Brief minister over het toekomstdebat en de rol van de overheid - Toekomst van de intensieve veehouderij

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 28973 - Toekomst veehouderij.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Toekomst van de intensieve veehouderij; Brief minister over het toekomstdebat en de rol van de overheid 
Document­datum 19-12-2003
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST73475
Kenmerk 28973, nr. 2
Van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

28 973

Toekomst van de intensieve veehouderij

Nr. 2

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2003

De stormbal is gehesen: stof voor debat

In mijn brief van 20 juni jl. gaf ik uiting aan mijn ongerustheid over de toekomst van de intensieve veehouderij in Nederland. De hele keten kampt met tekorten op economisch, ecologisch en sociaal gebied. De discussies over de intensieve veehouderij laaien na elke dierziekteuitbraak en ieder incident weer op. De vooruitzichten, van enerzijds nieuwe richtlijnen en beperkingen en anderzijds internationale concurrentie, zijn zorgwekkend (zie bijlage 1).

Ik heb geconstateerd dat er plaats is in Nederland voor de intensieve veehouderij. Het is echter mijn overtuiging dat daartoe grote veranderingen aan de orde zijn en de inspanningen van velen noodzakelijk en omvangrijk moeten zijn. Want er is dan alleen een bestendige plaats, indien de productie, verwerking en afzet scherp gericht is op de relevante markten, de activiteiten zijn ingebed in de gewenste landschappelijke en vereiste natuur- en milieukwaliteiten en voldoen aan de eisen die de samenleving stelt en zal gaan stellen aan de omgang en verstandhouding met het gehouden dier. Met name op het laatstgenoemde vlak voltrekken zich grote maatschappelijke veranderingen in het denken over de relatie die de mens tot het dier heeft en deze zullen zich in toenemende mate en steeds krachtiger manifesteren in de vorm van eisen aan de professionele dierhouderij.

De urgentie is dus hoog, de dilemma’s zijn groot. Desondanks is bij velen het besef ervan niet navenant. Om die reden en omdat er geen pasklare oplossingen zijn, heb ik er voor gekozen om mijn analyse letterlijk ter discussie te stellen. Dat brede debat is gevoerd en er moeten nu conclusies worden getrokken.

  • 1. 
    Wat heeft het debat ons gebracht?

Er werd open en constructief gedebatteerd

Ik heb geluisterd naar openhartige en soms felle discussies. Ik heb bereidheid gezien om met elkaar van gedachten te wisselen over lastige onderwerpen, om met andersdenkenden in gesprek te raken en te willen blijven. De analyse van de duurzaamheidstekorten en de internationale vooruitzichten wordt vrij breed onderschreven en de dilemma’s worden herkend. Ik constateer kortom dat de ernstige situatie in en rondom de Nederlandse intensieve veehouderij-kolom veel verder is doorgedrongen. Ik trof een positieve grondhouding om de eigen rollen en verantwoordelijkheden ter discussie te stellen. Oude posities blijken al langer aan het schuiven te zijn. Veehouders verstaan zich al veel beter en zelfbewuster met milieu- en dierenbeschermers dan enkele jaren geleden. Dierenbeschermers en veehouders gaan gezamenlijk in gesprek met ketenpartijen. Er is kortom sprake van veranderingsgezindheid, al is er ook verschil van inzicht over het tempo en de omvang van de transitie. Er heerst tenslotte een verlangen naar vernieuwing dat breed wordt gedeeld.

Er werd van divergentie naar convergentie bewogen

Het debat begon scherp, confronterend, problematiserend en divergerend. Veel «oplossingen» die werden aangedragen bestonden uit acties van «de ander», vaak de overheid. In de loop van het debat is het inzicht gegroeid dat initiatieven in de eerste plaats door het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties moeten worden genomen en gedragen. Naar het einde toe tekende zich in het debat een convergentie af naar gezamenlijk zoeken en oplossingsgerichtheid. Bij ondernemers zag ik de wil en het vermogen om publieke waarden te incorporeren in hun gedrag. Bij maatschappelijke belangenorganisaties zag ik de wil tot «publiek ondernemerschap», waarbij risico’s worden aangegaan en wordt samengewerkt met andersoortige partijen om oplossingen te ontwikkelen. In het finale stadium van het debat werden de contouren zichtbaar van een gezamenlijk toekomstperspectief en concrete ontwikkelingsstrategieën.

Er werd een toekomstperspectief zichtbaar

Het beeld is dat een koerswijziging naar een duurzame ontwikkeling in Nederland mogelijk en voor een deel al gaande is. Er is hier plaats voor de intensieve veehouderij-kolom, binnen de maatschappelijke eisen van nu. De bereidheid groeit om te werken aan substantiële en zo breed mogelijke prestatieverbetering, waarbij verschillende sporen mogelijk zijn. Het inzicht groeit dat zowel de oorzaken als de oplossingen niet moeten worden gezocht bij de veehouders maar vooral in de hele kolom, inclusief de consument maar ook banken en andere dienstverlenende instellingen. Er werd een toekomstperspectief zichtbaar dat marktgericht is, en dat met «herkenbare» en «hoogwaardige» producten ook inhoud geeft aan ecologische en sociale duurzaamheid:

Een breed gedeelde mening is dat het perspectief voor de intensieve veehouderij in Nederland ligt in het betrouwbaar, tijdig en «business to business» leveren van herkenbare, hoogwaardige en verse producten voor de markt van 150 miljoen kritische en draagkrachtige consumenten in de driehoek Londen-Parijs-Berlijn. Deze consumenten zijn gevoelig voor smaak en gemak en bereid om meer te betalen voor producten die voldoen aan hogere kwaliteitseisen.

Er werden ontwikkelingsstrategieën geformuleerd

Breed wordt gevoeld dat zonder koerswijziging vanuit de kolom de

aansluiting op de markt en met de maatschappij verloren zal gaan. Dan zal ook de intensieve veehouderij-kolom (grotendeels) uit Nederland verdwijnen. Het geformuleerde toekomstperspectief inspireerde tot diverse ontwikkelingsstrategieën: een aantal marktgerichte strategieën én een vooral maatschappijgerichte strategie. Sommigen bekennen zich al tot een strategie, anderen zoeken nog. Een kleine groep zet in op «business as usual». – marktgericht: «naar kwaliteit en segmentatie»

  • 1. 
    «business as usual». Deze «low cost, high volume»-strategie is in feite de voortzetting van de huidige, op (Europese) wettelijke minimumeisen gebaseerde wereldmarktoriëntatie. Kostprijsbeperking, korte-termijn-acties en vrije afzetrelaties zijn overheersende factoren.
  • 2. 
    brede kwaliteitsverbeteringen en focus op de relevante marktgerichte strategie. Deze aanpak, onder regie van de (grote) verwerkende industrie heeft tot doel het basiskwaliteitniveau te verhogen voor de volle breedte van de relevante product- en marketingmix en logistieke dienstverlening. Dit concept behelst versheid van het product, geografisch begrensde markten, optimalisering van logistiek, tracking en tracing, vaste relaties met leveranciers en afnemers, standaardisering van leveringsvoorwaarden en kolomomvattende controlesystemen.
  • 3. 
    ontwikkelen van nieuwe tussenniveaus én topsegmenten. Met «tussenniveaus» wordt gedoeld op specifieke kwaliteitseisen die hoger en op specifieke deelmarkten mikken. Met «topsegmenten» wordt gedoeld op het ontwikkelen van hoogkwali-titatieve, duurdere producten voor niches, waar onder restaurants en speciaalzaken. Op «recept» leveren en specifieke bewerking en aanhechting van belevingswaarden zijn hierin bepalende succesfactoren. Verdere versterking van biologische ketens past hierin.

maatschappijgericht: «naar transparantie en vermaatschappelijking»

Gekoppeld aan de fysieke kwaliteitsverbetering in de kolom, is ook transparantie en het betrekken van burgers en consumenten bij de ontwikkeling van groot belang. Het gaat om zichtbaar maatschappelijk verantwoord ondernemen en open communicatie. Het omgaan met dieren staat daarbij centraal: dierenwelzijn, vaccineren, de positie van hobbydieren etc.

Tevens is het van belang om aansluiting te behouden bij maatschappelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld rond lifestyle en gezondheid, milieu, natuur en landschappelijke inbedding, maar ook combinaties van zorg en veehouderij.

  • 2. 
    Wat zijn de conclusies voor het vervolg?

Mijn conclusies voor de aanpak en rolverdeling

Ik sloot het debat tijdens de Nationale Dialoog af met een scherpe typering van de situatie en wat ons nu te doen staat, die ik hier wil herhalen. De situatie is kritiek. De ontwikkelingsstrategieën moeten nu met kracht worden ingezet. Het is aan ondernemers, dus aan veehouders, toeleveranciers, verwerkers, retail, banken en andere dienstverleners, om deze uitdaging op te pakken en daarbij maatschappelijke organisaties uit te nodigen. Maar andersom kan het ook. De overheid zal dan niet aan de kant blijven staan. Zij zal richting geven en ruimte bieden, naast het scheppen van de voorwaarden en het stellen en bewaken van de grenzen. Zij zal waar dat nodig en mogelijk is ook concrete initiatieven steunen.

Het debat heeft mij gesterkt in mijn eerdere, globale positiebepaling. Die blijkt door een belangrijk deel van de betrokken ondernemers en organisa-

ties te worden gesteund. Ik meen er van te mogen uitgaan, nu er bij deze partijen ook sprake blijkt te zijn van een scherp besef van de problemen en zij duidelijk in beweging zijn, dat zij bereid zullen zijn hun verantwoordelijkheid te nemen.

Mijn inzet was tevens dat er in het debat een begin van een gezamenlijk beeld op de toekomst en daarmee een perspectief zou ontstaan. Ik hoopte dat er concrete aangrijpingspunten voor actie zichtbaar zouden worden en dat dit in combinatie met de inzetbereidheid van partijen een basis zou vormen voor het vervolg, namelijk de concrete aanpak van de problematiek. Getuige het geformuleerde toekomstperspectief en de ontwikkelingsstrategieën, is dat ook binnen bereik gekomen en daarmee is een basis gelegd voor concrete vervolgacties van alle betrokken partijen.

  • 3. 
    Wat kan van de overheid worden verwacht?

Mijn toekomstvisie

Ik zie dus toekomst voor de intensieve veehouderij in Nederland. En wel een intensieve veehouderijkolom die kwaliteit produceert, en die met service en uitgekiende logistiek opereert op de Noordwest-Europese vers-en conveniencemarkt. Deze intensieve veehouderij-kolom is binnen die algemene oriëntatie veelvormig en biedt de consument een steeds ruimere keuze. Deze intensieve veehouderij vult maatschappelijk verantwoord ondernemen ook in voor de burger die zijn producten niet koopt, maar toch tevreden wil zijn over hoe het daar toegaat en hoe de sector ruimtelijk en maatschappelijk is ingepast. Het is kortom een bedrijfskolom om trots op te zijn! Dit toekomstperspectief wint aan kracht nu het in grote lijnen ook wordt gedragen door een belangrijk deel van de betrokken partijen in de kolom en door maatschappelijke organisaties.

Er is in Nederland plaats voor de intensieve veehouderij-kolom, binnen de maatschappelijke eisen van nu. Voorkomen moet worden dat deze bedrijvigheid zich naar elders verplaatst zónder dat er wezenlijke veranderingen plaatsvinden. Dan verplaatsen we het probleem en «exporteren» we onze verantwoordelijkheid. Dat betekent wel dat die noodzakelijke veranderingen voldoende tijd en ruimte moeten krijgen. Ik zie daarentegen géén blijvende toekomst in ons land voor de bedrijven die weigeren de ernst van de situatie op langere termijn in te zien en daaraan consequenties te verbinden voor de opstelling en de keuzen die nu gemaakt moeten worden.

Maar de toekomst wordt niet vanuit Den Haag bepaald

De overheid verandert van een zorgzame overheid naar een hulpvaardige overheid. Dat manifesteert zich op tal van terreinen. Ik wil dan ook de lijn van het kabinet volgen: om eerder te verleiden dan te verordonneren, en om te helpen veranderingen uit te lokken en zeker te stellen in plaats van deze te regelen of af te dwingen. Ik wil richting wijzen en ruimte geven, binnen de grenzen die ik vanuit het publieke belang heb te bewaken. In dat kader wil ik partijen ook op hun verantwoordelijkheid aanspreken en de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het draagvlak voor deze lijn groeit, al zijn er nog velen die de overheid een meer dirigerende rol zouden willen toekennen bij het aanpakken en oplossen van de problematiek van de intensieve veehouderij.

Ik meen dat derhalve de overheid met betrekking tot de intensieve veehouderij:

WEL aanspreekbaar is op:

hoeden van zwakke waarden (dierenwelzijn, milieu, sociale aspecten), met name door scherpe(re) normstelling in EU-en WTO-verband;

ruimte geven aan ondernemerschap;

zorgen voor onderzoek, onderwijs communicatie; een adequate kennisinfrastructuur;

– ondersteunen van vernieuwing, gekoppeld aan initiatieven van derden

NIET aanspreekbaar is op:

opstellen en/of financieren van toekomstplannen;inzetten van generieke steunregelingen;opvangen gevolgen van dierziekten of andere risico’s;ontwikkelen nieuwe nationale regelgeving die verder gaat dan implementatie van EU-normen;instellennationale importbelemmeringen of afwijkendeBTW-tarieven;dicteren wat burgers en consumenten moeten vinden

De overheid zet in op twee fronten

In de debatten is ook de mogelijkheid van een prijscorrigerende (consumenten)heffing naar voren gebracht. Hoewel deze oplossing aantrekkelijk lijkt, zijn hieraan grote juridische en handelstechnische bezwaren verbonden, die de feitelijke mogelijkheid van realisatie verhinderen. Bovendien is het draagvlak bij het bedrijfsleven, gelet op de grote administratieve lasten, vrijwel afwezig en blijkt uit onderzoek dat de verwachte effecten voor de boer niet zullen worden gerealiseerd door afwenteling. Om deze redenen zie ik af van het verder ontwikkelen van deze mogelijkheid.

In het proces van transitie naar een duurzame intensieve veehouderij in Nederland, heeft de overheid een nieuwe rol. Wetend dat de toekomst niet vanuit Den Haag wordt bepaald en dat verschillende partijen in de samenleving bereid zijn initiatieven te ontwikkelen, is de overheidsrol niet die van trekker, maar van helper en ondersteuner. De overheid is verantwoordelijk om de beweging van anderen te stimuleren, mogelijk te maken en soms te ondersteunen. Ik kom daarom tot twee gebieden voor overheids-inzet:

A.  verbetering van het kader: De overheid staat voor het stellen en bewaken van grenzen ter bescherming van zwakke waarden. Maar zij kan ook worden aangesproken op het creëren van omstandigheden in markt en regelgeving waarbinnen de andere partijen kunnen werken aan verbeteringen. Dat kan nieuwe acties behelzen maar zal vooral bestaan uit het aanvullen en ombuigen van bestaand beleid.

B.  steunen van initiatieven: De overheid zal initiatieven actief steunen, binnen de juridische mogelijkheden en de krappe financiële kaders. Initiatieven moeten voldoende breed en serieus zijn, meerdere partijen in de kolom betreffen, ambitie tonen, heldere afspraken bevatten en bij voorkeur gebaseerd zijn op zelforganisatie. Zij moeten bijdragen aan vermindering van meerdere duurzaamheidstekorten, dan wel aan groteverbeteringen op één groottekort.

In bijlage2is een «groslijst»opgenomen van de onderwerpen en daarbij behorende «mogelijke acties», gekoppeld aan de sporen A en B. Dit overzicht heeft niet het karakter van een definitief of vastomlijnd «werkprogramma». Het is een eerste inventarisatie van mógelijkheden. De dekkingvoor het totaal van de inspanningen in de komende jaren bestaat uit drie componenten, te weten (1) benutting en herprioritering van bestaande inzet, (2) benutting van de ICES/KIS-middelen voor transitie duurzame landbouw en (3) inzet van nieuw beschikbare middelen à 22,5 mln.

Met betrekking tot het actief steunen van initiatieven, waarbij het

ontwikkelen van dergelijke initiatieven maatgevend is, wil ik hier volstaan

met aan te geven dat ik voornemens ben om in de komende jaren een

aantal maatschappelijke initiatieven en vernieuwende ketenpilots actief te

steunen.

Met betrekking tot de verbetering van het kader, waarbij ik zelf het

voortouw heb, geef ik hierna de belangrijkste voorgenomen acties weer.

  • 1. 
    Level playing field binnen EU hanteren

Mijn uitgangspunt is een Europees level playing field. Wettelijke normen worden in Brussel bepaald, en ik zal dáár dan ook inzetten op aanscherping. Naast een blijvende inzet met betrekking tot milieunormen, zal ik extra aandacht vragen voor verhoging van de EU-normen voor dierenwelzijn, diergezondheid, voedselveiligheid en transparantie.

  • 2. 
    Ruimte voor Ketengarantiesystemen en «toezicht-op-toezicht» geven

De controle-intensiteit van de overheid kan verminderen als een sector of kolom een adequaat systeem van zelfregulering opzet. In EU-verband is de basis reeds gelegd met de General Food Law. Zo kan ruimte ontstaan voor dynamiek bij de voortrekkers en deze ontwikkeling past in het bevorderen van gesloten, transparante en betrouwbare ketens (rond roodvlees en BSE zijn al stappen gezet). Tevens kan zo het onderscheid met free riders worden gemaakt, waardoor de mogelijkheid ontstaat voor gedifferentieerde maatregelen bij crises en schandalen, en het vaststellen van risicopremies.

Ik zal in de eerste helft van 2004 duidelijkheid geven onder welke voorwaarden de overheid bereid is om op «toezicht op toezicht» over te gaan. Zoveel als mogelijk, zet ik in op doelvoorschriften. Op basis van deze voorwaarden kunnen over initiatieven afspraken worden gemaakt.

  • 3. 
    Kwaliteitslabeling mogelijk maken

Voor de gewenste ontwikkeling en segmentatie van de markt is er behoefte aan een betrouwbaar en inzichtelijk kwaliteitsonderscheid van producten. Als dergelijke informatie op een label kan worden vastgelegd, kan de consument bewuste keuzes maken en kunnen producenten de door hen geleverde kwaliteit zichtbaar maken. Ik denk daarbij aan een label met «duurzaamheids»-informatie: herkomst, versheid, dierenwelzijn, veiligheid en milieulast – al dan niet in de vorm van een stippensysteem. Of dit ook op geïmporteerde producten moet worden toegepast is nog de vraag. Immers: het ontbreken van informatie is ook informatie. Het is dus zaak partijen aan te sporen én in staat te stellen tot het ontwikkelen en implementeren van kwaliteitslabeling, gekoppeld aan een wetenschappelijk en maatschappelijk breed geaccepteerde graadmeter. Naast het ont-anonimiseren van merkloze producten zou een dergelijk systeem ook een benchmark voor bestaande merken en keurmerken vormen. Ontwikkeling en invoering zou bij voorkeur tegelijk en afgestemd met omringende landen (m.n. Duitsland) moeten plaatsvinden.

  • 4. 
    Bij nieuwe dierziektenuitbraken enten

Het op grote schaal doden van gezonde dieren als bestrijdingsstrategie zal niet meer voorkomen. Bij nieuwe uitbraken zal waar mogelijk (MKZ, varkenspest) worden geënt. Ik wil het beleid ook zodanig inrichten en aanpassen dat de vele hobbydierhouders en hun dieren zo min mogelijk nare gevolgen ondervinden van het beleid met betrekking tot de bedrijfsmatige houderij. Gewerkt zal worden aan verdergaande aanpassing van het non-vaccinatiebeleid en een goede scheiding van ketens en registratie van dieren. Een wezenlijk onderdeel van de bestrijding alsook de voorkoming van dierziekten is een toenemende aandacht voor bedrijfshygiëne, het in kaart brengen van de contactstructuur tussen bedrijven in de kolom

en strenge zorgvuldigheidseisen met betrekking tot de onderlinge contacten van de houders van dieren. Ik zal hieromtrent in nauw overleg met professionele en hobbydierhouders nadere afspraken maken.

  • 5. 
    Nieuwe vestigingsruimte bieden

Er komen binnenkort nieuwe mogelijkheden (Nota Ruimte, wijziging Wet Herstructurering Varkenshouderij) om – met het oog op knelsituaties door onder meer mestbeleid, reconstructie en Kaderrichtlijn Water – duurzame intensieve veehouderijbedrijven te vestigen op nieuwe locaties buiten de kwetsbare zand/reconstructie-gebieden. Als er nog sprake is van belemmeringen, dan zullen die niet bij het rijk liggen. Wat mij betreft liggen de mogelijkheden voor duurzame gemengde bedrijven «nieuwe stijl» (akkerbouw/intensieve veehouderij) daarmee open. De mogelijkheden voor projectvestigingen van op duurzaamheid gerichte bedrijven die niet op bedrijfsniveau maar regionaal grondgebonden zijn, wil ik op korte termijn verkennen. Ook wil ik meer in het algemeen nagaan waar c.q. bij wie nog belemmeringen bestaan.

  • 6. 
    Kennisinfrastructuur op de toekomst en maatschappelijke behoeften inrichten

De toekomst vraagt om een adequate, kwalitatief hoogstaande kennisinfrastructuur en een goed en bijdetijds vakonderwijs. Hoewel er geen sprake is van een slechte situatie, verdient de kwaliteit en vernieuwing continu de aandacht. Het Kabinet heeft 30 miljoen Euro voor het ICES/KIS-programma Kennisnetwerk Transitie Duurzame Landbouw gereserveerd, dus voor een nieuwe impuls voor de kennisinfrastructuur. In het vakonderwijs is versterkte aandacht nodig voor de maatschappelijke en marktproblematiek rond de intensieve veehouderij. Toekomstgericht gedrag, maatschappelijk verantwoord ondernemen, verandering, marktoriëntatie en voedselkwaliteit zijn hierin de sleutelbegrippen. In het verlengde daarvan moeten middelen worden ingezet om kennisdoorstroming en -uitwisseling tussen onderwijs, onderzoek en praktijk te versnellen en over en weer te stimuleren. Met name voor (Hogere) Agrarische Scholen liggen hier mogelijkheden.

  • 7. 
    Bestaand beleid bijstellen

Ik wil ervoor zorgen dat het bestaande beleid maximaal bijdraagt aan de beoogde duurzame ontwikkeling. In het licht van deze ontwikkeling zal voortdurend kritisch worden bezien welke voorwaarden daartoe moeten worden geschapen. Dat betekent ook waar mogelijk terugleggen van verantwoordelijkheden bij de eerstverantwoordelijke partijen, om betrokken partijen meer manoevreerruimte te geven en onnodige belemmeringen weg te nemen. Ik heb daartoe via Wageningen UR opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de meest beperkende wet- en regelgeving die de gewenste dynamiek in de weg staat. Ik verwacht de resultaten daarvan in maart 2004.

  • 8. 
    Thermometer hanteren

De «sense of urgency» moet blijven bestaan en binnen het veld van betrokkenen breder wordt gevoeld. Partijen moeten op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en toekomstgerichtheid worden aangesproken. Stilstand signaleren, nieuwe mogelijkheden en perspectieven schetsen en die agenderen beproeven zijn de manieren om beweging te houden. Ik zal op basis van de waargenomen inzet, ervaringen en resultaten van de uiteenlopende partijen, een jaarlijkse herhaling van de op 10 november jl. gehouden «Nationale Dialoog» organiseren, om zo jaarlijks de «temperatuur» van het ontwikkelingsproces op te nemen. Ik overweeg een meer structureel overkoepelend «platform» voor vernieuwing en inspiratie in te stellen, in aanvulling op de gerichte werkverbanden waarin de feitelijke

vernieuwingen worden ontwikkeld. Daarin zullen nadrukkelijk de consumenten vertegenwoordigd zijn.

Tot slot

De toekomst van de intensieve veehouderij is zorgwekkend. Maar er is toekomst als door de diverse betrokken partijen nieuwe wegen worden ingeslagen en als de overheid richting wijst en ruimte geeft, zonder de plicht te verzaken om de controle vanuit het publiek belang vastberaden en professioneel uit te voeren. In de afgelopen maanden is een basis gelegd voor een ontwikkeling die in de komende jaren kan leiden tot heroriëntatie van de intensieve veehouderij-kolom naar een bedrijfstak die daardoor in ons land een blijvende toekomst heeft. Er is wél haast geboden: het is nu of nooit. In de komende 5 jaar moeten de stappen worden gezet die het fundament voor die toekomst leggen. Dat kan, als een ieder zijn verantwoordelijkheid neemt en bereid is om invulling te geven aan de uitspraken en conclusies die de afsluiting van het debat markeerden. Ik zal mij langs de geschetste lijnen daartoe krachtig inzetten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. P. Veerman

Bijlagen:1

1.   Situatieschets en vooruitzichten

2.   De insteek van de overheid

3.   Verslaglegging debatten

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.