Voorstel tot wijziging Reglement voor de commissie voor de Verzoekschriften in verband met het burgerinitiatief - Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief

Dit voorstel is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 30140 - Wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer en van het Reglement van de commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief; Voorstel tot wijziging Reglement voor de commissie voor de Verzoekschriften in verband met het burgerinitiatief 
Document­datum 08-06-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST87172
Kenmerk 30140, nr. 3
Van Staten-Generaal (SG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

30 140

Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief

Nr. 3

VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN HET REGLEMENT VOOR DE COMMISSIE VOOR DE VERZOEKSCHRIFTEN

Het Reglement voor de commissie voor de Verzoekschriften wordt vervangen door het navolgende Reglement voor de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. 
    Kamer, de Tweede Kamer der Staten-Generaal;
  • b. 
    commissie, de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven uit de Kamer;
  • c. 
    verzoekschrift, een door de Kamer ingevolge artikel 20, tweede lid, van het Reglement van Orde in handen van de commissie gesteld geschrift;
  • d. 
    burgerinitiatief, een door de Kamer ingevolge artikel 20, tweede lid, van het Reglement van Orde in handen van de commissie gesteld burgerinitiatief, als bedoeld in Hoofdstuk XA van het Reglement van Orde;
  • e. 
    rapport, een door de ombudsman ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman opgesteld rapport waarover hij, op grond van artikel 28, derde lid, van die wet, de Kamer heeft ingelicht;
  • f. 
    overheid, openbare lichamen en hun organen, waaronder begrepen rechtpersonen, die, hetzij direct, hetzij indirect, geheel of gedeeltelijk worden geëxploiteerd voor rekening van een of meer publiekrechtelijke lichamen.

Artikel 2. Onderzoek

  • 1. 
    De commissie kan een onderzoek instellen naar aangelegenheden, aan de orde gesteld in verzoekschriften, betreffende de wijze, waarop de overheid haar taak vervult.
  • 2. 
    De commissie kan een onderzoek instellen naar aangelegenheden, aan de orde gesteld in burgerinitiatieven.
  • 3. 
    De commissie kan een onderzoek instellen naar de wijze waarop de overheid gevolgen verbindt aan rapporten. Zij kan besluiten een rapport in handen te stellen van een commissie uit de Kamer die daarvoor het meest aangewezen lijkt.
  • 4. 
    Het onderzoek, bedoeld in het eerste en derde lid, vindt plaats indien

en voorzover voor het handelen of nalaten door de overheid een minister of staatssecretaris direct of indirect verantwoording aan de Staten-Generaal verschuldigd is.

  • 5. 
    De commissie kan in haar onderzoek mede betrekken de vraag of in bepaalde gevallen de overheid al dan niet een taak zal moeten gaan vervullen.

Artikel 3. Uitsluiting

Een onderzoek als bedoeld in artikel 2 strekt zich niet uit tot de taakvervulling van:

  • a. 
    de Kamers der Staten-Generaal en de leden en ambtenaren daarvan;
  • b. 
    de Raad van State en de leden en ambtenaren daarvan;
  • c. 
    de Algemene Rekenkamer en de leden en ambtenaren daarvan;
  • d. 
    de Nationale ombudsman en diens ambtenaren;
  • e. 
    de leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast;
  • f. 
    andere personen of leden van colleges, met rechtspraak of arbitrage belast;

Artikel 4. Verslag, jaarverslag

  • 1. 
    De commissie brengt ten aanzien van een verzoekschrift, burgerinitiatief of rapport verslag uit aan de Kamer, tenzij de commissie daartoe geen termen aanwezig acht.
  • 2. 
    Dit verslag bevat een voorstel aan de Kamer met de gronden waarop dit voorstel steunt; dit verslag wordt, indien van toepassing, aan de indiener van het verzoekschrift of het burgerinitiatief toegezonden.
  • 3. 
    De commissie kan een verzoekschrift of burgerinitiatief dat in overweging geeft de wet of een algemeen verbindende regeling voor te bereiden dan wel te wijzigen of een bepaalde beleidslijn te wijzigen, in handen stellen van een commissie uit de Kamer die daarvoor het meest lijkt aangewezen.
  • 4. 
    De commissie brengt voorts jaarlijks een verslag uit over haar werkzaamheden in het afgelopen vergaderjaar.
  • 5. 
    Elk verslag van de commissie wordt openbaar gemaakt.

Artikel 5. Beperkingen

  • 1. 
    De commissie doet aan de Kamer het voorstel niet te treden in verzoeken ondermeer, indien haar na onderzoek blijkt dat:
  • a. 
    inwilliging in strijd zou zijn met de wet dan wel met wettig totstandgekomen algemeen verbindende regelingen;
  • b. 
    enig of met administratieve rechtspraak belast college, over de in een verzoekschrift omschreven aangelegenheid een uitspraak heeft gedaan, dan wel indien adressant beroep heeft of had kunnen instellen op een zodanig college, doch nagelaten heeft dit te doen;
  • c. 
    de Kroon, gehoord de Raad van State, ter zake van een door adressant omschreven aangelegenheid, uitspraak heeft gedaan, tenzij de Kroon contrair is gegaan;
  • d. 
    adressant beroep heeft of had kunnen instellen op de Kroon, doch nagelaten heeft dit beroep in te stellen;
  • e. 
    scheidsmannen ter zake van een door adressant omschreven aangelegenheid uitspraak hebben gedaan dan wel indien adressant beroep heeft of had kunnen instellen op scheidsmannen en nagelaten heeft dit beroep in te stellen;
  • f. 
    het verzoek betreft een aangelegenheid van een mede-overheid;
  • 2. 
    De commissie kan in afwijking van het in het eerste lid bepaalde een voorstel aan de Kamer doen om wel te treden in een verzoek, indien uitzonderlijk omstandigheden dan wel het algemeen belang ontleende overwegingen haar daartoe aanleiding geven. Zodanig voorstel tot

afwijking wordt in het geval, bedoeld in het eerste lid, onder f, niet gedaan, indien door het lagere publiekrechtelijke lichaam een regeling is getroffen voor een zo onpartijdig mogelijk onderzoek van verzoekschriften.

  • 3. 
    Indien haar zulks geraden voorkomt, licht de commissie adressant in over de voor hem openstaande rechtsmiddelen, voorzover die niet blijken uit de gronden, welk een voorstel aan de Kamer steunen.

Artikel 6. Terzijdelating

  • 1. 
    Indien een adressant cq. initiatiefnemer, nadat de Kamer omtrent zijn verzoekschrift cq. burgerinitiatief reeds een beslissing heeft genomen, opnieuw een verzoekschrift of burgerinitiatief indient, dat geen nieuwe feiten bevat of nieuwe gezichtspunten opent, kan de commissie dit laatste verzoekschrift of burgerinitiatief zonder daaraan gevolg te geven terzijde leggen. Adressant cq. initiatiefnemer wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.
  • 2. 
    Indien een verzoekschrift bij de Kamer wordt ingediend omtrent een aangelegenheid waaromtrent de Eerste Kamer reeds een beslissing heeft genomen naar aanleiding van een door adressant tot die Kamer gericht verzoekschrift of waaromtrent de Nationale ombudsman reeds een rapport heeft uitgebracht, neemt de commissie – tenzij zij van mening is dat het verzoekschrift nieuwe feiten bevat dan wel nieuwe gezichtpunten opent welke een nieuw onderzoek rechtvaardigen – dit verzoekschrift niet in behandeling. Adressant wordt hiervan schriftelijk op de hoogtegesteld.

Artikel 7. Rapporteur

De commissie kan ten aanzien van een verzoekschrift, burgerinitiatief of een rapport een of meer van haar leden benoemen tot lid-rapporteur.

Artikel 8. Inlichtingen

De commissie kan een afschrift van een verzoekschrift, burgerinitiatief of een rapport zenden aan de minister of staatssecretaris die daarvoor naar haar oordeel het meest in aanmerking komt met het verzoek om naar aanleiding daarvan inlichtingen te verstrekken.

Artikel 9. Vormvereisten met betrekking tot verzoekschriften

Om een verzoekschrift voor onderzoek door de commissie in aanmerking te doen komen, dient het verzoekschrift te bevatten:

  • a. 
    naam, adres, en handtekening van de verzoeker of diens gemachtigde;
  • b. 
    een uitzetting van de redenen welke tot de indiening van het verzoekschrift hebben geleid en van het belang dat een verzoeker heeft bij een onderzoek door de commissie.

Artikel 9a. Vormvereisten met betrekking tot burgerinitiatieven

Om een burgerinitiatief voor onderzoek door de commissie in aanmerking te doen komen, dient het burgerinitiatief te bevatten:

  • a. 
    naam, adres, geboortedatum en handtekening van een of meer natuurlijk personen;
  • b. 
    een bijlage waaruit blijkt dat tenminste 15 000 natuurlijke personen het voorstel steunen door bekendmaking van hun naam, geboortedatum en handtekening;
  • c. 
    een nauwkeurige omschrijving van het voorstel alsmede een nauwkeurige motivering daarvan.

Artikel 10. Bijzondere voorwaarden met betrekking tot burgerinitiatieven

Een burgerinitiatief komt slechts voor onderzoek door de commissie in aanmerking indien de personen bedoeld in het vorige artikel ingezetenen van Nederland zijn en de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op hetzelfde tijdstip waarop de wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in verband met de invoering van het burgerinitiatief (kamerstukken II 30...) in

werking treedt.1

In werking getreden op 1 januari 2006.

1 Het doel is de handtekeningen zo eigentijds en praktisch mogelijk te ontvangen (bijvoor-

Toelichting

Artikel 9a

I. Met betrekking tot burgerinitiatieven is de bepaling opgenomen dat voor het burgerinitiatief op landelijk niveau 15 000 handtekeningen1 van ingezetenen van Nederland van 16 jaar en ouder zijn vereist om een burgerinitiatief in te dienen. Voor het voorgestelde aantal is gekeken naar het benodigde aantal handtekeningen voor een gemeentelijk burgerinitiatief (tussen 1 in Amersfoort en 2500 in Den Haag), een referendum op gemeentelijk niveau, en de kiesdeler bij landelijke verkiezingen (in 2003 64 363). Procedurele en inhoudelijke beperkingen aan het burgerinitiatief dienen zo klein mogelijk te blijven om de drempels om de burger dichter bij de politiek te krijgen zo laag mogelijk te maken;

Artikel 10

Als bijzondere voorwaarde wordt voorgesteld dat iedereen die ingezeten is van Nederland én 16 jaar en ouder is een burgerinitiatief kan indienen. Bij de leeftijdsbepaling is gekeken naar de Kieswet en de Rijkswet op het Nederlanderschap (vanaf 18 jaar), het brommerrijbewijs (vanaf 16 jaar), identificatieplicht (vanaf 14 jaar) en het jeugdparlement (vanaf 12 jaar). Met de keuze voor 16 jaar wordt aangesloten bij de leeftijdsgrens die door veel gemeenten wordt gehanteerd voor de lokale burgerinitiatieven en bij de leeftijdsgrens voor het brommerrijbewijs. Met het stellen van een lage leeftijdsgrens wordt het mogelijk dat ook jongeren actief betrokken worden bij de politieke besluitvorming.

beeld digitaal).

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.