Verslag algemeen overleg gehouden op 20 januari 2005 - Mediation en het rechtsbestel

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29528 - Mediation en het rechtsbestel.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Mediation en het rechtsbestel; Verslag algemeen overleg gehouden op 20 januari 2005 
Document­datum 15-03-2005
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST84932
Kenmerk 29528, nr. 3
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Justitie (JUST)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2004–2005

29 528 29 540

Mediation en het rechtsbestel Jaarverslagen over het jaar 2003

Nr. 3

1 Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Cqörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks). Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GroenLinks), Vergeer (SP), Hermans (LPF).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 maart 2005

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 20 januari 2005 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie over:

– de brief d.d. 19 april 2004 inzake Mediation en het rechtsbestel (29 528, nr. 1);

– de brief d.d. 19 juli 2004 inzake Evaluatie buurtbemiddeling (29 540, nr. 123);

– verslag van een schriftelijk overleg d.d. 15 september 2004 over Mediation en het rechtsbestel (29 528, nr. 2).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) zegt dat haar fractie voorstander is van het ontlasten van het rechtssysteem met mediation, al stelt zij als voorwaarden dat de burger op geen enkele manier wordt belemmerd, dat toegang tot de rechter mogelijk blijft, dat dit instrument de doorstroming binnen het rechterlijk apparaat voor de overige rechtsgebieden als geheel ten goede komt en dat de kwaliteit van de mediators is gewaarborgd. Zij moedigt de minister aan met een nadere uitwerking van zijn plannen en voorstellen te komen. Dat mag wat haar fractie betreft in de vorm van een verplichting.

Er is een conceptrichtlijn, maar met het oog op de verdere uitwerking wil de minister de voortvarendheid temperen. Europese regelgeving is naar zijn mening niet nodig en die is op dit moment zijns inziens ook niet wenselijk. Met deze houding geeft hij naar de mening van mevrouw Van Vroonhoven-Kok echter een foutief signaal af. Zij vraagt de minister zich ook in Europees verband in te zetten voor mediation zonder dat dit meteen leidt tot extra regels.

De belangrijkste maatregel om mediation te bevorderen, is naar het idee van de CDA-fractie de tijdelijke stimuleringsbijdrage. Het is van belang de komende vijf jaar te benutten om het instrument goed op de kaart te zetten en om ervoor te zorgen dat mediation in de hoofden van de mensen opkomt op het moment dat sprake is van een conflict. Rechters, advocaten, belastingsadviseurs en notarissen spelen een belangrijke rol

bij de doorverwijzing naar mediation. Zij vraagt de minister naar zijn mening over de inburgering van dit instrument.

In relatie tot de kwaliteit vraagt zij wanneer de additionele eisen en de controle door de overheid worden losgelaten. Handhaving is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. Heeft het NMI daarvoor voldoende middelen in handen en dient het verantwoordelijk te zijn voor het toezicht?

Het bestuursrecht kent in de bezwaarfase al een hoorplicht. De vraag is of het niet nodig is dat instrument beter te benutten met als doel mediation in latere gevallen overbodig te maken.

Het is belangrijk mediation in samenhang te zien met de andere vormen van alternatieve geschilbeslechting. Bindend advies biedt in haar visie ongekende mogelijkheden. Dat neemt niet weg dat de gang naar de rechter mogelijk moet blijven. De fractie houdt onverkort vast aan artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zij is van mening dat het belangrijk is dit nieuwleven in te blazen.

Als mediation ook binnen het belastingrecht een succes blijkt, zal de Belastingdienst waarschijnlijk zijn eigen mediators aanstellen. Dan zal sprake zijn van partijmediation. Zij vraagt naar de mening van de minister daarover.

Zij weet dat het niet nodig is dat een mediator over juridische en/of belastingtechnische expertise beschikt. De vraag is echter of dat geen risico’s met zich meebrengt en of de rechter fouten kan herstellen als dat nodig is.

De heer Wolfsen (PvdA) merkt op dat de maatschappij steeds ingewikkelder wordt. De RMO heeft daarover laatst een goed stuk geschreven. In deze maatschappij neemt de kans op conflicten toe en eigen richting is niet toegestaan. Het laatste brengt voor de overheid een zware plicht met zich mee, want zij moet er dan voor zorgen dat conflicten op een nette, snelle en een vreedzame manier kunnen worden beslecht. Voor de burgers wordt het steeds lastiger voor rechtsbijstand in aanmerking te komen. Om over dat onderwerp te spreken, zal hij extra tijd reserveren voor de plenaire behandeling over de aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand.

Het valt hem op dat mensen het recht nu en dan aangrijpen om andere conflicten op te lossen. Dat is echter niet de bedoeling. Het is vreemd dat in de loop der tijd die tweede stap, het aan tafel vragen van een neutrale derde, is verdwenen en dat het conflict vaak schriftelijk wordt beslecht. Het is overigens niet eenvoudig een derde aan tafel te krijgen. De overheid moet daarom proberen dat eenvoudiger te maken. Het verheugt hem dat de wal het schip heeft gekeerd. Bij de Raad van State, het bedrijfsleven, VNO-NCW, rechtbanken en raden voor rechtsbijstand zijn allerlei experimenten gedaan. Die zijn inmiddels geëvalueerd en de resultaten zijn positief gebleken. De minister wil een en ander daarom verder formaliseren. De heer Wolfsen spreekt van een dappere vernieuwingsdrang van deze minister. Aan die vernieuwingsdrang zijn echter wel gevaren verbonden.

Het is niet reëel van deze vorm van bemiddeling wonderen te verwachten. Het motief van het ontlasten van de rechterlijke macht vindt hij negatief. De regering kiest voor dit middel omdat het goed is voor partijen en daar het werkt. Daarbij komt dat het goedkoper kan zijn. Het doel is onnodige juridisering van conflicten te voorkomen.

Hoe worden de mediators geselecteerd? Wie doet dat en op welke wijze wordt de kwaliteit gewaarborgd?

Hoe gaat het straks verder? Als mensen wel gaan procederen, dient dan in een dagvaarding te worden vermeld of er bemiddelingspogingen zijn gedaan? Het laatste spreekt hem aan. Hij geeft er de voorkeur aan dat de minister aanmoedigt bijvoorbeeld in het bedrijfsleven in contracten vaker

te laten opnemen dat eerst wordt bemiddeld zodra sprake is van een conflict.

Hij meent dat het goed is dat de minister zegt dat het de bedoeling is buurtbemiddelingprojecten door gemeenten, corporaties en dergelijke te laten financieren. De heer Wolfsen pleit ervoor de stimuleringsbijdrage in stand te houden om te voorkomen dat het uitrollen van die buurtbemiddelingsprojecten tot stilstand komt.

De kern van bemiddeling is vrijwilligheid. Hij vraagt of de minister in de toekomst ook niet een vorm van dwang wil inbouwen. Graag verneemt hij ook of mislukking consequenties zal hebben.

Hij begrijpt dat het is toegestaan twee uur te bemiddelen. Die tijd is naar zijn oordeel echter te kort. Dan is het gevolg dat betrokkenen ongeveer €800 tekort komen. Hoe gaat het als het minder draagkrachtige procespartijen betreft? Is het bijvoorbeeld mogelijk over de kosten te onderhandelen?

De heer Wolfsen zou zich kunnen voorstellen dat men het griffierecht onderdeel maakt van de kosten die nodig zijn voor mediation. Hij bedoelt daarmee te zeggen dat betrokkenen de griffierechten terugkrijgen als blijkt dat de bemiddeling is geslaagd.

Het is hem niet duidelijk wie de kosten betaalt als één van de partijen niet voor rechtsbijstand in aanmerking komt.

Moet accreditatie van mediators landelijk gebeuren, of dienen de rechtbanken of de raden van de rechtsbanken daarvoor zelf zorg te dragen? De heer Wolfsen zegt dat datgene wat goed is voor kinderen ook succesvol is voor volwassenen. Uit onderzoek blijkt dat ouders die bemiddelend optreden minder emotioneel en rustiger op ruzies reageren. Tevens blijkt dat ook de kinderen zich tevreden tonen met mediation.

De heer Luchtenveld (VVD) zegt dat de fractie van de VVD grote verwachtingen heeft van mediation en dat zij openstaat voor experimenten met dat instrument, al moet de gang naar de rechter altijd open blijven. Wel is het belangrijk er in geval van mediation rekening mee te houden dat de partijen gelijkwaardig zijn. Mediation zou naar zijn idee in veel gevallen de hoofdroute moeten zijn, maar de gang naar de rechter dient, zoals gezegd, mogelijk te blijven.

De bijdrage van €200 is naar zijn oordeel een druppel op een gloeiende plaat, al is er voor onvermogenden de mogelijkheid rechtsbijstand te krijgen. Zijn fractie stelt voor dat bedrag alleen te verstrekken aan natuurlijke personen. Hij vraagt de minister daarop te reageren. Daarnaast zou het goed zijn als rechtsbijstandverzekeringen kosten voor mediation vergoedden. Hij vraagt welke initiatieven de minister wil nemen om dat tot praktijk te maken en verneemt graag of hij daarover al overleg met verzekeringsmaatschappijen heeft gehad.

De heer Luchtenveld pleit voor een specialisatie per vakgebied zonder een monopoliepositie te creëren. Misschien is het mogelijk bij AMvB nadere registers op te stellen of om verdere bekwaamheidseisen te stellen. Het is namelijk belangrijk juridische missers op grote schaal te voorkomen. Hij is niet van oordeel dat mediators altijd juristen moeten zijn, al is het naar zijn idee wel nodig over kennis te beschikken die betrekking heeft op bepaalde beleidsterreinen. Het lijkt hem van belang dat mediators andere deskundigen kunnen raadplegen. Hij vraagt het oordeel van de minister. De heer Luchtenveld vraagt zich af of ook rechtbanken partijen naar mediators verwijzen en of rechters een aparte lijst zullen hanteren als zij in een later stadium een zaak krijgen.

De heer De Wit (SP) kan zich in grote lijnen vinden in de notitie van de minister over mediation, omdat daarin staat dat zijn inzet in eerste instantie is het gebruik van dit instrument te stimuleren. Bovendien is het uitgangspunt dat op vrijwillige basis in te zetten. Vrijwilligheid is belangrijk, omdat onder andere de toegang tot de rechter overeind moet blijven.

Het stimuleren van mediation als middel om conflicten op te lossen, lijkt hem goed.

Het komt voor dat het juridische geschil dusdanig ingewikkeld is dat de rechter probeert tot een oplossing te komen door middel van het voorschrijven van de ene comparitie van partijen na de andere. Daarmee probeert hij het doen van een uitspraak in een moeilijke zaak te voorkomen. Het gevaar is dat het een automatisme wordt mediation op die manier in te zetten. Hij vraagt het oordeel van de minister daarover. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) heeft vorige week een rapport gepubliceerd met de titel «Toegang tot recht» waarin onder andere wordt geschreven over de vaardigheid van mensen in dit land om hun geschillen op te lossen. Niet iedereen is in staat dat goed te doen. In dat rapport gaat de RMO ook in op de positie van vrouwen en andere groepen. Is het nodig er in het geval van mediation rekening mee te houden dat er personen zijn die een speciale behandeling behoeven? Een probleem is dat mensen vaak niet goed kunnen beoordelen of de door de mediator voorgestelde oplossingen goed zijn. Heeft iemand die voor mediation kiest recht op gefinancierde rechtsbijstand, of gaat de minister ervan uit dat de twee partijen zonder raadslieden het conflict oplossen? Als het laatste niet het geval is, vraagt hij zich af of partijen het recht hebben de gemaakte, vastgelegde afspraken door een raadsman te laten toetsen.

De minister wil de eigen bijdrage halveren. Zijn motivatie daarvoor is dat er in een dergelijk geschil altijd aan twee kanten mensen zijn die onvermogend zijn. Dat hoeft echter niet het geval te zijn. Hoe moet het met die kosten worden geregeld en wat zijn de consequenties op dat gebied als men uiteindelijk toch gaat procederen? Zouden de kosten die bij de procedure worden betrokken voor mensen niet een drempel kunnen zijn om aan die vorm van alternatieve conflictbeslechting te beginnen? Hij vraagt waarom er niet altijd een tegemoetkoming is in de kosten voor mediation voor de mensen die deze vorm van conflictbeslechting niet kunnen betalen.

Het antwoord van de minister

De minister wijst erop dat nu wordt gewerkt aan het meer stelselmatig en het geleidelijk introduceren van mediation, omdat de ervaring leert dat deze methode voor tal van conflicten meer adequaat is. Sommige geschillen moeten echter met gezag worden beslecht. Hij meent niet dat de rechter per definitie naar een mediator moet verwijzen. Bij mediation is primair het materiële conflict aan de orde, zoals verdeling van de boedel in geval van echtscheiding. Het ongeregelde karakter van mediation brengt met zich mee dat altijd de toegang tot de rechter openstaat. Het doel van mediation is een einde te maken aan bepaalde conflicten door een oplossing te bieden die voor beide partijen bevredigend is. Het doet er dan niet toe of recht is gedaan aan de rechtspositie van partijen. Het is niet uitgesloten dat de partijen de uitkomst eerst aan een raadsman voorleggen.

Hij is op dit moment tegen wettelijke regelingen op dit terrein, omdat deze elementen dan als het ware worden weggeregeld. Daarom staat hij ook huiverig tegenover een regeling binnen de EU. Als in andere landen problemen ontstaan op het terrein van mediation, is hij bereid zijn gedachten te laten gaan over de mogelijkheden om die op te lossen. Dat mag echter niet een reden zijn om in de totale EU met een richtlijn te komen die alle landen verplicht dit wettelijk te regelen. Partijen zullen niet stelselmatig worden verwezen naar mediation, maar rechters kunnen wel aangeven dat die mogelijkheid bestaat. Tegelijkertijd letten loketten voor de rechtshulp stelselmatig op de mogelijkheden op dat terrein. Er zijn niet twee lijsten met mediators. Op de lijst waarmee de rechters en de loketten voor de rechtshulp werken, staan ook de speciali-

saties. Mediators behoeven slechts over juridische basisvaardigheden te beschikken. Het blijft bovendien aan de partijen al dan niet voor een deskundige te kiezen. Mediation is bijvoorbeeld geschikt voor het oplossen van conflicten die te maken hebben met communicatie. Waar een hoorplicht geldt, zal daaraan worden voldaan. Het is misschien mogelijk miscommunicatie met behulp van mediation op te lossen. De uitkomst van mediation is primair dat een einde komt aan het conflict en dat beide partijen tevreden zijn. Op voorhand staat niet vast dat de uitkomst bindend is. Het is mogelijk de uitkomst vast te leggen in een overeenkomst. De partijen kunnen een advocaat vragen of het verstandig is die overeenkomst aan te gaan. Hij is het overigens met de heer Wolfsen eens dat het belangrijk is aan te moedigen dat in het geval van een conflict het inroepen van een bemiddelaar in het contract wordt opgenomen in plaats van de uitkomst. Op dit moment gaat de minister na op welke terreinen dat mogelijk is. Het is op diverse terreinen zelfs mogelijk iets verder te gaan door in bepaalde wetgeving bijvoorbeeld aan te geven dat het conflict door een onafhankelijke derde wordt voorbereid. Dat is wellicht het geval bij een conflict in de arbeidssfeer.

Over artikel 2 Wet op de de rechterlijke organisatie zegt hij dat het kabinet te maken heeft met de grondwettelijke bepaling dat het niet tot de mogelijkheden behoort verplichte bemiddeling voor te schrijven. De toegang tot de rechter moet namelijk open blijven.

Hij ziet voorlopig niet in dat het noodzakelijk is in de dagvaarding op te nemen of al dan niet een mediator is ingeschakeld, al sluit hij niet uit dat dit gebeurt.

Het is niet de bedoeling mediation op een holletje overal te pushen. De gelden die behoren bij de stimuleringsregeling worden rechtstreeks aan de mediator uitbetaald. Die regeling is tijdelijk, omdat die is bedoeld om het instrument voor conflictoplossing als het ware bij mensen tussen de oren te krijgen.

De eerste 2,5 uur worden door het genoemde bedrag van €200 gedekt. De overige kosten zijn voor de partijen. De mediator is verplicht zijn uurtarief op voorhand bekend te maken. Degene die met rechtsbijstand kan procederen, kan daarop ook een beroep doen ingeval van mediation. Dat is niet een tijdelijke regeling. Als partijen kiezen voor mediation, besparen zij mogelijk advocatenkosten. Er is een rechtsbijstands-verzekering, maar mediation valt daar nog niet onder. De toekomst zal leren of mediation dermate succesvol is dat verzekeringsmaatschappijen deze alternatieve vorm van conflictbeslechting in de polissen opnemen. Hij heeft daarin vertrouwen. Enkele verzekeringsmaatschappijen doen dat namelijk al. Als zijn vertrouwen in dat opzicht wordt beschaamd, zal hij proberen opname in de verzekeringspolis te bevorderen. Als men recht heeft op vergoeding van een mediator, kan men ook een adviestoevoeging krijgen voor de beoordeling van het resultaat van het geheel. Over artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is gesproken tijdens het AO over de letselschadeproblematiek. Bij de inventarisatie van de methoden van geschilbeslechting is dat aspect meegenomen. Als men op een rechtsvraag stuit, is het mogelijk na te gaan of dit een snellere vorm is om daarop een antwoord te krijgen. In die zin zal hij dat aspect meenemen, maar het is natuurlijk niet een substituut voor mediation. Wel loopt er een aantal onderzoeken naar de bruikbaarheid van artikel 96. In het licht daarvan gaat het kabinet na op welke wijze dat eventueel beter kan worden ingezet.

De kwaliteit van mediators is in Nederland grondig geregeld, maar dat is niet wettelijk gebeurd. Er was een registratiesysteem bij de NMI. Dat is op dit moment de enige instantie die zich daarmee bezighoudt. Dat systeem is vervangen door een certificatiesysteem. Nu is sprake van een overgangsfase met als doel dat de registratie betrekkelijk snel tot certificatie leidt. Het is de bedoeling aan de nieuwe certificaten een aantal eisen te stellen. Dat systeem van certificering door de NMI berust op een

certificaat dat het van een certificeringbureau heeft gekregen. Dat bureau is niet specifiek voor mediators, maar constateert of het certificatiesysteem adequaat is, en zit bij de Raad voor Accreditatie om als zodanig geaccrediteerd te zijn. Op die wijze is de kwaliteit van het eindproduct gewaarborgd. Op de lijst van de rechtsbijstand en van de rechterlijke macht staan alleen gecertificeerde mediators. Als de mediation is mislukt, komen de partijen bij de rechter. Als de rechter stelselmatig partijen ziet waarbij de mediation is mislukt en het betreft dezelfde mdeiatior, dient de vraag te worden gesteld of het niet nodig is die functionaris van de lijst te schrappen. De minister herhaalt dat de taak van de mediator is het conflict uit de wereld te helpen en dat de mediator niet een pseudo-advocaat is, die personen op hun rechtspositie moet wijzen. Voor het oplossen van een rechtsconflict is mediation doorgaans niet geschikt, omdat de mediator niet kan zeggen wat het recht is. Dat kan alleen de rechter. Als de mediator niet meer gecertificeerd is, moet hij van de lijst af. Dan is het niet meer mogelijk hem in te zetten. Het huidige systeem sluit niet uit dat er nog een andere organisatie ontstaat voor certificering van mediators. De minister is het ermee eens dat niet iedere wetgever zijn eigen systeem van accreditatie en mediators moet kiezen, maar dat ligt besloten in de ontwikkeling van de praktijk.

Het is juist dat een van de elementen van mediation zal zijn dat de mediator in het proces moet letten op de machtspositie van de verschillende partijen. De aard van mediation is en blijft echter dat het bewijs van bevrediging niet zit in het objectieve criterium dat partijen recht is gedaan. Dat zit primair in het feit dat het conflict wordt opgelost. Het terugstorten van griffiegelden door de rechter ingeval van mediation brengt alleen meerkosten met zich mee. Het is niet de bedoeling dat het om de financiën draait en dat er straks sprake is van een belangenbeslissing. Bij mediation besparen partijen op de verschillende advies-kosten. Voor de griffierechten geldt dat het niet een kwestie is van koop en verkoop van diensten. Als de eerste akte voorbij is, krijgen de partijen het geld niet meer terug. Het griffierecht is ook niet afhankelijk van de lengte van de zaak.

De rechtbank stort het griffiegeld evenmin terug als de zaak op een goed moment wordt ingetrokken of als partijen er zelf uitkomen. Dat zijn de kosten voor de stap naar de rechter. Als de rechter partijen naar een mediator verwijst en als later blijkt dat deze vorm van conflictbeslechting toch niet succesvol is geweest, behoeven zij niet nogmaals griffierechten te betalen.

Over de buurtbemiddeling zegt hij dat het ministerie van Justitie voor 29 projecten startsubsidie heeft gegeven. Voor ongeveer 30 projecten heeft het dat niet gedaan. Dat bevestigt het beeld dat totstandkoming van dit soort zaken niet primair van de subsidie van het ministerie van Justitie afhankelijk is. Die subsidies waren overigens bedoeld om te worden afgebouwd.

Het Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid blijft de buurtbemiddeling faciliteren en biedt ondersteuning bij het opzetten van een project, evenals bij de opleiding van coördinatoren en begeleiders. Als mensen een dergelijk project willen opzetten, kunnen zij een beroep doen op de expertise van dat centrum.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) vertrouwt erop dat de Kamer de komende tijd bij de minister op dit project kan terugkomen om de vinger aan de pols te houden. Zij vraagt of de minister van mening is dat de Kamer te veel van de inburgering van mediation verwacht en of hij het enthousiasme daarvoor enigszins wil temperen. Mond-tot-mondreclame lijkt haar belangrijk. De kwaliteit van de mediators blijft voor haar fractie een punt van

aandacht. Zij begrijpt dat de minister inzet op zelfregulering. Kan een mediator die zijn boekje te buiten is gegaan ook niet op een andere wijze aan de slag gaan? Zij herhaalt haar vraag over de partijmediation uit de eerste termijn, en wenst de minister veel succes met het opzetten en uitwerken van de projecten.

De heer Wolfsen (PvdA) sluit zich aan bij de laatste woorden van mevrouwVan Voornhoven-Kok. Het is naar zijn idee inderdaad belangrijk van mediation niet te veel te verwachten.

Hij neemt aan dat men de partijen die gebruikmaken van mediation erop wijst dat zij ongeveer €300 à €400 kwijt zijn. Hij stelt voor het griffiegeld op te splitsen in een basisbedrag en een toeslag. Het is naar zijn oordeel namelijk vreemd duizenden euro’s te betalen voor verwijzing naar een mediator.

De heer Luchtenveld (VVD) sluit zich ook aan bij de succeswens, en is het eens met de opmerkingen van de heer Wolfsen over het griffiegeld. Ook hij meent dat het mogelijk moet zijn dit op een andere manier te regelen, bijvoorbeeld met een basisbedrag en een toeslag. Hij roept de minister op daarover zijn gedachten te laten gaan.

Hij vraagt nogmaals welke lijstjes door de rechtbank en de griffie worden gehanteerd. Hij pleit ervoor te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de rechtbank en de griffie relaties hebben met mediators. De vraag is of het werkelijk aan partijen is om te kiezen, of er ook sprake is van een zekere specialisatie en hoe daarmee wordt omgegaan. Hij vraagt tenslotte nogmaals naar het bedrag van €200 voor natuurlijke personen.

De heer De Wit (SP) verwijst naar blz. 16 van de notitie van de minister, waarop de planning is opgenomen. Hij constateert dat het vandaag inderdaad mogelijk is te spreken van een start. Hij sluit zich aan bij de vraag van de heer Wolfsen over het griffierecht. Hij vraagt of de kosten voor mediation ingeval van mislukking bij de juridische proceskosten worden opgeteld, dan wel of mediation als een apart proces wordt afgewikkeld en of die kosten meteen worden betaald.

De opmerking van de minister dat mediation is bedoeld voor het oplossen van een conflict roept bij de heer De Wit de vraag op of er niet toch sprake is van een soort vaststellingsovereenkomst met de uitgangsposities waaraan betrokkenen zich vervolgens houden. In dat geval is de vraag of het slechts mogelijk is die afspraken te herroepen op basis van de normale uitgangspunten van het BW.

De minister antwoordt dat de stimuleringsbijdrage aan de mediator wordt gegeven. Het is wat dat betreft dus niet mogelijk te variëren voor partijen.

Bij de rechtsbijstandvraag komt aan de orde of een partij een instelling is. Die vraag is niet aan de orde in het kader van de stimuleringsregeling. Laatstgenoemde regeling is tijdelijk en heeft tot doel mediation op gang te helpen. De partijen krijgen in ieder geval €200 terug. Hij raadt de Kamer aan dat bedrag te beschouwen als een korting op de griffiekosten. Hij wil niet de indruk wekken dat de Kamer niet te veel van mediation moet verwachten. Daaraan voegt hij toe dat het belangrijk is het instrument te beschouwen als een middel om bepaalde vormen van conflicten op bevredigende wijze te beslechten. Als zodanig wil hij het instrument in de markt zetten. Op grond van de ervaring vermoedt hij dat dit instrument ook op een groot aantal andere terreinen een oplossing kan bieden. Als de Kamer niet te veel van mediation verwacht, zullen de resultaten altijd meevallen.

In de systematiek van de certificering is het niet ondenkbaar dat er een andere organisatie komt, die eveneens certificeert. Dat dezelfde systematiek wordt gevolgd, heeft te maken met de achterliggende procedure dat

een dergelijke instantie door een certificeringbureau en via de Raad voor Accreditatie aan de algemene eisen voldoet. Hij zegt niet dat hij het wenselijk acht dat er een tweede bureau komt, maar aan het niet-wettelijk regelen zit de mogelijkheid vast dat er andere instanties komen die dat op dezelfde wijze doen. Voor hem is dan slechts bepalend wat de eisen zijn om op de lijst van de raden voor rechtsbijstand te komen om voor mediation beschikbaar te zijn. De Raad voor Rechtsbijstand stelt een lijst op waarmee de loketten, de bureaus voor rechtshulp en de rechters werken. Aan de hand van die lijst maken de partijen een keuze en zij worden geadviseerd indien zij dat wensen. Het is niet juist dat partijen naar mediators worden gestuurd.

Over buurtbemiddeling zegt hij dat het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid de opleidingen verzorgt en dat betrokkenen de lesgelden moeten betalen. De ervaring leert echter dat er meer projecten zijn die zonder subsidie zijn opgestart. Er zijn dus lokale gelden beschikbaar voor projecten die men nuttig vindt.

Op de vraag naar de griffierechten antwoordt hij dat het hem ook in tweede termijn niet zal lukken de Kamer van de juistheid van zijn standpunt te overtuigen. Hij herhaalt de opmerkingen die hij daarover in eerste termijn heeft gemaakt. Die griffierechten worden overigens pas geïnd als men op de rol staat. De minister zal zijn gedachten over dit aspect laten gaan en zal nagaan wat de consequenties hiervan zijn. Hij zal daarop terugkomen bij de bespreking van de griffierechten en de wijzigingen in de Wet op de rechtsbijstand die nodig zijn voor de media-tionvoorziening.

De stimuleringsregeling is in concept gereed, en is een beleidsregel van de Raden voor rechtsbijstand. Hij zal de Kamer desgewenst aangeven waar die in de Staatscourant is te vinden. Het is echter onmogelijk in die regeling een onderscheid te maken tussen winstgevende en armlastige personen.

De heer De Wit antwoordt hij over de uitkomst van het proces van mediation dat een eventuele vaststellingsovereenkomst tussen partijen moet worden beschouwd als een overeenkomst naar burgerlijk recht. Openbreking kan slechts met inachtneming van de daarvoor geldende regels in het Civielrecht.

Over de kosten voor mediation in relatie tot de rechtsbijstand zegt hij dat het een nieuwe toevoeging betreft. Gevraagd is of de kosten voor mediation worden meegenomen als een rechter dat instrument heeft aangeraden en als later blijkt dat dit niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid. Dat lijkt hem primair een kwestie van de rechterlijke uitspraak.

De voorzitter concludeert dat de minister het punt van het griffierecht nog zal becommentariëren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, De Groot

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.