Brief staatssecretaris over vier fiches inzake Nieuwe Commissievoorstellen - Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Deze brief is onder nr. 407 toegevoegd aan .

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief staatssecretaris over vier fiches inzake Nieuwe Commissievoorstellen 
Document­datum 29-11-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST92716
Kenmerk 22112, nr. 407
Van Buitenlandse Zaken (BUZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

22 112

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 407

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2005

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. 
    Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions Migration and Development: Some concrete orientations (Nederlandse versie is niet beschikbaar)
  • 2. 
    Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions– eAccessibility(Nederlandse versie is niet beschikbaar)
  • 3. 
    Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesië inzake de visserijin de visserijzone van de Federale Staten van Micronesië
  • 4. 
    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bewaring van gegevensdie zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG i.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, A. Nicolaï

Fiche 1: Mededeling Migratie en ontwikkeling Titel:

Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions Migration and Development: Some concrete orientations (Nederlandse versie is niet beschikbaar)

DatumRaadsdocument:             6 september 2005

NrRaadsdocument:                    11978/05

Nr. Commissiedocument:          COM(2005) 390 final i

Eerstverantwoordelijk                BZ i.o.m. JUST, FIN, SZW, BZ, OCW, EZ,

ministerie:                                    VWS

Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep OS, High Level Working Group on Asylum and Migration (HLWG)

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De relatie tussen ontwikkeling en migratie staat in toenemende mate op de Europese en internationale politieke agenda. In december 2002 presenteerde de Europese Commissie een mededeling, waarin het migratievraagstuk in een bredere context werd geplaatst en waar ook de drijfveren en gevolgen van migratie en bescherming aan de orde kwamen. Daarnaast werd een overzicht gegeven van het migratiebeleid van de Unie tot dan toe en werden een aantal beleidsaanbevelingen gedaan voor een versterking van het beheer van de migratiestromen. De thematiek migratie en ontwikkeling staat voorts centraal in de rapportage van de «Global Commission on international migration» (GCIM). De «High Level Dialogue on Migration and Development» van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties(AVVN) die in de zomer 2006 zal plaatsvinden, bevestigt het belang dat ook op internationaal niveau aan deze thematiek wordt gehecht. Ook het EuropeesParlement heeft zich rekenschap gegeven van dit onderwerp, laatstelijk in maart 2005.

In het licht van het vorenstaande en tegen een achtergrond van toenemende migratiestromen ten gevolge van de globalisering, levert de mededeling een bijdrage aan het debat over migratie en ontwikkeling binnen de EU. Hiertoe was de Commissie ook opgeroepen door de Raad van 19 mei 2003 en in het HaagsProgramma, dat in november 2004 onder Nederlandsvoorzitterschap werd aangenomen.

De mededeling bouwt voort op de eerste mededeling van de Commissie van december 2002 en richt zich op een aantal specifieke onderwerpen die verband houden met Zuid-Noord migratie. In dit verband doet de Commissie een aantal concrete aanbevelingen, in het bijzonder op het gebied van:

I.    «Remittances»,/overmakingen;

II.   Rol van de diaspora;

III.  Circulaire migratie en «brain circulation» ;

IV.  «Brain drain».

Zuid-zuid migratie en vluchtelingen zijn buiten de mededeling gelaten. De voortgangsrapportage over de uitvoering van de eerste mededeling van 2002 isin deze mededeling meegenomen.

Ad I) «Remittances»

Het doel van de voorstellen van de Commissie over «remittances» (geld dat migranten naar hun herkomstland sturen) is de transferkosten goedkoper te maken en de impact op de ontwikkeling in ontvangende landen te vergroten. Enerzijdskan dit door binnen de EU een aantal maatregelen te treffen die de transparantie van de transfermarkt en de toegang tot de

betalingsdiensten door de migrant vergroten. In dit kader doet de Commissie voorstellen op het gebied van dataverbetering over de transfermarkt, een richtlijn voor het overzichtelijker maken en een betere informatieverstrekking van de transfermarkt en verdere harmonisering van EU-brede licentie bepalingen. Anderzijdswordt een aantal voorstellen gedaan die zich richten op de landen van herkomst, zoals het vergroten van toegang tot de financiële markt voor ontvangersvan «remittances» met behulp van intermediairs en het verbeteren van het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden.

Ad II) Rol van de diaspora

De Commissie ziet een grotere betrokkenheid van de diaspora bij de ontwikkeling van het land van herkomst als een belangrijke potentiële actor voor die ontwikkeling. Die betrokkenheid zou kunnen worden vergroot door op verzoek van herkomstlanden een database aan te leggen van migranten die potentieel zouden kunnen worden ingezet voor projecten. Ook kunnen migrantenorganisaties meer bij ontwikkelingsprojecten worden betrokken. Tenslotte ziet de Commissie een toegevoegde waarde wanneer jonge migranten een relatie onderhouden met hun land van herkomst, bijvoorbeeld door middel van twinning-programma’s.

Ad III) Circulaire migratie en «brain circulation»

Circulaire migratie kan voor zowel het herkomstland als het bestemmings-land een uitkomst bieden. De Commissie doelt er met circulaire migratie op dat de migrant de neiging heeft te verblijven in afwisselend het herkomst- en bestemmingsland. Het kan ook bijdragen aan de vermindering van «brain drain». De voorstellen van de Commissie richten zich op het verminderen van de belemmeringen die circulaire migratie en tijdelijke terugkeer in de weg staan, zoals mogelijkheden voor visa voor kort verblijf, teruggave van pensioenpremies, contact onderhouden met onderzoeksinstituten. Daarbij geeft de Commissie zich rekenschap van discussies die reeds zijn gevoerd naar aanleiding van het Groenboek Economische Migratie (COM (2004) 811_. De Commissie ziet internationale mobiliteit van kenniswerkersalseen middel tot mondiale ontwikkeling. Aangezien er in de EU een tekort aan kenniswerkersisom de Lissabon- en Barcelonadoelstellingen te bereiken wordt bezien hoe internationaal talent uit de hele wereld kan worden aangetrokken zonder dat er sprake zal zijn van «brain drain», maar wel van brain circulation. In dat kader heeft de Commissie een richtlijn en twee aanbevelingen gepubliceerd die onder Nederlandsvoorzitterschap in de JBZ-raad zijn behandeld. Deze documenten zijn gericht op het wegnemen van obstakels voor onderzoekersuit derde landen om de EU binnen te geraken.

Ad IV) «Brain drain»

De gevolgen van «brain drain» zijn per land en per sector verschillend. Met «brain drain» wordt het vertrek van hooggeschoolden of zeer competente personen (kenniswerkers) bedoeld en wordt meestal in verband gebracht met het vertrek uit ontwikkelingslanden. De Commissie ziet «brain drain» in belangrijke mate alseen verantwoordelijkheid van de EU-lidstaten. Toch heeft de Commissie een aantal voorstellen op dit terrein ontwikkeld; waaronder een aanmoediging om mechanismen te ontwikkelen om actieve rekrutering uit kwetsbare sectoren te beperken, de ondersteuning van een onderzoek naar de toekomstige arbeidsmarktsituatie in de ontwikkelingslanden en het aangaan van institutionele partnerschappen (bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek via het Europese Kaderprogramma).

Rechtsbasis van het voorstel:n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit:Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover toch tot een beoordeling dient te worden overgegaan, kan worden gesteld dat Nederland een geharmoniseerd Europees asiel- en migratiebeleid nastreeft. De subsidiariteittoets voor het asiel en migratiebeleid in het algemeen valt derhalve positief uit. Met de vier onderwerpen die in deze mededeling worden besproken ligt het echter gecompliceerder. Enerzijdsworden met de mededeling doelstellingen nagestreefd die niet op het niveau van de lidstaten alleen kunnen worden bereikt, te weten een betere praktische samenwerking met herkomst- en transitlanden o.a. bij het tegengaan van brain drain en het bevorderen van circulaire migratie en terugkeer. Een Europese benadering ligt dan ook in de rede. Anderzijdsziet NL op het onderwerp «remittances» geen grote rol voor de overheid en de EU weggelegd. Een verdere uitwerking ten aanzien van «remittances» is dan ook niet opportuun, omdat NL vooralsnog geen noodzaak ziet voor het verder reguleren van dergelijke gelden op Europeesniveau.

De voorstellen van de Commissie op de verschillende onderwerpen zijn nog te weinig uitgewerkt om per deelonderwerp (of zelfsvoorstel) de toetste doen.

Proportionaliteit:Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover toch tot een beoordeling dient te worden overgegaan, isdeze in lijn met de laatste opmerking onder Subsidiariteit. Het oordeel over proportionaliteit kan pasworden gegeven wanneer concrete voorstellen voorliggen.

Consequenties voor de EU-begroting:

De Commissie geeft aan dat de voorstellen binnen de bestaande programma’s(AENEAS en de opvolger daarvan) vallen. Ook iser geen sprake van het aanbreken van nieuwe financiële bronnen. Echter, de financiële kosten van de voorstellen zijn niet doorberekend, waardoor het moeilijk te bepalen iswat de financiële consequentieszullen zijn. Een aantal voorstellen kan zeker wel gevolgen hebben voor de EU begroting, zoals het opzetten van database voor de registratie van diaspora en het uitwisselen van kennis en ervaringen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De consequenties van de voorstellen en de kosten daarvan zijn niet doorberekend. Het kan nu niet goed ingeschat worden wat de gevolgen zijn voor de rijksoverheid. Denkbaar is dat een aansluiting op een database nationale financiële consequenties zal hebben.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:

De mededeling heeft allereerst als doel bij te dragen aan de ontwikkeling van de herkomstlanden van migranten, maar kan bij uitvoering van de voorstellen een «win-win» situatie op leveren voor zowel de herkomst als de ontvangende landen. Op het gebied van brain circulatie bijvoorbeeld krijgt het ontvangende land arbeid op een gebied waarin een tekort

heerst. De migrant neemt kennis, ervaring en financiële middelen mee terug naar het herkomstland. De bedoeling van de Commissie is dat de diverse voorstellen vooral een sociale of economische impact zullen hebben. De Commissie geeft daarbij wel aan dat sommige initiatieven pas op de langere termijn effect zullen hebben, zoalsde ontwikkeling van de financiële sector in de ontwikkelingslanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt de tweede mededeling migratie en ontwikkeling. Het isvan mening dat het EU debat over migratie en ontwikkeling kan worden voortgezet. Nederland hecht aan de uitwisseling van ervaringen met de overige lidstaten over deze thematiek. De Commissie doet een flink aantal voorstellen op de terreinen «remittances», diaspora, circulaire migratie en «brain drain». Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan hoe migratie een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van landen. Initiatieven over wat ontwikkeling kan betekenen voor migratie komen echter weinig aan de orde.

Nederland waardeert de inzet van de Commissie op het terrein van migratie en ontwikkeling. Nederland isvoorstander van de ontwikkeling van een bredere strategie op het onderwerp migratie en ontwikkeling waarbij de wederzijdse versterking centraal staat. Nederland hecht aan een integrale en coherente benadering van dit onderwerp waarbij het onderwerp van twee kanten wordt bekeken en bovendien het belang van de individuele migrant niet uit het oog verloren wordt. In deze zin zou Nederland graag meer inzicht krijgen in wat er in concrete zin op dit gebied al is gerealiseerd. Daarbij dient ook aandacht te worden besteed aan onderwerpen als vluchtelingen, mensenrechten en de synergie tussen migratie en ontwikkeling zoalsdit in de eerste mededeling van 2002 is gebeurd. Daarnaast komen onderwerpen als migratiemanagement, capaciteitsopbouw en terug- en overnameclausules in de onderhavige mededeling nauwelijksaan de orde.

Ad I) «remittances»

Nederland isvan mening dat «remittances» privé gelden zijn en ziet vooralsnog geen noodzaak voor het verder reguleren van dergelijke gelden op Europeesniveau, buiten hetgeen dat reedswordt geregeld middelsde richtlijn over betalingsdiensten («directive on payment services»).

Nederland staat in beginsel positief t.a.v. het stimuleren van het vergroten van de competitie en de transparantie van betalingsdiensten, maar heeft de indruk dat verschillende van de voorstellen aan het doel voorbij zullen schieten en onnodige kosten met zich mee brengen. Terughoudendheid is geboden bij verdere harmonisering van EU-brede licentie bepalingen, dan wel het stimuleren van het uitvaardigen van nieuwe richtlijnen voor het overzichtelijker maken en een betere informatieverstrekking van de transfermarkt. Nederland stelt daarom voor het Commissievoorstel inzake het New Legal Framework af te wachten; een richtlijnvoorstel dat voorziet in een nieuw rechtskader voor betaaldiensten in Europa (waaronder geldtransactiekantoren). Temeer nu internationaal nog een discussie gaande is over de verschillende vormen van regulering van de geldtransactiekantoren. Daarbij komt dat de voorstellen niet overeenkomen met het in de EU vastgestelde standpunt de komen jaren terughoudend te zijn met nieuwe regelgeving ten aanzien van financiële markten. T.a.v. van het promoten van onderzoek op huishoudensniveau stelt Nederland voor de resultaten af te wachten van het thans lopende brede Wereldbank-onderzoek mbt «remittances» alvorens kan worden beoordeeld wat de nog resterende onderzoekslacunes zijn. Het lopende onderzoek dat eind 2005 gereed zou moeten zijn, omvat al huishoudens onder-

zoeken (o.a. Pakistan en Ghana) bedoeld om het inzicht in de aanwending van ontvangen «remittances» te vergroten.

Ad II) Diaspora

De betrokkenheid van migranten(organisaties) bij de ontwikkeling in het land van herkomst wordt door Nederland aangemoedigd. Belangrijke voorwaarde hierbij isdat het niet de integratie in de Nederlandse maatschappij moet belemmeren. Ook is Nederland van mening dat het eigen initiatief daarbij belangrijk is. Het is niet de rol van de overheid dit op alle terreinen te organiseren. Nederland verwelkomt een EU-brede discussie op het terrein van de betrokkenheid van de diaspora. Er bestaan verschillende ontwikkelings- en investeringsprogramma’s. Het probleem isechter vaak dat de diaspora daar niet mee bekend isof onvoldoende isgeorganiseerd. Taak voor LS en EU isom de migranten-(organisaties) te bereiken en ze te informeren over bestaande programma’s/mogelijkheden. Het werken met tussenpersonen daarbij, zoals de Commissie voorstelt, hoeft geen probleem te zijn. Nederland isvan mening dat terughoudend moet worden opgetreden tav het faciliteren van het opzetten van een database waar de diaspora zich kan laten registreren. Dit kan immers makkelijk voor verkeerde doeleinden worden gebruikt.

Nederland ondersteunt het initiatief voor wat betreft de informatieuitwisseling van «best practices» op het terrein van vrijwillige terugkeer. Nederland zou ook ervaringen willen uitwisselen over tijdelijke terugkeer.

Ad III) Circulaire migratie en brain circulation

Bij het uitwerken van de aanbevelingen en voorstellen van de Commissie op dit terrein staat voorop dat deze moeten passen binnen het nationale migratiebeleid. In dat kader wil Nederland graag deelnemen aan het debat op het terrein van circulaire migratie en brain circulatie. Nederland verwelkomt de aanzet die de Commissie op deze deelonderwerpen doet en kijkt met belangstelling uit naar het beleidsplan over legale migratie. In Nederland wordt actief nagedacht hoe tijdelijke migratie gefaciliteerd en gereguleerd kan worden. Belangrijkste vraag binnen deze discussie is hoe er voor te zorgen dat tijdelijke (arbeids)migratie ook daadwerkelijk tijdelijk blijft. In dit verband iseen versterking van met name de terugkeer component van circulaire migratie van belang. De voorstellen van de Commissie die zich richten op het verminderen van de belemmeringen die tijdelijke, circulaire migratie en terugkeer in de weg staan zullen daarbij wellicht van paskunnen komen. Ervaringen van andere lidstaten op dit terrein worden ook verwelkomd. De EU heeft zelf ervaring opgedaan op het gebied van onderzoek om brain circulation te stimuleren. Nederland heeft hier ook ervaring mee op het gebied van versimpeling van de toegang voor internationale kenniswerkers geïnitieerd door het Innovatieplatform.

T.a.v. het bevorderen van (tijdelijke) terugkeer heeft Nederland enige positieve ervaringen met projecten en wil de ervaringen graag delen met andere lidstaten. Hoewel Nederland geïnteresseerd is in de voorstellen van de Commissie met betrekking tot tijdelijke en virtuele terugkeer (contact met de moderne communicatiemiddelen, die de fysieke terugkeer ondersteunen) is wel meer onderzoek nodig naar de effecten ervan: zowel wat betreft de effecten op ontwikkeling alswat betreft de effecten op duurzame terugkeer.

Nederland is er met de Commissie voorstander van om binnen de GATS op het terrein van de zogenaamde mode 4, de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor dienstverlening, te komen tot een gezamenlijke terminologie en transparante regelgeving over de categorieen van en over de verblijfsduur voor tijdelijke dienstverleners.

Ad IV) Brain drain

Nederland onderschrijft dat de verantwoordelijkheid voor brain drain ligt bij de lidstaten en is van mening dat de lidstaten dan ook een verantwoordelijkheid hebben om dit te beperken. NL ziet de voorstellen van de Commissie voor suggesties om actieve rekrutering uit kwestbare sectoren te beperken dan ook graag tegemoet en ook de mededeling over «Addres-sing the crisis in human resources for health». Nederland staat open voor het idee over het opzetten van institutionele partnerschappen en wil graag ervaringen vernemen van lidstaten met partnerschappen tussen onderzoeksinstellingen, individuele onderzoekers en studenten, instituties, universiteiten, ziekenhuizen etc.

Fiche 2: Mededeling over eAccessibility Titel:

Communication from the Commission to the Council, the European Parliament, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions – eAccessibility (Nederlandse versie is niet beschikbaar)

DatumRaadsdocument:             14 september 2005

NrRaadsdocument:                    12269/05

Nr. Commissiedocument:          COM(2005)425 i

Eerstverantwoordelijk                EZ in nauwe samenwerking met VWS ,

ministerie:                                    BZK,enSZW i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Telecom, Telecomraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: ICT producten en diensten worden steeds belangrijker in Europa. Het is van belang dat de voordelen van ICT beschikbaar zijn voor zoveel mogelijk mensen, zowel in sociaal, ethisch, politiek als economisch opzicht. De bruikbaarheid en dusook de toegankelijkheid voor gehandicapten, maar ook voor ouderen isdaarbij van groot belang. Door onder meer de demografische ontwikkelingen zal het aantal mensen met beperkingen de komende jaren toenemen.

De term eAccessibility staat voor het slechten van technische barrières en problemen die mensen met beperkingen (mensen met zintuiglijke, motorische en cognitieve beperkingen) ervaren als ze op gelijke voet willen deelnemen aan de informatiemaatschappij. eAccessibility maakt integraal onderdeel uit van i2010, de Europese ICT agenda 2006–2010.

Doel van deze mededeling is het promoten van een consistente benadering van de eAccessibility initiatieven die op vrijwillige basis in de lidstaten worden ondernomen, alsook om zelfregulering door het bedrijfsleven te bevorderen. Daarnaast brengt de Commissie drie nieuwe benaderingen onder de aandacht die nog niet wijdverspreid worden gebruikt in Europa: publieke aanbesteding, certificering en beter gebruik van bestaande wet- en regelgeving. Door middel van EU regelgeving zou de overheid verplicht moeten worden om bij aanbesteding als voorwaarde de toegankelijkheid voor mensen met een beperking te stellen. Er moet een duidelijke certificering komen van de toegankelijk-heid van producten en diensten. De bestaande regelgeving op het gebied van bijvoorbeeld aanbesteding en gelijke behandeling moet beter toegepast worden om de toegankelijkheid te verhogen. Om dit te faciliteren zal de Commissie de voorgestelde instrumenten bij de lidstaten onder de aandacht brengen en hen vragen om een consistente benadering op dit vlak, bedrijven aanmoedigen om toegankelijke ICT-producten en diensten te ontwikkelen en met gebruikersmet beperkingen de dialoog intensiveren. Het zal echter aan de lidstaten zelf zijn om te bepalen of zij instrumenten, waaronder rechtsinstrumenten, in willen zetten.

Rechtsbasis van het voorstel:n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:n.v.t., betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling dient te worden overgegaan isdeze gematigd positief: voor zowel burgersalsbedrijven ishet van belang dat op termijn een integrale Europese markt ontstaat voor reguliere en aanpasbare mobiele telefoons, computers en internetdiensten, omdat het een aanpak biedt voor problemen die de facto grensoverschrijdend zijn. Het komt nog te vaak voor dat de markt gefragmenteerd wordt door het naast elkaar bestaan van incompatibele standaarden (bijv. er zijn in Europa zeven verschillende systemen voor teksttelefoons die niet met elkaar kunnen communiceren) of dat na updatessoftware niet meer toegankelijk/bruikbaar isvoor mensen met een beperking. Coördinatie op Europeesniveau op sommige terreinen isdaarom wenselijk. Verder vormt de mededeling een aanvulling op de nationale initiatieven en isde deelname vrijwillig.

Proportionaliteit:Strikt genomen niet van toepassing, want het betreft een mededeling. Voor zover tot een beoordeling wordt overgegaan isdeze negatief, vanwege de plannen van de Commissie met betrekking tot certi-cificering. Certificering leidt tot meer bureaucratie, extra kosten en administratieve lasten en is vooral te rigoureus voor het behalen van de gestelde doelstellingen.

Consequenties voor de EU-begroting:Voorlopig geen, want het betreft een mededeling.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De noodzakelijke ICT-maatregelen voor de aanpassing van de websites zullen mogelijk aanvankelijk kosten met zich kunnen meebrengen. Echter, ICT-toepassingen hebben de potentie om bruikbaar te zijn voor alle burgers, mits in de ontwerpfase rekening is gehouden met de eisen die gesteld worden door de beperkingen van burgers. Een van de mogelijkheden daarbij isom rekening te houden met eventuele bruikbaarheid bij het gebruik van een brailleleesregel of tekst-naar-spraaktechnologie. Kortom, de bouwfase zou voor ICT-producten en -diensten duurder kunnen uitvallen door rekening te houden met alle internetgebruikers. Anderzijds kosten toegankelijke websites, gebouwd volgens de webrichtlijnen in het onderhoud minder geld. Vooral de scheiding van structuur/inhoud en vormgeving/layout kan een kostenbesparing opleveren bij het onderhouden van de site, doordat deze elementen afzonderlijk van elkaar kunnen worden aangepast. De ervaring van Nederland tot nu toe is dat overheden door gerichte ICT-toepassingen conform de webrichtlijnen, mits ingepast in bestaande investeringsschema’s, per saldo budgettair neutraal uit zijn of zelfs voor minder kosten komen te staan. De controle op de naleving van de webrichtlijnen kan met een eenvoudige ICT-tool, die al ontwikkeld isdoor BZK en gratister beschikking van eenieder is.

Certificering leidt volgensNederland tot meer bureaucratie, extra kosten en administratieve lasten. Het voorstel van de Commissie om conformiteit aan de eisen te bewijzen door middel van certificering zal de overheden, naast de noodzakelijke aanpassingen van de websites, ongeveer € 1.4 miljoen per jaar kosten (certificaat jaarlijks €1 200 x 1200 overheidsorganisaties).

Contactambtenaar financiële afdeling (FEZ):n.v.t.

Vervolgtraject financiële afspraken:Eventuele financiële consequenties komen ten laste van de budgetten van het (de) eerstverantwoordelijke ministerie(s).

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

De Nederlandse overheid heeft «inclusief beleid» als uitgangspunt genomen. De voorstellen van de Commissie bieden ondersteuning om dit uitgangspunt in praktijk te brengen. Eén van de sectoren waar deze uitgangspunten in praktijk worden gebracht is de publieke sector. Momenteel isde Rijksoverheid bezig met de implementatie van de webrichtlijnen. Websitesgebouwd volgenswebrichtlijnen zijn (duurzaam) toegankelijk voor alle internetgebruikers: burgers (inclusief mensen met een beperking), bedrijven én zoekmachines. Er worden geen technieken toegepast die groepen gebruikersof vormen van gebruik op voorhand uitsluiten.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat in beginsel positief tegenover de plannen van de Commissie. De voorstellen van de Commissie sluiten aan bij het beleid van de Nederlandse overheid. Het leidend principe hierbij is «inclusief beleid», waarbij Nederland ICT alseen speerpunt wil gebruiken. Daarom is Nederland voorstander om eAccessibility als onderdeel van i2010 te beschouwen.

NL kan niet akkoord gaan met het streven van de Commissie naar een gelijk speelveld door toegankelijkheidseisen op EU niveau te certificeren, omdat dit leidt tot omvangrijke bureaucratie, extra kosten en administratieve lasten.

Nederland ziet liever een door de Commissie ter beschikking gestelde e-control toolwaarmee betrokkenen zelf kunnen kijken of hun site conform de afspraken werkt (een soort zelftest en tevens tool voor opdrachtgeverschap). Hiermee kan zonder extra kosten of inspanning worden geconstateerd of aan de eisen wordt voldaan. Door dit instrument (is kosteneffectiever, transparanter en reproduceerbaarder) kan beter dan certificering gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die internet biedt tot digitale toetsing van de conformiteit aan technische eisen. Nederland zou een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van een dergelijke tool.

Fiche 3: Richtlijn betreffende bewaring van gegevens(dataretentie) Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG i

DatumRaadsdocument:            27 september 2005

Nr. Raadsdocument:                   12671/05

Nr. Commissiedocument:          COM (2005) 438 i

DatumRaadsdocument:             27 september 2005

Eerstverantwoordelijk                Justitie i.o.m. EZ, BZK, FIN, BZ, DEF, V&W

ministerie:

Behandelingstraject in Brussel:Raadswerkgroep Strafrechtelijke Samenwerking, Comité Artikel 36 (CATS), Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Naar aanleiding van de terroristische aanslagen in Madrid op 11 maart 2004 heeft de Europese Raad de Raad verzocht om voorstellen te onderzoeken voor de bewaring van telecommunicatieverkeersgegevens door dienstenaanbieders.

Thansisin de Raad zowel aanhangig een ontwerp voor een kaderbesluit alseen voorstel voor een richtlijn over de bewaring van gegevensdie worden verwerkt met betrekking tot de beschikbaarstelling van publieke elektronische communicatiediensten. Het initiatief tot het ontwerpkader-besluit is door enkele lidstaten genomen. De Commissie is van oordeel dat voor een bewaarplicht, zoals in het ontwerpkaderbesluit voorgesteld, geen rechtsgrondslag kan worden gevonden onder Titel VI van het EU-Verdrag. Als gevolg hiervan stelt de Commissie onderhavige richtlijn voor, gebaseerd op art. 95 van het EG-Verdrag.

Het ontwerp voor een richtlijn stelt een bewaarplicht voor ten aanzien van verkeers- en locatiegegevens, met inbegrip van abonneegegevens en daaraan gerelateerde gebruikersgegevens (art. 2, tweede lid, onderdeel a van de ontwerprichtlijn). Voor de definitie van de begrippen verkeers-respectievelijk locatiegegevens geldt dat de richtlijnen 95/46/EG i, 2002/ 21/EG en 2002/58/EG i van toepassing zijn.

Het ontwerp verplicht de lidstaten maatregelen te treffen zodat gegevens, die worden gegenereerd of verwerkt door aanbiedersvan publieke elektronische communicatiediensten of van een publiek communicatienetwerk, worden bewaard in overeenstemming met de bepalingen van de ontwerp-richtlijn (art. 3, eerste lid).

De ontwerprichtlijn stelt een bewaartermijn voor van een jaar vanaf de datum van de betreffende communicatie. Dit met uitzondering van gege-vensmet betrekking tot communicatie die geheel of gedeeltelijk plaatsvindt door middel van het internet. Voor die gegevensgeldt een bewaartermijn van zesmaanden (artikel 7).

Er worden verschillende categorieën van gegevens onderscheiden, ten aanzien waarvan de bewaarplicht zal gelden (artikel 4). De soorten van gegevensdie dienen te worden bewaard, worden gespecificeerd in een bijlage bij de richtlijn. De bijlage zal periodiek worden herzien op basis van comitologie (artikelen 5 en 6).

De lidstaten zijn gehouden maatregelen te treffen ter verzekering dat de gegevens, die worden bewaard in overeenstemming met de richtlijn, uitsluitend beschikbaar worden gesteld aan de bevoegde nationale autoriteiten, in specifieke gevallen en in overeenstemming met het nationale recht, met het oog op de preventie, het onderzoek, de ontdekking en de vervolging van ernstige strafbare feiten, zoals terrorisme en georganiseerde criminaliteit (artikel 3, tweede lid).

De lidstaten zijn verplicht om de aangetoonde meerkosten, die door de aanbiederszijn gemaakt teneinde te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze richtlijn, aan de aanbiederste vergoeden (artikel 10). Verder kent het ontwerp bepalingen over de opslag van de gegevens (artikel 8), de beschikbaarstelling van statistieken (artikel 9) en de evaluatie van de toepassing van de richtlijn en de gevolgen voor de aanbiedersen de gebruikers(artikel 12).

Rechtsbasis van het voorstel:

Art. 95 EG-Verdrag. De Commissie wijst er op dat de bewaring van

verkeersgegevens wordt bestreken door eerdere wettelijke instrumenten op basis van de eerste pijler, zoals de richtlijnen 2002/58/EG i en 95/46/EG i. De Commissie concludeert dat een wettelijke voorziening voor de bewaring van verkeersgegevensalszodanig eveneensdient plaatste vinden op basis van de eerste pijler. Dit is in lijn met art. 47 van het EU-Verdrag, dat bepaalt dat geen enkel wettelijk instrument onder het EU-Verdrag kan raken aan het wettelijk kader dat isaangenomen onder het EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité:

Ja. Voorgesteld wordt een comitologie-comité te belasten met de periodieke herziening van de Bijlage bij de richtlijn, waarin de te bewaren gegevens zijn gespecificeerd (artikel 5). De artikelen 5 en 7 van het besluit 1999/468 i/EC zijn van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 daarvan (artikel 6, tweede lid).

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit:Positief. Het voorstel betreft het vaststellen van (minimum) harmonisatievoorschriften. De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet worden gerealiseerd door de lidstaten, omdat verschillende keuzes op nationaal niveau een negatieve invloed zullen hebben op zowel de marktverhoudingen binnen de Europese Unie als de bestrijding van ernstige vormen van criminaliteit door de rechtshandhavingsautoriteiten. Een initiatief op het niveau van de Europese Unie zal de doelstellingen van het voorstel beter realiseren doordat verzekerd wordt dat dezelfde gegevens binnen de gehele Unie worden bewaard ten behoeve van de rechts-handhavingsautoriteiten. Dit is ook in het belang van de sector van aanbieders van elektronische communicatiediensten en -netwerken, in het bijzonder de bedrijven die diensten aanbieden in verschillende lidstaten, omdat gelijke voorwaarden gelden in de verschillende lidstaten zodat de technologie kan worden gestandaardiseerd. Het voorstel laat de keuze van de autoriteiten, die toegang hebben tot de bewaarde gegevensevenalsde voorwaarden waaronder die toegang kan worden verkregen, aan de lidstaten zelf. De voorwaarden voor toegang tot de gegevens door en de uitwisseling tussen, de betrokken rechtshandhavingsautoriteiten, is een aangelegenheid die buiten de reikwijdte van het EG-Verdrag valt. Proportionaliteit:Positief, mits de kosten voor het bedrijfsleven of het Rijk niet te hoog worden, gelet op het belang van de bewaring van verkeersgegevens voor de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven enerzijds en de uitwerking van een dergelijke bewaarplicht anderzijds. Het voorstel beperkt de bewaarplicht tot bepaalde categorieën en soorten van te bewaren gegevensen begrenst de bewaartermijnen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen telefonie- en internetgegevens. Het voorstel heeft geen betrekking op de inhoud van communicatie en beperkt de doelen op grond waarvan de gegevens beschikbaar kunnen worden gesteld aan de rechtshandhavingsautoriteiten. De wetgeving ter bescherming van persoonsgegevens is volledig van toepassing op de bewaarde gegevens. Het voorgestelde onderscheid in de bewaartermijnen tussen telefonie- en internetgegevens zal leiden tot een substantiële vermindering in het volume van de te bewaren gegevens.

Consequenties voor de EU-begroting:Geen. Het voorstel voorziet in de verplichting voor de lidstaten om de aangetoonde aanvullende kosten, die de aanbiedershebben moeten maken om te kunnen voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn, aan de aanbiederste vergoeden. De voorgestelde bepaling impliceert dat de kosten, die voortvloeien uit de voorgestelde bewaarplicht, worden gedragen door de lidstaten zelf.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Aan het invoeren van een bewaarplicht zullen voor het bedrijfsleven en ook voor de overheid kosten zijn verbonden. Van belang voor de hoogte van de kosten zijn: de samenstelling van de set van gegevens die door de aanbiedersdienen te worden bewaard, de bewaartermijnen en de wijze van uitvoering van de bewaarplicht. Daarbij komen nog de kosten van het gereed maken van het netwerk en de kosten van het zoeken van de gegevens. Daarbij moet worden bedacht dat dergelijke voorzieningen vaak al aanwezig zullen zijn, omdat in de praktijk dergelijke gegevensreedsop het netwerk worden gegenereerd of opgeslagen.

Met het bedrijfsleven wordt thans overleg gepleegd over de financiering van de bewaarplicht, in het bijzonder de mogelijkheden en modaliteiten van een eventuele financiële tegemoetkoming in de kosten die uit een bewaarplicht voortvloeien. Daarbij wordt aandacht geschonken aan een regeling op basis van het zogenaamde CIOT-model. Het Centraal Informatiepunt onderzoek telecommunicatie (CIOT) fungeert alsinterme-diair tussen de aanbieders en de bevoegde autoriteiten voor de beschikbaarstelling en vordering van gebruikersgegevens, ter uitvoering van strafvorderlijke bevoegdheden. De functie van het CIOT is (na inwerkingtreding van de Wet Vorderen GegevensTelecommunicatie) niet meer beperkt tot het in staat stellen van de bevoegde autoriteit tot het aftappen of vorderen van verkeersgegevens. Deze werkwijze is gebaseerd op het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie (Stb. 2000, 71). Toepassing van een dergelijk model op de bewaarplicht voor verkeersgegevens, als thans voorgesteld, zal aanzienlijk goedkoper zijn dan een model waarin de aanbieders afzonderlijk systemen moeten ontwikkelen om aan de bewaarplicht te voldoen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Momenteel bestaat er in Nederland geen algemene bewaarplicht van verkeers- en gebruikersgegevens. Ingevolge artikel 13.4 van de Telecommunicatiewet bestaat er evenwel een bewaarplicht voor aanbiedersvan mobiele telefonie, die beperkt isnaar categorieën van gegevensen naar termijnen (drie maanden). Deze bewaarplicht hangt samen met de door de aanbieder zelf uit te voeren bestandsanalyse op grond van het eerdergenoemde Besluit bijzondere vergaring nummer-gegevenstelecommunicatie.

De ontwerprichtlijn, die beoogt een bewaarplicht in te voeren in verband met de beschikbaarstelling/levering van elektronische communicatiediensten en ter wijziging van richtlijn 2002/58/EG i, zou in ieder geval aanpassing van de Telecommunicatiewet vereisen. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek van de werkgroep naar mogelijke modellen inzake de uitvoering van de bewaarplicht en de keuze voor een model, zullen nadere regelsmoeten worden opgesteld.

Voorgestelde implementatietermijnen (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

De voorgestelde implementatietermijn bedraagt 15 maanden na de aanvaarding van de richtlijn (artikel 13, eerste lid). De haalbaarheid van de termijn hangt nauw samen met de samenstelling van de lijst van de te bewaren gegevens. In overleg met de aanbieders zal hieraan de nodige aandacht worden geschonken.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is in beginsel positief over een bewaarplicht voor verkeersgegevens. Het is van belang dat op korte termijn een inhoudelijk goede regeling tot stand komt. Daarbij geeft Nederland de voorkeur aan een richtlijn onder de eerste pijler.

De voorgestelde bewaartermijnen en de in de bijlage voorgestelde lijst van te bewaren gegevenssluiten goed aan bij de bevindingen van de Erasmus Universiteit naar het nut en de noodzaak van een bewaarplicht voor verkeersgegevens.

Wel heeft Nederland enige reserves ten aanzien van de voorgestelde comitologie-procedure, omdat deze betrekking heeft op een essentieel onderdeel van de bewaarplicht. Het gaat hier om de te bewaren gegevens, die een grote impact kunnen hebben op de kosten van de uitvoering. Dit zal nader moeten worden onderzocht.

Verder isNederland met het oog op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven voorstander van harmonisering van een eventuele vergoedingsregeling in de EU. Van belang hierbij is om eerst inzicht te verkrijgen in de kosten van de richtlijn voor het bedrijfsleven en het Rijk. Voor Nederland isvoortsvan belang dat met de ontwerprichtlijn de bewaring van telecomgegevensop een efficiënte en geharmoniseerde wijze zal geschieden, hetgeen de effectiviteit van de politiële en justitiële samenwerking ten goede zal komen en de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven niet nadelig zal beïnvloeden.

De bewaarplicht zal verder moeten worden uitgewerkt binnen de criteria van artikel 8 van het EuropeesVerdrag voor de Rechten van de Mens.

Fiche 4: Verordening betreffende sluiting partnerschapsovereenkomst EG

Micronesië inzake visserij

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesië inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesië

DatumRaadsdocument:            19 oktober 2005

NrRaadsdocument:                    13487/05

Nr. Commissiedocument:          COM(2005)502 i

Eerstverantwoordelijk

ministerie:                                    LNV i.o.m.BZenFIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij Extern, Landbouw- en Visserijraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In juni 2001 heeft de Raad aan de Commissie volmacht gegeven om te onderhandelen over bilaterale tonijnvisserijovereenkomsten met ACP-landen van het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan. Het doel is om in de Stille Oceaan een netwerk van tonijnovereenkomsten tot stand te brengen voor de tonijnvloot van de EG. Het westelijke deel van de Stille Oceaan is het rijkste tonijnvisserijgebied ter wereld: het is goed voor 50% van de totale tonijnvangsten in de wereld. Wetenschappelijke studies hebben volgens de Commissie aangetoond dat de tonijnbestanden momenteel in goede toestand verkeren en dat voor sommige bestanden het maximale veilige exploitatieniveau nog niet is bereikt. De Commissie acht de toegang tot de tonijnvisserij in dit gedeelte van de Stille Oceaan van essentieel belang voor de ontwikkeling op lange termijn van de industriële tonijnvisserij van de Gemeenschap.

In 2002 heeft de Commissie in deze regio de eerste overeenkomst gesloten met de Republiek Kiribati. Daarnaast zijn in 2003 verkennende

besprekingen gevoerd met de Salomonseilanden, de Federale Staten van Micronesië, Papoea-Nieuw-Guinea en de Cookeilanden. De partnerschapsovereenkomst tussen de EG en de Federale Staten van Micronesië inzake de visserij in de visserijzone van Micronesië is op 13 mei 2004 door beide partijen ondertekend. De overeenkomst zal in werking treden zodra de partijen de kennisgeving inzake de voltooiing van de respectievelijke goedkeuringsprocedure hebben uitgewisseld.

Bij de overeenkomst is de «partnerschapsaanpak» gevolgd zoals voorgesteld in de mededeling van de Commissie van juli 2004 over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen. Daarin staat dat de specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het ontwikkelingsbeleid gezamenlijk zouden moeten bijdragen aan de algemene doelstelling: een duurzame ontwikkeling van de visserij. Tevens moeten zij in overeenstemming zijn met het coherentiebeginsel. Concreet houdt dit onder andere in dat een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de financiële vergoeding van de EG in ruil voor visserijmogelijkheden en de bijdrage voor acties in het kader van het partnerschap met het betrokken derde land. Het protocol bij de overeenkomst, waarbij de vangstmogelijkheden en de financiële vergoeding zijn vastgesteld, is gesloten voor een periode van drie jaar. De totale financiële bijdrage is vastgesteld op 559 000 euro per jaar voor de hoeveelheid van 8600 ton gevangen vis. Micronesië heeft bepaald dat 18% van deze bijdrage isbestemd voor actiesin het kader van de partnerschapsaanpak met als doel de bevordering van een verantwoorde visserij in de visserijzone van Micronesië. Vaartuigen van Spanje, Frankrijk en Portugal zullen gebruik maken van de vangstmogelijkheden. De redersvan de vaartuigen dienen voor de visrechten te betalen. Daarnaast dienen de reders per vaartuig ten minste één onderdaan van Micronesië als bemanningslid aan boord te nemen en dienen ze bij te dragen aan een nationaal waarnemersprogramma.

Rechtsbasis van het voorstel:artikel 37, juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité:nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit:n.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de

Gemeenschap.

Proportionaliteit:positief, een verordening is het geëigende middel om de

uitvoering van de partnerschapsovereenkomst te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:

De Gemeenschap betaalt Micronesië een totale financiële bijdrage die is vastgesteld op 559 000 euro per jaar voor de hoeveelheid van 8600 ton gevangen vis. Vanaf het tweede jaar kan de financiële bijdrage worden verhoogd met 65 000 euro per jaar voor elke bijkomende vergunning voor een ringzegenvaartuig (ringzegen is een soort vistuig). Een gedeelte van de bijdrage wordt betaald door de redersvan de vaartuigen van de Gemeenschap. Zij betalen voor de visrechten 35 euro per ton vis.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen/zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:

Het huidige voorstel betreft een bilaterale overeenkomst met de Federale Staten van Micronesië. Het voorstel heeft geen consequenties voor andere ontwikkelingslanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft geen visserijbelangen binnen dit akkoord. Nederland wil echter in kader van visserijakkoorden met derde landen en de interactie tussen visserij en ontwikkelingssamenwerking wel goed kijken naar de positie van het betreffende ontwikkelingsland in een dergelijk akkoord. Het gaat daarbij met name om zaken die zijn vast gelegd in de Raads-conclusies van juli 2004 inzake de partnerschapsakkoorden met derde landen.

Het betreft dan zaken als:

– Visserij surplus: De EU mag alleen vissen op een surplus aan vis. Dit surplus moet wetenschappelijk zijn aangetoond en de visserij mag niet ten koste gaan van de lokale visserij; – Duurzaamheid: de betreffende bestanden moeten duurzaam worden beheerd, het betreffende derde land dient een goed visserij beheerssysteem op te zetten (een deel van de financiële vergoeding is daarvoor geoormerkt) en visserijonderzoek moet op goede wijze zijn georganiseerd en toegepast in het akkoord; – sociaal/economische participatie van het partnerland: het is de bedoeling dat het partnerland zoveel mogelijk participeert in de betreffende visserijketen en dat een redelijk deel van de economische spin off in het partnerland terechtkomt; – Redersbijdrage: Nederland zet zich in voor een groter aandeel van de redersvan de vaartuigen in de financiële bijdrage van de Gemeenschap. Daarnaast zal Nederland trachten zo mogelijk Nederlandse wetenschappers te laten participeren in de op te zetten wetenschappelijke comités. Door grotere deelname van wetenschappers uit lidstaten die geen directe visserijbelangen hebben, zal een meer onafhankelijk advies tot stand komen. De Commissie nodigt de lidstaten expliciet uit om wetenschappers te leveren, ook wanneer ze geen directe visserijbelangen hebben.

 

3.

Bevat de volgende onderliggende documenten

Mededeling Migratie en ontwikkeling

22112, 407, 1
Mededeling over eAccessibility

22112, 407, 2
Richtlijn betreffende bewaring van gegevens (dataretentie)

22112, 407, 3
Verordening betreffende sluiting partnerschapsovereenkomst EG Micronesië inzake visserij

22112, 407, 4
 

4.

Meer informatie

 

5.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.