Inkomstenbelasting (uitbreiding van de niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met omkoping) (28873) 

Deze behandeling i is onder nr. 88, pag. 5651-5654 toegevoegd aan wetsvoorstel 28873 - Uitbreiding van de niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met omkoping i.

1.

Kerngegevens

Document­datum 02-07-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer HAN7710A08
Kenmerk nr. 88, pag. 5651-5654
Van Staten Generaal (SG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Sprekers

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA)
Mevrouw Bussemaker (PvdA)
Staatssecretaris Wijn

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting (uitbreiding van de niet-aftrekbaarheid van kosten en

lasten die verband houden met omkoping) (28873).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

©

foto J.N. (Nicolien) van Vroonhoven
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Voorzitter. Vandaag ronden wij de behandeling af van de wijziging van de Wet inkomstenbelasting, een wetswijziging die een einde maakt aan de aftrekbaarheid van kosten en lasten voor omkoping. Steekpenningen kunnen straks niet langer van de belasting worden afgetrokken. Dat is natuurlijk terecht, maar is het ook waar dat Nederland een van de laatste landen in Europa is waar deze mogelijkheid nog bestaat? Als dat zo is, waarom heeft het dan zo lang moeten duren voordat dit wetsvoorstel er kwam? Uiteindelijk heeft de OESO ons moeten dwingen om de aftrekbaarheid van deze lasten daadwerkelijk te beëindigen.

Nederland wil internationaal de corruptie aanpakken. Dat betekent ook dat wij dit probleem bij de wortel moeten willen aanpakken. Het geven van steekpenningen moet onaantrekkelijk worden. Het schrappen van de aftrekbaarheid van steekpenningen is dan ook een logische stap. Een logische stap, maar ik benadruk dat het nog niet voldoende is. Nederland is er nog niet.

Om corruptie uit te roeien moeten omkopers vervolgd en gestraft worden. Ik moet deze opmerking eigenlijk niet aan het adres van de staatssecretaris maken, maar dat neemt niet weg dat op dit moment de vreemde situatie bestaat dat omkopers in het buitenland worden veroordeeld, maar na uitlevering aan Nederland onmiddellijk op vrije voeten worden gesteld. Dat is natuurlijk in andere landen moeilijk uit te leggen. Het openbaar ministerie moet juist met het oog op het internationale karakter van dit fenomeen prioriteit willen geven aan het vervolgen en straffen van omkoperij.

De staatssecretaris heeft meerdere malen aangegeven dat de eis van een voorafgaande strafrechtelijke veroordeling niet gehandhaafd kan worden als wij aan de kritiek van de OESO tegemoet willen komen. Hij kiest er daarom voor om de aftrek niet toe te laten wanneer aanneme-

lijk is dat het kosten voor steekpenningen betreft. Het is de indruk van de CDA-fractie dat de gekozen invalshoek een ruime interpretatie van de OESO-aanbevelingen is. Kan de staatssecretaris aangeven of ook minder vergaande aanpassingen van het fiscale regiem zijn overwogen, die eveneens aan de OESO-aanbevelingen voldoen?

De CDA-fractie heeft in de schriftelijke ronde aandacht gevraagd voor de positie van de inspecteur. Hij dient aan te geven of het aannemelijk is dat voldaan is aan de delictsomschrijving in het Wetboek van Strafrecht. De staatssecretaris geeft in de beantwoording aan dat de inspecteur inderdaad niet bevoegd is tot het vaststellen van strafbare feiten. Toch dient de inspecteur aannemelijk te maken dat zich dergelijke feiten hebben voorgedaan. De inspecteur dient op z'n minst een vermoeden te hebben dat een strafbaar feit is gepleegd. Hoe kan de inspecteur hierover een oordeel vellen zonder op de stoel van de strafrechter te gaan zitten? Aan de hand waarvan kan de inspecteur de strafbaarheid van een feit nu eigenlijk beoordelen?

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn toezegging aan mijn fractie dat bevorderd zal worden dat de inspecteur gebruikmaakt van zijn behoefte tot een ambtshalve vermindering wanneer de strafrechter na afloop niet tot een veroordeling komt. Als later dus blijkt dat de rechter het niet bewezen acht dat er sprake is geweest van omkoping, mogen de kosten alsnog in aftrek worden gebracht. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze de belastingplichtige dan alsnog voor die ambtshalve vermindering in aanmerking kan komen? Wat gebeurt er verder als de rechter tot zijn ontlastende oordeel komt als de definitieve aanslag al is opgelegd? Kan de belastingplichtige dan nog wel aanspraak maken op die ambtshalve vermindering?

©

foto M. (Jet)  Bussemaker
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Mevrouw Bussemaker (PvdA): Voorzitter. Het is heel goed dat wij nu een wetsvoorstel bespreken dat een einde maakt aan de aftrekbaarheid van steekpenningen. Het is eigenlijk een schande dat wij hier nog over moeten praten. Ik durf het eigenlijk aan niemand te vertellen

dat die mogelijkheid op dit moment nog bestaat!

Mevrouw Van Vroonhoven stelde terecht de vraag waarom het zo lang heeft geduurd voordat dit wetsvoorstel aan de Kamer werd voorgelegd. De ministerraad heeft immers al in 2001 ingestemd met een aanpassing van de wet die de aftrekbaarheid van steekpenningen onmogelijk moet maken.

Mijn volgende vraag bouwt eveneens voort op hetgeen mevrouw Van Vroonhoven heeft gezegd, namelijk: die wetswijziging is eigenlijk niet genoeg. Er moet ook iets gebeuren. Al in 2001 is het omkopen van buitenlandse ambtenaren strafbaar gesteld, maar sindsdien is niemand en geen enkel bedrijf vervolgd door het openbaar ministerie. De vraag is daarom gerechtvaardigd hoe het deze wetgeving over omkoping vergaat. Ik roep de staatssecretaris dringend op om er samen met de minister van Justitie werk van te maken dat deze wet ook uitgevoerd gaat worden, in die zin dat het OM er intensief achteraan gaat als er sprake is van verdenking van het aftrekken van steekpenningen. Dat moet nu aannemelijk gemaakt worden. Als het echter aannemelijk is gemaakt, moet er ook voor worden gezorgd dat het OM optreedt.

Afgelopen dinsdag heeft de Evert Vermeer Stichting nepsteekpen-ningen uitgedeeld bij de ingang van de Kamer. Ik zal mijn exemplaar zo aan de staatssecretaris overhandigen als herinnering aan dit debat.

De belastinginspecteur moet ruimte hebben om aannemelijk te maken dat er smeergeld is betaald. Tegelijkertijd moet die ruimte beperkt zijn want uiteindelijk moet het allemaal strikt binnen de wet passen. Hoe groot is die ruimte? Hoe denkt de staatssecretaris dat de belastinginspecteur daar in de praktijk mee om moet en kan gaan? Zijn er voldoende waarborgen?

©

foto J.G. (Joop)  Wijn
Naar de grotere foto (verschijnt in een nieuw venster)
Staatssecretaris Wijn: Voorzitter. Er ligt nu een wetsvoorstel waarmee wij binnen de belastingwetgeving de regelgeving verder aanscherpen omtrent het niet mogen aftrekken van kosten die zijn gemaakt om steekpenningen te betalen aan bijvoorbeeld ambtenaren of rechters. Het maakt hierbij niet uit of dit in het

buitenland of in Nederland is gebeurd. Sinds 1997 staat in de wet dat dit niet mag. Waar wij ons normaliter als Belastingdienst geen moreel oordeel aanmatigen of kosten wel of niet netjes zijn gemaakt en of dat wel of niet deugt, hebben wij in 1997 gezegd: er is toch wel een verschil. Als een onderneming heel veel kosten maakt, dan mogen deze worden afgetrokken. Ondernemingen mogen zelf weten of zij veel geld willen steken in boten en luxe etentjes. De Belastingdienst heeft daar geen oordeel over. Van steekpenningen zeggen wij echter: die mogen niet worden afgetrokken want daar willen wij niets mee te maken hebben.

Er is destijds voor gekozen om het zo in de wet te zetten dat je steekpenningen niet mag aftrekken als je door de rechter veroordeeld bent wegens het betalen van smeergeld. Als de rechter hard heeft geoordeeld dat er sprake is van omkoping, mogen dergelijke kosten niet worden afgetrokken. Het gaat ook om internationale zaken en buitenlandse ambtenaren. Wat heeft de OESO nu gezegd? De OESO heeft gezegd dat wij daarin een beetje te strikt zijn. Die kosten zouden niet alleen niet mogen worden afgetrokken als er een veroordeling door een rechter ligt, maar ook als de belastinginspecteur zegt dat het aannemelijk is dat er sprake is van steekpenningen.

Het is natuurlijk wel een klus voor een belastinginspecteur om dat te vinden. In de boeken is natuurlijk geen net kopje ''betaalde steekpenningen'' opgenomen, maar dergelijke uitgaven staan verstopt. Er zal bijvoorbeeld sprake zijn van etentjes, reisjes en het ter beschikking stellen van vakantiehuisjes aan andere personen dan eigen werknemers. Het is voor een belastinginspecteur moeilijk om dat te vinden. Als de belastinginspecteur het al heeft gevonden, moet die vervolgens nog maar aannemelijk maken dat het inderdaad om steekpenningen gaat. Dat gaat de belastinginspecteur wel doen. Op het moment dat de belastinginspecteur constateert en aannemelijk vindt dat iemand gelden heeft uitbetaald of kosten heeft gemaakt die te maken hebben met steekpenningen, zegt hij ten eerste dat die persoon dergelijke kosten niet mag aftrekken van de winst, dat hij die kosten dus niet mag aftrekken van de belasting en ten tweede dat

hij het voorlegt aan het OM, zodat de officier van justitie beoordeelt of er een strafrechtelijke procedure kan worden gestart.

Mevrouw Van Vroonhoven vraagt wat er gebeurt als de rechter stelt dat er geen sprake van steekpenningen is. Ik geloof dat mevrouw Bussemaker dit ook vroeg. De situatie is dan dat de belastinginspecteur heeft gezegd dat hij aannemelijk vindt dat het om steekpenningen gaat en dat die niet mogen worden afgetrokken, maar heeft de rechter de betrokken persoon vrijgesproken in de strafprocedure. Dan wordt het ten eerste voorgelegd aan de officier van justitie. Als die niet besluit om tot strafvervolging over te gaan, kan de rechter een uitspraak doen. Hij kan zeggen dat hij niet bewezen acht dat het delict heeft plaatsgevonden en de betrokken persoon vrijspreken. Het hangt af van de redenen van de rechter om te beslissen om geen straf op te leggen, vrij te spreken of te ontslaan van alle rechtsvervolging. Juridisch zijn dit verschillende categorieën. In het algemeen zal de inspecteur tegen de betrokken persoon zeggen dat hij de kosten toch mag aftrekken, zodra een rechter vrijspreekt. Dan zal hij zeggen dat die kosten blijkbaar legaal waren gemaakt.

Mevrouw Van Vroonhoven heeft gevraagd wat er gebeurt als de aanslag allang vaststaat en het bijvoorbeeld om het jaar 1993 of 1994 gaat, omdat de strafprocedures lang kunnen duren. Dan wil ik dat de inspecteur alsnog de aanslag over dat jaar ambtshalve vermindert. Ik verwacht dat dit in de praktijk zo loopt. Wij kunnen er wel een heel circuit met toeters en bellen omheen creëren, maar op dat moment moet de inspecteur de aanslag gewoon ambtshalve verminderen en dus alsnog aftrek toestaan, tenzij de inspecteur zegt dat hij nog steeds aannemelijk vindt dat het om steekpenningen ging. Dan betreden wij een gebied waarop deze wetswijziging wel enigszins verschil kan maken. Wij moeten in de praktijk maar zien hoe dit precies uitpakt. Het strafrechtelijke bewijzen van het betalen van steekpenningen is net iets anders dan de fiscale aannemelijkheid dat er steekpenningen zijn betaald. Dat is iets waarnaar wij in de praktijk moeten kijken. In het algemeen zal de inspecteur het oordeel van de strafrechter volgen.

Zegt de inspecteur vervolgens dat het in fiscale zin voldoende aannemelijk is dat het om steekpenningen gaat, al is het strafrechtelijk niet bewezen en al is een veroordeling niet aan de orde, dan moet dat alsnog worden uitgevochten bij de fiscale rechter. In het algemeen gaan wij ervan uit dat het oordeel van de strafrechter door de belastinginspecteur wordt gevolgd. Dat betekent wel dat dit een verscherping is ten opzichte van de huidige situatie. Ik heb van de Kamer begrepen dat zij het ermee eens is. Dat doet mij deugd.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): De staatssecretaris heeft toegezegd dat de belastinginspecteur de aanslag ambthalve kan verminderen. Daarvoor dank ik hem hartelijk. Ik heb hem alleen ook uitdrukkelijk gevraagd wat er gebeurt als de strafrechter of de fiscale rechter oordeelt dat er geen sprake is geweest van omkoping nadat de aanslag al definitief is vastgesteld en betaald. De belastingsinspecteur moet dan ambtshalve de aanslag verminderen, maar dat is niet meer mogelijk voor het jaar waarom het ging. Kan die vermindering dan worden verrekend met de aanslag voor het jaar daarop?

Staatssecretaris Wijn: Een vaststaande aanslag die helemaal is afgewikkeld, mag altijd alsnog ambtshalve worden verminderd. Een vastgestelde aanslag staat niet meer open voor een gang naar de rechter in fiscale zin, maar kan wel ambtshalve worden verminderd.

Ik ben het met de Kamer eens dat wij dit soort zaken snel en voortvarend ter hand moeten nemen. Mijn voorganger de heer Bos heeft dit wetsvoorstel nog ingediend bij de ministerraad op 12 juli 2002. Vervolgens is het op 13 mei 2003 ingediend bij de Tweede Kamer. Ik kan verder niet precies zien wie waar in het proces er lang over heeft gedaan, maar ik moet toegeven dat het een redelijk overzichtelijke wetswijziging is. Wij zijn wel ingewikkelder gewend bij de belastingen. Laten wij echter niet kijken waar het precies aan ligt, maar ik ben het ermee eens dat dit strakker had gemogen. Alle andere OESO-landen doen het ook. Waar Nederland het zich vaak permitteert om andere landen te vertellen wat wel en niet deugt, moet het zijn

eigen huis ook op orde hebben. Het had dus inderdaad wel ietsje sneller gemogen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA): Hoe zal de vervolging en de samenwerking met het openbaar ministerie verlopen?

Staatssecretaris Wijn: Wat wij hier bespreken zal ik doorsturen naar minister Donner. De Belastingdienst zal het in elk geval doorgeven aan het openbaar ministerie. Mevrouw Bussemaker zei dat het maar sporadisch voorkomt. Daarin heeft zij gelijk. Bij de Belastingdienst hebben wij over de afgelopen paar jaar maar twee gevallen gevonden waarin dit daadwerkelijk is gedaan. Wij moeten er dus goed op letten. Het wordt ook aan alle inspecteurs meegedeeld. Deze wetswijziging leidt ook tot een nieuwe circulaire aan alle inspecteurs.

Het antwoord is dus dat het heel moeilijk te vinden is, omdat het altijd verstopt zit in boekhoudingen. Als wij het vinden zullen wij volgens een strikter criterium zeggen dat men het niet meer mag aftrekken. Wij zullen het ook aanbrengen bij het openbaar ministerie. De afstemming tussen openbaar ministerie en de inspecteur van de Belastingdienst moet dan wel goed zijn, zodat wij ook weten wat er gebeurt. Verder zal ik in de dienst extra aandacht vragen opdat men daarop permanent alert is.

Mevrouw Bussemaker (PvdA): Kunnen wij namens u en de minister van Justitie over bijvoorbeeld een jaar een bericht krijgen wat sinds de inwerkingtreding van de wet is gebeurd?

Staatssecretaris Wijn: De heer Donner is de eerstverantwoordelijke voor het vervolgingsbeleid, binnen alle verhoudingen tussen openbaar ministerie en ministerie van Justitie, en de prioriteiten die de officieren van justitie stellen. Vanuit de Belastingdienst zal ik in het beheersverslag opnemen wat er is gebeurd op het gebied van omkoping. Ik zal verder de wens aan minister Donner doorgeven. Dan moet hij maar bekijken hoe hij dit in de rapportages van het OM opneemt.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter: Ik stel vast dat er geen amendementen zijn ingediend op dit wetsvoorstel.

Het wetsvoorstel wordt, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.