Brief minister over het faillissement van Van der Hoop Bankiers dat op 16 december 2005 is uitgesproken - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2006

Deze brief is onder nr. 22 toegevoegd aan wetsvoorstel 30300 IXB - Vaststelling begroting Financiën 2006.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2006; Brief minister over het faillissement van Van der Hoop Bankiers dat op 16 december 2005 is uitgesproken 
Document­datum 02-02-2006
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST94494
Kenmerk 30300 IXB, nr. 22
Van Financiën (FIN)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

30 300 IXB

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2006

Nr. 22

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 februari 2006

  • 1. 
    Inleiding

Op16 december 2005 is Van der HoopBankiers (Van der Hoop) door de rechtbank Amsterdam failliet verklaard. Een week daarvoor had de rechtbank opverzoek van de Nederlandsche Bank (DNB) de noodregeling uitgesproken, waarna bij Van der Hoop alle rekeningen waren bevroren. DNB greepin nadat door de Belgische Bank Degroof was afgezien van overname van Van der Hoop. Als onderdeel van de noodregeling werd het bestuur overgenomen door twee bewindvoerders, die na het faillissement door zijn gegaan als curatoren.

De vaste commissie voor Financiën heeft bij brieven van 20 december 2005 en 11 januari 2006 vragen gesteld (05-Fin-B-050 en 06-Fin-B-001) over het faillissement van Van der Hoop. Gezien de opmerking daarbij dat een uitgebreide reactie opprijs zou worden gesteld, zal ik hieronder uitgebreid stilstaan bij de ontwikkelingen bij Van der Hoop, het uitgeoefende toezicht en de conclusies die hieruit kunnen worden getrokken. Hiermee zullen de in de bovengenoemde brieven gestelde vragen grotendeels zijn beantwoord. Voor de volledigheid is als bijlage I1 bij deze brief een overzicht van de vragen met antwoorden opgenomen, waarbij waar mogelijk wordt verwezen naar deze brief.

Naar aanleiding van het faillissement hebben DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) rapporten opgesteld. Deze rapporten behelzen een overzicht van de ontwikkelingen bij Van der Hoopin de periode 1996– 2005, het in deze periode uitgeoefende toezicht en de conclusies die hieruit door de toezichthouders worden getrokken. Deze rapporten hebben als belangrijke bron voor de feitenweergave in deze brief gediend. De rapporten zijn als bijlage II1 bij de brief gevoegd.

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

  • 2. 
    Overzicht ontwikkelingen Van der Hoop

Van der HoopBankiers N.V. is van oorsprong een commissionairsfirma, opgericht in 1895. In februari 1987 gaat Van der Hoop naar de beurs. Haar hoofdactiviteit is bemiddeling bij aan- en verkoopvan effecten. Daarnaast vindt handel in effecten voor eigen rekening plaats en kredietverlening op onderpand van effecten en vermogensbeheer. In de loop der jaren neemt Van der Hoopverscheidene initiatieven om haar basis te verbreden naar andere activiteiten dan de effectenhandel. Zo gaat Van der Hoopzich bezighouden met trustactiveiten en later ook met het algemene krediet-bedrijf. Sinds 1988 is Van der Hoopingeschreven als effectenkredietinstelling en sinds maart 2005 als algemene kredietinstelling.

Tussen 1996 en 2000 is het personeel van Van der Hoop Bankiers gegroeid van 42 werknemers in 1996 naar 162 werknemers in 2000. Ook het rendement neemt snel toe, vooral door de hausse opde effectenmarkten eind jaren ’90. In de jaren daarna daalt het resultaat en de rentabiliteit ophet eigen vermogen, ondanks inkomsten uit de nieuwe activiteiten. Een fiscale claim resulteert uiteindelijk in verliezen over 2004 en 2005. Eind 2005 had van der Hoopnog 59 werknemers in dienst.

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

Balanstotaal

(in miljoenen €)

Eigenvermogen

(in miljoenen €)

Nettoresultaat

(in miljoenen €)

Rentabiliteit

(van het eigen vermogen in %)

Personeel

 

138,8

177,5

235,2

282,1

389,6

403,6

358,31

17,8

14,3

13,9

13,3

14,2

14,5

12,9381

1,548

2,455

0,105

0,148

0,817

  • 3,406
  • 2,11

9

15

0,7

1,1

5,9

  • 23,8

-

92

162

1562

1252

110

82

59

Bron: Jaarverslag Van der HoopBankiers 2004 en Van der HoopBankiers Halfjaarbericht 2005.

1  Per 30 juni 2005.

2  In 2001 en 2002 inclusief de na balansdatum ontbonden arbeidsovereenkomsten in het kader van de reorganisaties, exclusief de ontbonden arbeidsovereenkomsten was het aantal medewerkers 140 respectievelijk 110.

Na in eerste instantie een positief nettoresultaat te hebben gepresenteerd over 2004, heeft Van der Hoophaar jaarrekening over 2004 in mei 2005 moeten herzien, nadat de accountant zijn goedkeuring aan de jaarrekening had ingetrokken. Deze herziening houdt verband met het feit dat de Belastingdienst de voormalige dochter Padt en Van Kralingen Trust aansprakelijk heeft gesteld voor nog niet betaalde vennootschapsbelasting die verschuldigd was door vennootschappen, welke enkele jaren geleden door Padt en Van Kralingen zijn verkocht. Mede naar aanleiding van uitkomsten van een door Van der Hoopingesteld onderzoek heeft Van der Hoopeen schikking getroffen met de Belastingdienst, waarbij € 5,5 mln. is betaald. De eerder gepresenteerde winst veranderde daarmee in een verlies. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de overname door vastgoedbedrijf LSI in het voorjaar van 2005 afketste. Ook de geplande uitgifte van perpetuals, eeuwigdurende leningen die eigenschappen van obligaties en aandelen combineren en kwalificeren als eigen vermogen, door Van der Hoopging mede om die reden niet door.

In 2005 heeft DNB Van der Hooptot twee keer toe liquiditeitssteun verleend. Het verstrekken van liquiditeitssteun gebeurt slechts in uitzonderlijke omstandigheden. Voorwaarde hierbij is dat er voldoende zicht moet zijn ophet spoedig aflossen van deze steun door van derden verkregen middelen en adequaat onderpand wordt verstrekt. Dat was bij Van der Hoopnaar het oordeel van DNB het geval. Na het verstrekken van de bijzondere liquiditeitssteun, is Van der Hooper beide keren in geslaagd

de benodigde middelen uit de markt te trekken en een liquiditeitsarrangement te arrangeren.

Tot november 2005 leek er sprake van verbetering bij Van der Hoop. Van der Hoopwas al geruime tijd opzoek naar verdere samenwerking met andere partijen of overname door een andere partij. De Belgische bank Degroof leek geïnteresseerd in overname van Van der Hoop. Na boekenonderzoek vond deze overname echter ophet laatste moment geen doorgang. DNB vreesde een bankrun en besloot tot het aanvragen van de noodregeling.

Bij brief van 6 januari 20061 aan de schuldeisers, hebben de curatoren aangegeven te verwachten dat schuldeisers, waaronder de rekeninghouders bij Van der Hoop, grotendeels kunnen worden vergoed. De curatoren verwachten dat eind april 2006 een eerste uitkering kan plaatsvinden van ongeveer 50% van de vorderingen. Afhankelijk van nog in te dienen vorderingen kan dit percentage hoger dan wel lager uitvallen.

  • 3. 
    Toezicht

3.1  Algemeen

In het financieel toezicht wordt onderscheid gemaakt tussen prudentieel toezicht en gedragstoezicht. Kort gezegd, is het prudentieel toezicht gericht ophet waarborgen van een stabiel financieel stelsel door de bevordering van de soliditeit van financiële ondernemingen. Het gedrags-toezicht heeft als doel het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en een zorgvuldige behandeling van consumenten.

3.2  Prudentieel toezicht

De prudentiële regels bestaan vooral uit bedrijfseconomische normen. Hiertoe behoren onder meer de solvabiliteits- en liquiditeitsvereisten, die eropgericht zijn dat een financiële onderneming te allen tijde aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Prudentiële eisen sluiten aan op de risicobronnen in financiële ondernemingen, bij banken vooral verschillende vormen van kredietrisico. Binnen de financiële sector gelden voor vergelijkbare risico’s dezelfde eisen, zodat mededinging en marktdynamiek niet worden verstoord. Het toezicht opde naleving van pruden-tiële regels is risicogeoriënteerd. DNB concentreert zich opde belangrijkste risico’s in een financiële onderneming en in het financiële stelsel, en vergroot de intensiteit van het toezicht als de risico’s toenemen.

De prudentiële regels beogen het risico van faillissement te beheersen, zonder dit overigens in een markteconomie te kunnen uitsluiten. Een overheidsgarantie tegen faillissement zou banken minder voorzichtig maken bij het verstrekken van leningen, wat ten koste gaat van een efficiënte allocatie van middelen in de maatschappij. Een overheidsgarantie zou ook klanten minder kritisch maken bij de keuze van een financiële instelling aan wie zij gelden toevertrouwen. Iedere volledige verzekering of garantie creëert het probleem van «moral hazard», waarbij de mogelijkheid tot het afwentelen van risico ertoe leidt dat te veel risico wordt genomen.

Om deze reden biedt het toezichtsysteem geen garantie tegen faillissement van een financiële instelling. Niettemin is het huidige toezicht, evenals het toezicht onder de Wet ophet financieel toezicht, zodanig ingericht dat de kans opeen déconfiture zeer gering moet worden geacht. Te raadplegen op www.vanderhoop.nl.             Crediteuren kunnen rekenen opbehoorlijke bescherming. Bij de invulling

van het toezicht geldt wel als randvoorwaarde dat toezicht niet onbetaalbaar mag worden. Toezicht brengt kosten met zich mee, zowel voor marktpartijen als voor de maatschappij op grond van de overheidsbijdrage die de toezichthouders ontvangen. Marktpartijen zullen de kosten die aan hen worden doorberekend weer doorberekenen aan cliënten. Een tweede randvoorwaarde is dat financiële ondernemingen niet onevenredig in hun handelen dienen te worden beperkt. Het is niet de bedoeling dat de toezichthouder opde stoel van het bestuur gaat zitten en bepaalt hoe financiële ondernemingen zaken doen. Dat zou een gezonde marktwerking fnuiken en tot verschraling van de dienstverlening leiden.

3.3 Toezichtsinstrumentarium

Voor het toezicht opde naleving van de financiële regelgeving beschikken de medewerkers van DNB en de AFM die zijn belast met het toezicht opde naleving van deze regels, in beginsel over alle bevoegdheden van afdeling 5.2 Algemene wet bestuursrecht. Dit zijn de bevoegdheden tot het vorderen van inlichtingen, het betreden van plaatsen alsmede de inzage van gegevens en bescheiden. Deze bevoegdheden zijn primair bedoeld voor de toezichthouders om er optoe te zien dat financiële ondernemingen zich houden aan de voor hen toepasselijke regelgeving. Uit de financiële toezichtregelgeving vloeien voor financiële ondernemingen verplichtingen voort om te rapporteren over financiële zaken van uiteenlopende aard, bijvoorbeeld over hun liquiditeit- en solvabiliteitpositie, maar ook over deelnemingen en renterisico.

Mocht in het kader van het toezicht opde naleving blijken dat een financiële onderneming in strijd met de financiële regelgeving handelt, dan kan de toezichthouder handhavend optreden. Hiertoe staan de toezichthouders verschillende instrumenten ter beschikking. Zo kan een toezichthouder een financiële onderneming die niet voldoet aan haar verplichtingen, een aanwijzing geven om binnen een redelijke termijn een bepaalde gedragslijn te volgen. Naast de algemene aanwijzingsbevoegdheid kan het onder omstandigheden noodzakelijk zijn om bij financiële ondernemingen verdergaande greepte krijgen opde bedrijfsvoering, indien gestelde regels (dreigen te) worden overtreden. Wanneer er nog geen noodzaak is om de activiteiten te beëindigen, de vergunning in te trekken of de noodregeling aan te vragen, kan DNB gebruik maken van een (stille) curator. Daarnaast kan een toezichthouder een financiële onderneming een last onder dwangsom opleggen en/of een boete.

Als sluitstuk van het handhavinginstrumentarium kan de noodregeling worden gezien. Samen met het intrekking van de vergunning als sanctie kan de noodregeling worden gezien als het meest ingrijpende toezicht-instrument. DNB kan de noodregeling aanvragen bij de rechtbank. Spreekt de rechtbank de noodregeling uit, dan worden de bevoegdheden van de organen van de bank (algemene vergadering van aandeelhouders, raad van commissarissen en raad van bestuur) overgedragen aan de door de rechtbank benoemde bewindvoerders en worden de tegoeden van de rekeninghouders van de bank bevroren. De noodregeling kan zowel een saneringsprocedure als een liquidatieprocedure zijn, afhankelijk van de machtiging die de bewindvoerders hebben gekregen. Is geen machtiging gekregen dan wordt de noodregeling veelal beschouwd als een saneringsprocedure. De bewindvoerders zullen dan in de eerste plaats streven naar het herstellen van de financiële situatie van de desbetreffende financiële onderneming, waarbij de belangen van de crediteuren vooropstaan.

3.4 Gedragstoezicht

Voor het gedragstoezicht zijn met name aspecten van vermogensscheiding en marktmisbruik relevant.

3.4.1  Vermogenscheiding

In geval van een faillissement van een effecteninstelling, zijnde een kredietinstelling, speelt de vraag in hoeverre de effecten die cliënten op rekeningen aanhouden bij die effecteninstellingen in de boedel van de failliet vallen.

Van der Hoopvalt als effecteninstelling onder de regels voor vermogenscheiding die gelden uit hoofde van de Wet toezicht effectenverkeer 1995. Naleving van de vermogenscheidingregels moet voorkomen dat effecten van cliënten bij een faillissement in de boedel vallen. De AFM houdt toezicht opde naleving van deze regels.

Opgrond van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 1995; artikel 16) en de door de AFM opgestelde Nadere Regeling Gedragstoezicht 2002 (artikelen 12 en 16) dienen effecteninstellingen zoals Van der Hoop effecten die toebehoren aan cliënten af te scheiden van hun eigen vermogen. Dit kunnen ze doen door (1) de effecten in het systeem van de Wet giraal effectenverkeer (Wge) onder te brengen waarmee de effectenposities van cliënten wettelijk beschermd zijn tegen een faillissement van de instelling, of (2) de effecten onder te brengen bij een bewaarinstelling die een rechtspersoon is naar Nederlands recht en aan andere in de Nadere Regeling Gedragstoezicht bepaalde voorwaarden voldoet.

Opties en derivaten kunnen niet in het girale systeem worden opgenomen. De Wge maakt dit thans niet mogelijk. Ten aanzien van de tweede mogelijkheid, de bewaarinstelling, vermeldt de toelichting opartikel 16 van de Nadere Regeling 1999 dat de aard van de effecten beperkingen stellen ter zake van de toepassing van de figuur van de separate bewaarder, (bijvoorbeeld in het geval van afgeleide effecten zoals opties en futures). Deze mogelijkheid wordt momenteel door één instelling toegepast. Vanwege de door de AFM in bijgaande rapportage genoemde complicaties en de hoge kosten die daaraan verbonden zijn moet worden geconstateerd dat het onderbrengen van derivatenposities in een bewaar-bedrijf geen bevredigende oplossing biedt.

In de genoemde toelichting wordt verder aangegeven dat het mogelijk grensoverschrijdend karakter van effectendienstverlening voorts met zich brengt dat (buitenlandse) effecten van cliënten bij buitenlandse bewaarinstellingen zullen worden neergelegd. Via artikel 18 van Nadere Regeling kunnen alternatieve regelingen worden getroffen. Artikel 18 biedt zo de ruimte die nodig is om internationaal aanvaarde usances inzake effecten-bewaring te faciliteren.

3.4.2  Marktmisbruik

Een uitgevende instelling is verplicht om voorwetenschap onverwijld openbaar te maken. De wet biedt een mogelijkheid van uitstel ingeval sprake is van een rechtmatig belang dat de uitgevende instelling dient, van dit uitstel geen misleiding van het publiek te duchten is en de vertrouwelijkheid van de voorwetenschapgewaarborgd is. Uitgangspunt is dat de uitgevende instelling verantwoordelijk is voor het wel of niet openbaar maken van voorwetenschap. Doel van deze regels is allereerst gelijke toegang tot informatie voor beleggers, maar daarnaast werkt zij tevens preventief doordat onverwijlde openbaarmaking zoveel mogelijk gebruik

van voorwetenschapvoorkomt. Van der Hoopdient als uitgevende instelling aan deze verplichting tot onverwijlde openbaarmaking te voldoen. De AFM houdt toezicht opde naleving van deze regels.

  • 4. 
    Toezicht op Van der Hoop

4.1 Prudentieel toezicht

Wanneer de soliditeit en continuïteit van een financiële onderneming in het geding komt, of dreigt te komen, kan DNB handhavend optreden. Hoe DNB toeziet opnaleving van prudentiële regels, en welke instrumenten zij daarbij inzet, is een afweging die DNB steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal maken. Proportionaliteit en effectiviteit van de middelen die de toezichthouder ter beschikking staan, spelen daarbij een belangrijke rol.

DNB heeft de ontwikkelingen bij Van der Hoopde laatste jaren opde voet gevolgd. Nadat Van der Hoopmet tegenvallende resultaten werd geconfronteerd, verhoogde DNB in 2002 de toezichtintensiteit. Omdat DNB van oordeel was dat Van der Hooponvoldoende voortgang maakte met de naleving van verzoeken en aanbevelingen die DNB had gedaan tot verbetering van bedrijfsvoering en risicobeheer, overwoog DNB begin 2002 om formele toezichtmaatregelen te nemen. Nadat DNB en de directie van Van der Hoopbesloten tot het voeren van maandelijkse gesprekken, werd hiervan afgezien. Het gebruik van een informeel toezichtinstrument, in de vorm van het maandelijkse gesprek, sorteerde volgens DNB voldoende effect. Van der Hoopgaf, zij het soms langzaam en incidenteel na oplopende discussie, opvolging aan de aanbevelingen van DNB. Het aanwenden van een formele bevoegdheid, zoals het geven van een aanwijzing, zou volgens DNB niet hebben geleid tot een ander beleid bij Van der Hoop.

Na het bekend worden van de belastingclaim van € 5,5 miljoen in mei 2005 besloot DNB om de algemene voortgang en de solvabiliteits- en liquiditeitsontwikkelingen bij Van der Hoopopdagbasis te volgen. DNB vond het opdat moment niet nodig om een stille curator aan te stellen, die achter de schermen Van der Hoopzou reorganiseren, omdat met de aanstaande benoeming van een interim-manager door Van der Hoop hetzelfde werd bereikt.

Begin juli 2005 stond DNB ophet punt de noodregeling aan te vragen. Hiervan werd uiteindelijk afgezien omdat Van der Hooperin slaagde een liquiditeitsarrangement te regelen. Dit arrangement maakte het Van der Hoopmogelijk om de in gang gezette herstructurering, waaronder het zoeken naar een partij die Van der Hoop wilde overnemen, voort te zetten.

Toen in december 2005 bekend werd dat de Belgische Bank Degroof afzag van een overname van Van der Hoop, vreesde DNB voor een bankrun en daaruit voorkomende liquiditeitsproblemen. DNB besloot bij de rechtbank de noodregeling aan te vragen om zoveel mogelijk waarde intact te laten en om alle schuldeisers gelijke kansen te laten houden. Het niet aanvragen van de noodregeling zou beter geïnformeerde cliënten voordeel hebben verschaft ten opzichte van minder goed geïnformeerde cliënten, doordat zij als eerste hun geld bij Van der Hoopzouden kunnen weghalen.

Toen de noodregeling werd ingeroepen was de solvabiliteit van Van der Hoopvolgens DNB nog niet gedaald onder het uit Europese richtlijnen voortvloeiende minimum van 8% van de naar risico gewogen activa opde balans. De verwachting van een bankrun en de daaruit voortkomende liquiditeitsproblemen waren voor DNB aanleiding de noodregeling aan te

vragen. Bij het uitspreken van de noodregeling heeft de rechter geen specifieke opdracht meegegeven, maar het lag voor de hand dat de curatoren zouden zoeken naar mogelijkheden om Van der Hoopte saneren.

4.2 Gedragstoezicht

4.2.1  Vermogenscheiding

De AFM heeft in het toezicht opVan der Hoopgeoordeeld dat ten aanzien van de aandelen en obligaties de vermogenscheiding goed geregeld was. Met betrekking tot de derivatenposities van cliënten van Van der Hoop is de AFM van mening dat hiervoor geen adequate methode voor afscheiding van het vermogen van de instelling bestaat.

4.2.2  Marktmisbruik

Nadat op9 december de overname door bank Degroof afketste heeft de AFM in het kader van haar toezichtstaak ophet terrein van marktmisbruik besloten tot stillegging van de handel in afwachting van een persbericht van Van der Hoop. Van der Hoop maakte hierna het afketsen bekend, met de mededeling dat zij met DNB in overleg was over de te treffen maatregelen. De beurshandel is hierna heropend. Later diezelfde dag heeft de AFM besloten de handel na 16.45 uur terug te draaien daar haar oordeel was dat in die periode – terugkijkend – met het ontbreken van een verwijzing naar de aanvraag van de noodregeling er sprake was van een misleidende situatie. Hiermee werd niet voldaan aan één van de voorwaarden voor uitstel van openbaarmaking van voorwetenschap.

  • 5. 
    Gevolgen voor het Nederlandse financiële stelsel

5.1  Algemeen

De gevolgen van het faillissement zijn nog niet volledig te overzien. Veel gegevens, zoals wat de exacte omvang van de schade voor de rekeninghouders en aandeelhouders is, zijn nog niet bekend zolang de curatoren hun onderzoek nog niet hebben afgerond.

5.2  Prudentieel

De Wft, en het deel prudentieel toezicht in het bijzonder, stellen eisen aan banken ophet gebied van de liquiditeit en solvabiliteit van banken, en biedt de toezichthouder een breed spectrum aan maatregelen om in te grijpen indien financiële problemen dreigen. Echter, helemaal uitsluiten van financiële problemen kan niet. DNB heeft aangegeven dat extra toezichtsinstrumenten het faillissement van Van der Hoopniet hadden kunnen voorkomen.

5.3  Noodregeling

De noodregeling is bedoeld om de tegoeden van de rekeninghouders bij een in moeilijkheden verkerende bank te bevriezen teneinde een bewindvoerder in staat te stellen de financiële onderneming te saneren. De nood-regeling richt zich voornamelijk opde depositokant, terwijl de laatste jaren het vermogensbeheer bij banken juist is toegenomen. De voor het vermogensbeheer verplichte vermogensscheiding heeft als doel de effectenposities van cliënten buiten het vermogen van de instelling te houden. Uit deze systematiek vloeit voort dat deze effectenposities en het daarmee samenhangende vermogensbeheer niet onder de noodregeling vallen. DNB constateert dat het in dit geval moeilijk bleek de waarde van de onderneming intact te laten. Uitbreiding van de noodregeling tot het

vermogensbeheer acht ik echter niet wenselijk, aangezien dit haaks zou staan ophetgeen de vermogensscheiding beoogt te bewerkstellingen. Bovendien is het slecht denkbaar dat in ons rechtsysteem, waarin contractsvrijheid en eigendomsrechten een belangrijke rol spelen, de noodregeling deze rechten van burgers en ondernemingen zou doorkruisen.

5.4  Gedrag

5.4.1  Vermogenscheiding

Zoals door de AFM is aangegeven is het onderbrengen van de derivaten-posities van cliënten in een bewaarinstelling geen geschikte vorm van vermogenscheiding. Geconcludeerd kan worden dat opdit moment alleen een wetswijziging een oplossing kan bieden voor de bescherming van de derivatenposities van cliënten. Ter gelegenheid van de implementatie van de richtlijn voor markten in financiële instrumenten (MIFID) bereid ik op dit moment een wetswijziging voor die er in resulteert dat ook de derivatenposities van cliënten afgescheiden kunnen worden van het vermogen van de instelling waar de cliënt zijn effectenrekening aanhoudt. Op de complexe problemen die zich hierbij voordoen wordt thans nog gestudeerd.

5.4.2  Marktmisbruik

De toezichthouders constateren dat de verhouding tussen de verplichting tot onverwijlde openbaarmaking van voorwetenschapopbasis van de Wet marktmisbruik en het belang om toezichtinformatie niet (direct) openbaar te maken niet altijd even duidelijk is.

In zijn algemeenheid zal naar mijn mening een instelling een rechtmatig belang hebben tot uitstel van openbaarmaking indien de noodregeling wordt aangevraagd. Ook in het onderhavige geval lijkt hiervan sprake te zijn geweest. Indien de aanvraag van de noodregeling vervolgens wordt toegewezen, doet deze onduidelijkheid zich niet voor, aangezien deze op een openbare terechtzitting wordt uitgesproken en door de bewindvoerders bekend wordt gemaakt.

Om voor de toekomst onduidelijkheid over de samenloopvan de openbaar-makings-verplichting op grond van marktmisbruik en het belang van de geheimhouding van de aanvraag van de noodregeling uit te sluiten, zal in het kader van de Wft deze onduidelijkheid worden weggenomen.

5.5  Financiële stelsel

Ten aanzien van de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel kan worden gesteld dat de impact van het faillissement hiervoor beperkt is. Van der Hoopis te klein om de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector in gevaar te brengen. Het Nederlandse bankwezen als geheel heeft geen last van het faillissement. Hoewel enkele kleine banken hebben aangegeven kritisch door hun klanten te zijn bevraagd, lijkt het vertrouwen in het Nederlandse bankwezen bij de consument met het faillissement van Van der Hoopniet te zijn aangetast.

De Minister van Financiën, G. Zalm

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.