over de inhoud van het verzoek ⎪ indien:
  • a) 
    de beslissingsautoriteit een positieve beslissing ? betreffende de vluchtelingenstatus ⎪ kan nemen op basis van het beschikbare bewijs, of
  • b) 
    de bevoegde autoriteit al een ontmoeting met de asielzoeker heeft gehad om hem bij te staan bij de indiening van zijn asielverzoek en de overlegging van de essentiële informatie over het asielverzoek, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG, of
  • e) 
    de beslissingsautoriteit, op basis van een volledige bestudering van de door de asielzoeker verstrekte informatie, het verzoek als ongegrond beschouwt in gevallen waarin de in artikel 23, lid 4, onder a), c), g), h) en j), genoemde omstandigheden van toepassing zijn.
  • 3. 
    Er kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud indien:
  • b) 
    indien het redelijkerwijs niet uitvoerbaar is, met name indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel ? raadpleegt de bevoegde autoriteit een medisch deskundige om na te gaan of deze toestand tijdelijk of permanent is. ⎪ kunnen de lidstaten een medisch of psychologisch attest verlangen.

Indien de lidstaat aan de betrokkene of, indien van toepassing, aan de persoon die ten laste van de asielzoeker √ verzoeker ∏ komt, geen gelegenheid biedt tot een persoonlijk onderhoud overeenkomstig dit lidpunt b), worden er redelijke inspanningen gedaan om de asielzoeker √ verzoeker ∏ of de persoon die te zijnen laste komt de kans te bieden nadere informatie te verstrekken.

  • 43. 
    Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ te nemen.
  • 54. 
    Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden overeenkomstig lid 2, onder b), en c), of lid 3 heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit.
  • 65. 
    Onverminderd artikel 2024, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ laten meewegen dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ niet voor het persoonlijke onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had.

Artikel 1314

Vereisten voor het persoonlijke onderhoud

  • 65. 
    Bij een persoonlijk onderhoud zijn doorgaans geen familieleden aanwezig, tenzij de beslissingsautoriteit de aanwezigheid van andere familieleden voor een behoorlijke behandeling noodzakelijk acht.
  • 66. 
    Een persoonlijk onderhoud vindt plaats in zodanige omstandigheden dat een passende geheimhouding wordt gewaarborgd.
  • 67. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een persoonlijk onderhoud plaatsvindt in zodanige omstandigheden dat een asielzoeker √ verzoeker ∏ de gronden voor zijn asielverzoek √ verzoek ∏ uitvoerig uiteen kan zetten. Met het oog hierop dienen de lidstaten:
  • a) 
    erop toe te zien dat de persoon die het persoonlijke onderhoud afneemt voldoende bekwaam is om rekening te houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek √ verzoek ∏, met inbegrip van de culturele achtergrond ? , gender ⎪ en kwetsbaarheid van de asielzoeker √ verzoeker ∏;,, voor zover dat mogelijk is, en

∫ nieuw

  • b) 
    voor zover mogelijk, ervoor te zorgen dat het onderhoud met de verzoeker wordt afgenomen door een persoon van hetzelfde geslacht indien de betrokken verzoeker daarom verzoekt;

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

bc) een ? bekwame ⎪ tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker √ verzoeker ∏ en de persoon die het persoonlijke onderhoud afneemt goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker √ verzoeker ∏ de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen begrijpt en waarin hij ? helder ⎪ kan communiceren. ? Voor zover mogelijk, zorgen de lidstaten voor een tolk van hetzelfde geslacht indien de betrokken verzoeker daarom verzoekt; ⎪

∫ nieuw

  • d) 
    ervoor te zorgen dat de persoon die een onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming afneemt geen uniform draagt;
  • e) 
    ervoor te zorgen dat een onderhoud met minderjarigen op een kindvriendelijke manier plaatsvindt.

⎢ 2005/85/EG

  • 68. 
    De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijke onderhoud.
  • 5. 
    Dit artikel is tevens van toepassing op de in artikel 12, lid 2, onder b), bedoelde ontmoeting.

∫ nieuw

Artikel 15

Inhoud van het persoonlijke onderhoud

Bij het afnemen van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van een verzoek om internationale bescherming, zorgt de beslissingsautoriteit ervoor dat de verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om de tot staving van zijn verzoek noodzakelijke elementen aan te voeren, overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, van Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn]. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat:

  • a) 
    de vragen aan de verzoeker relevant zijn om te beoordelen of hij internationale bescherming behoeft overeenkomstig Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn];
  • b) 
    de verzoeker voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over de elementen die ontbreken en nodig zijn tot staving van zijn verzoek en/of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.

⎢ 2005/85/EG

Artikel 14

Status van het verslag van een persoonlijk onderhoud in de procedure

  • 1. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat ten minste de voornaamste informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de asielzoeker, overeenkomstig artikel 4, lid 2 van Richtlijn 2004/83/EG.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers tijdig toegang hebben tot het verslag van het persoonlijk onderhoud. Wanneer de toegang pas na de beslissing van de beslissingsautoriteit wordt verleend, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang mogelijk is zodra dit nodig is voor het tijdig voorbereiden en indienen vaneen beroep.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud moet goedkeuren.

Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag goed te keuren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.

De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag goed te keuren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek te nemen.

  • 4. 
    Dit artikel is tevens van toepassing op de in artikel 12, lid 2, onder b), bedoelde ontmoeting.

∫ nieuw

Artikel 16

Schriftelijke weergave en verslag van het persoonlijke onderhoud

  • 69. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijke weergave wordt opgesteld.
  • 70. 
    De lidstaten verlangen dat de verzoeker aan het einde van het persoonlijke onderhoud de inhoud van de schriftelijke weergave goedkeurt. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om opmerkingen te maken en/of opheldering te verschaffen over verkeerd vertaalde of verkeerd begrepen passages in de schriftelijke weergave.
  • 71. 
    Indien een verzoeker weigert de inhoud van de schriftelijke weergave goed te keuren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de verzoeker opgenomen.

De weigering van een verzoeker om de inhoud van de schriftelijke weergave goed te keuren, belet niet dat de beslissingsautoriteit een beslissing over het verzoek neemt.

  • 72. 
    Onverminderd de leden 1 en 2, kunnen de lidstaten een schriftelijk verslag van een persoonlijk onderhoud opstellen, dat ten minste de belangrijkste informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de verzoeker. In dergelijke gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat de schriftelijke weergave van het persoonlijke onderhoud aan het verslag wordt gehecht.
  • 73. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers tijdig toegang hebben tot de schriftelijke weergave en, in voorkomend geval, tot het verslag van het persoonlijke onderhoud vooraleer de beslissingsautoriteit een beslissing neemt.

Artikel 17

Juridisch-medische verslagen

  • 74. 
    De lidstaten staan verzoekers toe om, op verzoek, een medisch onderzoek te laten uitvoeren ter staving van hun verklaringen over vroegere vervolgingen of andere ernstige schade. Daartoe verlenen de lidstaten de verzoekers een redelijke termijn om bij de beslissingsautoriteit een medisch attest in te dienen.
  • 75. 
    Wanneer er goede redenen bestaan om aan te nemen dat de verzoeker lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, zorgt de beslissingsautoriteit er onverminderd lid 1 voor dat een medisch onderzoek wordt uitgevoerd, mits de verzoeker daarmee instemt.
  • 76. 
    De lidstaten stellen relevante regelingen vast om onpartijdige en gekwalificeerde medische expertise ter beschikking te stellen met het oog op de in lid 2 bedoelde medische onderzoeken.
  • 77. 
    De lidstaten stellen met het oog op de toepassing van dit artikel nadere bepalingen en regelingen vast voor de herkenning en documentatie van symptomen van foltering en andere ernstige vormen van fysiek, seksueel of psychisch geweld.
  • 78. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de personen die overeenkomstig deze richtlijn een onderhoud hebben met de verzoekers, een opleiding krijgen betreffende de herkenning van symptomen van foltering.
  • 79. 
    De resultaten van de in de leden 1 en 2 bedoelde medische onderzoeken worden door de beslissingsautoriteit beoordeeld samen met de andere elementen van het verzoek. Met deze resultaten wordt met name rekening gehouden om na te gaan of de verklaringen van de verzoeker geloofwaardig en toereikend zijn.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

Artikel 1518

Recht op rechtsbijstand en vertegenwoordiging

  • 80. 
    ? Personen die om internationale bescherming verzoeken, worden in alle fasen van de procedure, ook na een negatieve beslissing, in de gelegenheid gesteld ⎪ De lidstaten stellen asielzoekers in de gelegenheid om op eigen kosten, daadwerkelijk een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over over met ? internationale bescherming ⎪ hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.
  • 81. 
    In geval van een negatieve beslissing van een beslissingsautoriteit zorgen de De lidstaten zorgen ervoor dat, onverminderd het bepaalde in lid 3, op verzoek kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging wordt geboden. ? Daartoe verlenen de lidstaten: ⎪
  • a) 
    kosteloze rechtsbijstand in procedures overeenkomstig hoofdstuk III. Deze rechtsbijstand omvat ten minste inlichtingen over de procedure die zijn toegesneden op de bijzondere omstandigheden van de verzoeker alsook, bij een negatieve beslissing, uitleg over de desbetreffende redenen in feite en in rechte;
  • b) 
    kosteloze rechtsbijstand of vertegenwoordiging in procedures overeenkomstig hoofdstuk V. Deze rechtsbijstand omvat ten minste het opstellen van de vereiste procedurestukken alsook de deelname, namens de verzoeker, aan een zitting voor een rechterlijke instantie van eerste aanleg.

⎢ 2005/85/EC (aangepast)

  • nieuw
  • 3. 
    De lidstaten kunnen er in hun nationale wetgeving in voorzien dat gratis kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging wordt geboden, zulks:
  • a) 
    uitsluitend voor procedures voor een rechterlijke instantie overeenkomstig hoofdstuk V en niet voor een verder beroep of bezwaar waarin het nationale recht voorziet, waaronder een nieuwe behandeling van een beroep naar aanleiding van een verder beroep of bezwaar, en/of en/of

b)a) uitsluitend aan diegenen die niet over voldoende middelen beschikken, en/of

c)b) uitsluitend ten aanzien van juridische adviseurs of andere raadslieden die door het nationale recht uitdrukkelijk zijn aangewezen om asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken, ⎪ bij te staan en/of te vertegenwoordigen,. en/of

  • d) 
    uitsluitend indien het beroep of het bezwaar een kans van slagen heeft.

De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van punt d) geboden rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig wordt beperkt.

∫ nieuw

Met betrekking tot de in hoofdstuk V bedoelde procedures, kunnen de lidstaten ervoor kiezen alleen kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging ter beschikking te stellen van verzoekers voor zover dat nodig is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van dit lid geboden rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig wordt (worden) beperkt.

⎢ 2005/85/EG

  • 4. 
    De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen betreffende de nadere regels voor het indienen en behandelen van dergelijke verzoeken.

∫ nieuw

  • 5. 
    De lidstaten kunnen toestaan dat niet-gouvernementele organisaties in de in hoofdstuk III en/of hoofdstuk V bedoelde procedures kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging aanbieden aan personen die om internationale bescherming verzoeken.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 56. 
    De lidstaten kunnen voorts:
  • a) 
    financiële en/of tijdslimieten instellen ten aanzien van de bepaling inzake gratis kosteloze rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;
  • b) 
    bepalen dat de behandeling, wat de honoraria en andere kosten betreft, niet gunstiger mag zijn dan de in het algemeen aan hun burgers verleende behandeling in aangelegenheden die verband houden met rechtsbijstand.
  • 67. 
    De lidstaten kunnen om gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de betaalde bedragen verzoeken wanneer de financiële situatie van de asielzoeker √ verzoeker ∏ aanzienlijk is verbeterd of indien de beslissing om de kosten te betalen is genomen op basis van door de asielzoeker √ verzoeker ∏ verstrekte onjuiste informatie.

Artikel 1619

Reikwijdte van rechtsbijstand en vertegenwoordiging

  • 82. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker √ verzoeker ∏ ? , op grond waarvan een beslissing is of zal worden genomen. ⎪ die door de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten kan worden onderzocht, voor zover die informatie relevant is voor de behandeling van het asielverzoek.

De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen ? verlenen de lidstaten: ⎪

∫ nieuw

  • a) 
    toegang tot de betrokken informatie of bronnen, althans aan juridische adviseurs of raadslieden die aan een veiligheidscontrole werden onderworpen, voor zover de informatie relevant is voor de behandeling van het verzoek of voor het nemen van de beslissing tot intrekking van internationale bescherming;

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

√ b) ∏ moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen openstaan voor aan de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.

  • 83. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de juridische adviseur of andere raadsman die de ? persoon die om internationale bescherming verzoekt, ⎪ asielzoeker bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot gesloten ruimten, zoals accommodaties voor bewaring en transitzones, om met de asielbezoeker √ verzoeker ∏ te kunnen overleggen.

De lidstaten kunnen de mogelijkheid om asielzoekers √ verzoekers ∏ in gesloten ruimten te bezoeken alleen beperken wanneer deze beperking krachtens de nationale wetgeving objectief nodig is met het oog op de veiligheid, de openbare orde of het administratieve beheer van de ruimte, of om een doeltreffende behandeling van het asielverzoek √ verzoek ∏ te garanderen, mits de toegang van de juridische adviseur of andere raadsman daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.

∫ nieuw

  • 84. 
    De lidstaten staan toe dat de verzoeker zich bij het persoonlijke onderhoud laat vergezellen van een juridische adviseur of een andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 34. 
    Onverminderd dit artikel en artikel 1721, lid 1, onder b), kunnen de lidstaten regels vaststellen betreffende de aanwezigheid van een juridische adviseur of andere raadsman bij elk onderhoud in de procedure.
  • 4. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat het de asielzoeker is toegestaan zich bij het persoonlijke onderhoud te doen vergezellen van een juridische adviseur of raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend.

De lidstaten kunnen verlangen dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ aanwezig is bij het persoonlijke onderhoud, zelfs als hij naar nationaal recht door een dergelijke juridische adviseur of raadsman wordt vertegenwoordigd, en kunnen verlangen dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ de vragen zelf beantwoordt.

De afwezigheid van de juridische adviseur of andere raadsman belet de bevoegde autoriteit niet de asielzoeker √ verzoeker ∏ persoonlijk te horen, ? onverminderd artikel 21, lid 1, onder b) ⎪.

∫ nieuw

Artikel 20

Verzoekers met bijzondere behoeften

  • 85. 
    De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat verzoekers met bijzondere behoeften in de gelegenheid worden gesteld de elementen van een verzoek zo volledig mogelijk en met alle beschikbare bewijzen voor te leggen. Indien nodig worden termijnverlengingen toegestaan om hen in staat te stellen bewijzen te leveren of andere vereiste procedurehandelingen te verrichten.
  • 86. 
    Wanneer de beslissingsautoriteit van mening is dat een verzoeker gefolterd of verkracht werd of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld heeft ondergaan in de zin van artikel 21 van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (de richtlijn over opvangvoorzieningen)], wordt de verzoeker voldoende tijd en relevante ondersteuning gegeven met het oog op de voorbereiding van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van zijn verzoek.
  • 87. 
    Artikel 27, leden 6 en 7, is niet van toepassing op de in lid 2 bedoelde verzoekers.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 1721

Waarborgen voor niet-begeleide minderjarigen

  • 88. 
    De lidstaten dienen ten aanzien van alle in deze richtlijn vervatte procedures en onverminderd de artikelen 12 en 14 13, ? 14 ⎪ en 15:
  • a) 
    zo snel mogelijk maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de niet-begeleide minderjarige bij ? de indiening en ⎪ de behandeling van het asielverzoek √ verzoek ∏ wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger. ? De vertegenwoordiger is onpartijdig en heeft de nodige deskundigheid op het gebied van kinderbegeleiding. ⎪ Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten [19] ; Richtlijn […/…/EG] [de richtlijn over opvangvoorzieningen];
  • b) 
    erop toe te zien dat de vertegenwoordiger in de gelegenheid wordt gesteld de niet-begeleide minderjarige te informeren over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het persoonlijke onderhoud en, indien nodig, over de wijze waarop hij zich op het persoonlijke onderhoud dient voor te bereiden. De lidstaten ? zorgen ervoor dat ⎪ staan de √ een ∏ vertegenwoordiger ? en/of een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is toegelaten ⎪ toe bij dat onderhoud aanwezig √ is ∏ te zijn, ? en de gelegenheid heeft ⎪ vragen te stellen en opmerkingen te maken, binnen het kader dat wordt bepaald door de persoon die het onderhoud afneemt.

De lidstaten kunnen verlangen dat de niet-begeleide minderjarige bij het persoonlijke onderhoud aanwezig is, zelfs als hij vergezeld wordt door de vertegenwoordiger.

  • 89. 
    De lidstaten kunnen afzien van de aanwijzing van een vertegenwoordiger indien de niet-begeleide minderjarige:
  • a) 
    naar alle waarschijnlijkheid meerderjarig zal zijn voordat in eerste aanleg een beslissing wordt gegeven, of
  • b) 
    kosteloos een beroep kan doen op een juridische adviseur of raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend om de hoger bedoelde taken van de vertegenwoordiger te vervullen, of

c)b) gehuwd is of gehuwd geweest is.

  • 3. 
    De lidstaten kunnen, overeenkomstig de wet- en regelgeving die op 1 december 2005 van kracht is, ook van de aanwijzing van een vertegenwoordiger afzien indien de niet-begeleide minderjarige 16 jaar of ouder is, tenzij hij niet zonder vertegenwoordiger de verzoekprocedure kan volgen.
  • 43. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat:
  • 90. 
    als een niet-begeleide minderjarige persoonlijk wordt gehoord over zijn asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ zoals bedoeld in de artikelen 12, 13 en 14,13, 14 en 15, dat onderhoud afgenomen wordt door een persoon die de nodige kennis heeft van de bijzondere behoeften van minderjarigen;
  • 91. 
    een ambtenaar die beschikt over de nodige kennis van de bijzondere behoeften van minderjarigen de beslissing van de beslissingsautoriteit met betrekking tot het asielverzoek √ verzoek ∏ van een niet-begeleide minderjarige voorbereidt.

∫ nieuw

  • 4. 
    Onder de in artikel 18 bepaalde voorwaarden krijgen niet-begeleide minderjarigen kosteloze rechtsbijstand voor alle in deze richtlijn vastgestelde procedures.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw
  • 5. 
    De lidstaten kunnen in het kader van de behandeling van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ besluiten om door middel van een medisch onderzoek de leeftijd van een niet-begeleide minderjarige vast te stellen, ?, wanneer zij, nadat de minderjarige een algemene verklaring heeft afgelegd of ander relevante bewijselementen heeft overgelegd, nog steeds twijfels hebben over diens leeftijd ⎪.

∫ nieuw

Bij elk medisch onderzoek wordt de waardigheid van de persoon ten volle gerespecteerd; er wordt gekozen voor het minst ingrijpende onderzoek.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

In gevallen waarin een dergelijk medisch onderzoek wordt verricht, zorgen de lidstaten ervoor dat:

  • a) 
    de niet-begeleide minderjarige, voordat het asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ wordt behandeld, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen √ begrijpt ∏, in kennis wordt gesteld van het feit dat mogelijk een medisch onderzoek zal worden verricht om zijn leeftijd vast te stellen. Daarbij wordt onder meer informatie verstrekt over de onderzoeksmethode en over de mogelijke gevolgen van het medische onderzoek voor de behandeling van het asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪, alsook over de gevolgen indien de niet-begeleide minderjarige weigert het medische onderzoek te ondergaan;
  • b) 
    de niet-begeleide minderjarige en/of zijn vertegenwoordiger ermee instemt dat een onderzoek wordt verricht om de leeftijd van de betrokken minderjarige vast te stellen, en dat
  • c) 
    de beslissing tot afwijzing van een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ van een niet-begeleide minderjarige die heeft geweigerd dit medische onderzoek te ondergaan, niet enkel op die weigering wordt gebaseerd.

Het feit dat een niet-begeleide minderjarige heeft geweigerd een dergelijk medisch onderzoek te ondergaan, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ te nemen.

∫ nieuw

  • 6. 
    Artikel 27, leden 6 en 7, artikel 29, lid 2, onder c), artikel 32 en artikel 37 zijn niet van toepassing op niet-begeleide minderjarigen.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 67. 
    Bij de uitvoering van de bepalingen van dit artikel laten de lidstaten zich in eerste instantie leiden door het belang van het kind.

Artikel 1822

Bewaring

  • 92. 
    De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een ? persoon is die om internationale bescherming verzoekt ⎪ asielzoeker is. ? Gronden voor en omstandigheden van bewaring en de waarborgen voor in bewaring gehouden personen die om internationale bescherming verzoeken, zijn in overeenstemming met Richtlijn […/…/EG] [de richtlijn over opvangvoorzieningen]. ⎪
  • 93. 
    Indien een asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ in bewaring wordt gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat snelle toetsing door een rechterlijke instantie mogelijk is, ? overeenkomstig Richtlijn […/…/EG] [de richtlijn over opvangvoorzieningen] ⎪.

Artikel 1923

Procedure in geval van intrekking van het asielverzoek √ verzoek ∏

  • 94. 
    Lidstaten die in hun nationale recht in de mogelijkheid van uitdrukkelijke intrekking van een asielverzoek √ verzoek ∏ voorzien, zorgen ervoor dat, wanneer een asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ uitdrukkelijk intrekt, de beslissingsautoriteit een beslissing neemt om de behandeling van het asielverzoek √ verzoek ∏ te beëindigen of het verzoek af te wijzen.
  • 95. 
    De lidstaten kunnen ook bepalen dat de beslissingsautoriteit kan beslissen de behandeling te beëindigen zonder een beslissing te nemen. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit een aantekening maakt in het dossier van de asielzoeker √ verzoeker ∏.

Artikel 2024

Procedure ingeval het asielverzoek √ verzoek ∏ impliciet wordt ingetrokken of ingeval impliciet van het asielverzoek √ verzoek ∏ wordt afgezien

  • 96. 
    Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat een asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ zijn asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist om de behandeling van het verzoek te beëindigen of het verzoek af te wijzen op basis van het feit dat de asielzoeker geen recht op de status van vluchteling heeft doen gelden in overeenstemming met Richtlijn 2004/83/EG.

De lidstaten kunnen met name aannemen dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ impliciet heeft ingetrokken of dat hij er impliciet van heeft afgezien wanneer is vastgesteld dat:

  • a) 
    hij heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn asielverzoek zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2004/83/EG […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], dan wel dat hij niet is verschenen voor een persoonlijk onderhoud zoals bedoeld in de artikelen 1213, 1314, 15 en 1416, tenzij hij binnen een redelijke tijd aantoont dat zulks te wijten was aan omstandigheden waarop hij geen invloed heeft;
  • b) 
    hij is verdwenen, of wanneer is vastgesteld dat hij de plaats waar hij verbleef of werd vastgehouden, zonder toestemming heeft verlaten zonder binnen een redelijke termijn contact met de bevoegde autoriteit op te nemen, dan wel wanneer hij niet binnen een redelijke termijn heeft voldaan aan zijn meldingsplicht of aan andere verplichtingen tot kennisgeving.

De lidstaten kunnen met het oog op de uitvoering van deze bepalingen termijnen vaststellen of richtsnoeren uitvaardigen.

  • 97. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ die zich opnieuw bij de bevoegde autoriteit meldt nadat een beslissing om de behandeling van zijn asielverzoek √ verzoek ∏ te beëindigen is genomen zoals bedoeld in lid 1, het recht heeft te verzoeken dat zijn asielverzoek √ verzoek ∏ opnieuw in behandeling wordt genomen, tenzij het verzoek overeenkomstig de artikelen 32 en 34 wordt behandeld.

De lidstaten kunnen een tijdslimiet vaststellen waarna een asielverzoek niet langer opnieuw in behandeling kan worden genomen.

De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke persoon niet wordt verwijderd in strijd met het beginsel van non-refoulement.

De lidstaten kunnen de beslissingsautoriteit toestaan de behandeling van het asielverzoek √ verzoek ∏ te hervatten in de fase waarin deze werd beëindigd.

∫ nieuw

  • 98. 
    Dit artikel doet geen afbreuk aan Verordening (EG) nr. …/…. [de Dublinverordening].

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 2125

De rol van de UNHCR

  • 99. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de UNHCR:
  • a) 
    toegang heeft tot de asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪, met inbegrip van asielzoekers √ verzoekers ∏ in bewaring en in transitzones van luchthavens of havens;
  • b) 
    toegang heeft tot gegevens betreffende individuele asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪, het verloop van de procedure en de genomen beslissingen, mits de asielzoeker √ verzoeker ∏ daarmee instemt;
  • c) 
    bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak in het kader van artikel 35 van het Verdrag van Genève, in elke fase van de procedure aan de bevoegde autoriteiten zijn zienswijze kan geven in verband met individuele asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪.
  • 100. 
    Lid 1 geldt ook voor organisaties die ingevolge een overeenkomst met de betrokken lidstaat namens de UNHCR op het grondgebied van die lidstaat optreden.

Artikel 2226

Vergaring van informatie over individuele gevallen

In het kader van de behandeling van individuele gevallen:

  • a) 
    delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ of het feit dat een asielverzoek √ verzoek ∏ is ingediend, niet rechtstreeks mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging ? of van de ernstige schade ⎪ van de asielzoeker;
  • b) 
    winnen de lidstaten bij de vermeende actor(en) van de vervolging ? of van de ernstige schade ⎪ geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actor(en) rechtstreeks te weten komt (komen) dat de betrokken asielzoeker √ verzoeker ∏ om asiel heeft verzocht √ een verzoek heeft ingediend ∏, en er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van de asielzoeker √ verzoeker ∏ en voor de te zijnen laste komende personen, dan wel voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst wonende familieleden.

HOOFDSTUK III

PROCEDURES IN EERSTE AANLEG

AFDELING I

Artikel 2327

Behandelingsprocedure

  • 101. 
    De lidstaten behandelen asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ in een behandelingsprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II.
  • 102. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke procedure zo spoedig mogelijk wordt afgerond, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.

∫ nieuw

  • 103. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de procedure wordt afgerond binnen zes maanden na de indiening van het verzoek.

De lidstaten kunnen deze termijn met ten hoogste nog eens zes maanden verlengen in individuele gevallen waarin complexe feitelijke en juridische kwesties aan de orde zijn.

  • 104. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een beslissing niet kan worden genomen binnen de in lid 3, eerste alinea, genoemde termijn, de betrokken verzoeker:
  • a) 
    in kennis wordt gesteld van het uitstel, en
  • b) 
    op zijn verzoek informatie ontvangt over de redenen voor het uitstel en over het tijdsbestek waarbinnen de beslissing over zijn verzoek te verwachten valt.

Wat de gevolgen zijn van het niet-nemen van een beslissing binnen de in lid 3 vastgestelde termijnen wordt bepaald volgens het nationale recht.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

De lidstaten zorgen ervoor dat, indien er binnen zes maanden geen besluit kan worden genomen, de asielzoeker:

  • a) 
    in kennis wordt gesteld van het uitstel, of
  • b) 
    op zijn verzoek informatie ontvangt over het tijdsbestek waarbinnen het besluit over zijn verzoek te verwachten valt. Die informatie vormt voor de lidstaat geen verplichting ten aanzien van de betrokken asielzoeker om binnen dat tijdsbestek een besluit te nemen.
  • 35. 
    De lidstaten kunnen voorrang verlenen aan de behandeling van ? een verzoek om internationale bescherming ⎪ ieder geval, dan wel deze behandeling versnellen overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II, ook in gevallen waarin het asielverzoek waarschijnlijk gegrond is of de asielzoeker bijzondere behoeften heeft.:
  • a) 
    wanneer het verzoek waarschijnlijk gegrond is;
  • b) 
    wanneer de verzoeker bijzondere behoeften heeft;
  • c) 
    in andere gevallen, met uitzondering van de in lid 6 bedoelde verzoeken.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

4 6. De lidstaten kunnen voorts bepalen dat een behandelingsprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II voorrang krijgt of wordt versneld indien:

  • a) 
    de asielzoeker √ verzoeker ∏ bij de indiening van zijn asielverzoek √ verzoek ∏ en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen of slechts minimaal ter zake doen om uit te maken of hij in aanmerking komt voor erkenning als vluchteling ? of voor subsidiaire bescherming ⎪ overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], of
  • b) 
    de asielzoeker duidelijk niet in aanmerking komt als vluchteling noch voor de vluchtelingenstatus in een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG, of
  • c) 
    het asielverzoek als ongegrond wordt beschouwd:

i)b) omdat de asielzoeker √ verzoeker ∏ afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 29, 30 en 31 van deze richtlijn √ deze richtlijn ∏ ;, of

  • ii) 
    omdat een land dat geen lidstaat is als veilig derde land voor de asielzoeker wordt beschouwd, onverminderd artikel 28, lid 1, of

d)c) de asielzoeker √ verzoeker ∏ de autoriteiten heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden, of

  • c) 
    de asielzoeker een ander asielverzoek met vermelding van andere persoonsgegevens heeft ingediend, of

f)d) de asielzoeker geen informatie heeft verstrekt aan de hand waarvan met een redelijke mate van zekerheid zijn identiteit of nationaliteit kan worden vastgesteld, of indien hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan, of

  • g) 
    de asielzoeker inconsistente, contradictoire, onwaarschijnlijke of ontoereikende verklaringen heeft afgelegd die alle overtuigingskracht ontnemen aan zijn bewering dat hij het slachtoffer zou zijn van vervolging overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG, of
  • h) 
    de asielzoeker een hernieuwd asielverzoek heeft ingediend zonder ter zake doende nieuwe elementen met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst, of
  • i) 
    de asielzoeker zonder redelijke grond heeft nagelaten zijn asielverzoek eerder in te dienen hoewel hij de gelegenheid had dat te doen, of

∫ nieuw

  • e) 
    het verzoek werd ingediend door een ongehuwde minderjarige op wie artikel 6, lid 7, onder c), van toepassing is nadat het verzoek van de ouder(s) die voor het kind verantwoordelijk is (zijn), is verworpen en er geen nieuwe relevante elementen zijn met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst, of

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

j)f) de asielzoeker √ verzoeker ∏ enkel een verzoek indient teneinde de uitvoering van een eerdere of van een op handen zijnde beslissing die tot zijn verwijdering zou leiden, uit te stellen of te verijdelen.; of

  • k) 
    de asielzoeker zonder gegronde reden niet heeft voldaan aan de verplichtingen van artikel 4, leden 1 en 2, van Richtlijn 2004/83/EG, dan wel de verplichtingen van artikel 11, lid 2, onder a) en b), en artikel 20, lid 1, van deze richtlijn niet is nagekomen, of
  • l) 
    de asielzoeker het grondgebied van de lidstaat onrechtmatig is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich, gezien de omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk bij de autoriteiten heeft aangemeld en/of een asielverzoek heeft ingediend, of
  • m) 
    de asielzoeker een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde van de lidstaat; of de asielzoeker onder dwang is uitgezet om ernstige redenen van openbare veiligheid en openbare orde krachtens de nationale wetgeving, of
  • n) 
    de asielzoeker weigert te voldoen aan de verplichting zijn vingerafdrukken te laten nemen overeenkomstig de desbetreffende communautaire en/of nationale wetgeving, of
  • o) 
    het asielverzoek werd ingediend door een ongehuwde minderjarige op wie artikel 6, lid 4, onder c), van toepassing is nadat het verzoek van de ouder(s) die voor het kind verantwoordelijk is (zijn), is verworpen en er geen nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst.

∫ nieuw

  • 7. 
    In het geval van ongegronde verzoeken, zoals bedoeld in artikel 28, waarop een van de in lid 6 vermelde omstandigheden van toepassing is, kunnen de lidstaten een verzoek als kennelijk ongegrond afwijzen na een behoorlijke en volledige behandeling ervan.
  • 8. 
    De lidstaten stellen redelijke termijnen vast voor het nemen van een beslissing in de procedure in eerste aanleg overeenkomstig lid 6.
  • 9. 
    Het feit dat een verzoek om internationale bescherming is ingediend na een onregelmatige binnenkomst op het grondgebied of aan de grens, met inbegrip van de transitzones, of dat documenten ontbreken of vervalste documenten zijn gebruikt, leidt op zich niet tot de automatische toepassing van een versnelde behandelingsprocedure.

Artikel 28

Ongegronde verzoeken

Onverminderd artikel 23 kunnen de lidstaten een verzoek om internationale bescherming enkel als ongegrond afwijzen wanneer de beslissingsautoriteit heeft vastgesteld dat de verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden om overeenkomstig Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] in aanmerking te komen voor internationale bescherming.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 24

Specifieke maatregelen

  • 1. 
    De lidstaten kunnen voorzien in de volgende specifieke procedures waarbij wordt afgeweken van de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II:
  • a) 
    een voorafgaand onderzoek ten behoeve van de behandeling van gevallen die worden beoordeeld in het kader van afdeling IV;
  • b) 
    procedures ten behoeve van de behandeling van gevallen die worden beoordeeld in het kader van afdeling V.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen ook voorzien in een afwijking met betrekking tot afdeling VI.

AFDELING II

Artikel 2529

Niet-ontvankelijke verzoeken

  • 105. 
    Naast de gevallen waarin een asielverzoek √ verzoek ∏ niet in behandeling wordt genomen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 343/2003Verordening [nr. …/….][de Dublinverordening], zijn de lidstaten niet verplicht te onderzoeken of de asielzoeker √ verzoeker ∏ in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], indien een verzoek krachtens dit artikel niet-ontvankelijk wordt geacht.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 106. 
    De lidstaten kunnen een asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ uit hoofde van dit artikel ? alleen ⎪ als niet-ontvankelijk beschouwen wanneer:
  • a) 
    een andere lidstaat de vluchtelingenstatus heeft toegekend;
  • b) 
    een land dat geen lidstaat is, ingevolge artikel 2631 voor de asielzoeker √ verzoeker ∏ als eerste land van asiel wordt beschouwd;
  • c) 
    een land dat geen lidstaat is, uit hoofde van artikel 2732 voor de asielzoeker √ verzoeker ∏ als veilig derde land wordt beschouwd;
  • d) 
    het de asielzoeker om een andere reden is toegestaan in de betrokken lidstaat te verblijven en hem als gevolg hiervan een status is verleend die gelijkwaardig is aan de rechten en voordelen van de vluchtelingenstatus uit hoofde van Richtlijn 2004/83/EG;
  • e) 
    het de asielzoeker is toegestaan in de betrokken lidstaat te verblijven om andere redenen die hem beschermen tegen refoulement en in afwachting van de uitkomst van een procedure waarbij een status wordt verleend overeenkomstig het bepaalde onder d);

f)d) de asielzoeker √ verzoeker ∏ na een definitieve beslissing een identiek verzoek heeft ingediend;

g)e) een persoon die ten laste van de asielzoeker √ verzoeker ∏ komt, een verzoek indient nadat hij er overeenkomstig artikel 6, lid 34, mee heeft ingestemd dat zijn geval deel uitmaakt van een namens hem ingediend verzoek en geen met de situatie van de ten laste komende persoon verband houdende feiten een apart verzoek rechtvaardigen.

∫ nieuw

Artikel 30

Bijzondere voorschriften betreffende het onderhoud over de ontvankelijkheid

  • 107. 
    Vooraleer een verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard, stellen de lidstaten verzoekers in de gelegenheid hun standpunt uiteen te zetten over de toepassing van de in artikel 29 bedoelde gronden op hun specifieke omstandigheden. Daartoe houden de lidstaten een persoonlijk onderhoud over de ontvankelijkheid van het verzoek. De lidstaten kunnen daarvan alleen afwijken in het geval van volgende verzoeken, overeenkomstig artikel 36.
  • 108. 
    Lid 1 doet geen afbreuk aan artikel 5 van Verordening (EG) nr. …/…. [de Dublinverordening].

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 2631

Het begrip "eerste land van asiel"

Een land kan worden beschouwd als eerste land van asiel voor een bepaalde asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ wanneer:

  • a) 
    de asielzoeker √ verzoeker ∏ in dat land is erkend als vluchteling en hij die bescherming nog kan genieten, of
  • b) 
    hij anderszins voldoende bescherming geniet in dat land, met inbegrip van het genot van het beginsel van non-refoulement,

mits hij opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten.

Bij de toepassing van het begrip "eerste land van asiel" op de bijzondere omstandigheden van een asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt, ⎪ kunnen de lidstaten rekening houden met artikel 2732, lid 1.

Artikel 2732

Het begrip "veilig derde land"

  • 109. 
    De lidstaten mogen het begrip "veilig derde land" alleen toepassen indien de bevoegde autoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ in het betrokken derde land overeenkomstig de volgende beginselen zal worden behandeld:
  • a) 
    het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, en

∫ nieuw

  • b) 
    er bestaat geen risico op ernstige schade in de zin van [Richtlijn …./../EG] [de erkenningsrichtlijn], en

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

b)c) het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Verdrag van Genève wordt nageleefd, en

c)d) het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationaal recht, wordt nageleefd, en

d)e) de mogelijkheid bestaat om om de vluchtelingenstatus te verzoeken en, indien hij als vluchteling wordt erkend, bescherming te ontvangen overeenkomstig het Verdrag van Genève.

  • 110. 
    De toepassing van het begrip "veilig derde land" is onderworpen aan nationale wettelijke voorschriften, waaronder:
  • a) 
    voorschriften waarbij een band tussen de asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;
  • b) 
    voorschriften betreffende de methode met behulp waarvan de bevoegde autoriteiten zich ervan vergewissen dat het begrip "veilig derde land" op een bepaald land of een bepaalde asielzoeker √ verzoeker ∏ kan worden toegepast. Een dergelijke methode dient onder meer te bestaan uit een veiligheidsstudie per land voor een bepaalde asielzoeker √ verzoeker ∏ en/of een nationale vaststelling van de landen die worden beschouwd als zijnde over het algemeen veilig;
  • c) 
    voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker √ verzoeker ∏ veilig is; deze voorschriften moeten ten minste de asielzoeker √ verzoeker ∏ in staat stellen de toepassing van het begrip "veilig derde land" aan te vechten op grond van het feit dat hij zou worden blootgesteld aan foltering, wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing ? op grond van het feit dat het derde land, gelet op zijn specifieke omstandigheden, niet veilig is. De verzoeker moet ook in de gelegenheid worden gesteld om het bestaan van de onder a) bedoelde band tussen hem en het derde land aan te vechten ⎪.
  • 111. 
    Bij de uitvoering van een uitsluitend op dit artikel gebaseerde beslissing dienen de lidstaten:
  • a) 
    de asielzoeker √ verzoeker ∏ hiervan op de hoogte te brengen, en
  • b) 
    hem een document te verschaffen waarin de autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis worden gesteld dat het verzoek niet inhoudelijk is onderzocht.
  • 112. 
    Wanneer het derde land de asielzoeker ? persoon die om internationale bescherming verzoekt ⎪ niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.
  • 113. 
    De lidstaten stellen de Commissie op gezette tijden in kennis van de landen waarop dit begrip wordt toegepast overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

AFDELING III

Artikel 28

Ongegronde verzoeken

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 19 en 20 kunnen de lidstaten een asielverzoek enkel als ongegrond afwijzen wanneer de beslissingsautoriteit heeft vastgesteld dat de asielzoeker niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG.
  • 2. 
    In de in artikel 23, lid 4, onder b), bedoelde gevallen en gevallen van ongegronde asielverzoeken waarop een van de in artikel 23, lid 4, onder a) en onder c) tot en met o), vermelde omstandigheden van toepassing is, kunnen de lidstaten tevens een asielverzoek als kennelijk ongegrond beschouwen indien dit zo in de nationale wetgeving is omschreven.

Artikel 29

Gemeenschappelijke minimumlijst van derde landen die als veilig land van herkomst worden beschouwd

  • 1. 
    De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een gemeenschappelijke minimumlijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst worden beschouwd, overeenkomstig bijlage II.
  • 2. 
    De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, de minimale gemeenschappelijke lijst wijzigen door derde landen toe te voegen of te schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke minimumlijst in te dienen.
  • 3. 
    Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten, van haar eigen informatie en, voor zover nodig, van informatie van de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.
  • 4. 
    Wanneer de Raad de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke minimumlijst te schrappen, vervalt de verplichting voor de lidstaten overeenkomstig artikel 31, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.
  • 5. 
    Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke minimumlijst te schrappen, stelt die lidstaat de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. De verplichting voor die lidstaat overeenkomstig artikel 31, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.
  • 6. 
    Het Europees Parlement wordt op de hoogte gebracht van het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5.
  • 7. 
    Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de gemeenschappelijke minimumlijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer de Raad een voorstel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijst.
  • 8. 
    Op verzoek van de Raad deelt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad mee of de situatie van een land op de gemeenschappelijke minimumlijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

Artikel 3033

Nationale aanmerking van derde landen als veilig land van herkomst

  • 114. 
    Onverminderd artikel 29 kunnen de De lidstaten kunnen voor de behandeling van asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ wetgeving handhaven of invoeren met het oog op de nationale aanmerking, overeenkomstig bijlage II, van andere derde landen dan de landen die op de gemeenschappelijke minimumlijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst. Dat kan inhouden dat een deel van een land als veilig wordt aangemerkt indien de voorwaarden van bijlage II voor dat deel zijn vervuld.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op 1 december 2005 van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de gemeenschappelijke minimumlijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen over het algemeen noch zijn blootgesteld aan:
  • a) 
    vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG, noch aan
  • b) 
    foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen tevens wetgeving die op 1 december 2005 van kracht is, handhaven voor de nationale aanmerking van een deel van een land als veilig of een land of een deel van een land als veilig voor een specifieke groep van personen in dat land, indien de in lid 2 genoemde voorwaarden voor dat deel of die groep zijn vervuld.
  • 4. 
    Bij de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig de leden 2 en 3 houden de lidstaten rekening met de juridische situatie, met de toepassing van de rechtsvoorschriften en met de algemene politieke omstandigheden in het betrokken derde land.

∫ nieuw

  • 115. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de situatie in derde landen die overeenkomstig dit artikel als veilig zijn aangemerkt regelmatig opnieuw wordt onderzocht.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 53. 
    De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig dit artikel dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, ? het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, ⎪ de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties.
  • 64. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de landen die overeenkomstig dit artikel als veilige landen van herkomst worden aangemerkt.

Artikel 3134

Het begrip "veilig land van herkomst"

  • 116. 
    Een derde land dat op grond van √ deze richtlijn ∏ artikel 29 of artikel 30 als veilig land van herkomst is aangemerkt, kan voor een bepaalde asielzoeker √ verzoeker ∏, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer:
  • a) 
    hij de nationaliteit van dat land heeft, of
  • b) 
    hij staatloos is en voorheen in dat land zijn gewone verblijfplaats had,
  • c) 
    en wanneer hij geen substantiële redenen heeft opgegeven om het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten aanzien van de vraag of hij voor erkenning als vluchteling of ? voor subsidiaire bescherming ⎪ in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG[Richtlijn …./../EG] [de erkenningsrichtlijn].
  • 2. 
    De lidstaten beschouwen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt uit hoofde van artikel 29.
  • 32. 
    De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst".

AFDELING IV

Artikel 3235

Volgende verzoeken

  • 117. 
    Indien een persoon die in een lidstaat asiel ? internationale bescherming ⎪ heeft aangevraagd, aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een volgend verzoek heeft ingediend, kan ? onderzoekt ⎪ deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het volgende verzoek onderzoeken in het kader van de behandeling van het vorige verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voor zover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het volgende verzoek in dit kader ten grondslag liggen.
  • 118. 
    Voorts ? Om overeenkomstig artikel 29, lid 2, onder d), een beslissing over de ontvankelijkheid van een verzoek om internationale bescherming te nemen, ⎪ kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 √ van dit artikel ∏ toepassen wanneer een persoon een volgend asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ indient:
  • a) 
    nadat het vorige verzoek werd ingetrokken of ervan is afgezien op grond van artikel 19 of 2023,
  • b) 
    nadat een beslissing is genomen over het vorige verzoek. De lidstaten kunnen tevens beslissen deze procedure niet eerder toe te passen dan nadat een definitieve beslissing is genomen.

∫ nieuw

  • b) 
    nadat een definitieve beslissing is genomen over het vorige verzoek.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 119. 
    Een volgend asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ moet eerst aan een voorafgaand onderzoek worden onderworpen om uit te maken of er, sinds de intrekking van het vorige verzoek of na de in lid 2, onder b), bedoelde beslissing inzake dit verzoek, nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn of door de asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn voorgelegd in verband met de behandeling van de vraag of hij voor erkenning als vluchteling ? dan wel voor subsidiaire bescherming ⎪ in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn].
  • 120. 
    Indien na het in lid 3 bedoelde voorafgaande onderzoek nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn of door de asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn voorgelegd die de kans aanzienlijk groter maken dat de asielzoeker √ verzoeker ∏ voor erkenning als vluchteling ? of voor subsidiaire bescherming ⎪ in aanmerking komt krachtens Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], wordt het verzoek verder behandeld overeenkomstig hoofdstuk II.
  • 121. 
    De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale wetgeving een hernieuwd verzoek verder behandelen wanneer er andere redenen zijn om een procedure te heropenen.
  • 122. 
    De lidstaten kunnen besluiten het verzoek enkel verder te behandelen indien de betrokken asielzoeker √ verzoeker ∏ buiten zijn toedoen de in de leden 3, 4 en 5 beschreven situaties in het kader van de vorige procedure niet kon doen gelden, in het bijzonder door zijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel krachtens artikel 3941 uit te oefenen.
  • 123. 
    De in dit artikel bedoelde procedure kan ook van toepassing zijn ingeval een ten laste van een asielzoeker √ verzoeker ∏ komende persoon een verzoek indient nadat hij er overeenkomstig artikel 6, lid 34, mee heeft ingestemd dat zijn geval deel uitmaakt van een namens hem ingediend verzoek. In dit geval zal het voorafgaande onderzoek in lid 3 erin bestaan na te gaan of met de situatie van de afhankelijke persoon verband houdende feiten een apart verzoek rechtvaardigen.

∫ nieuw

  • 124. 
    Indien, na een definitieve beslissing waarbij een volgend verzoek overeenkomstig artikel 29, lid 2, onder d), niet-ontvankelijk wordt verklaard of na een definitieve beslissing om een volgend verzoek als ongegrond af te wijzen, de betrokken persoon vóór de uitvoering van een terugkeerbesluit in dezelfde lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming indient, kan deze lidstaat:
  • a) 
    een uitzondering maken op het recht om op het grondgebied te blijven, mits de beslissingsautoriteit zich ervan heeft vergewist dat een terugkeerbesluit niet zal leiden tot direct of indirect refoulement in strijd met de internationale en communautaire verplichtingen van die lidstaat, en/of
  • b) 
    bepalen dat de ontvankelijkheidsprocedure wordt toegepast op het verzoek, overeenkomstig dit artikel en artikel 29, en/of
  • c) 
    bepalen dat de behandelingsprocedure wordt versneld overeenkomstig artikel 27, lid 6, onder f).

In de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde gevallen, kunnen de lidstaten op grond van de nationale wetgeving afwijken van de termijnen die normaal gelden voor de ontvankelijkheidsprocedures en/of de versnelde procedures.

  • 125. 
    Wanneer een persoon ten aanzien van wie een overdrachtsbesluit overeenkomstig Verordening (EG) […/…] [de Dublinverordening] moet worden uitgevoerd, verdere verklaringen aflegt of een volgend verzoek indient in de overdragende lidstaat, worden deze verkaringen of volgende verzoeken overeenkomstig deze richtlijn behandeld door de verantwoordelijke lidstaat in de zin van Verordening (EG) […/…] [de Dublinverordening].

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 33

Niet verschijnen

De lidstaten kunnen de in artikel 32 opgenomen procedure handhaven dan wel aannemen ingeval er op een latere datum een verzoek wordt ingediend door een asielzoeker die, ofwel opzettelijk ofwel door grove nalatigheid, niet naar een aanmeldcentrum gaat dan wel zich niet op een aangegeven tijdstip bij de bevoegde autoriteiten meldt.

Artikel 3436

Procedureregels

  • 126. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken en van wie het ⎪ wier verzoek aan een voorafgaand onderzoek ingevolge artikel 32 35 wordt onderworpen, de in artikel 10 11, lid 1, opgesomde waarborgen genieten.
  • 127. 
    De lidstaten kunnen in hun interne recht regels inzake het voorafgaande onderzoek ingevolge artikel 32 35 neerleggen. Die regels kunnen onder meer:
  • a) 
    de betrokken asielzoeker √ verzoeker ∏ ertoe verplichten feiten te vermelden en bewijzen te leveren die een nieuwe procedure rechtvaardigen;
  • b) 
    het overleggen van de nieuwe gegevens door de betrokken asielzoeker vereisen binnen een bepaalde termijn nadat hij deze heeft verkregen;

c)b) het te verrichten voorafgaand onderzoek toestaan op grond van uitsluitend schriftelijke toelichtingen zonder persoonlijk onderhoud ?, met uitzondering van de in artikel 35, lid 7, bedoelde gevallen ⎪.

De regels mogen de toegang voor asielzoekers √ verzoekers ∏ tot een nieuwe procedure niet onmogelijk maken en evenmin leiden tot daadwerkelijke ontzegging of vergaande inperking van een dergelijke toegang.

  • 128. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat:
  • a) 
    de asielzoeker √ verzoeker ∏ op passende wijze op de hoogte wordt gesteld omtrent de uitkomst van het voorafgaande onderzoek en, ingeval het verzoek niet verder zal worden behandeld, van de desbetreffende redenen en de mogelijkheden om een bezwaar of een beroep in te stellen;
  • b) 
    indien een van de in artikel 3235, lid 23, bedoelde situaties zich voordoet, de beslissingsautoriteit het hernieuwde verzoek zo spoedig mogelijk overeenkomstig hoofdstuk II verder behandelt.

AFDELING V

Artikel 3537

Grensprocedures

  • 129. 
    De lidstaten kunnen procedures invoeren om, overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over.:
  • a) 
    ? de ontvankelijkheid van een verzoek ⎪ asielverzoeken die dat aldaar worden wordt ingediend √ en/of ∏

∫ nieuw

  • b) 
    de inhoud van een verzoek in een versnelde procedure overeenkomstig artikel 27, lid 6.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw
  • 2. 
    Bij gebreke evenwel van procedures zoals bedoeld in lid 1 kunnen de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in overeenstemming met de wet- of regelgeving die op 1 december 2005 van kracht is, van de in hoofdstuk II omschreven fundamentele beginselen en waarborgen afwijkende specifieke procedures handhaven om aan de grens of in transitzones een beslissing te nemen over het verlenen van toegang tot hun grondgebied aan asielzoekers die aldaar zijn aangekomen en een asielverzoek hebben ingediend.
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde procedures dienen er met name voor te zorgen dat de betrokkenen:
  • a) 
    de toestemming krijgen aan de grens of in transitzones van de lidstaat te blijven, onverminderd artikel 7, en
  • b) 
    onmiddellijk worden ingelicht over hun rechten en plichten, zoals omschreven in artikel 10, lid 1, onder a), en
  • c) 
    indien nodig de diensten van een tolk, zoals omschreven in artikel 10, lid 1, onder b), aangeboden krijgen, en
  • d) 
    worden gehoord vooraleer de bevoegde autoriteit een beslissing in dergelijke procedures neemt, met betrekking tot hun asielverzoek door personen die over voldoende kennis beschikken van normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht, zoals omschreven in de artikelen 12, 13 en 14, en
  • e) 
    een juridische adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, zoals omschreven in artikel 15, lid 1, kunnen raadplegen, en
  • f) 
    een vertegenwoordiger krijgen ingeval het niet-begeleide minderjarigen betreft, zoals omschreven in artikel 17, lid 1, tenzij artikel 17, lid 2 of 3, van toepassing is.

Wanneer de toegang tot het grondgebied door een bevoegde autoriteit wordt geweigerd, dient de bevoegde autoriteit de feitelijke en de juridische gronden te vermelden waarom het asielverzoek ongegrond of niet-ontvankelijk is.

  • 42. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing in het kader van de in lid 21 voorgeschreven procedures binnen een redelijke termijn wordt genomen. Wanneer niet binnen vier weken een beslissing is genomen, wordt aan de asielzoeker √ verzoeker ∏ toegang tot het grondgebied van de lidstaat verleend zodat zijn verzoek kan worden behandeld overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn.
  • 53. 
    Wanneer het door specifieke vormen van aankomst of van de aankomst van grote aantallen onderdanen van derde landen of staatlozen die aan de grens of in een transitzone asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ indienen, praktisch onmogelijk is om aldaar de bepalingen van lid 1 of de specifieke procedure van de leden 2 en 3 toe te passen, kan deze procedure ook worden toegepast indien en zolang de onderdanen van derde landen of staatlozen op normale wijze worden ondergebracht op plaatsen nabij de grens of de transitzone.

AFDELING VI

Artikel 3638

Begrip "Europees veilig derde land"

  • 1. 
    De lidstaten kunnen bepalen dat een behandeling van het asielverzoek Ö verzoek Õ of de beoordeling van de veiligheid van de asielzoeker Ö verzoeker Õ in zijn bijzondere omstandigheden zoals omschreven in hoofdstuk II, niet dan wel niet volledig plaatsvindt in gevallen waarin de bevoegde autoriteit aan de hand van feitenmateriaal heeft vastgesteld dat de asielzoeker ð persoon die om internationale bescherming verzoekt ï hun grondgebied illegaal tracht binnen te komen of net illegaal is binnengekomen vanuit een veilig derde land overeenkomstig lid 2.
  • 2. 
    Een derde land kan voor de toepassing van lid 1 alleen als veilig derde land worden beschouwd indien het:
  • a) 
    het Verdrag van Genève zonder geografische beperkingen heeft geratificeerd en naleeft, en
  • b) 
    over een bij wet voorgeschreven asielprocedure Ö procedure Õ beschikt, en
  • c) 
    het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft geratificeerd en de daarin vervatte bepalingen naleeft, met inbegrip van de normen met betrekking tot daadwerkelijke rechtsmiddelen, en.
  • d) 
    door de Raad is aangemerkt als veilig derde land overeenkomstig lid 3.
  • 3. 
    De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een gemeenschappelijke lijst op, of wijzigt deze, van derde landen die door de lidstaten voor de toepassing van lid 1 als veilig derde land worden beschouwd.
  • 43. 
    De betrokken lidstaten stellen nationale wetsbepalingen vast voor de uitvoering van de bepalingen van lid 1 en van de gevolgen van beslissingen die uit hoofde van die bepalingen worden gegeven, overeenkomstig het beginsel van non-refoulement van het Verdrag van Genève, inclusief bepalingen inzake uitzonderingen op de toepassing van dit artikel om humanitaire of politieke redenen dan wel om redenen van internationaal publiekrecht.
  • 54. 
    Bij de uitvoering van een uitsluitend op dit artikel gebaseerde beslissing dienen de betrokken lidstaten:
  • a) 
    de asielzoeker Ö verzoeker Õ hiervan op de hoogte te brengen, en
  • b) 
    hem een document te verschaffen waarin de autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis worden gesteld dat het verzoek niet inhoudelijk is onderzocht.
  • 65. 
    Wanneer het veilige derde land de asielzoeker Ö verzoeker Õ niet terugneemt, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.
  • 7. 
    Lidstaten die overeenkomstig nationale wetgeving die op 1 december 2005 van kracht was, en op grond van de criteria van lid 2, onder a), b) en c), derde landen als veilige landen hebben aangemerkt, kunnen lid 1 op die derde landen toepassen totdat de Raad de gemeenschappelijke lijst uit hoofde van lid 3 heeft aangenomen.

HOOFDSTUK IV

PROCEDURES VOOR DE INTREKKING VAN DE VLUCHTELINGENSTATUS ? INTERNATIONALE-BESCHERMINGSSTATUS ⎪

Artikel 3739

Intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪

De lidstaten zorgen ervoor dat een onderzoek om de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ van een bepaalde persoon in te trekken, kan beginnen wanneer er nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn waaruit blijkt dat er redenen zijn om de geldigheid van de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ opnieuw te onderzoeken.

Artikel 3840

Procedureregels

  • 130. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de bevoegde autoriteit overweegt de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ van een onderdaan van een derde land of staatloze in te trekken overeenkomstig artikel 14 ? of artikel 19 ⎪ van Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], de betrokkene de volgende waarborgen geniet:
  • a) 
    hij wordt er schriftelijk van in kennis gesteld dat de bevoegde autoriteit heroverweegt, of hij in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪, en van de redenen voor die heroverweging, en
  • b) 
    hem wordt de kans geboden om, tijdens een persoonlijk gehoor overeenkomstig artikel 10 11, lid 1, onder b), en de artikelen 12, 13, en14 en 15, of in een schriftelijke verklaring, de redenen voor te leggen waarom de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ niet mag worden ingetrokken.

Bovendien zorgen de lidstaten ervoor dat, in het kader van die procedure:

  • a) 
    de bevoegde autoriteit precieze en bijgewerkte informatie uit diverse bronnen kan inwinnen zoals, in voorkomend geval, informatie van het Bureau van de UNHCR, ? en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken ⎪, wat betreft de algemene situatie die in de landen van herkomst van de betrokken personen heerst, en
  • b) 
    wanneer er over het individuele geval informatie wordt ingewonnen met het oog op een heroverweging van de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪, deze informatie niet wordt ingewonnen bij de actor(en) van de vervolging ? of van de ernstige schade ⎪ op een wijze die ertoe leidt dat deze actor(en) rechtstreeks te weten komt (komen) dat de betrokken persoon een vluchteling ? internationale bescherming geniet ⎪ en dat zijn status wordt heroverwogen, noch resulteert in gevaar voor de fysieke integriteit van de betrokkene en van de te zijnen laste komende personen, dan wel voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst levende familieleden.
  • 131. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de beslissing van de bevoegde autoriteit om de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ in te trekken, schriftelijk wordt meegedeeld. De redenen in feite en in rechte worden in de beslissing genoemd en informatie over de manier waarop de beslissing kan worden aangevochten wordt schriftelijk verstrekt.
  • 132. 
    Zodra de bevoegde autoriteit de beslissing heeft genomen om de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ in te trekken, zijn artikel 1518, lid 2, artikel 1619, lid 1, en artikel 21 25 eveneens van toepassing.
  • 133. 
    In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kunnen de lidstaten beslissen dat de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ van rechtswege vervalt bij beëindiging overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), b), c) en d), van Richtlijn 2004/83/EG, of indien de vluchteling ? persoon die internationale bescherming geniet ⎪ ondubbelzinnig afziet van zijn erkenning als vluchteling ? persoon die internationale bescherming geniet ⎪.

HOOFDSTUK V

BEROEPSPROCEDURES

Artikel 3941

Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel

  • 134. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat voor asielzoekers ? personen die om internationale bescherming verzoeken ⎪ een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie openstaat tegen:
  • a) 
    een beslissing die inzake hun asielverzoek ? verzoek om internationale bescherming ⎪ is gegeven, met inbegrip van een beslissing:

∫ nieuw

  • i) 
    om een verzoek als ongegrond te beschouwen met betrekking tot de vluchtelingenstatus en/of de subsidiaire-beschermingsstatus,

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

i)ii) om een asielverzoek √ verzoek ∏ als niet-ontvankelijk te beschouwen overeenkomstig artikel 25, lid 2, 29;

ii)iii) aan de grens of in de transitzones van een lidstaat zoals omschreven in artikel 35 37, lid 1;

iii)iv) om een behandeling niet uit te voeren overeenkomstig artikel 3638;

  • b) 
    een weigering om de behandeling van een verzoek na de onderbreking ervan overeenkomstig de artikelen 19 23 en 20 24 te hervatten;
  • c) 
    een beslissing om het hernieuwde verzoek niet opnieuw te behandelen overeenkomstig de artikelen 32 en 34;
  • d) 
    een beslissing waarbij de binnenkomst wordt geweigerd in het kader van de procedures krachtens artikel 35, lid 2;

e)c) een beslissing tot intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale-beschermingsstatus ⎪ krachtens artikel 3840.

∫ nieuw

  • 135. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat personen van wie door de beslissingsautoriteit is erkend dat zij voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, toegang hebben tot een daadwerkelijk rechtsmiddel in de zin van lid 1 tegen een beslissing om een verzoek als ongegrond te beschouwen met betrekking tot de vluchtelingenstatus.

De betrokken persoon kan, in afwachting van de uitkomst van de beroepsprocedures, aanspraak maken op de rechten en voordelen die door Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn] worden verleend aan personen die subsidiaire bescherming genieten.

  • 136. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat een daadwerkelijk rechtsmiddel in de zin van lid 1, een volledig onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden omvat, met inbegrip van een ex nunc onderzoek van de behoefte aan internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn], zulks ten minste in beroepsprocedures voor een rechterlijke instantie van eerste aanleg.

⎢ 2005/85/EG Artikel 4 (aangepast)

  • nieuw
  • 24. 
    De lidstaten stellen ? redelijke ⎪ termijnen en andere vereiste voorschriften vast opdat de asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel krachtens lid 1 kan uitoefenen.

⎢ 2005/85/EG Artikel 4

  • 3. 
    De lidstaten stellen in voorkomend geval voorschriften overeenkomstig hun internationale verplichtingen vast betreffende:
  • a) 
    de vraag, of het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 tot gevolg moet hebben dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst in de betrokken lidstaat mogen blijven, en
  • b) 
    de mogelijkheid van een rechtsmiddel of beschermende maatregelen wanneer het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 niet het gevolg heeft dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst in de betrokken lidstaat mogen blijven. De lidstaten kunnen ook voorzien in een rechtsmiddel van rechtswege, en en
  • c) 
    de redenen om een beslissing krachtens artikel 25, lid 2, onder c), te betwisten overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, onder b) en c), bepaalde methode.

∫ nieuw

De termijnen maken de toegang van verzoekers tot een daadwerkelijk rechtsmiddel in de zin van lid 1 niet onmogelijk of uiterst moeilijk. De lidstaten kunnen ook voorzien in een ambtshalve toetsing van overeenkomstig artikel 37 genomen beslissingen.

  • 5. 
    Onverminderd lid 6, heeft een rechtsmiddel in de zin van lid 1 van dit artikel tot gevolg dat verzoekers in de betrokken lidstaat mogen blijven in afwachting van de uitkomst van het rechtsmiddel.
  • 6. 
    In het geval van een beslissing die is genomen in de in artikel 27, lid 6, bedoelde versnelde procedure en van een beslissing waarbij een verzoek overeenkomstig artikel 29, lid 2, onder d), niet-ontvankelijk wordt verklaard, en wanneer de nationale wetgeving niet voorziet in het recht om in de lidstaat te blijven in afwachting van het resultaat van het rechtsmiddel, is een rechterlijke instantie bevoegd om, op verzoek van de betrokken verzoeker of ambtshalve, uitspraak te doen over de vraag of de verzoeker op het grondgebied van de lidstaat mag blijven.

Dit lid is niet van toepassing op de in artikel 37 bedoelde procedures.

  • 7. 
    De lidstaten staan de verzoeker toe om op het grondgebied te blijven in afwachting van de uitkomst van de in lid 6 bedoelde procedure.
  • 8. 
    De leden 5, 6 en 7 doen geen afbreuk aan artikel 26 van Verordening (EG) nr. …/…. [de Dublinverordening].

⎢ 2005/85/EG Artikel 4 (aangepast)

  • nieuw
  • 49. 
    De lidstaten kunnen ? leggen ⎪ termijnen ? vast ⎪ vastleggen voor het onderzoek door de in lid 1 bedoelde rechterlijke instantie van beslissingen van de beslissingsautoriteit.
  • 510. 
    Indien aan een asielzoeker √ verzoeker ∏ een status is toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationale en het Gemeenschapsrecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG Richtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn],, kan de asielzoeker √ verzoeker ∏ worden geacht een daadwerkelijk rechtsmiddel te hebben, wanneer een rechterlijke instantie beslist dat het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel niet ontvankelijk is of geen grote kans van slagen heeft vanwege onvoldoende belangstelling bij de asielzoeker √ verzoeker ∏ om de procedure voort te zetten.
  • 611. 
    De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving tevens de voorwaarden vastleggen waaronder ervan kan worden uitgegaan dat een asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn rechtsmiddel zoals bedoeld in lid 1, impliciet heeft ingetrokken of daarvan heeft afgezien, en wel tezamen met de regels inzake de procedure die moet worden gevolgd.

HOOFDSTUK VI

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4042

Aanvechting door overheidsinstanties

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor overheidsinstanties om bestuursrechtelijke en/of rechterlijke beslissingen aan te vechten overeenkomstig de nationale wetgeving.

Artikel 4143

Vertrouwelijkheid

De lidstaten zien erop toe dat de autoriteiten die uitvoering geven aan deze richtlijn ten aanzien van alle informatie welke zij tijdens hun werk verkrijgen, gebonden zijn door het vertrouwelijkheidsbeginsel zoals omschreven in de nationale wetgeving.

∫ nieuw

Artikel 44

Samenwerking

Elke lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan en deelt het adres daarvan mee aan de Commissie. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

De lidstaten nemen in overleg met de Commissie alle passende maatregelen om een rechtstreekse samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde instanties tot stand te brengen.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Artikel 4245

Verslag

Uiterlijk op 1 december 2009 ? […] ⎪ brengt de Commissie het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en stelt zij alle nodige wijzigingen voor. De lidstaten doen de Commissie alle informatie toekomen die deze nodig heeft voor het opstellen van dit verslag. Na de indiening van het verslag brengt de Commissie minstens om de twee jaar ? vijf jaar ⎪ aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten.

Artikel 4346

Omzetting

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om uiterlijk op 1 december 2007 aan deze richtlijn √ uiterlijk op […] aan de artikelen […] [artikelen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd] te voldoen ∏. Met betrekking tot artikel 15 doen de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om uiterlijk op 1 december 2008 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen √ delen ∏ de Commissie daarvan onverwijld in kennis √ de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn ∏.

∫ nieuw

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [drie jaar na de uiterste datum voor de omzetting] aan artikel 27, lid 3, te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

  • nieuw

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. √ In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten ∏.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de √ belangrijkste ∏ bepalingen van intern recht mee die √ betrekking hebben op ∏ zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen √ alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn ∏.

Artikel 4447

Overgangsregeling Overgangsbepalingen

De lidstaten passen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van artikel 43 46, eerste alinea, toe op asielverzoeken ? verzoeken om internationale bescherming ⎪ die zijn ingediend na 1 december 2007 ? […] ⎪ en op de procedures tot intrekking van de vluchtelingenstatus ? internationale bescherming ⎪ die zijn ingeleid na 1 december 2007 ? […] ⎪. ? Verzoeken die zijn ingediend vóór […] en procedures tot intrekking van de vluchtelingenstatus die zijn ingeleid vóór […] zijn onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG. ⎪

∫ nieuw

De lidstaten passen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van artikel 46, tweede alinea, toe op verzoeken om internationale bescherming die zijn ingediend na […]. Verzoeken die zijn ingediend vóór […] zijn onderworpen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG.

Artikel 48

Intrekking

Richtlijn 2005/85/EG wordt met ingang van [de dag na de in artikel 46, eerste alinea, van deze richtlijn genoemde datum] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

⎢ 2005/85/EG

Artikel 4549

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

De artikelen [...] zijn van toepassing vanaf [de dag na de in artikel 46, eerste alinea, van deze richtlijn genoemde datum].

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

Artikel 4650

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te [...]

Voor het Europees Parlement

De voorzitter […]

Voor de Raad

De voorzitter […]

⎢ 2005/85/EG (aangepast)

BIJLAGE I

Definitie van "beslissingsautoriteit"

Bij de toepassing van deze richtlijn kan Ierland, voor zover het bepaalde in artikel 17, lid 1, van de Refugee Act (Wet op de Vluchtelingen) van 1996 (zoals gewijzigd) van toepassing blijft, oordelen dat:

  • onder "beslissingsautoriteit" zoals bedoeld in artikel 2, onder e) f), van deze richtlijn, met betrekking tot de vraag, of een asielzoeker √ verzoeker ∏ al dan niet als vluchteling moet worden aangemerkt, moet worden verstaan het Office of the Refugee Applications Commissioner (Bureau van de Commissaris voor de Erkenning van Vluchtelingen), en
  • onder "beslissingen in eerste aanleg" zoals bedoeld in artikel 2, onder e) f), van deze richtlijn, ook moeten worden verstaan de aanbevelingen van de Refugee Applications Commissioner (Commissaris voor de Erkenning van Vluchtelingen) betreffende de vraag, of een asielzoeker √ verzoeker ∏ al dan niet als vluchteling moet worden aangemerkt.

Ierland zal de Commissie in kennis stellen van alle wijzigingen van artikel 17, lid 1, van de Refugee Act (Wet op de Vluchtelingen) van 1996 (zoals gewijzigd).

BIJLAGE II

Aanmerking van veilige landen van herkomst voor de toepassing van artikel 29 en artikel 30 33, lid 1

Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EGRichtlijn […./../EG] [de erkenningsrichtlijn]; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing;

Bij deze beoordeling wordt onder meer rekening gehouden met de mate waarin bescherming wordt geboden tegen vervolging of mishandeling door middel van:

  • a) 
    de desbetreffende wetten en andere voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast;
  • b) 
    de naleving van de rechten en vrijheden die zijn neergelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en/of het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en/of het Verdrag tegen foltering, in het bijzonder de rechten waarop geen afwijkingen uit hoofde van artikel 15, lid 2, van voornoemd Europees Verdrag zijn toegestaan;
  • c) 
    de naleving van het beginsel van non-refoulement van het Verdrag van Genève;
  • d) 
    het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.

⎢ 2005/85/EG

  • nieuw

BIJLAGE III

Definitie van "asielzoeker"

Bij de toepassing van deze richtlijn mag Spanje, voor zover de bepalingen van de "Ley 30/1992 de Régimen jurídico de las Administraciones Públicas y del Procedimiento Administrativo Común" van 26 november 1992 en de "Ley 29/1998 reguladora de la Jurisdicción Contencioso-Administrativa" van 13 juli 1998 van toepassing blijven, oordelen dat, in de zin van hoofdstuk V, de definitie van "asielzoeker" in artikel 2, onder c), van de richtlijn ook een "recurrente" dient te omvatten zoals is vastgesteld in bovengenoemde wetten.

De "recurrente" heeft recht op dezelfde waarborgen als de "asielzoeker" zoals in de richtlijn vastgesteld wat betreft het uitoefenen van zijn recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel in hoofdstuk V.

Spanje zal de Commissie in kennis stellen van alle ter zake doende wijzigingen in bovengenoemde wetten.

BIJLAGE III

Deel A

Ingetrokken richtlijn (bedoeld in artikel 48)

Richtlijn 2005/85/EG van de Raad | (PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13) |

Deel B

Termijn voor omzetting in nationaal recht (bedoeld in artikel 48)

Richtlijn | Termijn voor omzetting |

2005/85/EG | Eerste termijn: 1 december 2007 Tweede termijn: 1 december 2008 |

BIJLAGE IV

Concordantietabel

Richtlijn 2005/85/EG | Deze richtlijn |

Artikel 1 | Artikel 1 |

Artikel 2, onder a) | Artikel 2, onder a) |

Artikel 2, onder b) | Artikel 2, onder b) |

Artikel 2, onder c) | Artikel 2, onder c) |

  • | Artikel 2, onder d) |

Artikel 2, onder d) | Artikel 2, onder e) |

Artikel 2, onder e) | Artikel 2, onder f) |

Artikel 2, onder f) | Artikel 2, onder g) |

  • | Artikel 2, onder h) |
  • | Artikel 2, onder i) |

Artikel 2, onder g) | Artikel 2, onder j) |

  • | Artikel 2, onder k) |
  • | Artikel 2, onder l) |

Artikel 2, onder h) | Artikel 2, onder m) |

Artikel 2, onder i) | Artikel 2, onder n) |

Artikel 2, onder j) | Artikel 2, onder o) |

Artikel 2, onder k) | Artikel 2, onder p) |

Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, lid 1 |

Artikel 3, lid 2 | Artikel 3, lid 2 |

Artikel 3, lid 3 | - |

Artikel 3, lid 4 | Artikel 3, lid 3 |

Artikel 4, lid 1, eerste alinea | Artikel 4, lid 1, eerste alinea |

Artikel 4, lid 1, tweede alinea | - |

  • | Artikel 4, lid 2 |

Artikel 4, lid 2 | Artikel 4, lid 3 |

Artikel 4, lid 3 | Artikel 4, lid 4 |

  • | Artikel 4, lid 5 |

Artikel 5 | Artikel 5 |

Artikel 6, lid 1 | - |

  • | Artikel 6, lid 1 |
  • | Artikel 6, lid 2 |

Artikel 6, lid 2 | Artikel 6, lid 3 |

Artikel 6, lid 3 | Artikel 6, lid 4 |

  • | Artikel 6, lid 5 |
  • | Artikel 6, lid 6 |

Artikel 6, lid 4 | Artikel 6, lid 7 |

Artikel 6, lid 5 | - |

  • | Artikel 6, lid 8 |
  • | Artikel 6, lid 9 |
  • | Artikel 7, leden 1 tot en met 3 |

Artikel 7, lid 1 | Artikel 8, lid 1 |

Artikel 7, lid 2 | Artikel 8, lid 2 |

  • | Artikel 8, lid 3 |

Artikel 8, lid 1 | Artikel 9, lid 1 |

  • | Artikel 9, lid 2 |

Artikel 8, lid 2, onder a) | Artikel 9, lid 3, onder a) |

Artikel 8, lid 2, onder b) | Artikel 9, lid 3, onder b) |

Artikel 8, lid 2, onder c) | Artikel 9, lid 3, onder c) |

  • | Artikel 9, lid 3, onder d) |

Artikel 8, lid 3 | Artikel 9, lid 4 |

Artikel 8, lid 5 | Artikel 9, lid 5 |

Artikel 9, lid 1 | Artikel 10, lid 1 |

Artikel 9, lid 2, eerste alinea | Artikel 10, lid 2, eerste alinea |

Artikel 9, lid 2, tweede alinea | - |

Artikel 9, lid 3 | Artikel 10, lid 3 |

  • | Artikel 10, lid 4 |

Artikel 10 | Artikel 11 |

Artikel 11 | Artikel 12 |

Artikel 12, lid 1 | Artikel 13, lid 1 |

Artikel 12, lid 2, onder a) | Artikel 13, lid 2, onder a) |

Artikel 12, lid 2, onder b) | - |

Artikel 12, lid 2, onder c) | - |

Artikel 12, lid 3 | Artikel 13, lid 2, onder b) |

Artikel 12, leden 4 tot en met 6 | Artikel 13, leden 3 tot en met 5 |

Artikel 13, leden 1 en 2 | Artikel 14, leden 1 en 2 |

Artikel 13, lid 3, onder a) | Artikel 14, lid 3, onder a) |

  • | Artikel 14, lid 3, onder b) |

Artikel 13, lid 3, onder b) | Artikel 14, lid 3, onder c) |

  • | Artikel 14, lid 3, onder d) |
  • | Artikel 14, lid 3, onder e) |

Artikel 13, lid 4 | Artikel 14, lid 4 |

Artikel 13, lid 5 | - |

  • | Artikel 15 |

Artikel 14 | - |

  • | Artikel 16 |
  • | Artikel 17 |

Artikel 15, leden 1 en 2, en lid 3, eerste alinea | Artikel 18, leden 1 en 2, en lid 3, eerste alinea |

Artikel 15, lid 3, onder a) | - |

Artikel 15, lid 3, onder b) | Artikel 18, lid 3, onder a) |

Artikel 15, lid 3, onder c) | Artikel 18, lid 3, onder b) |

Artikel 15, lid 3, onder d) | - |

Artikel 15, lid 3, tweede alinea | - |

  • | Artikel 18, lid 3, tweede alinea |

Artikel 15, lid 4 | Artikel 18, lid 4 |

  • | Artikel 18, lid 5 |

Artikel 15, lid 5 | Artikel 18, lid 6 |

Artikel 15, lid 6 | Artikel 18, lid 7 |

Artikel 16, lid 1 | Artikel 19, lid 1 |

Artikel 16, lid 2 | Artikel 19, lid 2 |

  • | Artikel 19, lid 3 |

Artikel 16, lid 3 | Artikel 19, lid 4 |

Artikel 16, lid 4 | Artikel 19, lid 4 |

  • | Artikel 20, leden 1 tot en met 3 |

Artikel 17, lid 1 | Artikel 21, lid 1 |

Artikel 17, lid 2, onder a) | Artikel 21, lid 2, onder a) |

Artikel 17, lid 2, onder b) | - |

Artikel 17, lid 2, onder c) | Artikel 21, lid 2, onder b) |

Artikel 17, lid 3 | - |

Artikel 17, lid 4 | Artikel 21, lid 3 |

  • | Artikel 21, lid 4 |

Artikel 17, lid 5 | Artikel 21, lid 5 |

  • | Artikel 21, lid 6 |

Artikel 17, lid 6 | Artikel 21, lid 7 |

Artikel 18 | Artikel 22 |

Artikel 19 | Artikel 23 |

Artikel 20 | Artikel 24 |

Artikel 20, lid 1, onder a) en b) | Artikel 24, lid 1, onder a) en b) |

Artikel 20, lid 2 | Artikel 24, lid 2 |

  • | Artikel 24, lid 3 |

Artikel 21 | Artikel 25 |

Artikel 22 | Artikel 26 |

Artikel 23 | Artikel 27 |

Artikel 23, lid 1 | Artikel 27, lid 1 |

Artikel 23, lid 2, eerste alinea | Artikel 27, lid 2 |

Artikel 23, lid 2, tweede alinea | - |

  • | Artikel 27, lid 3 |
  • | Artikel 27, lid 4 |

Artikel 23, lid 3 | Artikel 27, lid 5 |

Artikel 23, lid 4 | Artikel 27, lid 6 |

Artikel 23, lid 4, onder a) | Artikel 27, lid 6, onder a) |

Artikel 23, lid 4, onder b) | - |

Artikel 23, lid 4, onder c), i) | Artikel 27, lid 6, onder b) |

Artikel 23, lid 4, onder c), ii) | - |

Artikel 23, lid 4, onder d) | Artikel 27, lid 6, onder c) |

Artikel 23, lid 4, onder e) | - |

Artikel 23, lid 4, onder f) | Artikel 27, lid 6, onder d) |

Artikel 23, lid 4, onder g) | - |

Artikel 23, lid 4, onder h) | - |

Artikel 23, lid 4, onder i) | - |

Artikel 23, lid 4, onder j) | Artikel 27, lid 6, onder f) |

Artikel 23, lid 4, onder k) tot en met n) | - |

Artikel 23, lid 4, onder o) | Artikel 27, lid 6, onder e) |

  • | Artikel 27, lid 7 |
  • | Artikel 27, lid 8 |
  • | Artikel 27, lid 9 |
  • | Artikel 28 |

Artikel 24 | - |

Artikel 25 | Artikel 29 |

Artikel 25, lid 1 | Artikel 29, lid 1 |

Artikel 25, lid 2, onder a) tot en met c) | Artikel 29, lid 2, onder a) tot en met c) |

Artikel 25, lid 2, onder d) en e) | - |

Artikel 25, lid 2, onder f) en g) | Artikel 29, lid 2, onder d) en e) |

  • | Artikel 30 |

Artikel 26 | Artikel 31 |

Artikel 27 | Artikel 32 |

Artikel 27, lid 1, onder a) | Artikel 32, lid 1, onder a) |

  • | Artikel 32, lid 1, onder b) |

Artikel 27, lid 1, onder b) tot en met d) | Artikel 32, lid 1, onder c) tot en met e) |

Artikel 27, leden 2 tot en met 5 | Artikel 32, leden 2 tot en met 5 |

Artikel 28 | - |

Artikel 29 | - |

Artikel 30 | Artikel 33 |

Artikel 30, leden 2 tot en met 4 | - |

  • | Artikel 33, lid 2 |

Artikel 30, lid 5 | Artikel 33, lid 3 |

Artikel 30, lid 6 | Artikel 33, lid 4 |

Artikel 31 | Artikel 34 |

Artikel 31, lid 2 | - |

Artikel 31, lid 3 | Artikel 34, lid 2 |

Artikel 32, leden 1 tot en met 7 | Artikel 35, leden 1 tot en met 7 |

  • | Artikel 35, leden 8 en 9 |

Artikel 33 | - |

Artikel 34 | Artikel 36 |

Artikel 34, lid 1 en lid 2, onder a) | Artikel 36, lid 1 en lid 2, onder a) |

Artikel 34, lid 2, onder b) | - |

Artikel 34, lid 2, onder c) | Artikel 36, lid 2, onder b) |

Artikel 34, lid 3, onder a) en b) | Artikel 36, lid 3, onder a) en b) |

Artikel 35, lid 1 | Artikel 37, lid 1, onder a) |

  • | Artikel 37, lid 1, onder b) |

Artikel 35, lid 2 en lid 3, onder a) tot en met f) | - |

Artikel 35, lid 4 | Artikel 37, lid 2 |

Artikel 35, lid 5 | Artikel 37, lid 3 |

Artikel 36, lid 1 en lid 2, onder a) tot en met c) | Artikel 38, lid 1 en lid 2, onder a) tot en met c) |

Artikel 36, lid 2, onder d) | - |

Artikel 36, lid 3 | - |

Artikel 36, lid 4 | Artikel 38, lid 3 |

Artikel 36, lid 5 | Artikel 38, lid 4 |

Artikel 36, lid 6 | Artikel 38, lid 5 |

Artikel 36, lid 7 | - |

Artikel 37 | Artikel 39 |

Artikel 38 | Artikel 40 |

Artikel 39 | Artikel 41 |

Artikel 39, lid 1, onder a) | Artikel 41, lid 1, onder a) |

  • | Artikel 41, lid 1, onder a), i) |

Artikel 39, lid 1, onder a), i) | Artikel 41, lid 1, onder a), ii) |

Artikel 39, lid 1, onder a), ii) | Artikel 41, lid 1, onder a), iii) |

Artikel 39, lid 1, onder a), iii) | - |

Artikel 39, lid 1, onder b) | Artikel 41, lid 1, onder b) |

artikel 39, lid 1, onder c) en d) | - |

Artikel 39, lid 1, onder e) | Artikel 41, lid 1, onder c) |

  • | Artikel 41, leden 2 en 3 |

Artikel 39, lid 2 | Artikel 41, lid 4 |

Artikel 39, lid 3 | - |

  • | Artikel 41, leden 5 tot en met 8 |

Artikel 39, lid 4 | Artikel 41, lid 9 |

Artikel 39, lid 5 | Artikel 41, lid 10 |

Artikel 39, lid 6 | Artikel 41, lid 11 |

Artikel 40 | Artikel 42 |

Artikel 41 | Artikel 43 |

  • | Artikel 44 |

Artikel 42 | Artikel 45 |

Artikel 43 | Artikel 46 |

Artikel 44 | Artikel 47 |

  • | Artikel 48 |

Artikel 45 | Artikel 49 |

Artikel 46 | Artikel 50 |

Bijlage I | Bijlage I |

Bijlage II | Bijlage II |

Bijlage III | - |

  • | Bijlage III |
  • | Bijlage IV |

[1] PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.

[2] Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, COM(2007)301.

[3] Richtlijn 2004/83/EG van de Raad inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.

[4] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: "Asielbeleidsplan - Een geïntegreerde aanpak van bescherming in de hele EU" - COM(2008)360, 17.6.2008.

[5] Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - COM(2009)66.

[6] Europees migratie- en asielpact, document 13440/08 van de Raad.

[7] Zie mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement "Een doeltreffender gemeenschappelijk Europees asielstelsel: een uniforme procedure als volgende stap", COM(2004)503, 15.7.2004.

[8] Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).

[9] Nadere gegevens over nationale wetgeving en methoden zijn opgenomen in de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling.

[10] PB C […] van […], blz. […].

[11] PB C […] van […], blz. […].

[12] PB C […] van […], blz. […].

[13] PB C […] van […], blz. […].

[14] PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.

[15] PB L 304 van 13.9.2004, blz. 12.

[16] PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.

[17] PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98.

[18] Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1)

[19] PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.