Brief staatssecretaris met reactie op rapport 'Vermaatschappelijking in de zorg' van het Sociaal en Cultureel Planbureau - Mantelzorg

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 30169 - Mantelzorg.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Mantelzorg; Brief staatssecretaris met reactie op rapport 'Vermaatschappelijking in de zorg' van het Sociaal en Cultureel Planbureau 
Document­datum 24-10-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST90888
Kenmerk 30169, nr. 3
Van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

30 169

Mantelzorg

Nr. 3

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2005

Bijbrief van 8 september 2005 (05-VWS-B-086) verzocht de griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport mij om een reactie op het rapport «Vermaatschappelijking in de zorg» van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

  • 1. 
    Inleiding

Het rapport is een neerslag van casestudies in een vijftal Nederlandse gemeenten. Verder is het, zoals de onderzoekers zelf stellen, (citaat) «niet de bedoeling geweest om na te gaan of vermaatschappelijking is «geslaagd» in die zin, dat tevens is nagegaan of zijinderdaad heeft bevorderd dat de maatschappelijke participatie door mensen met beperkingen is toegenomen. Dit onderzoek heeft zich uitsluitend en alleen gericht op het vermaatschappelijkingsproces zelf». De studie is dus niet representatief en eerder proces- dan praktijkgericht. Dit neemt niet weg, dat de publicatie op een goed moment verschijnt. De vermaatschappelijking van de zorg is, onder meer door het wetsontwerp Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een actueel thema en de publicatie is in dit kader zeker het kennisnemen waard.

Tegen deze achtergrond zal ik kort ingaan op de belangrijkste conclusies van het rapport en deze van een korte inhoudelijke reactie voorzien. Overigens wijs ik u voorts naar mijn nota «Mantelzorger in beeld» van 17 juni jl. (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 169, nr. 1), mijn beleidsvisie Wet Toelating zorginstellingen (WTZi) van 8 november 2004 (Kamerstukken II, 2004– 2005, 27 659, nr. 47) en mijn reactie op het verslag, dat op 14 september 2005 is uitgebracht door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Wmo.

  • 2. 
    Vermaatschappelijking van de zorg in het algemeen

Conclusie rapport

Er is een breed draagvlak bijde geïnterviewde partijen in de gemeenten voor de vermaatschappelijking van de zorg, maar de realisering ervan gaat erg traag.

Reactie

Door de combinatie en onderlinge afstemming van aanpassingen in de AWBZ-zorg én de introductie van de Wmo verwacht ik een extra impuls c.q. versnelling voor de vermaatschappelijking van de zorg en de maatschappelijke participatie voor mensen met beperkingen. De inzet die gemeenten momenteel (de SCP-studie geeft een stand van zaken van medio 2004 weer) tonen met betrekking tot de implementatie van de Wmo stemmen mijin dit verband hoopvol.

  • 3. 
    Samenwerking en integraal aanbod op lokaal niveau

Conclusie rapport

Er is nu nog te weinig samenwerking op lokaal niveau en nog geen integraal aanbod voor verschillende doelgroepen. Dit komt mede door gescheiden financiering en wet- en regelgeving. Nieuw aanbod is er vooral voor de doelgroep ouderen.

Reactie

Een van de doelen van de Wmo is om de samenhang op lokaal niveau te stimuleren en een meer vraaggericht aanbod te creëren. Hierdoor zal de samenhang en samenwerking op lokaal niveau worden versterkt. Op dit moment is dit al het geval voor de doelgroep ouderen (bijvoorbeeld de ouderenadviseurs, de regiefunctie van de gemeenten in het kader van wonen, zorg en ondersteuning, het groeiende aantal woonzorgzones). Naarmate gemeenten meer verantwoordelijkheid krijgen voor ondersteunende voorzieningen voor de doelgroep gehandicapten en psychiatrische patiënten zal naar verwachting ook hier meer samenwerking en vernieuwing tot stand komen.

  • 4. 
    Vrijwillige en informele hulp

Conclusie rapport

Vrijwilligers en mantelzorgers leveren een onmisbare bijdrage aan de zorg en ondersteuning van mensen met beperkingen. Zowel de vrijwilligers als de professionals maken zich zorgen dat het grotere beroep dat op vrijwilligers en mantelzorgers wordt gedaan zal leiden tot overbelasting van mantelzorgers en vrijwilligers.

VWS-beleid

In het medio september verschenen SCP-rapport «Kijk op informele zorg» wordt gesteld dat tussen 1991 en 2003 het aandeel van de bevolking dat geregeld informele zorg biedt aan zieke en gehandicapte familieleden of vrienden vrijwel gelijk bleef op ruim 12%. Dit nuanceert het beeld wel. Ik heb onlangs, op 17 juni jl., mijn nota «Mantelzorger in beeld» aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 169, nr. 1). De notitie beschrijft de betekenis van mantelzorg voor de samenleving. Het uitgangspunt is dat mantelzorg niet afdwingbaar is. Eigen verantwoor-

delijkheid moet wel zoveel mogelijk gestimuleerd en gefaciliteerd worden. Voorstellen zijn geformuleerd om mantelzorgondersteuning te verbeteren. Boven de € 22 miljoen die al beschikbaar is in het kader van de Regeling Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg wordt € 5 miljoen in 2006, oplopend tot € 10 mln. in 2007 structureel toegevoegd. In het kader van de Wmo zal dit geld naar de gemeenten gaan. Het is de bedoeling dat gemeenten dit besteden aan ondersteuning van mantelzorg en vrijwillige zorg. Bij gemeenten komt een belangrijke verantwoordelijkheid te liggen in het kader van Wmo. Maar ook voor de uitvoering van de AWBZ is ondersteuning van mantelzorgers een belangrijk aandachtspunt. Bijde indicatiestelling moeten mantelzorgers niet alleen meer betrokken worden, maar ook hun behoefte aan ondersteuning bijvoorbeeld in de vorm van respijtzorg moet bij de indicering meegenomen worden.

  • 5. 
    Zelfstandige huisvesting en maatschappelijke participatie

Conclusie rapport

Geconstateerd wordt dat zelfstandige huisvesting niet automatisch leidt tot grotere maatschappelijke participatie. Gevreesd wordt voor sociale uitsluiting en vereenzaming mede als gevolg van een verminderd draagvlak in de samenleving voor mensen met beperkingen.

Reactie

Gemeenten krijgen in de Wmo ook nadrukkelijk de taak om de maatschappelijke participatie te vergroten en sociaal isolement zoveel mogelijk te voorkomen. Gemeenten stimuleren in toenemende mate welzijnsin-stellingen om burgers met beperkingen te bezoeken en te activeren («outreachend werk»). Indien gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen voor de uitvoering van de huishoudelijke verzorging kan deze signaleringsfunctie worden versterkt.

  • 6. 
    Consequenties voor de Wmo

Conclusie rapport

Het rapport concludeert dat de Wmo kansen biedt om de samenhang op lokaal niveau te versterken, waardoor de participatie van mensen met beperkingen vergroot kan worden. Wel lijken de grenzen van de civil society (vrijwillige en mantelzorg) bereikt en moet ervoor gewaakt worden dat het professionele aanbod niet verder beperkt wordt.

Reactie

De conclusies onderschrijven het beleid zoals voorgestaan in de Wmo. Het ministerie blijft aandacht schenken aan de draagkracht onder vrijwilligers en mantelzorgers. Deze ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. I. J. M. Ross-van Dorp

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.