Brief minister over evaluatie grotestedenbeleid - Grotestedenbeleid 2005-2009

Deze brief is onder nr. 9 toegevoegd aan dossier 30128 - Grotestedenbeleid 2005–2009.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Grotestedenbeleid 2005-2009; Brief minister over evaluatie grotestedenbeleid 
Document­datum 22-06-2006
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST99116
Kenmerk 30128, nr. 9
Van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (BVK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

30 128

Grotestedenbeleid 2005-2009

Nr. 9

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2006

Hierbij wil ik u informeren over de evaluatie van het Grotestedenbeleid in de periode 1999–2004 (GSB II). Ik begin met de conclusie van het evaluatierapport en de verbeterpunten. Vervolgens ga ik nader in op de maatschappelijke ontwikkelingen, de bestuurlijke aanpak en de effectiviteit van het beleid. Het evaluatierapport en deelstudies zijn bijgevoegd.

Conclusie

Uit de evaluatie van GSB II blijkt dat de positie van steden verbeterd is. Er is daarbij sprake van een trendbreuk. De werkloosheid in de G25 is voor het eerst sinds jaren in de richting van het Nederlands gemiddelde gegaan en het aandeel midden en hoge inkomens is voor het eerste sinds jaren licht gestegen in de steden. Ook in de aandachtswijken zijn resultaten zichtbaar. Maar we zijn er nog niet. Steden kampen nog steeds met bovengemiddelde problemen die in de huidige GSB III-periode verder aangepakt worden.

De bestuurlijke aanpak is succesvol geweest. Een aantal bestuurlijke verbeterpunten is al in de huidige convenantperiode (periode 2005–2009) verwerkt. Zo zijn verdere ontkokering en ontbureaucratisering doorgevoerd in GSB III door de realisatie van drie brede doeluitkeringen. Daardoor is er meer ruimte voor maatwerk en sturing op concretere prestaties.

Onderzoek toont aan dat het GSB een aantoonbare bijdrage heeft geleverd aan het behalen van deze resultaten.

Versterking grotestedenbeleid

GSB III maakt het mogelijk om de specifieke problemen waarmee steden en wijken kampen aan te pakken, echter een verdere verbetering is nog gewenst. Daarvoor wil ik inzetten op de volgende punten: Een stevigere coördinatie op rijksniveau in het sociale domein.

  • • 
    Een versterking van de regionale aanpak van problemen.
  • • 
    Een versterking van de regierol van steden ten aanzien van andere lokale partijen.

In de aanloop naar de mid-term review van GSB III in 2007 zal ik mij hiervoor hard maken.

Maatschappelijke ontwikkelingen zijn positief

De resultaten van de maatschappelijke doelen zijn positief. Uit de eindverantwoordingen van de individuele steden en het jaarboek 2004 komt het volgende beeld.

Sociaal-economisch gebied

  • • 
    De structurele werkloosheid is in de G25 voor het eerst sinds decennia meer gedaald dan het landelijk gemiddelde en daarmee is de doelstelling voor de totale werkloosheid gehaald. Hierbij moet nog wel opgemerkt worden dat de werkloosheid in de steden nog steeds aanzienlijk hoger is dan landelijk.
  • • 
    Voor de langdurig werklozen (dit zijn werklozen die langer dan 3 jaar werkloos zijn) is de doelstelling ook gehaald. Anno 2005 is het aandeel langdurig werklozen in de grote steden aanzienlijk gedaald en vrijwel gelijk aan het landelijk gemiddelde.
  • • 
    Het verschil tussen aandeel allochtonen in de allochtone beroepsbevolking in de steden en het landelijk gemiddelde is in de GSB II-periode gelijk gebleven. In de G21 is er sprake van een stijging tijdens GSB II en in de G4van een daling.
  • • 
    Ook het bevorderen van het aantal arbeidsplaatsen, is gehaald. In de GSB II-periode was de relatieve groei van het aantal arbeidsplaatsen in de grote steden iets groter dan het nationaal gemiddelde.
  • • 
    De doelstelling om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren is gedeeltelijk gehaald. De uitstroom uit het onderwijs zonder startkwalificatie is gedaald, maar tegelijkertijd is de jeugdwerkloosheid toegenomen en is er nog steeds een hardnekkige kern voortijdig schoolverlaters.
  • • 
    De waardering van ondernemers voor het ondernemingsklimaat in de steden is in de GSB II-periode licht gestegen. Ook de waardering voor de bereikbaarheid van de steden per auto is toegenomen in de GSB II-periode.

Fysiek en sociale leefbaarheid

  • • 
    Het aandeel midden- en hogere inkomensgroepen in de steden is voor het eerst sinds lange tijd gestegen, met name in de G4. Ook hier is een trendbreuk te zien;
  • • 
    Bewoners waarderen hun woonomgeving en de groenvoorziening voorts (iets) hoger dan bij de start van GSB II. De perceptie van verloedering nam daarentegen af, met name in de G4;
  • • 
    De doelstelling om de sociale infrastructuur te versterken laat een gemengd beeld zien. In de G4 is, met uitzondering van Rotterdam, een duidelijke verbetering zichtbaar. Voor de overige grote steden is het beeld divers.
  • • 
    Uit de ontwikkeling van de indicatoren op het gebied van veiligheid, blijkt dat de veiligheid in de grote steden in objectieve zin is toegenomen. Minder mensen zijn slachtoffer geworden van vermogens-misdrijven, geweld en vernieling. Mensen voelden zich echter, ondanks deze verbetering, niet veiliger dan bij de start van GSB II.

Duurzaam herstel van de kwetsbare wijken

  • • 
    De gemiddelde transactieprijzen van bestaande koopwoningen in de aandachtswijken van de G30 zijn toegenomen. In 26 van de 30 steden

is sprake van een bovenstedelijk gemiddelde. Dit duidt op een verbetering van de waardering van het leefklimaat aangezien die in de ontwikkeling van de woningprijzen wordt weerspiegeld.

  • • 
    Iets meer dan de helft van de kwetsbare wijken laat een betere ontwikkeling zien van het aantal werklozen dan gemiddeld in de stad.
  • • 
    Maar tegelijkertijd is de ontwikkeling van de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt in 60% van de wijken slechter dan in de stad.

Bij de hierboven genoemde doelen moet worden opgemerkt dat de verschillen in resultaten tussen steden groot zijn.

De bestuurlijke aanpak is succesvol geweest en doorgetrokken naar GSB III

Ook de resultaten van de bestuurlijke opgave zijn positief. Kanttekening hierbij is dat een aantal doelen niet gehaald zijn tijdens GSB II maar dat ze bij de totstandkoming van GSB III geïncorporeerd zijn. Het gaat om de volgende resultaten:

  • • 
    De integrale aanpak aan rijkszijde is deels gerealiseerd. In de sociale pijler hebben de vele sectorale regelingen bij met name de sociale departementen een echte integrale benadering in de weg gestaan. Inmiddels zijn als onderdeel van GSB III de verschillende regelingen gebundeld in drie brededoeluitkeringen (BDU’s).
  • • 
    De integrale aanpak bij gemeenten is toegenomen en ook de resultaatgerichtheid is verbeterd. Bij dit laatste punt dient vermeld te worden dat op het gebied van de maatschappelijke doelen steden moeilijker konden sturen doordat ze deze doelen minder makkelijk konden beïnvloeden. Daarom zijn in GSB III prestatie-afspraken op outputniveau gemaakt.
  • • 
    In een beperkt aantal provincies is samenwerking tot stand gebracht tussen de GSB-steden en de regio c.q. provincie. Toch blijft regionale afstemming een aandachtspunt.
  • • 
    Er zijn tijdens de GSB II-periode nauwelijks knelpunten in de rijksregel-geving geconstateerd door steden. De gesignaleerde knelpunten hadden met name te maken met de relatief zware verantwoordings-last.
  • • 
    Uit de bijgevoegde evaluatie van het Expertteam Uitvoering Grote-stedenbeleid blijkt dat aan gemeentezijde met name kleinere gemeenten (G25) aanliepen tegen knelpunten in hun regierol. Het expertteam heeft deze knelpunten kunnen oplossen.
  • • 
    Er is tijdens GSB II ontkokering gerealiseerd in de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid. Verder was de fysieke pijler (ISV I) al aan het begin van GSB II ontkokerd.
  • • 
    De harmonisatie van monitors is niet gerealiseerd tijdens GSB II. Wel is het monitorstelsel doorgelicht en heeft dit in GSB III geleid tot een stroomlijning. De harmonisatie van de financiële verantwoordingen is slechts beperkt gerealiseerd. Ook hier is voor GSB III een harmonisatie bereikt in de vorm van drie BDU’s.
  • • 
    Tot slot is Tijdens GSB II innovatie gerealiseerd door «Onze Buurt aan Zet» en «Digitale Trapvelden» in de vorm van tenders op te zetten. Daarnaast heeft het Kenniscentrum Grote Steden resultaat geboekt op het gebied van kennisuitwisseling tussen (Rijk en) steden.

De bijdrage van GSB II aan het behalen van de doelen was positief

Naast de reeds geconstateerde trendbreuken in de GSB II-periode wijst econometrisch onderzoek uit dat het GSB een duidelijk effect heeft op de bestrijding van werkloosheid onder allochtonen en jongeren. Vooral

jongeren en allochtonen blijken baat te hebben bij aanbodversterkende maatregelen.

Verder laten effectiviteitsanalyses zien (aan de hand van huizenprijzen en het aandeel hoogopgeleiden) dat de fysieke investeringen onder GSB II op relatief korte termijn voor een vergroting van de kwaliteit van de stedelijke woonomgeving hebben gezorgd. GSB-steden zijn dus aantrekkelijker geworden om in te wonen. Dit beeld wordt versterkt door positieve resultaten van sociaal-fysieke ingrepen in wijken (hiervoor verwijs ik graag naar de onlangs aan uw kamer gestuurde ISV I-evaluatie).

Het economisch klimaat in de G25 is verbeterd, ook ten opzichte van 20 controle gemeenten. Het is wetenschappelijk niet aan te tonen waardoor dit verschil wordt veroorzaakt. Het enige wél aan GSB toe te schrijven effect is de werkgelegenheidsgroei in de detailhandel. Niet fysieke en fysieke maatregelen, zoals het opknappen van de binnenstad en het stimuleren van stedelijke attracties hebben succes gehad.

Naast de bijdrage van het GSB aan een verbetering van de maatschappelijke opgave heeft het GSB ook effecten gehad op de aanpak binnen de steden. Die meerwaarde zat vooral in de bewustwording die het GSB heeft bewerkstelligd bij Rijk en steden van een slimme sturing (op concrete te beïnvloeden prestaties). Nog belangrijker daarbij is het zogenaamde beleidsleren: dit is het monitoren van de inspanningen, de resultaten en de uiteindelijke maatschappelijke effecten en de relaties daartussen. Op die manier leren steden en Rijk het beleid effectiever maken.

Door een resultaatgerichte aanpak en sturing op concrete doelen zijn steden resultaatgerichter geworden en daarmee effectiever. Tot slot heeft het partnerschap tussen Rijk en steden geleid tot een effectieve agendering van de problemen. Aandachtspunt hierbij is de verscheidenheid tussen steden blijkende uit de inhoudelijke resultaten. Daarom is er in GSB III meer ruimte voor maatwerk gecreëerd.

U krijgt de evaluatie van GSB II anderhalf jaar na beëindiging van de GSB II-periode. Reden hiervoor is dat steden hun eigen eindverantwoording medio vorig jaar hebben ingediend. Dit is een belangrijke bron voor deze evaluatie. Daarnaast kwam een aantal gegevens pas eind vorig jaar beschikbaar. De deelevaluaties (zie bijlage) waren ook pas eind vorig jaar gereed. Tot slot vormt de ISV I-evaluatie, die u onlangs heeft ontvangen ook een belangrijke bron voor deze evaluatie. Middels deze brief geef ik u daarmee een compleet beeld van de GSB II-periode.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, A. Pechtold

Bijlagen1                                                 1.   Evaluatie tweede convenantsperiode grotestedenbeleid (1999–2004)

  • 2. 
    Evaluatie beleids- en procesmatige effecten GSB II
  • 3. 
    De effectiviteit van grotestedenbeleid
  • 4. 
    Evaluatie Expertteam Uitvoering Grotestedenbeleid
  • 5. 
    Evaluatie Onze Buurt aan Zet
  • 6. 
    Evaluatie Digitale Broedplaatsen

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.