Raad voor Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport en Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport; Briefing minister met de geannoteerde agenda voor het onderwijsdeel van de Raad op 12 november 2002 in Brussel 

Kalender (Bron: swedeandsour / iStock.com)
swedeandsour / iStock.com
datum 12 november 2002
organisatie Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport (EJCS) i

GEANNOTEERDE AGENDA VOOR HET ONDERWIJSDEEL VAN DE EU-ONDERWIJS/CULTUUR/JEUGD RAAD 12 NOVEMBER 2002 TE BRUSSEL T.B.V.

DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 1.

Resolutie van de Raad over de stimulering van versterkte Europese Samenwerking in het beroepsonderwijs De Raad zal een resolutie aannemen, waarin ze toezegt meer samen te werken op het terrein van het beroepsonderwijs.

Prioritaire onderwerpen daarbij zijn:

­ het versterken van de Europese dimensie in het beroepsonderwijs, om de mobiliteit en de ontwikkeling van grensoverschrijdende interinstitutionele samenwerking te bevorderen, ­ het verhogen van de transparantie in het beroepsonderwijs, door middel van het onderbrengen van bestaande instrumenten ­ zoals het Europese C.V., aanvullingen op diploma's en certificaten, het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen en de Europass ­ in één enkel kader, ­ te onderzoeken hoe doorzichtigheid, vergelijkbaarheid, en erkenning van bekwaamheden en/of kwalificaties tussen verschillende landen bevorderd kan worden, ­ het vergroten van de steun voor de ontwikkeling van bekwaamheden en kwalificaties op sectoraal niveau, met name door het betrekken van de sociale partners, ­ het bevorderen van de samenwerking in kwaliteitswaarborging.

Verslag over de voortgang van deze werkzaamheden zal worden uitgebracht in het kader van het verslag over de opvolging van het «doelstellingenrapport», dat voorjaar 2004 aan de Europese Raad zal worden aangeboden.

Zie ook het agendapunt hierna.

Nederlands standpunt:

Ik kan instemmen met de thans voorliggende concept-tekst.

Zodra de tekst van de resolutie definitief is goedgekeurd zal ik hem u doen toekomen. 2.

Opvolging van het doelstellingenrapport De Commissie zal een notitie uitbrengen over de opvolging van het doelstellingenrapport.

Zie ook mijn brief met het verslag van het Onderwijs ­ deel van de EU Onderwijs/Jeugd Raad van 25 juni jl., IB/2002/ 24 114, agendapunt 3c.

Over deze notitie, die thans nog niet beschikbaar is, zal samen met het voorafgaande agendapunt een discussie plaatsvinden. 3.

ERASMUS World (2004 ­ 2008) De Commissie heeft juli jl. een voorstel ingediend, tot invoering van het programma ERASMUS-wereld.

De Commissie zal dit voorstel presenteren, waarna er vervolgens een eerste debat over zal plaatsvinden.

Zie voor dit voorstel de bijlage, COM (2002) 401 def.

Met het voorstel wil de Commissie de kwaliteit van het Hoger Onderwijs in de EU verbeteren en de samenwerking in de EU tussen HO-instellingen onderling, en met derde landen, versterken:

Burgers in Europa zullen daardoor een betere voorbereiding krijgen op een bestaan in een geglobaliseerde kennismaatschappij;

de positie van Europa als Centre of Excellence op het gebied van het HO wordt daarmee veilig gesteld en het Europese HO wordt daarmee voor de gehele wereld aantrekkelijker.

Het voorstel draagt bovendien bij aan een versterking van het onderlinge Tweede Kamer, vergaderjaar 2002­2003, 21 501-34, nr. 1 2 begrip tussen culturen en daardoor indirect aan de vrede en veiligheid in de wereld.

Specifieke doelstellingen zijn o.a.:

­ Het tot stand komen van een duidelijk eigen HO-onderwijsaanbod in de vorm van zelfstandige EU-masteropleidingen, dat zowel binnen als de buiten de EU aantrekkingskracht uitoefent, ­ Betere mogelijkheden voor hoogopgeleide afgestudeerden en academici uit de hele wereld om Europese kwalificaties te verwerven en Europa-ervaring op te doen, ­ Meer structurele vormen van samenwerking tussen instellingen in de EU en instellingen in derde landen en een grotere uitgaande mobiliteit uit de EU in het kader van de Europese studieprogramma's.

Voorgestelde instrumenten zijn o.a.:

­ het instellen van EU-masteropleidingen:

elk voorstel voor een EU- masteropleiding moet gedaan worden door minstens 3 HO-instellingen uit minstens 3 lidstaten, kandidaat-lidstaten en / of EER-landen.

Als het programma volledig werkt, in 2008, gaat het om 90 masteropleidingen per jaar. ­ Bij deze EU-masteropleidingen zullen studenten uit derde landen (buiten de EU, kandidaat-lidstaten en EER landen), die al een eerste universitaire graad hebben behaald (bachelors), hun masteropleiding kunnen volgen.

De EU stelt hiervoor kostendekkende beurzen ter beschikking (maximaal voor 20 maanden).

Als het programma volledig werkt, in 2008, wordt aan circa 2200 studenten/jaar gedacht. ­ Er kunnen ook projecten worden ingediend om structurele samenwerking te ontwikkelen (partnerships) tussen deze EU-masteropleidingen enerzijds en masteropleidingen in derde landen anderzijds.

Deze samenwerking dient masteropleidingen van gelijk niveau te betreffen.

Denk aan instellingen in de USA, Latijns-Amerika, Japan e.d.

In dat kader kunnen ook studenten, docenten, mensen die ICT- opleidingen ontwikkelen, en academici worden uitgewisseld.

Er wordt gedacht om in 2008 30 partnership projecten goed te keuren met 1350 uitgaande studenten.

Looptijd/Budget/Besluitvorming De Commissie stelt voor dit programma een looptijd van 5 jaar voor:

2004­2008.

De voorgestelde financiële enveloppe bedraagt 200 mln.

Euro.

Besluitvorming met het Europese Parlement vindt plaats volgens de codecisie procedure.

Subsidiariteit Het voorstel vloeit voort uit de Lissabon doelstellingen:

door een stelsel van Europese Masteropleidingen op te zetten wordt het Europese Hoger Onderwijs aantrekkelijker voor de rest van de wereld.

Bovendien mag worden verwacht, dat het bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit van het Hoger Onderwijs in Europa.

Op nationaal niveau kennen diverse lidstaten, waaronder Nederland, ook al programma's om studenten uit derde landen te werven.

Echter, het voorstel van de Commissie is daarop aanvullend.

Er gaan geen bevoegdheden over naar de Commissie (de stimuleringsmaatregelingen zijn beperkt in de tijd, maximaal 5 jaar), de kwaliteitsbewaking van de Europese Masteropleidingen blijft een verantwoordelijkheid van de lidstaten.

Regelgeving en selectie van projecten van een dergelijk voorstel kunnen het beste op Europees niveau gebeuren.

Echter, het is daarbij van belang, dat bij de uitwerking van de regelgeving en selectie het comité dat de Commissie bijstaat, voldoende bevoegdheden krijgt.

De uitvoering van de goedgekeurde voorstellen zal op het niveau van de HO-instellingen plaatsvinden.

Zij dragen daarvoor zelf de verantwoordelijkheid.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002­2003, 21 501-34, nr. 1 3 Proportionaliteit De omvang de voorgestelde maatregelen (bij een volgroeid programma betreft het 90 masteropleidingen en 2200 beurzen per jaar) is minimaal:

het heeft geen zin een dergelijk voorstel uit te voeren met kleinere aantallen Euromaster-opleidingen en beurzen.

Het voorstel zou bij een geringere omvang zijn effectiviteit verliezen.

Nederlandse belangen Het voorstel vloeit voort uit de Lissabon doelstellingen, waar Nederland groot belang aan hecht.

Het leidt tot een versterkte samenwerking tussen de Europese HO-instellingen onderling, en met gelijkwaardige HO-instellingen in andere regio's van de wereld.

Daarnaast is het Nederlands belang gediend bij een goede wereldwijde bekendheid van het Nederlandse HO:

Studenten uit derde landen die in Nederland hun masters halen worden vaak thuis een ambassadeur voor ons land.

Het vormt een goede aanvulling op de nationale Nederlandse programma's in deze.

Nederland apart is een kleine speler op de wereldmarkt van «het opleiden van buitenlandse studenten».

Verwacht mag worden, dat Nederlandse HO-instellingen ruim zullen meedoen aan het concept van Euromaster opleidingen, zowel als penvoerder als mede indiener van voorstellen.

Ik ben, behalve ten aanzien van de financiële paragraaf, voorstander van het voorstel, zoals dit door de Commissie is ingediend.

Ik zal me echter wel inzetten voor versterking van de taken van het adviserend comité.

Over de inzet van Nederland ten aanzien van de financiele paragraaf vindt nog overleg binnen de regering plaats.

Op de Raad van 12 november a.s. zal dit punt echter niet aan de orde komen. 4.

Informatie over activiteiten van het voorzitterschap Onder dit agendapunt zal het Deense voorzitterschap een overzicht geven van de activiteiten, die op het terrein van onderwijs tijdens haar voorzitterschap hebben plaatsgevonden. 5.

Informatie van de Commissie De Commissie is voornemens, ter voorbereiding van de Europese Raad, maart 2003, die jaarlijks de stand van zaken rond de voortgang van het Lissabon proces bespreekt, een aantal mededelingen uit te brengen, die o.a. van belang zijn voor «onderwijs».

Deze mededelingen zullen een rol spelen bij het opstellen van het zogenaamde Synthese document, het Commissie document ter voorbereiding van deze Europese Raad, dat medio januari 2003 zal verschijnen.

Onder dit agendapunt zal de Commissie informatie te verstrekken over de stand van zaken m.b.t. deze mededelingen.

Deze zijn:

­ een mededeling over universiteiten, ­ een mededeling over benchmarks, ­ een mededeling over investeren in onderwijs, ­ een mededeling over innovatie en onderzoek.

Daarnaast zal de Commissie rapporteren over de implementatie en resultaten van het Europese Jaar van de Talen 2001. 6.

Lunchonderwerp Tijdens de lunch zal over GATS worden gesproken.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002­2003, 21 501-34, nr. 1 4 NOTITIE OVER HET WIJZIGINGSVOORSTEL VAN DE EU-COMMISSIE MET BETREKKING TOT SOCRATES II TEN BEHOEVE VAN HET OVERLEG MET DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 31 OKTOBER 2002 A.S.

Acht oktober jl. heeft u mij gevraagd een notitie op te stellen over de stand van zaken betreffende het wijzigingsvoorstel, dat de Commissie heeft ingediend m.b.t. het EU-stimuleringsprogramma SOCRATES II.

Het actieprogramma Socrates II financiert een groot aantal projecten, grote maar ook kleine op instellingsniveau.

Het betreft hier vooral samenwerkingsen mobiliteitsprojecten.

In 2000 namen ongeveer 10 000 scholen deel.

Voor deze projecten bedroeg de subsidie gemiddeld 3315.

Met name het Europees Parlement heeft de bezorgdheid geuit dat instellingen onder de huidige regeling onevenredig administratief belast worden voor geringe subsidies.

Om hieraan tegemoet te komen heeft de Commissie voorgesteld om de eis om aan te tonen dat voor het te financieren project medefinanciering van 25% gevonden is, te laten vervallen.

De medefinanciering zou reeds gegarandeerd zijn door de verstrekking van personeel en/of infrastructuur voor de uitvoering van het project.

Doelstelling van het voorstel is de procedure te verbeteren, te vereenvoudigen en flexibiliteit bij de toepassing van het medefinancieringvereiste mogelijk te maken.

In het BNC-fiche hierover, dat u 8 augustus bij brief van de staatssecretaris van Buitenlandse zaken bereikt heeft, kamerstuk 22 112, nr. 241, is het Nederlandse standpunt als volgt weergegeven, ­ dat Nederland het streven van de Commissie onderschrijft om haar externe procedures te verbeteren en te vereenvoudigen, ­ Nederland er echter geen voorstander van is van het zonder meer laten vallen van de eis om co-financiering achteraf aan te tonen, ­ de Nederlandse inzet zich zal richten op het verkrijgen van de waarborg, dat project aanvragers ook daadwerkelijk co-financieren.

Hiertoe zal er bij de Commissie op worden aangedrongen, dat project aanvragers op het punt van de co-financiering vooraf goed beoordeeld blijven worden.

Tijdens de behandeling van het voorstel in Brussel heeft Nederland de bovengenoemde bezwaren aan de orde gesteld.

De Commissie heeft, op specifiek verzoek van Nederland, het voorstel nader schriftelijk toegelicht:

De Commissie zegt in deze toelichting, dat het voorstel geen verandering met de huidige werkwijze met zich meebrengt.

Door nieuwe Brusselse interne regels dreigde de scholen veel meer administratieve lasten te krijgen dan voorheen, omdat ze de bewijslast van eigen inzet van personeel e.d. voor een project expliciet zouden moeten gaan maken.

Door een wijziging in het besluit van SOCRATES II hoeft dat nu niet.

Net als voorheen houdt het Nationale Agentschap, dat voor de Commissie op de uitvoering van deze gedecentraliseerde projecten toeziet, de plicht in het kader van project audits (steekproeven waarbij een vooraf aangegeven percentage van de projecten meer in detail worden gecontroleerd) na te gaan of er door de deelnemende instelling voldoende staf uren e.d. in het project zijn gestoken, zodat er sprake is van minimaal 25% eigen bijdrage aan de kosten van het project.

Nederland heeft deze uitleg geaccepteerd.

Het voorstel zal binnenkort door het vzschap als A-punt bij de Europese Raad worden ingediend, waarbij zal worden opgemerkt, dat de lidstaten er unaniem mee akkoord zijn gegaan.

Daarna zal het Europese Parlement zich erover uitspreken.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2002­2003, 21 501-34, nr. 1 5

1.

Officiële agenda


2.

Raadsvergadering

3.

Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport (EJCS)

De raadsformatie i Onderwijszaken, Jeugd, Cultuur en Sport (EJCS) bestaat uit de ministers (of staatssecretarissen) van onderwijs, jeugdbeleid en/of cultuur. Deze raad vergadert formeel vier keer per jaar, waarvan twee keer in de volledige samenstelling. Ook informele bijeenkomsten zijn mogelijk. Namens Nederland sluit doorgaans minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf i (D66) aan.

De EU wil met haar acties op het gebied van onderwijs, jeugdzaken, cultuur en sport Europa's cultureel erfgoed helpen bewaren, de culturele en creatieve sectoren van Europa steunen, de mobiliteit van studenten en docenten aanmoedigen en lichaams­beweging en sociale inclusie door middel van sport bevorderen.

4.

Meer over...

5.

Relevante documenten

16 okt
'02
Brief minister met de geannoteerde agenda voor het onderwijsdeel van de Raad op 12 november 2002 in Brussel - Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
21501-34, nr. 1