Brief staatssecretaris over reïntegratie van voor de dienst ongeschikt geraakte militairen - Veteranenzorg - Hoofdinhoud

Deze brief is onder nr. 11 toegevoegd aan dossier 30139 - Veteranenzorg.

Officiële titel	Veteranenzorg; Brief staatssecretaris over reïntegratie van voor de dienst ongeschikt geraakte militairen
Document­datum	04-11-2005
Publicatie­datum	12-03-2009
Nummer	KST91254
Kenmerk	30139, nr. 11
Van	Defensie (DEF)
Originele document in PDF

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

30 139

Veteranenzorg

Nr. 11

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2005

In de Vaste Commissie voor Defensie is op 20 juni 2005 de nota Veteranenzorg (30 139, nr. 9) behandeld. Daar kwam ook de reïntegratie van voor de dienst ongeschikt geraakte militairen aan de orde. De Kamerleden Herben (LPF) en mevrouw Veenendaal (VVD) opperden de mogelijkheid over te gaan tot het standaardiseren van het terugnemen in werkelijke dienst van ex-militairen, met het oogmerk hun reïntegratie te bevorderen. Ik heb toegezegd in een schriftelijke reactie terug te komen op dit onderwerp. Met deze brief doe ik die toezegging gestand.

Het verzuimbeleid bij Defensie is erop gericht het ziekteverzuim omlaag te brengen en zoveel mogelijk te voorkomen. Als een militair wegens ziekte of een beperking ongeschikt is voor het vervullen van de militaire dienst (het zogeheten vermoeden van dienstongeschiktheid), dan treedt in overeenstemming met de Wet verbetering Poortwachter de reïntegratie-procedure in werking. Het uitgangspunt is dat een militair in dienst bij Defensie te allen tijde dienstgeschikt moet zijn. Over de vraag wanneer militairen al dan niet dienstgeschikt zijn, zijn criteria ontwikkeld, teneinde de risico’s bij de taakuitoefening voor de militair en diens collega’s zo gering mogelijk te houden.

Als een vermoeden van (blijvende) dienstongeschiktheid bestaat, wordt samen met de desbetreffende militair een reïntegratietraject begonnen. Dat zal zich in eerste instantie vooral richten op de burgerfuncties bij diens defensieonderdeel. Als er bij dat defensieonderdeel geen passende mogelijkheden gevonden kunnen worden, zal worden gekeken naar in aanmerking komende burgerfuncties binnen de gehele defensieorganisatie of naar een betrekking buiten Defensie. Omdat militairen een groter risico lopen ontslagen te worden wegens dienstongeschiktheid en teneinde de herplaatsingsmogelijkheden van militairen binnen en buiten de organisatie te vergroten, zijn ten behoeve van dienstongeschikte militairen aanvullende reïntegratievoorzieningen gecreëerd. Deze voorzieningen betreffen onder meer een gegarandeerd tewerkstellingsniveau, financiële

voorzieningen bij overplaatsing, aanvullende studiefaciliteiten, sollicitatieverlof en maatregelen ter stimulering van het zelfstandig ondernemerschap.

Ook is het reïntegratiebeleid versterkt voor militairen die blijvend dienst-ongeschikt zijn geworden als gevolg van werkzaamheden verricht tijdens oorlogsomstandigheden of daarmee vergelijkbare situaties, zoals bijvoorbeeld het deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties. In dat kader zijn de reïntegratiemogelijkheden verbeterd door, onder voorwaarden, de mogelijkheid open te houden dat militairen die blijvend dienstongeschikt zijn geworden, als militair kunnen blijven werken. Hiervoor gaat Defensie een inspanningsverplichting, zij het geen resultaatsverplichting aan aangezien de reïntegratie van de desbetreffende personeelsleden als militair nooit ten koste mag gaan van de gereedheid en de kwaliteit van de operationele inzet van de krijgsmacht.

Zowel de werknemer als de werkgever dragen verantwoordelijkheid voor het welslagen van het reïntegratieproces. Beide partijen worden tijdens de procedure bijgestaan door een «casemanager», die werkzaam is bij het defensieonderdeel van de desbetreffende militair. Een aantal jaren geleden heb ik, om de begeleiding van militairen met een dienstverbandaandoening na hun ontslag te verbeteren, de functie van casemanager defensiezorg (CMD) bij het ABP ingesteld.

De CMD begeleidt de overdracht van cliënten en dossiers van het defensieonderdeel naar het ABP/BRD. Het gaat vooral om cliënten die vanwege (ernstige) verwondingen, die ze hebben opgelopen tijdens uitzendingen of in andere bijzondere situaties, om medische redenen de militaire dienst dienen te verlaten. Dat zijn de zogenoemde «dienst-slachtoffers». Daarnaast heeft de CMD tot taak de gewezen militairen met een dienstverbandaandoening, en diens eventuele gezinsleden, behulpzaam te zijn bij het op een doelmatige manier vinden van oplossingen voor problemen die verband houden met, of ontstaan zijn door, de dienstverbandaandoening.

In de praktijk blijken de problemen waarmee gewezen militairen met een dienstverbandaandoening worden geconfronteerd erg divers en individueel bepaald. Per geval wordt bekeken welke oplossing voor de gewezen militair het beste is. Daarbij is terugnemen in werkelijke dienst één van de mogelijkheden. Het standaardiseren van het terugnemen van gewezen militairen in werkelijke dienst is echter niet aan de orde.

In de afgelopen periode is een extra aantal gewezen militairen teruggenomen in werkelijke dienst. In een beperkt aantal gevallen heeft de CMD namelijk geadviseerd dat de specifieke problemen van gewezen militairen met een dienstverbandaandoening, ontstaan door onvolkomenheden op het gebied van de reïntegratie voorafgaand aan het ontslag, het beste konden worden opgelost door deze ex-militairen tijdelijk terug te nemen in werkelijke dienst. Ik betreur dat Defensie in een enkel geval steken heeft laten vallen in de reïntegratiebegeleiding. Defensie doet extra inspanningen dergelijke onvolkomenheden in de toekomst te voorkomen en de reïntegratie goed te laten verlopen. Deze incidentele gevallen daargelaten blijft het mogelijk, zoals boven aangegeven, gewezen militairen in het kader van reïntegratie terug te nemen in werkelijke dienst.

De Staatssecretaris van Defensie, C. van der Knaap