Memorie van toelichting - Intrekking van de Remigratiewet (Wet intrekking remigratiewet)

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 29020 - Wet intrekking remigratiewet.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Intrekking van de Remigratiewet (Wet intrekking remigratiewet); Memorie van toelichting  
Document­datum 02-09-2003
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST69851
Kenmerk 29020, nr. 3
Van Vreemdelingenzaken en Integratie (VI)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2002–2003

29 020

Intrekking van de Remigratiewet (Wet intrekking Remigratiewet)

Nr. 3

MEMORIE VAN TOELICHTING

  • 1. 
    Inleiding

Het kabinet heeft in de bijlage bij het Hoofdlijnenakkoord (Kamerstukken II 2002/03, 28 637, nr. 19, p. 19 en 21) aangekondigd dat de Remigratiewet zal worden beëindigd. Het kabinet streeft op het terrein van immigratie en integratie in de komende periode naar een herverdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en burger. Het kabinet beschouwt remigratie als een eigen verantwoordelijkheid van de burger. Doelstelling van de huidige Remigratiewet is het aanbieden van faciliteiten aan etnische minderheden om terug te keren naar het herkomstland indien zij remigratie niet zelf kunnen realiseren. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de beslissing om te remigreren een vrijwillige, persoonlijke en verantwoorde keuze van de betrokkene moet zijn. Het kabinet staat nog steeds achter dit uitgangspunt, maar is echter van mening, mede gelet op de huidige economische en financiële situatie, dat onderdeel van een vrijwillige, persoonlijke en verantwoorde keuze ook dient te zijn de eigen financiële mogelijkheden van de betrokkene om te remigreren. In het Hoofdlijnenakkoord is daarom, als gevolg van de intrekking van de Remigratiewet, een besparing voorzien van 30 miljoen euro structureel vanaf 2006.

Over het wetsvoorstel is op 8 juli 2003 overleg gevoerd met het Landelijk Overleg Minderheden. Aan de uitkomsten van dit overleg wordt op verschillende plaatsen in de toelichting aandacht besteed.

  • 2. 
    Inhoud van het wetsvoorstel

Algemeen

Het onderhavige wetsvoorstel regelt de intrekking van de Remigratiewet. Dat betekent dat niet langer een beroep kan worden gedaan op de voorzieningen van deze wet. Het betreft allereerst de basisvoorzieningen (eenmalige voorzieningen). Deze zijn: een tegemoetkoming in de reiskosten voor personen en bagage, bijzondere vergoedingen voor bijvoorbeeld vervoer van een bedrijfsinventaris en personenauto en een tegemoetkoming in de kosten van hervestiging na aankomst in het bestemmingsland. In de tweede plaats betreft het de remigatievoorzie-ningen (langlopende voorzieningen). Deze bestaan uit een maandelijkse

remigratie-uitkering en een ziekenfondsverzekering dan wel een maandelijkse tegemoetkoming in de kosten voor het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland. Het voorstel voorziet tevens in overgangsrecht. Dit houdt enerzijds in, dat reeds bestaande aanspraken op de langlopende voorzieningen van de Remigratiewet worden geëerbiedigd. Anderzijds houdt dit in, dat de intrekking van de wet een beperkte terugwerkende kracht wordt gege-geven opdat zo spoedig mogelijk wordt bewerkstelligd dat geen nieuwe aanvragen kunnen worden ingediend. Voorgesteld wordt de intrekking te laten terugwerken tot en met het moment waarop het onderhavige wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Dit overgangsrecht is de uitkomst van een zorgvuldige afweging, waarbij het belang van de rechtszekerheid en de noodzakelijke budgettaire besparingen tegen elkaar afgewogen zijn.

Zoals in de inleiding reeds is opgemerkt, gaat het Hoofdlijnenakkoord uit van een bedrag van 30 miljoen euro. Een dergelijke besparing kan echter niet worden gerealiseerd, zonder bestaande aanspraken aan te tasten. Het kabinet is na rijp beraad tot het oordeel gekomen dat ten aanzien van remigranten die zich op basis van de huidige Remigratiewet dan wel de daaraan voorafgaande regelingen buiten het Koninkrijk, meestal in het land van herkomst, hebben gevestigd, het belang van de rechtszekerheid dient te prevaleren. Het kabinet neemt daarbij de aard van de remigratievoorzieningen in aanmerking. Het gaat om periodieke, levenslang te verstrekken uitkeringen waarmee de remigrant kan voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland, met inbegrip van ziektekosten. Bij overlijden van de remigrant en zijn partner wordt een uitkering verstrekt aan de kinderen tot aan hun meerderjarigheid. Mede in verband met het eerbiedigen van bestaande aanspraken – waardoor slechts de helft van de in het Hoofdlijnenakkoord opgenomen besparingen kan worden gerealiseerd – bestaat de behoefte de regeling zo snel mogelijk voor nieuwe aanvragen te sluiten, opdat geen nieuwe – soms levenslange – aanspraken meer ontstaan, die dan weer dienen te worden geëerbiedigd. Voorts wordt op deze manier voorkomen dat nog een groot aantal nieuwe aanvragen wordt ingediend voordat het voorstel kracht van wet kracht krijgt (het zgn. aankondigingseffect). Uiteraard zal op ruime schaal bekendheid worden gegeven aan het voornemen de Remigratiewet op de dag van indiening van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te trekken. Het kabinet meent het overgangsrecht aldus op een afgewogen manier vorm te hebben geven.

Financiële gevolgen

Als gevolg van de intrekking van de Remigratiewet en het voorgestelde overgangsrecht zal een besparing op de begroting van het Ministerie van Justitie worden gerealiseerd die oploopt van 12,4 miljoen euro in 2004 tot 15 miljoen euro structureel vanaf 2006. Dit bedrag is verwerkt in de Voorjaarsnota 2003.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel regelt de intrekking van de Remigratiewet. Regelingen die op de Remigratiewet gebaseerd zijn komen daarmee van rechtswege te vervallen. Voor de in het kader van het overgangsrecht te respecteren aanspraken blijven deze regelingen uiteraard nog wel van belang. De regelingen die van rechtswege komen te vervallen zijn de volgende: – Besluit begroting en verantwoording Remigratiewet – Besluit voorzieningen Remigratiewet – Uitvoeringsbesluit Remigratiewet

– Regeling aanwijzing doelgroepen Remigratiewet – Regeling uitvoering en informatieverstrekking Sociale Verzekeringsbank – Regeling vaststelling bedragen Remigratiewet – Regeling vaststelling controleprotocol Remigratiewet en Tijdelijk besluit tegemoetkoming verhuiskosten Antillianen en Arubanen (uitsluitend voorzover deze regeling uitvoering geeft aan de Remigratiewet) – Regeling vergoeding bijdragen Remigratiewet.

De lagere regelingen waarin wordt verwezen naar de Remigratiewet, zoals bijvoorbeeld het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw, zullen bij lagere regeling worden aangepast.

Artikel 2, eerste lid

Onderdeel a regelt dat bestaande aanspraken – op de langlopende voorzieningen – worden geëerbiedigd. De Remigratiewet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen blijven onverkort op deze aanspraken van toepassing. Ook de uitvoerende taak van de Sociale Verzekeringsbank blijft in zoverre gehandhaafd. De aanspraken waar het hier om gaat betreffen de langlopende voorzieningen op grond van de artikelen 4, 5, en 11 van de Remigratiewet.

De voorzieningen van artikel 4 betreffen de maandelijkse remigratieuitkering en de ziekenfondsverzekering dan wel de maandelijkse tegemoetkoming in de kosten ten behoeve van het zelf afsluiten van een verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland. Artikel 5 betreft dezelfde voorzieningen, maar het recht op die voorzieningen kan na remigratie wijzigen op grond van persoonlijke omstandigheden, zoals scheiding of overlijden van een of beide partners. In het laatste geval bijvoorbeeld ontstaat voor minderjarige kinderen een recht op een evenredig deel van de helft van de genoemde voorzieningen. De voorziening van artikel 11 betreft de in artikel 4 genoemde maandelijkse remigratie-uitkering voor een specieke categorie remigranten die na vertrek uit Nederland alsnog een aanvraag voor bedoelde remigratievoorziening kunnen indienen.

Voor alle duidelijkheid zij vermeld, dat een bestaand recht op de remigratievoorzieningen van artikel 4 niet hoeft in te houden dat ook reeds feitelijk een remigratie-uitkering wordt genoten. Krachtens artikel 11 van het Besluit voorzieningen Remigratiewet worden bestaande, aldaar genoemde sociale zekerheidsuitkeringen, in mindering gebracht op het bedrag van de remigratie-uitkering. Dit kan betekenen dat de remigratieuitkering niet tot betaling komt (zgn. nihil-beding). Zou deze uitkering later verminderen of wegvallen, dat kan de remigratie-uitkering alsnog tot betaling komen.

Onderdeel b stelt buiten twijfel dat de Remigratiewet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen ook van toepassing blijven op de remigrant, zijn eventuele partner en de minderjarige kinderen die na inwerkingtreding van deze wet recht op een van de artikelen 4, 5 en 11 genoemde voorzieningen verkrijgen. Dit recht kan ofwel ontstaan op grond van artikel 5 van Remigratiewet (wijziging van het recht op de voorziening van artikel 4) ofwel op grond van het in het tweede lid van artikel 2 geregelde overgangsrecht, bijvoorbeeld doordat een voor de indiening van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediende aanvraag op grond van de Remigratiewet, na de inwerkingtreding wordt gehonoreerd.

Artikel 2, tweede lid

Dit artikellid regelt dat de Remigratiewet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen van toepassing blijven op lopende aanvragen en op beschikkingen die voor het tijdstip waarop dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend, nog niet onherroepelijk zijn.

Dat de Remigratiewet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen van toepassing blijven in de in artikel 2 geregelde gevallen houdt tevens in, dat de bevoegdheid van artikel 6 van de Remigratiewet tot beëindiging van de voorzieningen, schorsing van de betaling en terugvordering van reeds betaalde bedragen, indien niet (langer) aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, gehandhaafd blijft.

Tot slot zij opgemerkt dat artikel 2 geen eerbiedigende werking toekent aan artikel 9 van de Remigratiewet. Het HetDat artikel bepaalt dat de Minister binnen vier jaar na inwerkingtreding van de Remigratiewet een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk aan de Staten-Generaal zendt. Met de intrekking van de Remigratiewet – nog voor de datum waarop de Minister uiterlijk aan zijn evaluatieverplichting zou moeten voldoen (1 april 2004) – komt de evaluatieplicht te vervallen. Nu de Remigratiewet wordt ingetrokken is het doen uitvoeren van een evaluatie niet meer zinvol. Met het uitzonderen van artikel 9 in artikel 2 van dit wetsvoorstel wordt voorkomen dat de evaluatieverplichting in stand zou blijven voor wat betreft (de werking van) het overgangsrecht.

Artikel 3

Dit artikel van het wetsvoorstel regelt de inwerkingtreding van de wet – onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet – met terugwerkende kracht tot en met het moment waarop dit voorstel van wet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend. Het kabinet acht deze beperkte terugwerkende kracht gerechtvaardigd in het licht van de in het algemeen deel van deze toelichting weergegeven omstandigheden. Door toepassing te geven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet wordt voorkomen dat de intrekkingswet pas zes weken na de mededeling in de Staatscourant dat de wet aan een referendum kan worden onderworpen in werking treedt, en daarna vervolgens terugwerkt. Toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet betekent dat de wet direct na bekendmaking in werking treedt, onverminderd de mogelijkheid over de wet een referendum te houden.

In verband met de terugwerkende kracht zal op ruime schaal bekend worden gemaakt dat aanvragen op grond van de Remigratiewet niet meer kunnen worden ingediend nadat het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig is gemaakt. In het overleg met het LOM heb ik aangegeven dat de voorlichting over de intrekking van de Remigratiewet zal worden verzorgd door het Nederlands Migratie Instituut in samenwerking met mijn ministerie. Zowel het LOM als de Sociale Verzekeringsbank in haar uitvoeringstoets hebben gewezen op (uitvoeringstechnische) problemen als gevolg van de terugwerkende kracht. De Sociale Verzekeringsbank heeft gewezen op het feit dat indien er, ondanks de voorlichting over het met onmiddellijke ingang stopzetten van de regeling, toch aanvragen binnenkomen, de Sociale Verzekeringsbank deze maar korte tijd kan aanhouden in verband met de wettelijke beslistermijn van vier maanden (eventueel te verdagen op grond van artikel 4:14, eerste lid, Awb). Het afwijzen van deze aanvragen is pas mogelijk nadat de intrekkingswet in het Staatsblad staat en in werking is getreden.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, M. C. F. Verdonk

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.