Brief minister over samenwerkingsscholen - Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 6 toegevoegd aan wetsvoorstel 28726 - Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs (samenwerkingsscholen) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs; Brief minister over samenwerkingsscholen |
---|---|
Documentdatum | 27-01-2005 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST83709 |
Kenmerk | 28726, nr. 6 |
Van | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
28 726
Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs
Nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 januari 2005
Tijdens de behandeling in tweede lezing van het voorstel tot Verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen inzake het onderwijs, is er vanuit uw Kamer gevraagd om een kort onderzoek naar vormgevingsaspecten van de op dit moment «bestaande » samenwerkingsscholen.
Dit onderzoek is op mijn verzoek door het SCO-Kohnstamm Instituut uitgevoerd en ik bied u hierbij het eindrapport ter informatie aan.1
Conform het verzoek van de Kamer richt het onderzoek zich vooral op de oplossingen die de scholen hebben gevonden voor een aantal van de in de proeve van een voorstel van wet genoemde knelpunten.
Uiteraard zal ik, mits de Eerste Kamer ook instemt met de wijziging van de Grondwet, de uitkomsten van het onderzoek betrekken bij de voorbereiding van het wetsvoorstel en bij de indiening van dit voorstel zal ik verder inhoudelijk aangeven hoe ik ben omgegaan met deze uitkomsten. Overigens kan ik de conclusies/juridische aanbevelingen niet onderschrijven waar gesuggereerd wordt dat er geen denominatieve eisen gesteld zouden mogen worden aan (een deel van) het personeel (zie AD 3 op pagina 35) en dat een samenwerkingsschool zonder toezichthouder juridisch niet houdbaar zou zijn (zie AD 5/6 op pagina 36/37). Het is aan de wetgever om deze afweging te maken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. J. A. van der Hoeven
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.