Voorstel van wet - Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s)

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 31117 - Wet veiligheidsregio's i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s) ; Voorstel van wet  
Document­datum 02-08-2007
Publicatie­datum 14-03-2009
Nummer KST109517
Kenmerk 31117, nr. 2
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2006–2007

31 117

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio’s)

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening, met behoud van lokale verankering bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding, en daartoe veiligheids-regio’s in te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§1Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister:Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

veiligheidsregio:een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8;

ramp: een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;

rampenbestrijding: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat de overheid treft met het oog op een ramp, het voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp;

crisis: een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast;

crisisbeheersing: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met

inbegrip van de voorbereiding daarop, dat de overheid in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die de overheid treft op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis;

geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing door daartoe aangesteld personeel, als onderdeel van een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines, door tussenkomst van een meldkamer;

GHOR: een organisatie als bedoeld in artikel 26, eerste lid.

§2De gemeente

Artikel 2

Het college van burgemeester en wethouders is belast met:

  • a. 
    de brandweerzorg;
  • b. 
    de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
  • c. 
    de organisatie van de geneeskundige hulpverlening.

Artikel 3

  • 1. 
    Tot de brandweerzorg behoort:
  • a. 
    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;
  • b. 
    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.
  • 2. 
    De gemeenteraad stelt in een brandbeveiligingsverordening regels omtrent de in het eerste lid, onder a, bedoelde taak.
  • 3. 
    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op uniformiteit regels worden gesteld over de inhoud van de brandbeveiligingsverordening.

Artikel 4

  • 1. 
    De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bij branden en bij ongevallen voor zover de brandweer daarbij een taak heeft.
  • 2. 
    De burgemeester is bevoegd eenieder de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn.

Artikel 5

De burgemeester kan degene die de leiding heeft over het ambulancevervoer in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt, aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit een oogpunt van openbare orde.

Artikel 6

  • 1. 
    De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn.
  • 2. 
    De burgemeester draagt er zorg voor dat aan de personen die in zijn gemeente zijn betrokken bij de rampenbestrijding of de crisisbeheersing, informatie wordt verschaft over die ramp of crisis, de risico’s die hun inzet

daarbij heeft voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen.

  • 3. 
    De burgemeester stemt zijn informatievoorziening, bedoeld in het eerste en tweede lid, af met de informatievoorziening door of onder verantwoordelijkheid van Onze bij rampen en crises betrokken Ministers.

§3De veiligheidsregio

Artikel 7

Het Nederlandse grondgebied is verdeeld in regio’s, overeenkomstig de bij deze wet behorende bijlage, die kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 8

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 7, treffen een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio.

Artikel 9

Bij de regeling, bedoeld in artikel 8, worden aan het bestuur van de veiligheidsregio de volgende taken en bevoegdheden overgedragen:

  • a. 
    het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;
  • b. 
    het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;
  • c. 
    het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid;
  • d. 
    het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
  • e. 
    het instellen en in stand houden van een brandweer;
  • f. 
    het instellen en in stand houden van een GHOR;
  • g. 
    het voorzien in de meldkamerfunctie;
  • h. 
    het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel; i. het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen

de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.

Artikel 10

  • 1. 
    Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio bestaat, in afwijking van artikel 13, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.
  • 2. 
    De voorzitter van het bestuur is, in afwijking van artikel 13, negende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de burgemeester die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder. De voorzitter kan geschorst en ontslagen worden met toepassing van artikel 23 van de Politiewet 1993.
  • 3. 
    Het bestuur wijst een van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.
  • 4. 
    De voorzitter vertegenwoordigt de veiligheidsregio in en buiten rechte.
  • 5. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

Artikel 11

  • 1. 
    De hoofdofficier van justitie, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993, en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio. Indien het grondgebied van een veiligheidsregio in meer dan één waterschap is gelegen, bepalen de betrokken voorzitters van de waterschappen wie van hen deelneemt aan de vergaderingen.
  • 2. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio.

Artikel 12

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgelegd ten aanzien van de taken van de veiligheidsregio.
  • 2. 
    Het beleidsplan omvat in ieder geval:
  • a. 
    een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, en van de politie, alsmede van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
  • b. 
    een uitwerking, met inachtneming van de omstandigheden in de betrokken veiligheidsregio, van door Onze Minister vastgestelde landelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 31;
  • c. 
    een informatieparagraaf waarin een beschrijving wordt gegeven van de informatievoorziening binnen en tussen de onder a bedoelde diensten en organisaties;
  • d. 
    een oefenbeleidsplan;
  • e. 
    een beschrijving van de niet-wettelijke adviesfunctie, bedoeld in artikel 9, onder b.
  • 3. 
    Het bestuur stemt het beleidsplan af met de beleidsplannen van de aangrenzende veiligheidsregio’s en van de betrokken waterschappen, en met het beleidsplan, bedoeld in artikel 31 van de Politiewet 1993, van het regionale politiekorps.

Artikel 13

  • 1. 
    Het beleidsplan, bedoeld in artikel 12, is mede gebaseerd op een door het bestuur van de veiligheidsregio vastgesteld risicoprofiel.
  • 2. 
    Het risicoprofiel bestaat uit:
  • a. 
    een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden,
  • b. 
    een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de veiligheidsregio kunnen voordoen, en
  • c. 
    een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen.
  • 3. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio stelt het risicoprofiel vast na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid.
  • 4. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio nodigt voor de vaststelling van het risicoprofiel in ieder geval het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, de besturen van de betrokken waterschappen en door Onze andere Ministers daartoe aangewezen functionarissen uit hun zienswijze ter zake kenbaar te maken.
  • 5. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio nodigt ten minste eenmaal per

jaar de bij mogelijke rampen en crises in de regio betrokken partijen uit voor een gezamenlijk overleg over de risico’s in de regio.

Artikel 14

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een crisisplan vast, waarin in ieder geval de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven.
  • 2. 
    Het crisisplan omvat een beschrijving van de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, alsmede van de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen.
  • 3. 
    Het crisisplan is in ieder geval afgestemd met crisisplannen, vastgesteld voor het gebied van aangrenzende veiligheidsregio’s en van aangrenzende staten.
  • 4. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio zendt het vastgestelde crisisplan aan de commissaris van de Koning.

Artikel 15

  • 1. 
    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën inrichtingen en kunnen luchtvaartterreinen worden aangewezen waarvoor het bestuur van de veiligheidsregio een rampbestrijdingsplan vaststelt. In dat plan worden de maatregelen opgenomen die bij een ramp in die categorieën inrichtingen dan wel op die luchtvaartterreinen moeten worden genomen.
  • 2. 
    Bij of krachtens de maatregel, bedoeld in het eerste lid, worden regels gesteld omtrent:
  • a. 
    de inhoud van het plan;
  • b. 
    het raadplegen van de bevolking bij het opstellen van het plan en van belangrijke wijzigingen van dat plan;
  • c. 
    het periodiek beproeven en actualiseren van het plan;
  • d. 
    de bekendmaking van een besluit als bedoeld in het derde lid.
  • 3. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio kan op grond van de ingevolge artikel 42 verschafte informatie besluiten dat voor een krachtens het eerste lid aangewezen inrichting geen rampbestrijdingsplan behoeft te worden vastgesteld.

Artikel 16

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de brandweer, de GHOR en de meldkamer, aan de organisatie van de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening, alsmede aan de taakuitvoering door en de bekwaamheid van degenen die bij de brandweer, de GHOR of de meldkamer zijn aangesteld met het oog op de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening.

Artikel 17

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio, het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, en Onze Minister in zijn hoedanigheid van beheerder van het Korps landelijke politiediensten sluiten een convenant met het oog op de samenwerking bij branden, rampen en crises. Een convenant dat betrekking heeft op de door de Koninklijke marechaussee uitgeoefende politietaak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993, wordt gesloten met Onze Minister van Defensie.
  • 2. 
    Het convenant heeft in ieder geval betrekking op de meldkamerfunctie, de informatievoorziening en informatie-uitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en crises.

Artikel 18

  • 1. 
    Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en tussen veiligheidsregio’s en de regionale politiekorpsen, het Korps landelijke politiediensten en de Koninklijke marechaussee indien het betreft de uitoefening van de politietaak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, van de Politiewet 1993.
  • 2. 
    De regeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in overeenstemming met Onze Minister van Defensie gegeven indien zij voorschriften bevat die mede de Koninklijke marechaussee betreffen, en door Onze Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk indien zij voorschriften bevat ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde dan wel de vervulling van taken ten dienste van de justitie.

Artikel 19

  • 1. 
    Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de informatie- en communicatievoorzieningen van en het gebruik daarvan door de veiligheidsregio en door de in artikel 9, onder i, bedoelde organisaties, alsmede over de informatiebeveiliging.
  • 2. 
    Onze Minister kan de veiligheidsregio’s ten behoeve van de in artikel 9, onder i, bedoelde organisaties frequenties toewijzen voor de overdracht van gegevens door middel van daartoe aangewezen informatie- en communicatievoorzieningen.

Artikel 20

  • 1. 
    De besturen van de veiligheidsregio’s treffen een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld waaraan zij de behartiging van taken ten behoeve van de inrichting van een uniforme informatie- en communicatievoorziening overdragen.
  • 2. 
    Deze taken betreffen in ieder geval het vaststellen van de informatiebehoefte en het vaststellen van kaders, standaarden en kwaliteitseisen met het oog op de informatie-uitwisseling binnen en tussen de in artikel 9, onder i, bedoelde organisaties.
  • 3. 
    Aan de gemeenschappelijke regeling kunnen tevens deelnemen het Rijk, vertegenwoordigd door Onze Minister wie het aangaat ten behoeve van de onder hem ressorterende diensten, of andere rechtspersonen voor zover hun deelname van belang is voor de samenwerking.
  • 4. 
    Onze Minister kan aan het bestuur van het openbaar lichaam aanwijzingen geven, indien het belang van een uniforme informatie- en communicatievoorziening dit vereist. Een aanwijzing wordt schriftelijk gegeven en na overleg met het bestuur.

Artikel 21

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio hanteert een kwaliteitszorgsysteem.
  • 2. 
    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan het kwaliteitszorgsysteem.

Artikel 22

  • 1. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio verstrekt Onze Minister op diens verzoek informatie over de wijze waarop de veiligheidsregio haar taken uitvoert.
  • 2. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio zendt, indien Onze Minister landelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 31 heeft vastgesteld, hem jaarlijks een rapportage over de uitvoering van de landelijke doelstellingen door de veiligheidsregio.
  • 3. 
    Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de rapportage, bedoeld in het tweede lid wordt verstrekt.

§4De brandweer

Artikel 23

  • 1. 
    De door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer voert in ieder geval de volgende taken uit:
  • a. 
    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
  • b. 
    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;
  • c. 
    het waarschuwen van de bevolking;
  • d. 
    het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;
  • e. 
    het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van de brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.
  • 2. 
    De regionale brandweer voert tevens taken uit bij rampen en crises in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
  • 3. 
    De regionale brandweer staat onder leiding van een commandant. Het bestuur van de veiligheidsregio benoemt de regionaal commandant.

Artikel 23a

  • 1. 
    Elk college van burgemeester en wethouders kan bij het treffen van een regeling als bedoeld in artikel 8 besluiten tot het hebben van een gemeentelijke brandweer, die in de eigen gemeente, in afwijking van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a en b, de volgende taken uitvoert:
  • a. 
    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
  • b. 
    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.
  • 2. 
    Indien alle gemeenten in een regio besluiten een gemeentelijke brandweer te hebben, blijft artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a en b, buiten toepassing.
  • 3. 
    Indien een college besluit de gemeentelijke brandweer op te heffen, voert de regionale brandweer ook in die gemeente de taken, genoemd in het eerste lid, onder a en b, uit.
  • 4. 
    De deelnemers aan de regeling maken schriftelijk afspraken over de gevolgen van een besluit als bedoeld in het tweede en derde lid.

Artikel 23b

  • 1. 
    Het college van burgemeester en wethouders benoemt het personeel van de gemeentelijke brandweer, behoudens in functies die door het bestuur van de veiligheidsregio, gelet op zijn verantwoordelijkheid, zijn aangemerkt als functies die bij uitsluiting vervuld kunnen worden door personeel in dienst van de veiligheidsregio.
  • 2. 
    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen functies worden aangemerkt die bij uitsluiting vervuld kunnen worden door brandweerpersoneel in dienst van de veiligheidsregio.

Artikel 23c

  • 1. 
    De burgemeester van een gemeente met een gemeentelijke brandweer richt, indien hij in geval van een brand ondersteuning dan wel bijstand behoeft, een verzoek daartoe aan de voorzitter van de veiligheids-regio.
  • 2. 
    Tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten, voldoet de voorzitter aan het verzoek, of richt hij zich ter zake tot de burgemeester van een andere gemeente in zijn regio, dan wel zo nodig tot de voorzitter van een aangrenzende veiligheidsregio, die de nodige voorzieningen treffen, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
  • 3. 
    De regeling, bedoeld in artikel 8, bevat bepalingen omtrent het verlenen van ondersteuning, met inbegrip van de bekostiging daarvan.
  • 4. 
    In de kosten die voor een gemeente voortvloeien uit het verlenen van bijstand als bedoeld in het tweede lid, kan Onze Minister een bijdrage verlenen.

Artikel 23d

  • 1. 
    Onze Minister kan het college van burgemeester en wethouders van een gemeente met een gemeentelijke brandweer een aanwijzing geven indien de taakuitvoering van die brandweer tekortschiet.
  • 2. 
    Tot het geven van een aanwijzing gaat Onze Minister niet over dan nadat hij over de voorgenomen aanwijzing het college heeft gehoord.
  • 3. 
    Indien de taakuitvoering van de gemeentelijke brandweer blijvend tekortschiet, kan Onze Minister het college opdragen te besluiten de gemeentelijke brandweer op te heffen. Het college en het bestuur van de veiligheidsregio maken schriftelijk afspraken over de gevolgen van het besluit.

Artikel 24

  • 1. 
    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de veiligheid, deugdelijkheid, normalisatie en standaardisatie van het brandweer- en reddingsmaterieel dat met het oog op gebruik hier te lande wordt vervaardigd, ingevoerd of in de handel gebracht.
  • 2. 
    Voor keuringen die krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid worden verricht, kunnen overeenkomstig daarbij te stellen regels vergoedingen in rekening worden gebracht. Deze vergoedingen worden niet in rekening gebracht aan publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 25

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio kan een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig.
  • 2. 
    Het hoofd of de bestuurder van een aangewezen inrichting draagt er zorg voor dat in die inrichting kan worden beschikt over een bedrijfsbrandweer, die voldoet aan de bij de aanwijzing gestelde eisen inzake personeel en materieel.
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid vindt de aanwijzing plaats door Onze Minister indien het een inrichting betreft die is gelegen op of deel uitmaakt van een terrein dat bij de krijgsmacht in gebruik is, voor zover er gegevens in het geding zijn waarvan de geheimhouding door het belang van de veiligheid van de Staat is geboden. Voordat een aanwijzing plaatsvindt, hoort Onze Minister het hoofd of de bestuurder van de inrichting.
  • 4. 
    Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke inrich-

tingen kunnen worden aangewezen, op welke wijze tot de aanwijzing kan worden besloten en aan welke eisen het personeel en het materieel moeten voldoen.

  • 5. 
    Het hoofd of de bestuurder van een inrichting als bedoeld in het derde lid verstrekt het bestuur van de veiligheidsregio dan wel Onze Minister:
  • a. 
    de nodige inlichtingen ten behoeve van de uitoefening van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid tot aanwijzing;
  • b. 
    voor 1 februari van ieder jaar een overzicht van de werkelijke sterkte van de bedrijfsbrandweer op 1 januari van dat jaar.
  • 6. 
    Het hoofd of de bestuurder van een aangewezen inrichting draagt er zorg voor dat de bedrijfsbrandweer ter zake van het optreden, dat noodzakelijk is ter bestrijding van brand of van gevaar anderszins binnen de inrichting, de aanwijzingen opvolgt van degene die op grond van een wettelijk voorschrift met de feitelijke leiding van die bestrijding is belast.

§5De GHOR

Artikel 26

  • 1. 
    De door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde organisatie GHOR is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening, en met de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening.
  • 2. 
    De GHOR staat onder leiding van een directeur. Het bestuur van de veiligheidsregio benoemt de directeur. De directeur GHOR maakt deel uit van de directie van de in het gebied van de veiligheidsregio gelegen gemeentelijke gezondheidsdienst.
  • 3. 
    De directeur GHOR is belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening.

Artikel 27

  • 1. 
    Instellingen als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen, zorgaanbieders als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, vergunninghouders voor ambulancevervoer en gezondheidsdiensten in die regio, die een taak hebben binnen de geneeskundige hulpverlening, treffen de nodige maatregelen met het oog op hun taak en de voorbereiding daarop.
  • 2. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio en de in die regio werkzame instellingen, zorgaanbieders, vergunninghouders en diensten, bedoeld in het eerste lid, maken schriftelijke afspraken over de inzet van deze instellingen, zorgaanbieders, vergunninghouders en diensten bij de uitvoering van hun taak en op de voorbereiding daarop.
  • 3. 
    De instellingen, zorgaanbieders, vergunninghouders en diensten, bedoeld in het eerste lid, verstrekken het bestuur van de veiligheidsregio alle informatie over hun inzet en de voorbereiding daarop door middel van het jaardocument maatschappelijke verantwoording als bedoeld in artikel 16 van de Wet toelating zorginstellingen.
  • 4. 
    Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld aan de inhoud van afspraken, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 28

  • 1. 
    Indien de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop naar het oordeel van het bestuur van de veiligheids-regio tekort schiet, treedt het bestuur in overleg met een instelling of zorgaanbieder als bedoeld in artikel 27, eerste lid.
  • 2. 
    De voorzitter kan, indien hij geen verbetering constateert, de desbetreffende instelling en zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven.
  • 3. 
    Blijft de instelling of zorgaanbieder in gebreke, dan verzoekt de voorzitter Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tegen de desbetreffende instelling of zorgaanbieder de nodige maatregelen te treffen.

§6De meldkamer

Artikel 29

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio heeft de beschikking over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld en in stand wordt gehouden door het bestuur of door het bestuur van een andere veiligheidsregio ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politietaak, met dien verstande dat de rechtspersoon waaraan een vergunning tot het verrichten van ambulancezorg is verleend op grond van artikel 3 van de Wet ambulancezorg, zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer voor de ambulancezorg, als onderdeel van de meldkamer, en dat het regionale college, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de meldkamer.
  • 2. 
    De meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, de daadwerkelijke ambulancezorg en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.
  • 3. 
    De meldkamer staat onder leiding van een directeur. Het bestuur van de veiligheidsregio benoemt de directeur na overleg met het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening en het regionale college van politie. De directeur rapporteert periodiek aan het bestuur van de veiligheidsregio over de wijze waarop uitvoering wordt geven aan de eisen, bedoeld in het derde lid, en heeft instemmingsrecht bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de meldkamer.
  • 4. 
    De eisen die het bestuur van de veiligheidsregio op grond van artikel 4, derde lid, van de Wet ambulancezorg stelt aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen, de voorbereiding op en het daadwerkelijk optreden bij ongevallen, rampen en crises en de samenwerking van ambulancezorg met brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie in de meldkamer.
  • 5. 
    Het convenant, bedoeld in artikel 17, bevat met betrekking tot de meldkamerfunctie in ieder geval afspraken over de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de samenwerking van politie met brandweer, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg in de meldkamer.
  • 6. 
    Indien besturen van verschillende regio’s besluiten gezamenlijk gebruik te maken van één meldkamer, worden hierover schriftelijke afspraken gemaakt tussen de betrokken regionale colleges van politie, besturen van veiligheidsregio’s en rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid.

§7Coördinerend functionaris

Artikel 30

Het bestuur van de veiligheidsregio wijst een functionaris aan die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

§8Landelijke doelstellingen

Artikel 31

  • 1. 
    Onze Minister kan landelijke doelstellingen vaststellen ten aanzien van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.
  • 2. 
    Onze Minister zendt het besluit waarbij hij landelijke doelstellingen heeft vastgesteld, aan de besturen van de veiligheidsregio’s alsmede aan de Staten-Generaal.

Artikel 32

Onze Minister voert, mede met het oog op eventueel vast te stellen landelijke doelstellingen als bedoeld in artikel 31 periodiek overleg met de voorzitters van de veiligheidsregio’s.

§9Bovenlokale rampen en crises

Artikel 33

  • 1. 
    In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in het getroffen gebied bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan de artikelen 4, 5 en 6 van deze wet, aan artikel 12 van de Politiewet 1993 en aan de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid.
  • 2. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam.
  • 3. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team, dat bestaat uit leidinggevenden van de betrokken diensten. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt voorts de functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen.
  • 4. 
    Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, neemt de voorzitter van de veiligheidsregio geen besluiten met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen dan nadat hij het regionaal beleidsteam daarover heeft geraadpleegd. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt.
  • 5. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door hem genomen besluiten.

Artikel 34

  • 1. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.
  • 2. 
    De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen.
  • 3. 
    Indien een burgemeester in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar heeft doen aantekenen tegen een voorgenomen besluit, verstrekt de voorzitter van de veiligheidsregio in de raad van die gemeente mondeling inlichtingen over het bestreden besluit, indien de desbetreffende raad daarom verzoekt.
  • 4. 
    In een geval bedoeld in het derde lid zendt de voorzitter van de veiligheidsregio een afschrift van de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken aan Onze Minister.

Artikel 35

De commissaris van de Koning kan in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan de voorzitter van de veiligheidsregio, zo mogelijk na overleg met hem, aanwijzingen geven over het inzake de rampenbestrijding of de crisisbeheersing te voeren beleid.

Artikel 36

Onze Minister kan in geval van een ramp of crisis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, indien het algemeen belang zulks dringend eist, de commissaris van de Koning, zo mogelijk na overleg met hem, aanwijzingen geven over het inzake de rampbestrijding of de crisisbeheersing te voeren beleid.

Artikel 37

De voorzitters van de veiligheidsregio’s en de commissarissen van de Koning en Onze Minister verstrekken elkaar de nodige inlichtingen ten behoeve van hun rol bij de toepassing van de artikelen 35 en 36.

Artikel 38

  • 1. 
    Indien bij of krachtens de wet aan een van Onze andere Ministers de bevoegdheid is gegeven bij een ramp regels te stellen of maatregelen te treffen, maakt hij van deze bevoegdheid geen gebruik dan na overleg met Onze Minister, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet.
  • 2. 
    Indien bij of krachtens de wet aan een van Onze andere Ministers de bevoegdheid is gegeven bij een crisis regels te stellen of maatregelen te treffen, informeert hij terstond Onze Minister indien hij van deze bevoegdheid gebruikt maakt.

§ 10 Informatie en communicatie

Artikel 39

  • 1. 
    Gedeputeerde staten dragen zorg voor de productie en het beheer van een geografische kaart waarop de in de veiligheidsregio aanwezige risico’s zijn aangeduid, op basis van het risicoprofiel, bedoeld in artikel 13. De risicokaart vermeldt de plaatsgebonden en geografisch te onderscheiden risico’s alsmede de gegevens die zijn opgenomen in het openbare register, bedoeld in artikel 12.12 van de Wet milieubeheer. De kaart is openbaar.
  • 2. 
    De colleges van burgemeester en wethouders in de provincie en de directeur-generaal van het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu leveren gedeputeerde staten de voor de uitvoering van het eerste lid benodigde gegevens.
  • 3. 
    Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de in de risicokaart op te nemen categorieën van rampen, over de productie, het beheer en de vormgeving van de risicokaart, over de wijze waarop en de frequentie waarmee de daarvoor benodigde gegevens dienen te worden aangeleverd en over de wijze waarop toegang kan worden verkregen tot onderdelen van de risicokaart.

Artikel 40

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat Onze Minister, de commissaris van de Koning en de hoofdofficier van Justitie informatie wordt verschaft over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, en over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan.
  • 2. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding of beheersing hiervan en over de daarbij te volgen gedragslijn.
  • 3. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de bij de rampenbestrijding en de crisisbeheersing in de regio betrokken personen informatie wordt verschaft over de rampen en de crises die de regio kunnen treffen, de risico’s die hun inzet kan hebben voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen.
  • 4. 
    Het bestuur stemt zijn informatievoorziening, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, af met de informatievoorziening door of onder verantwoordelijkheid van Onze bij rampen en crises betrokken Ministers.

Artikel 41

  • 1. 
    Onze Minister draagt er zorg voor dat alle staten die door een ramp of crisis op Nederlands grondgebied kunnen worden getroffen, ter zake worden geïnformeerd, voor zover dit niet reeds op grond van andere voorschriften geschiedt.
  • 2. 
    Onze Minister draagt er zorg voor dat alle staten die door een ramp of crisis op Nederlands grondgebied worden bedreigd of getroffen, de informatie over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van die ramp of crisis wordt verschaft, voor zover dit niet op grond van andere voorschriften geschiedt.

Artikel 42

  • 1. 
    Eenieder die beschikt over relevante veiligheidstechnische gegevens, verschaft het bestuur van de veiligheidsregio de informatie die nodig is

voor een adequate voorbereiding van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Dit geldt niet voor zover deze informatie reeds op grond van andere voorschriften is verschaft of kan worden verkregen.

  • 2. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio kan bevelen dat een inrichting die behoort tot een krachtens artikel 15 aangewezen categorie niet in werking gesteld of gehouden wordt, indien degenen die de inrichting in werking zal hebben of heeft, niet aan de in het eerste lid bedoelde verplichting tot informatieverstrekking voldoet.
  • 3. 
    Indien voor gegevens als bedoeld in het eerste lid of een deel daarvan geheimhouding door het belang van de veiligheid van de Staat geboden is, verstrekt degene die daarover beschikt op aanwijzing van Onze betrokken Minister deze gegevens tezamen met de gegevens waarvoor geheimhouding niet is geboden, aan Onze betrokken Minister.
  • 4. 
    Indien degene die beschikt over gegevens als bedoeld in het eerste lid van mening is dat deze gegevens of een deel daarvan niet kunnen worden verstrekt omdat geheimhouding daarvan door het belang van de veiligheid van de Staat geboden is, verstrekt hij deze gegevens tezamen met de gegevens waarvoor naar zijn mening geheimhouding niet is geboden, aan Onze betrokken Minister.
  • 5. 
    Onze betrokken Minister verstrekt de informatie op basis van de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid, aan het bestuur van de veiligheidsregio nadat hij deze in overleg met Onze Minister zodanig heeft bewerkt, dat de gegevens waarvoor geheimhouding geboden is, daarin niet voorkomen of daaruit niet kunnen worden afgeleid.

Artikel 43

  • 1. 
    Het bestuur van de veiligheidsregio maakt de gegevens openbaar die het krachtens artikel 42, eerste lid, heeft ontvangen ten behoeve van de vaststelling van rampbestrijdingsplannen voor de krachtens artikel 15 aangewezen categorieën inrichtingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden daarover nadere regels gesteld.
  • 2. 
    Artikel 10, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het verstrekken van informatie op basis van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing, met dien verstande dat het verstrekken van de gegevens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
  • a. 
    de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
  • b. 
    het voorkomen van sabotage.
  • 3. 
    Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over de overige gegevens die krachtens artikel 42, eerste lid, en over de gegevens die krachtens artikel 44, eerste en tweede lid, zijn ontvangen, ten aanzien van de inrichtingen waarop richtlijn nr. 96/82/EG i van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10) betrekking heeft, uitsluitend van toepassing, voor zover die gegevens een vertrouwelijk karakter hebben.
  • 4. 
    Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing.
  • 5. 
    Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur is op het op verzoek verstrekken van informatie over gegevens als bedoeld in het derde lid uitsluitend van toepassing, voor zover het gegevens betreft die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid van het voorkomen van sabotage.
  • 6. 
    Artikel 10, zevende lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur is, voor zover het gaat om milieu-informatie als bedoeld in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer, uitsluitend van toepassing voor

zover het gegevens betreft die afbreuk kunnen doen aan de mogelijkheid van het voorkomen van sabotage.

Artikel 44

  • 1. 
    In geval van een ramp stelt eenieder die daarvan kennis draagt, de burgemeester van de gemeente waar de ramp plaatsvindt, zo spoedig mogelijk daarvan op de hoogte.
  • 2. 
    In geval van een ramp verschaft eenieder die over relevante veiligheidstechnische gegevens beschikt, de burgemeester van de gemeente waar de ramp plaatsvindt, de informatie die nodig is voor een adequate uitvoering van diens taken, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid. Dit geldt niet voor zover deze informatie reeds op grond van andere voorschriften is verschaft of kan worden verkregen, dan wel indien de gegevens op grond van artikel 42, derde of vierde lid, reeds zijn verstrekt aan Onze betrokken Minister.

§ 11 Bijstand

Artikel 45

  • 1. 
    Behoeft de voorzitter van een veiligheidsregio in geval van een brand, ramp of crisis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bijstand, dan richt hij een verzoek daartoe aan Onze Minister. Hij stelt de commissaris van de Koning van het verzoek in kennis.
  • 2. 
    Onze Minister voldoet aan het verzoek, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
  • 3. 
    Onze Minister richt zich met een verzoek om bijstand tot de voorzitter van een andere veiligheidsregio, tot de commissaris van de Koning of zo nodig tot Onze betrokken Minister dan wel indien militaire bijstand gewenst is tot Onze Minister van Defensie, die de nodige voorzieningen treffen, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
  • 4. 
    Onze Minister kan degene die de leiding heeft over het ambulancevervoer een aanwijzing geven over de inzet van ambulances.

§ 12 Buitengewone omstandigheden

Artikel 46

  • 1. 
    Onverminderd de artikelen 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kunnen, ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-president, de artikelen 47, 48 en 49 in werking worden gesteld.
  • 2. 
    Wanneer het in het eerste lid bedoelde besluit is genomen, wordt onverwijld een voorstel van wet aan de Tweede Kamer gezonden omtrent het voortduren van de werking van de bij dat besluit in werking gestelde bepalingen.
  • 3. 
    Wordt het voorstel van wet door de Staten-Generaal verworpen, dan worden bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-president, de bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, onverwijld buiten werking gesteld.
  • 4. 
    Bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-president, worden bepalingen die ingevolge het eerste lid in werking zijn gesteld, buiten werking gesteld, zodra de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten.
  • 5. 
    Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt. Het treedt in werking terstond na de bekendmaking.
  • 6. 
    Het besluit, bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, wordt in ieder geval geplaatst in het Staatsblad.

Artikel 47

  • 1. 
    De commissaris van de Koning kan de voorzitter van de veiligheids-regio in de provincie in een concreet geval de nodige aanwijzingen geven inzake de rampenbestrijding of de crisisbeheersing.
  • 2. 
    Onze Minister kan de commissaris van de Koning opdragen aan de voorzitter van de veiligheidsregio in de provincie in een concreet geval de nodige aanwijzingen te geven inzake de rampenbestrijding of de crisisbeheersing.

Artikel 48

Onze Minister kan, indien het algemeen belang zulks dringend eist, bevoegdheden van de commissaris van de Koning en van de voorzitter van de veiligheidsregio op grond van deze wet geheel of ten dele aan zich trekken dan wel een andere autoriteit daarmee geheel of ten dele belasten.

Artikel 49

De commissaris van de Koning, de voorzitter van de veiligheidsregio en de door hen of Onze Minister aangewezen personen zijn bevoegd elke plaats te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

§ 13 Financiële bepalingen

Artikel 50

  • 1. 
    In de kosten die voor een veiligheidsregio voortvloeien uit de uitoefening van haar taken ingevolge artikel 9, verleent Onze Minister een bijdrage. De bijdrage kan onder voorwaarden worden verleend.
  • 2. 
    In de kosten die voor een gemeente voortvloeien uit de daadwerkelijke bestrijding van een ramp en uit de gevolgen van die bestrijding, kan Onze Minister een bijdrage verlenen.
  • 3. 
    In de kosten die voor een veiligheidsregio voortvloeien uit het verlenen van bijstand, bedoeld in artikel 45, derde lid, kan Onze Minister een bijdrage verlenen.
  • 4. 
    In de kosten die voortvloeien uit het verlenen van bijstand als bedoeld in artikel 3 van de op 14 november 1984 te Den Haag tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen (Trb. 1984, 155) en van de op 7 juni 1988 te Bonn tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen (Trb. 1988, 95), kan Onze Minister aan de bij de bestrijding betrokken gemeenten, veiligheidsregio’s, provincies, organisaties en diensten een bijdrage verlenen.
  • 5. 
    In de kosten die voor een gemeente voortvloeien uit het opsporen en ruimen van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven, kan Onze Minister een bijdrage verlenen.
  • 6. 
    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de uitvoering van het eerste tot en met vijfde lid.

§ 14 Toezicht

Artikel 51

  • 1. 
    Er is een Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, die onder gezag van Onze Minister, belast is met:
  • a. 
    het toetsen van de wijze waarop een orgaan van een veiligheids-regio, een gemeente of een ander openbaar lichaam uitvoering geeft aan de taken met betrekking tot de brandweerzorg, de rampenbestrijding of crisisbeheersing;
  • b. 
    het, in overeenstemming met Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, periodiek toetsen van de voorbereiding op de rampenbestrijding en de crisisbeheersing door de bestuursorganen, bedoeld onder a;
  • c. 
    het verrichten van onderzoek naar aanleiding van een brand, ramp of crisis, tenzij de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, een onderzoek instelt.
  • 2. 
    Een orgaan als bedoeld in het eerste lid, onder a, verstrekt de door Onze Minister aangewezen ambtenaren desgevraagd de inlichtingen die zij redelijkerwijs nodig hebben in verband met de uitvoering van toetsen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.
  • 3. 
    Een orgaan van één van de openbare lichamen, bedoeld in het eerste lid, of van het Rijk dan wel eenieder die werkzaam is bij een organisatie, een instelling, een inrichting die of een bedrijf dat betrokken is bij een brand, ramp of crisis, verstrekt de door Onze Minister aangewezen ambtenaren desgevraagd de inlichtingen die zij redelijkerwijs nodig hebben in verband met het verrichten van een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onder c.

Artikel 52

  • 1. 
    De werkzaamheden die in het kader van artikel 51 worden uitgevoerd, worden jaarlijks door Onze Minister vastgesteld.
  • 2. 
    De inspectie rapporteert, gevraagd of ongevraagd, rechtstreeks aan Onze Minister.
  • 3. 
    De inspectie zendt haar rapportages tevens aan de commissaris van de Koning.
  • 4. 
    Onze Minister brengt in een multidisciplinaire rapportage aan de Staten-Generaal verslag uit van de bevindingen van de inspectie bij de toetsing, bedoeld in het eerste lid, onder b.
  • 5. 
    Onze Minister zendt, onverminderd het vierde lid, de Staten-Generaal jaarlijks een door de inspectie opgesteld verslag van de werkzaamheden die in het kader van artikel 51 zijn uitgevoerd.

Artikel 53

  • 1. 
    Onze Minister kan het bestuur van een veiligheidsregio een aanwijzing geven indien de taakuitvoering in die veiligheidsregio tekortschiet.
  • 2. 
    Tot het geven van een aanwijzing gaat Onze Minister niet over dan nadat hij over de voorgenomen aanwijzing het bestuur heeft gehoord.
  • 3. 
    Indien Onze Minister overweegt een aanwijzing te geven als bedoeld in het eerste lid, verzoekt hij de commissaris van de Koning hem een aanbeveling omtrent de inhoud van deze aanwijzing te doen.
  • 4. 
    De commissaris van Koning neemt in verband met het opstellen van zijn aanbeveling kennis van alle feiten en omstandigheden die verband houden met de gebleken tekortkomingen in de taakuitvoering van de veiligheidsregio.
  • 5. 
    De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, bedoeld in het vierde lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.

Artikel 54

  • 1. 
    De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio, de brandweercommandant en het door hem aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de brandweer, de directeur GHOR en het door hem aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de GHOR alsmede de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 51, tweede en derde lid, zijn bevoegd elke plaats te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm. Zij kunnen zich bij het binnentreden doen vergezellen van door hen aangewezen personen.
  • 2. 
    De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio, de brandweercommandant en het door hem aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de brandweer, alsmede de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 51, tweede en derde lid, zijn bevoegd alle benodigde uitrustingsstukken en hulpmiddelen op de plaatsen, bedoeld in het eerste lid, mee te nemen en daarvan op zodanige wijze gebruik te maken als zij voor een goede vervulling van hun taak noodzakelijk achten.

Artikel 55

  • 1. 
    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen inspectieambtenaren. Zij kunnen tevens worden belast met het toezicht op de veiligheid en deugdelijkheid van brandweer- en reddingsmaterieel. Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
  • 2. 
    Met het toezicht op de naleving van de verordening, bedoeld in artikel 3, tweede lid, zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
  • 3. 
    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens artikel 42 bepaalde ten aanzien van de krachtens artikel 15 aangewezen inrichtingen zijn belast de ambtenaren die bij besluit van het bestuur van de veiligheidsregio zijn aangewezen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over dit toezicht.

§ 15 Sancties

Artikel 56

Het bestuur van de veiligheidsregio is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens artikel 42 bepaalde ten aanzien van de krachtens artikel 15 aangewezen inrichtingen, tot welke bevoegdheid mede behoort het stilleggen of gedeeltelijk buiten werking stellen of verzegelen van de inrichting dan wel het verzegelen of verwijderen van hetgeen zich in de inrichting bevindt.

Artikel 57

  • 1. 
    Overtreding van de regels van de verordening, bedoeld in artikel 3, tweede lid, en van het bij of krachtens artikel 24 bepaalde kan bestraft worden met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
  • 2. 
    Overtreding van het bij of krachtens artikel 25, tweede, vijfde en zesde lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
  • 3. 
    In geval van overtreding van artikel 25, tweede lid, kan als bijkomende straf worden opgelegd gehele of gedeeltelijke stillegging van de inrichting voor een tijd van ten hoogste een jaar.
  • 4. 
    Overtreding van artikel 42, eerste en tweede lid, en 44, tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
  • 5. 
    De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 58

  • 1. 
    Met de opsporing van de in artikel 57 strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Minister.
  • 2. 
    Onverminderd de eisen, gesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 142, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan slechts als opsporingsambtenaar worden aangewezen degene die voldoet aan de door Onze Minister te stellen regels over de eisen van bekwaamheid.
  • 3. 
    De opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

§ 16 Overgangsbepalingen

Artikel 59

De Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen worden ingetrokken.

Artikel 60

Onze Minister kan bepalen dan wel toestaan dat het bestuur van een veiligheidsregio, gedurende een door Onze Minister te bepalen periode, in de meldkamerfunctie voorziet op een andere wijze dan bepaald in artikel 29.

Artikel 61

Vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet vervalt artikel 21, tweede lid.

§ 17 Slotbepalingen

Artikel 62

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 63

Deze wet wordt aangehaald als: Wet veiligheidsregio’s.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Bijlage bij artikel 7

– De naam van elke regio is cursief

– Een regio beslaat het grondgebied van de onder de regionaam vermelde gemeenten

Groningen

Appingedam, Bedum, Bellingwedde, Ten Boer, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, De Marne, Marum, Menterwolde, Pekela, Reiderland, Scheemda, Slochteren, Stadskanaal, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten, Winsum, Zuidhorn.

Fryslân

Achtkarspelen, Ameland, Boarnsterhim, Bolsward, Dantumadeel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Gaasterlân-Sleat, Harlingen, Heerenveen, Het Bildt, Kollumerland en Nieuwkruisland, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Lemsterland, Littenseradiel, Menaldumadeel, Nijefurd, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Skarsterlân, Smallingerland, Sneek, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Weststellingwerf, Wûnseradiel, Wymbritseradiel.

Drenthe

Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld, De Wolden.

IJsselland

Dalfsen, Deventer, Hattem, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle.

Twente

Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden.

Noord- en Oost-Gelderland

Aalten, Apeldoorn, Berkelland, Bronckhorst, Brummen, Doetinchem, Elburg, Epe, Ermelo, Heerde, Harderwijk, Lochem, Montferland, Nunspeet, Oldebroek, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Putten, Voorst, Winterswijk, Zutphen.

Gelderland-Midden

Arnhem, Barneveld, Doesburg, Duiven, Ede, Lingewaard, Nijkerk, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rijnwaarden, Rozendaal, Scherpenzeel, Wageningen, Westervoort, Zevenaar.

Gelderland-Zuid

Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Groesbeek, Heumen, Lingewaal, Maasdriel, Millingen aan de Rijn, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, Ubbergen, West Maas en Waal, Wijchen, Zaltbommel.

Utrecht

Abcoude, Amersfoort, Baarn, De Bilt, Breukelen, Bunnik, Bunschoten, Eemnes, Houten, IJsselstein, Leusden, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Soest, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, Zeist.

Noord-Holland-Noord

Alkmaar, Andijk, Anna Paulowna, Bergen, Castricum, Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Graft-De Rijp, Harenkarspel, Heerhugowaard, Heiloo, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Niedorp, Opmeer, Schagen, Schermer, Stede Broec, Texel, Wervershoof, Wieringen, Wieringermeer, Zijpe.

Zaanstreek-Waterland

Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang.

Kennemerland

Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen, Zandvoort.

Amsterdam-Amstelland

Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel, Uithoorn.

Gooi en Vechtstreek

Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp, Wijdemeren.

Haaglanden

Delft, ’s-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Midden-Delfland, Wassenaar, Westland, Zoetermeer.

Hollands Midden

Alkemade, Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Ouderkerk, Reeuwijk, Rijnwoude, Schoonhoven, Teylingen, Vlist, Voorschoten, Waddinxveen, Zevenhuizen-Moerkapelle, Zoeterwoude.

Rotterdam-Rijnmond

Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Dirksland, Goedereede, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansin-gerland, Maassluis, Middelharnis, Oostflakkee, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Westvoorne.

Zuid-Holland-Zuid

Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden,

Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik, Zwijndrecht.

Zeeland

Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen.

Midden- en West-Brabant

Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Dongen, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Gilze en Rijen, Goirle, Halderberge, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Moerdijk, Oisterwijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Tilburg, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert.

Brabant-Noord

Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel, Vught.

Zuidoost-Brabant

Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

Limburg-Noord

Arcen en Velden, Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Gennep, Helden, Horst aan de Maas, Kessel, Leudal, Maasbree, Maasgouw, Meerlo-Wanssum, Meijel, Mook en Middelaar, Nederweert, Roerdalen, Roermond, Sevenum, Venlo, Venray, Weert.

Limburg-Zuid

Beek, Brunssum, Eijsden, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Margraten, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal.

Flevoland

Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk, Zeewolde.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.