16 okt 2009

Met dank overgenomen van A.J. (Arend Jan) Boekestijn i, gepubliceerd op vrijdag 16 oktober 2009.

'Goedbedoelende overheden worden getild';

AMSTERDAM, dinsdag

Aad van den Heuvel (1935), televisiecoryfee en jarenlang het gezicht van KRO's Brandpunt, bereisde voor zijn werk alle continenten. Hij sprak met politiek leiders, beleidsmakers en revolutionairen, en bezocht plekken waar geen ander kwam. Diep in de wouden van Guinee-Bissau, op jacht met de president van Namibië. Wat hij zag en hoorde, verwerkt hij tegenwoordig in romans. Zijn nieuwste, Een zonnig eiland, is een schelmenverhaal over het misbruik van ontwikkelingsgeld.

VOLLEDIGE TEKST:

Van den Heuvel weet waar hij het over heeft. Sinds de jaren zestig volgt hij wat er gebeurt op het gebied van ontwikkelingswerk. Over het effect daarvan in ruim vijf decennia is hij sceptisch. "Natuurlijk is er veel bereikt. Scholen, gezondheidszorg, irrigatie. Maar de cruciale vraag is: zijn de landen in Afrika na zestig jaar ontwikkelingshulp in staat hun eigen broek op te houden? Nee, dus. Economisch is er niet zo veel vooruitgang geboekt. Een aantal landen is er zelfs op achteruitgegaan."

Die inzichten brachten hem ertoe een roman over dit onderwerp te schrijven. Een literaire dit keer, geen misdaadverhaal, ook al bewees Van den Heuvel met Het Sahara-raadsel en De oorlogsverslaggever zich thuis te voelen in dit genre. Een soort parabel over goed en kwaad, werd het, à la Brechts De goede mens van Sezuan.

Ergens op een eilandje in de Grote Oceaan, het fictieve Jarubo, woont een welvarend volkje dat pragmatisch omgaat met god en gebod. Hun rijkdom hebben ze te danken aan één ding: het gewetenloos misbruiken van ontwikkelingsgeld. Van den Heuvel: "Eigenlijk draait het om arme mensen die hetzelfde willen als wij: een prettig leven." Om dat te bereiken, zo ontdekt een delegatie, dient men uitgekookte middelen te hanteren. Mensen naar je hand zetten, creatief omgaan met regelingen, het vakjargon kennen, 'de codex van de welvaart' genoemd. "Als je slim bent, kun je gebruikmaken van leningen die later weer kwijtgescholden worden", zegt de auteur. "Zo worden goedbedoelende overheden getild."

Fantasie

Van den Heuvel vond het heerlijk zijn fantasie de vrij loop te laten, lekker te schmieren, een onderwerp aan te pakken dat in Nederland behoorlijk gevoelig ligt. "In al die jaren dat ik voor de media werkte, was het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking goed. Zo'n 0,7 procent van ons bruto nationaal product gaat nog altijd naar ontwikkelingshulp. Maar zo langzaamaan ontstaan discussies. Arend-Jan Boekestijn van de VVD begint te morren, Terecht, vind ik."

"Het wereldje van Koenders moet niet alleen roepen: we doen het goed want de kindersterfte is gehalveerd. Nee, nadenken en discussiëren over de wijze waarop OSW gegeven wordt, is nodig, naar het effect kijken van maatregelen. Dat vindt men moeilijk in Nederland. En een andere vraag die nooit goed beantwoord wordt: heeft hulp aan landen met een falend bestuur wel zin?"

In Een zonnig eiland stoeit Van den Heuvel er lustig op los met de mazen in het net die ontwikkelingssamenwerking derdewereldlanden biedt. De bewoners van Jarubo vragen hun weldoeners om een fikse subsidie voor een imaginaire drankindustrie, voor het oprichten van een denkbeeldig leger tegen linkse rebellen, voor een zogenaamd museum van internationale allure met 'opgegraven schatten uit een ver verleden'. Men beheerst 'de geheimtaal van de vooruitgang', schrijft Aad van den Heuvel vol ironie.

De Nederlandse ontwikkelingssociologen die zijn boek lazen, hebben erom gelachen, zegt de auteur. Hij hoopt dat er eindelijk discussies ontstaan over het nut van ontwikkelingshulp en vooral, over de vorm waarin dat moet. Of de bekritiseerde doelgroep de hand in eigen boezem zal steken, is echter de vraag. Aad van den Heuvel, met een zucht: "Men vindt Een zonnig eiland doorgaans geestig, maar men maakt zich zorgen over het kamp waarin ik ben terechtgekomen.