Brief minister over abitrage en bindend advies - Mediation en het rechtsbestel

Deze brief is onder nr. 4 toegevoegd aan dossier 29528 - Mediation en het rechtsbestel.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Mediation en het rechtsbestel; Brief minister over abitrage en bindend advies 
Document­datum 12-08-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST89011
Kenmerk 29528, nr. 4
Van Justitie (JUS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

29 528 29 279

Mediation en het rechtsbestel Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 4

1 Onderzoek naar de aard en omvang van arbitrage en bindend advies in Nederland (bijgevoegd) en onderzoek naar de Geschilbeslechtingsdelta (u toegezonden bijbrief van 9 juli 2004, Tweede Kamer 2003–2004, 29 279, nr. 11).

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 12 augustus 2005

  • 1. 
    Inleiding

Bijde aanbieding van de beleidsvoornemens met betrekking tot mediationvoor de komende jaren (brief van 19 april 2004, TK 2003–2004, 29 528, nr. 1) heb ik uw Kamer toegezegd – mede aan de hand van de resultaten van een tweetal onderzoeken1 – nader in te zullen gaan op de twee andere onderscheiden vormen van alternatieve geschilafdoening, te weten arbitrage en bindend advies.Door middel van deze brief kom ik deze toezegging na en informeer ik uw Kamer over de stand van zaken en enkele recente ontwikkelingen.

De in bovengenoemde brief aangekondigde maatregelen ter bevordering van mediation staan immers niet op zichzelf. Zijmaken deel uit van een breder palet aan maatregelen die ertoe moeten leiden dat voor elk type conflict of geschil passende arrangementen beschikbaar zijn om deze tot een snelle, goede en voor partijen bevredigende oplossing te brengen. Naast de verantwoordelijkheid voor een goed werkend en slagvaardig stelsel van rechtspleging wil ik dan ook bevorderen dat geschillen die zich beter lenen voor andere vormen van conflictoplossing dan een beslissing door de rechter, bijvoorkeur op een andere wijze tot een oplossing worden gebracht.

In het licht daarvan is de vraag gerechtvaardigd of naast het bevorderen van mediation ook ten aanzien van andere buitengerechtelijke methoden voor conflictoplossing vanuit Justitie initiatieven worden of zouden moeten worden ondernomen om de toepassing ervan te verbeteren en/of uit te breiden.

Daarbijmoet worden aangetekend dat arbitrage en bindend advies in tegenstelling tot mediation reeds geruime tijd deel uitmaken van onze rechtspraktijk en in meer of mindere mate zijn gereguleerd.

Alvorens daarop in te gaan te gaan geef ik eerst een korte beschrijving van de werking en toepassing van de beide methoden. Voor een uitgebrei-

dere toelichting verwijs ik naar het bijgevoegde rapport over de «aard en omvang van arbitrage en bindend advies in Nederland».

Ik acht het van belang de inhoud van deze standpuntbepaling zorgvuldig af te bakenen van andere ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld het recent verschenen rapport van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) over de toegang tot het recht. In het kader van de aangekondigde kabinetsreactie op het RMO-rapport zal nader worden ingegaan op de toegang tot het recht in bredere zin vanuit het perspectief van de burger. Daarbijzullen ook andere mogelijkheden van conflictoplossing (naast arbitrage en bindend advies) worden betrokken.

  • 2. 
    Arbitrage

2.1 De methode nader toegelicht

Arbitrage is een internationaal bekende wijze van private geschilbeslechting die met name in het bedrijfsleven wordt toegepast. Bij arbitrage onderwerpen partijen hun geschil aan een onafhankelijke derde (de arbiter), niet zijnde een overheidsrechter, die een bindende beslissing neemt over de oplossing van het geschil. Het geschil kan voortkomen uit een overeenkomst, maar kan ook voortvloeien uit een andere rechtsbetrekking, zoals bijvoorbeeld een onrechtmatige daad. Partijen kunnen vooraf ondubbelzinnig arbitrage overeenkomen en daarmee tussenkomst van de rechter uitsluiten. De belangrijkste regels en waarborgen met betrekking tot de procedure zijn vastgelegd in het Verdrag van New York van 1958. In Nederland is arbitrage geregeld in boek 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Recent zijn op initiatief van prof. Mr. A.J. van den Berg vanuit de sector zelf in samenwerking met de wetenschap en de advocatuur uitgewerkte voorstellen gekomen tot herziening van het huidige (nationale) arbitragerecht. Ik ga daar in het navolgende nog nader op in.

Arbitrale vonnissen worden in principe gedeponeerd bijde rechtbank en op verzoek kan de voorzieningenrechter verlof tot executie verlenen, waarmee het vonnis dezelfde rechtskracht krijgt als een rechterlijk vonnis. Het arbitrale vonnis is slechts op een beperkt aantal gronden aan te tasten door de overheidsrechter.

Hoewel arbitrage ook in ongeorganiseerde vorm – ad hoc – voorkomt wordt het met name in geïnstitutionaliseerde vorm toegepast in een aantal specifieke sectoren. De belangrijkste voorbeelden daarvan zijn de bouwsector, de sport en de landbouw. Daarnaast is er het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) dat los van een bepaalde marktsector, op commerciële basis arbitrages uitvoert. De arbitragecommissies- en instituten kenmerken zich door een hoge mate van specifieke (op de sector gerichte) kennis en expertise.

Voor wat betreft de omvang van arbitrage, blijkt dat het aantal arbitrages in Nederland vrijbeperkt is en dat dat aantal bovendien door de jaren heen vrij constant blijft. In absolute cijfers gaat het naar schatting om 2000 arbitrale vonnissen1.

1 Het aantal gedeponeerde arbitrale vonnissen schommelt rond de 1150 per jaar. Rekening houdend met de niet-gedeponeerde vonnissen en onvolledige gegevens van de rechtbanken wordt het totale aantal geschat op ca 2000 per jaar. Aangezien niet alle arbitrages worden geregistreerd zou het daadwerkelijke aantal hoger kunnen liggen.

2.2 Verantwoordelijkheid markt en overheid

Zoals ik hierboven reeds heb aangegeven gaat het bijarbitrage om een zuiver private vorm van geschilbeslechting. De ontwikkeling van dit instituut is volledig vanuit de markt tot wasdom gekomen. Ik acht het van groot belang dat marktpartijen hun onderlinge relaties zoveel mogelijk zelf regelen en in geval van conflicten in de eerste plaats zelf verantwoordelijkheid nemen voor de oplossing daarvan. De ontwikkeling en toepassing

van effectieve mogelijkheden voor de oplossing van conflicten kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren.

In de verschillende sectoren waar partijen er de voorkeur aan geven zakelijke geschillen zoveel mogelijk via arbitrage te beslechten, vervult deze mogelijkheid in dat opzicht een sleutelrol en verschaft zij partijen toegang tot het recht. Met name vanwege de specifieke deskundigheid van de «scheidsgerechten» bieden deze een reëel alternatief voor overheids-rechtspraak. Datzelfde geldt voor partijen in andere sectoren (al dan niet ad hoc), mits zijeen bewuste (vrijwillige) keuze voor arbitrage hebben gemaakt. De toepassing van arbitrage vermindert in die gevallen bovendien – zijhet in beperkte mate – de druk op de rechterlijke macht, ook al omdat bijde behandeling van deze zaken door de «gewone rechtbank» veelal een beroep op externe deskundigen noodzakelijk zou zijn. Daarnaast biedt het arbitraal vonnis als gezegd goede waarborgen voor nakoming, via verlof van de president van de rechtbank.

Tegelijkertijd dringt zich de vraag op waarom de toepassing van arbitrage zich feitelijk tot een relatief klein aantal sectoren beperkt. Gelet op het groeiend aantal contacten, bijvoorbeeld in het economisch verkeer (meer bedrijvigheid, meer transacties, meer onderlinge relaties) en de daaruit voortvloeiende toename van het aantal (juridische) conflicten, zou men verwachten dat met name in handelsgeschillen ook het aantal arbitragezaken zou toenemen. Zoals ook uit het onderzoek naar de aard en omvang van arbitrage en bindend advies blijkt, is arbitrage nog onvoldoende ontwikkeld als alternatief voor overheidsrechtspraak, onder meer omdat onvoldoende bekendheid bestaat over de mogelijkheden van deze methode.

Ik acht het primair de verantwoordelijkheid van de arbitragesector zelf om meer bekendheid te geven aan de methode, de werking ervan en de voordelen ten opzichte van andere methoden van conflictoplossing. Datzelfde geldt voor het doorvoeren van verbeteringen met betrekking tot de toegankelijkheid van arbitrage. Voor wat betreft dat laatste kan naast informatievoorziening worden gedacht aan vereenvoudiging van procedures en beperking van de kosten voor partijen. In het bovengenoemde rapport concluderen de onderzoekers dat arbitrage relatief duur is. De kosten hebben een open einde en worden voor een groot deel bepaald door administratiekosten, de honoraria van de arbiter(s) en van de betrokken (gespecialiseerde) advocaten.

Wetgeving

Het voorgaande betekent echter niet zonder meer dat betrokkenheid van Justitie bijde verdere bevordering en ontwikkeling van het arbitrage is uitgesloten. Vanuit het publieke belang dat de toegang tot het recht voor burgers en instellingen voldoende wordt gewaarborgd is voorstelbaar dat daar waar de toepassing van arbitrage als methode voor conflictoplossing aangewezen lijkt, Justitie een bijdrage levert aan de bevordering en verbetering ervan.

Belangrijke betrokkenheid van Justitie op het gebied van arbitrage vloeit alleen al voort uit haar rol als (mede)wetgever. Zo is Justitie uiteraard betrokken geweest bijde totstandkoming van de Arbitragewet uit 1838 en de daarop volgende wijzigingen in het arbitragerecht. Ik noemde zojuist al de door de praktijk zelf uitgewerkte voorstellen tot wijziging van het arbitragerecht.

Deze beogen in zijn algemeenheid bestaande knelpunten in de toepassing van arbitrage weg te nemen en verbeteringen aan te aan te brengen in de bestaande procedureregels. Het voert te ver om alle voorstellen in het licht van deze brief te bespreken. Toch wil ik er een enkel opmerkelijk element uitlichten.

Zo wordt onder meer tegemoet gekomen aan één van de belangrijkste kritiekpunten op de arbitragepraktijk, te weten het bestaan van de zgn. arbitrageclausules in algemene voorwaarden. Die houden in dat partijen die een overeenkomst sluiten via de algemene voorwaarden bijdeze overeenkomst, verplicht zijn eventuele geschillen uit de overeenkomst door arbitrage te beslechten. Partijen kunnen niet eenzijdig onder deze verplichting uit. Een gang naar de gewone rechter is dus niet mogelijk zonder instemming van de wederpartij. Deze in elk geval in verhouding met consumenten als ongewenst beschouwde situatie kan tegengegaan worden door arbitrage te plaatsen op de zwarte lijst van onredelijk bezwarende bedingen (artikel 6:236 BW). Omdat het daardoor in concurrentie komt met rechtspraak zal tevens eerder een prikkel ontstaan om de kwaliteit van de organisatie en de procedure te bewaken en waar nodig te verbeteren. Genoemde wijziging sluit aan op de aanbevelingen uit het rapport «aard en omvang van bindend advies en arbitrage in Nederland». Onlangs zijn de voorstellen besproken op een symposium waarbij vertegenwoordigers vanuit onder meer wetenschap, advocatuur, bedrijfsleven en rechterlijke macht aanwezig waren. Met de implementatie van de ontwikkelde voorstellen zal naar verwachting nog dit jaar een aanvang kunnen worden gemaakt.

Raad van Arbitrage voor de Bouw

Een tweede voorbeeld waaruit meer concrete betrokkenheid van Justitie bijde arbitragepraktijk spreekt, is de betrokkenheid bijde voorgenomen wijzigingen bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw. In de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid is destijds forse kritiek geuit op het functioneren van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, met name met betrekking tot de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Raad. Ook de onderzoekers van het rapport «aard en omvang van arbitrage en bindend advies» constateren dat met name in de bouwsector de beleving van partijdigheid zou kunnen ontstaan, doordat partijen via algemene voorwaarden zijn gebonden aan geschillenbeslechting door een arbitraal college dat financieel en bestuurlijk afhankelijk is van één partij. Naar aanleiding daarvan is gekozen om de Raad van start te laten gaan in een nieuwe structuur. Hoofdkenmerk daarvan is dat ook de opdrachtgevers deelnemen in het bestuur van de Raad en het College van Arbiters1. Ook vanuit het belang van een adequate geschiloplossing ligt de steun van Justitie aan de voorgestelde verbeteringen in de rede. De Raad van Arbitrage voor de Bouw vervult immers een spilfunctie in de beslechting van geschillen in de bouwsector.

Dit heeft er inmiddels toe geleid dat ik heb ingestemd met een meer permanente rol voor de Raad voor de rechtspraak bijhet aandragen van mogelijke kandidaten (rechters) voor de positie van voorzitter van het bestuur van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Daarnaast zal op korte termijn worden bezien hoe vorm en inhoud kan worden gegeven aan de aan Justitie toebedachte taak om met de Raad de richtlijnen voor de benoeming, de gedragsregels, de afdoening van klachten en de ontheffingsregeling te evalueren.

  • 3. 
    Bindend advies

3.1 De methode nader toegelicht

Bindend advies is een in Nederland met name in consumentengeschillen toegepaste vorm van geschillenbeslechting, waarbijpartijen – in de vorm van een vaststellingsovereenkomst – overeenkomen hun geschil aan een derde voor te leggen, die niet optreedt in de hoedanigheid van overheids-rechter, dan wel een tussen hen bestaande overeenkomst aan te vullen en

11 3Umzeiei 2d0e0b5r,ieTwf veaendedeKammi neirst2e0r0v4an20V0R5O, M van de beslissing van deze derde als geldige overeenkomst tussen hen te 28 244, nr. 102.                                               aanvaarden.

Bindend advies berust op een aantal bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (de artikelen 7:900 e.v. BW inzake de vaststellingsovereenkomst zijn van toepassing) en er zijn anders dan bij arbitrage geen processuele waarborgen in de wet zelf gegeven.

De bevoegdheid van de geschillencommissies is gebaseerd op de leveringsvoorwaarden zoals gehanteerd door de aangesloten brancheorganisaties. Deze voorwaarden omvatten tevens de bepaling dat de consument de bijde geschillencommissie aangesloten leverancier kan dwingen tot een bindendadviesprocedure, terwijl omgekeerd die dwang niet geldt. Een contractueel of bijalgemene voorwaarden voorgeschreven voorlegging aan bindend advies is in beginsel verplichtend voor partijen, zij het dat de consument altijd een bedenktijd heeft van één maand om alsnog voor de overheidsrechter de kiezen.

Bindend advies doet als zodanig niet af aan de bevoegdheid van de gewone rechter. Een vervolgprocedure bijde rechter is dus niet uitgesloten, maar de rechter zal daarbijslechts op beperkte gronden kunnen afwijken van het bindend advies (artikel 7:904 BW). In de praktijk komen dergelijke procedures overigens niet vaak voor. Bij geïnstitutionaliseerd bindend advies zoals bijde geschillencommissies onder de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC), bestaan wel waarborgen met betrekking tot de nakoming in de vorm van een nakomings-garantie door de branche-organisatie.

Hoewel bindend advies ook in ongeorganiseerde vorm wordt toegepast (ad hoc) wordt het leeuwendeel van de bindend adviezen gegeven door een beperkt aantal instituten. De belangrijkste daarvan zijn de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC), waaronder inmiddels 30 geschillencommissies ressorteren, en het Dutch Securities Institute (DSI).

Het totaal aantal bindend adviezen wordt jaarlijks op ca. 4000 geschat, al geldt ook hier dat dit cijfer voornamelijk gebaseerd is op de gegevens van geïnstitutionaliseerde vormen van bindend advies. Dit aantal is relatief gering in verhouding tot overheidsrechtspraak. Bovendien zou een deel van de geschillen die nu via bindend advies worden beslecht naar verwachting niet voor de overheidsrechter worden gebracht indien er geen aanbod van geïnstitutionaliseerd bindend advies zou zijn, vanwege het geringe onderliggende belang. In die zin is sprake van een aanvullend aanbod. De omvang van het bindend advies neemt in de loop der jaren gestaag toe, voornamelijk door een toename van het aantal instituten c.q. geschillencommissies.

3.2 Verantwoordelijkheid markt en overheid

Voor bindend advies geldt op gelijke wijze als voor arbitrage dat het gelet op het private karakter van deze methode primair de verantwoordelijkheid van marktpartijen zelf is om de toepassing ervan te bevorderen en de kwaliteit ervan te waarborgen.

De geschillencommissies voor consumentenzaken zijn het sprekende voorbeeld van de wijze waarop de markt zelf passende methoden voor geschilbeslechting kan ontwikkelen en toepassen. Zijdragen daarmee tevens in belangrijke mate bij aan het beleid van Justitie gericht op effectieve geschiloplossing. Dat houdt in dat conflicten daar worden opgelost waar ze het beste thuishoren. In het geval van (eenvoudige) consumentengeschillen is dat niet op voorhand de rechter. De geschillencommissies bieden de consument een relatief snelle, goedkope en eenvoudige manier om zijn geschil met de betreffende ondernemer te beslechten en vormen daarmee een goed alternatief voor de «gewone rechter». Geschillencommissies bieden bovendien een procedure, toege-

sneden op de specifieke branche en op de waarde van het onderliggende geschil en een nakomingsgarantie voor uitspraken van de geschillencommissie.

Tenslotte heeft het geïnstitutionaliseerd aanbod van bindend advies ook een preventief effect op het ontstaan van geschillen doordat het een prikkel biedt tot kwaliteitsverbetering binnen de branches. De SGC stelt als voorwaarde voor toetreding tot een geschillenregeling in een bepaalde branche dat sprake is van evenwichtige, redelijke algemene voorwaarden. Daarnaast moet zijn voorzien in een deugdelijke klachtenprocedure, terwijl de nakomingsgarantie branches zal aansporen om onwillige leden op de vingers te tikken («zelfreinigend effect»).

Ik hecht er in dit verband aan het belang te benadrukken van tweezijdig overeengekomen algemene voorwaarden (dat wil zegen algemene voorwaarden die zijn tot stand gekomen als sluitstuk van geslaagd overleg tussen ondernemers en consumentenorganisaties) als uitgangspunt voor aansluiting van ondernemers bijeen geschillencommissie. Zijbieden consumenten duidelijkheid en scheppen consumentenvertrouwen en vormen voor ondernemers een manier om zich te onderscheiden. Dit neemt niet weg dat in branches waar ondernemers- en consumentenorganisaties niet – of niet binnen een redelijke termijn – tot tweezijdig overeengekomen algemene voorwaarden kunnen komen, de (vooralsnog) «eenzijdige» instelling van geschillencommissies te prefereren is boven het afzien van instelling van een geschillencommissie.

In 2002 is de werking van de geschillencommissies onder de SGC geëva-lueerd1. Daaruit is het algemene beeld naar voren gekomen dat de geschillencommissies over het algemeen goed functioneren en een goed alternatief vormen voor de reguliere rechtsgang, met name door de bovengenoemde voordelen als eenvoud, snelheid en betaalbaarheid van de procedure. Zowel consumenten als ondernemers oordelen positief over de behandeling van hun zaak en de onpartijdigheid van de geschillencommissies.

Ik wil deze vorm van geïnstitutionaliseerd bindend advies, zoals toegepast onder de koepel van de SGC, dan ook de komende jaren blijven bevorderen en verbreden.

Om de toegang tot het recht voor consumenten op een eenvoudige, snelle en goedkope manier te kunnen garanderen onderhoudt Justitie sinds 1997 een subsidierelatie met de SGC2 (ca. € 0,9 mln per jaar). Daarmee wordt in de eerste plaats de instandhouding van de infrastructuur ten behoeve van de verschillende commissies gegarandeerd (bureaukosten SGC). Daarnaast verwacht Justitie van de SGC dat zijmet de beschikbaar gestelde middelen in zoveel mogelijk nieuwe branches geschillencommissies realiseert en zorgt voor stroomlijning en verbetering van bestaande procedures en waar mogelijk de introductie van nieuwe initiatieven.

Een aantal ontwikkelingen verdient in dit kader de aandacht:

1  Het onderzoeksrapport is u bijbrief van 7 november 2003 toegezonden.

2  U zie hierover de brief van de toenmalige staatssecretaris van Justitie, Tweede Kamer

1997-1998, 25 754, nr. 1.

Omzetting subsidie

Gelet op de eerder genoemde verantwoordelijkheid van marktpartijen zelf

voor de oplossing van hun onderlinge conflicten is de wijze waarop het

subsidiebedrag wordt ingezet momenteel onderwerp van discussie met

de SGC.

Voor een aantal commissies geldt namelijk dat nog steeds gebruik wordt

gemaakt van de Justitiesubsidie bijde afhandeling van individuele zaken.

Het betreft met name een in het beginstadium van de SGC bijde eerst

opgerichte commissies gegroeide praktijk. Ik hanteer evenwel het

uitgangspunt dat de kosten van de afhandeling van individuele zaken voor

rekening van partijen (branches en consumenten) behoren te komen.

Voor nieuw toetredende branches hanteert de SGC overigens al enige tijd – op verzoek van Justitie – het uitgangspunt dat de betreffende geschillencommissie kostendekkend opereert.

Om de toename van de kosten voor consumenten en ondernemers te beperken heeft Justitie de afgelopen jaren concrete projecten gefinancierd die ertoe hebben geleid dat de gemiddelde kostprijs per afgehandelde zaak reeds is gedaald en in de toekomst nog verder zal kunnen dalen (bijvoorbeeld het project «herontwerp processen» en projecten gericht op digitalisering van de klachtafhandeling, zie ook hieronder).

In de komende maanden zal in overleg worden getreden met de SGC om de hierop te baseren grondslagen voor de subsidieverlening vanaf 2006 nader uit te werken.

Digitalisering geschillenbeslechting

Voorts is door de SGC een start gemaakt met het project «Geschillenbeslechting Online». Het project is erop gericht door middel van digitalisering van de klachtafhandeling te komen tot een verkorting van de doorlooptijden van de procedures, lagere kosten en verbetering van de toegankelijkheid van de SGC. Zo wordt onder meer voorzien in een elektronisch klachtenformulier, een bedrijvenregister waarin bedrijven staan opgenomen die zijn aangesloten bij (één van) de geschillencommissies en een overzicht van eerdere uitspraken van de geschillencommissies. In het tweede kwartaal van 2005 is gestart bijeen tweetal grote commissies, te weten Bankzaken en Energie. In de tweede helft van 2005 zullen de geschillencommissies Telecommunicatie, Reizen, Wonen en Voertuigen volgen. Daarmee zal ca. 80% van het volume van de SGC zijn gedigitaliseerd. Justitie ondersteunt het project met een bijdrage van max. € 150 000 in de kosten. Het ministerie van EZ draagt voor een gelijk bedrag bij. Het project loopt door tot in 2006.

Uitbreiding aantal geschillencommissies/verhoging dekkingsgraad Om de dekkingsgraad van het aantal geschillencommissies voor consumentenzaken te verhogen is in opdracht van Justitie onderzoek gedaan naar het bestaan van buitengerechtelijke klachten- en geschillenregelingen in Nederland. Op basis van deze informatie zijn sectoren die tot dusverre geen gebruik maken van een dergelijke regeling door de SGC aangeschreven. De respons daarop is tot dusverre gering. Op initiatief van het ministerie van Economische Zaken is de afgelopen periode gezamenlijk overleg gevoerd met verschillende betrokken partijen, waaronder VNO-NCW, MKB-Nederland, Consumentenbond en SER om te bezien op welke wijze meer branches zouden kunnen worden overgehaald om zich aan te sluiten bijeen geschillencommissie. Het ministerie van Economische Zaken heeft een SER adviesaanvraag ingediend met onder andere de vraag op welke wijze kan worden bevorderd dat bedrijven zich aansluiten bij geschillencommissies en beter bekend maken dat zijzijn aangesloten bijeen geschillencommissie. De SER adviesaanvraag heeft er tevens toe geleid dat de SER zijn brochure over klachtenafhandeling door ondernemers heeft vernieuwd. Deze zal worden verspreid onder branche-organisaties. Op 29 augustus a.s. zal de SER haar advies presenteren op het symposium «Maak uw kracht van elke klacht» dat de staatssecretaris van EZ samen met de voorzitters van VNO-NCW en MKB-Nederland organiseert. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben toegezegd in dat kader bijhun leden aandacht te zullen vragen voor geschillencommissies als sluitstuk van een goede klachtenafhandeling. Het gaat dan om het belang van het hebben van een geschillencommissie bijbranches die er nog geen hebben, maar ook om het belang van communicatie over geschillencommissies door branches die er wél een hebben. Ik acht de inzet van deze organisaties richting hun achterban van wezenlijk belang

om het traject te doen slagen, juist omdat de initiatieven op dit punt uiteindelijk vanuit de markt zelf moeten opkomen. Daarnaast dient nader in kaart te worden gebracht wat de (eventuele) drempels voor toetreding zijn waarna kan worden bezien op welke wijze deze zouden kunnen worden weggenomen. Dit vergt een gezamenlijke inspanning van bovengenoemde partijen.

Ik wil hier benadrukken dat niettegenstaande deze inspanningen de keuze voor een systeem van zelfregulering met zich meebrengt dat niet alle branches en ondernemers in het systeem zullen participeren. Wel zijn op deelterreinen aanvullende maatregelen denkbaar wanneer consumenten als gevolg daarvan onvoldoende mogelijkheden hebben voor de afwikkeling van klachtenen geschillen.

Zo wordt in een aantal specifieke sectoren aansluiting bijeen onafhankelijke, buitengerechtelijke klachten- en geschillenregeling bij wet verplicht gesteld.

De nieuwe Wet Financiële Dienstverlening (Wfd) verplicht financiële dienstverleners tot een adequate behandeling van klachten van consumenten. Deze wettelijke verplichting ziet zowel op de interne afhandeling van klachten door de financiële dienstverleners als op de afhandeling van geschillen bijeen externe geschilleninstantie. Dit laatste door de verplichte aansluiting bijeen erkende geschilleninstantie. In de Wet Personenvervoer wordt aansluiting bijeen geschillencommissie verplicht gesteld voor de taxibranche door een koppeling aan de vergunning. Deze wettelijke verplichtingen passen in het kabinetsbeleid om een passende en adequate geschillenregeling verplicht te zullen stellen voor markten in transitie1.

Oprichting Consumenteninformatieloket

Om ervoor te zorgen dat geschillen daar worden opgelost waar ze thuishoren is informatieverstrekking, doorverwijzing en advies met betrekking tot de juiste vorm van conflictoplossing voor het betreffende geschil van groot belang. Temeer daar uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de mogelijkheden van bindend advies zowel bij het bedrijfsleven als bij consumenten nog maar in beperkte mate bekend zijn. Het behoort evenwel niet tot de werkzaamheden van de SGC om hierin te voorzien. De SGC richt zich in hoofdzaak op de beslechtingvan consumentengeschillen.

Het ministerie van EZ heeft in zijn Strategische Actieprogramma voor de Consument aangekondigd een consumenten informatieloket te zullen inrichten bijde nog op te richten Consumentenautoriteit. Het consumenteninformatieloket moet:

– consumenten informatie verschaffen over rechten en plichten; – consumenten doorverwijzen naar instanties die meer specifieke informatie kunnen verstrekken of instanties die voorzien in geschilbeslechting; – klachten registreren ten behoeve van de handhaving. Inmiddels is gebleken dat de functionaliteiten van het consumenteninformatieloket dicht aanliggen tegen de werkzaamheden van het Juridisch Loket. Op dit moment loopt in het kader van de stelselherziening in de gesubsidieerde rechtsbijstand een implementatietraject van 30 Juridische Loketten in Nederland.

In de komende maanden zal in overleg met het ministerie van EZ en de Raden voor rechtsbijstand worden bezien op welke wijze samengewerkt kan worden tussen het informatieloket en de Juridische Loketten.

Huurcommissies

Een bijzondere vorm van bindend advies wordt toegepast bij de zogeheten huurcommissies. Tweede Kamer 2004–2005, 27 879, nr. 9.            Deze commissies bieden huurders en verhuurders een laagdrempelige,

relatief snelle en goedkope manier om hun geschil met de betreffende verhuurder of huurder op te lossen en leveren in die zin een belangrijke bijdrage aan de toegang tot het recht voor deze categorie. De verantwoordelijkheid voor de huurcommissies ligt primair bij het ministerie van VROM. VROM heeft zich in de afgelopen jaren beraden op de toekomst van het stelsel van de huurcommissies. Hoewel huurprijsgeschillen kwesties zijn waarbijde overheid geen partijis, heeft VROM, gegeven het feit dat de huurprijsregeling door het Rijk wordt bepaald, de nog gespannen woningmarktsituatie en het feit dat bijeen private vormgeving de brede toegankelijkheid niet of zeer moeilijk te garanderen lijkt, geconcludeerd dat een aanhoudende overheidsbetrokkenheid vooralsnog het meest voor de hand ligt. Voor de effectiviteit van het functioneren van de geschillenbeslechting acht VROM participatie van betrokken partijen bij deze taak van groot belang. Net als nu het geval is, is het voornemen te kiezen voor vormgeving via een ZBO, zijhet dat de huidige 59 huurcommissies worden samengevoegd tot één nieuwe huurcommissie. Verhuurders en huurders zouden hierbijeen grotere bestuurlijke en financiële medebetrokkenheid moeten dragen.

Ik acht het van belang dat het alternatief een laagdrempelige en breed toegankelijke voorziening blijft, zodat huurders op een eenvoudige wijze toegang tot het recht behouden en er geen zaken die nu op een efficiënte wijze buiten de rechter om worden afgedaan in de toekomst bij de rechter terechtkomen. Met de omvorming van de huidige 59 huurcommissies en het secretariaat tot één organisatie lijkt dit gegarandeerd.

De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.