Brief minister met de vierde voortgangsrapportage Leerlinggebonden Financiering - Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering)

Deze brief is onder nr. 58 toegevoegd aan wetsvoorstel 27728 - Invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering); Brief minister met de vierde voortgangsrapportage Leerlinggebonden Financiering 
Document­datum 17-04-2003
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST67713
Kenmerk 27728, nr. 58
Van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2002–2003

27 728

Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering)

Nr. 58

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 17 april 2003

Op 23 december jl. is de Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerling-gebonden budget en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering) gepubliceerd in het Staatsblad (2002, 631). De inwerkingtreding per 1 augustus a.s. is geregeld met het op 18 februari jl. verschenen Stb. 54. De ministeriële regeling op basis van artikel XV waarmee een aantal data in die wet wordt aangepast, is op 19 maart jl. gepubliceerd in Uitleg OCenW-Regelingen. Daarmee is een belangrijke mijlpaal bereikt in het kader van het traject Leerlinggebonden Financiering (LGF).

In deze voortgangsrapportage LGF, de vierde inmiddels worden de ontwikkelingen op het gebied van LGF die het laatste jaar hebben plaatsgevonden geschetst.

Stand van zaken wetgevingstraject

Op 20 december 2001 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel LGF aanvaard. De bedoeling was dit wetsvoorstel per 1 augustus 2002 in werking te laten treden. Na de val van het tweede Kabinet Kok heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel echter controversieel verklaard waardoor invoering op de beoogde invoeringsdatum niet meer mogelijk was. Nadat een nieuw Kabinet was geformeerd heeft de Eerste Kamer, in het najaar van 2002 de behandeling van het wetsvoorstel LGF weer opgepakt. Dit heeft geresulteerd in aanvaarding van het wetsvoorstel op 26 november 2002. In het overleg met de Eerste Kamer heb ik de volgende toezeggingen gedaan. Er komt, zoals ook reeds aan de Tweede Kamer toegezegd, een grondige evaluatie van de invoering van LGF. De eerste resultaten van dit evaluatie-onderzoek moeten eind 2004 beschikbaar zijn. Dan zal in samenhang met de resultaten van de evaluatie van het WSNS-beleid bekeken worden of bijstelling van het beleid wenselijk is. Daarnaast

heb ik toegezegd in overleg met de TCAI (c.q. per 1 augustus a.s de LCTI) te onderzoeken of de indicatiestelling, met name op het punt van het insturen van de dossiers naar de LCTI, minder bureaucratisch kan. Indien dit inderdaad mogelijk blijkt wordt de regelgeving hieromtrent aangepast. Indien een wijziging op dit vlak leidt tot een besparing bij de landelijke toezichtsfunctie dan, zo heb ik toegezegd, zou ik dit geld voor LGF willen behouden en in willen zetten voor de nevenvestigingen. Een derde toezegging op het gebied van de evaluatie is een monitor veiligheid en pesten van leerlingen met een handicap op een school voor regulier onderwijs door de Inspectie van het onderwijs. De Inspectie zal hierover tweejaarlijks rapporteren.

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het evaluatieprogramma LGF. In het voorjaar van 2002 was reeds een inventarisatie gemaakt van alle vragen met betrekking tot de evaluatie eerste fase LGF die zijn terug te vinden in de Kamerstukken over leerlinggebonden financiering vanaf 2000. Deze inventarisatie is geactualiseerd naar aanleiding van het overleg in de Eerste Kamer en dit geheel wordt nu omgezet in een onderzoeksopzet. Zodra deze opzet gereed is, wordt de Kamer geïnformeerd over het evaluatieprogramma LGF.

De AMvB’s behorende bij de wet van 28 november 2002 heeft u onlangs ter voorhang aangeboden gekregen. Het betreft twee besluiten: het «Bekostigingsbesluit» en het Besluit leerlinggebonden financiering waarin onder meer de regio-indeling nader is uitgewerkt. Verder hebt u de ministeriële regeling met de indicatiecriteria ontvangen. Vorig jaar heeft u de besluiten reeds in concept ontvangen en is hierover schriftelijk overleg gevoerd (kamerstukken II 2001–2002, 27 728, nr. 55 en 56). De schriftelijke vragen naar aanleiding van deze publicaties zijn onlangs beantwoord.

REC-vorming

Een vast onderdeel van de voortgangrapportages LGF vormt een stand van zaken REC-vorming. Vorig jaar is gemeld dat de wegbereiders LGF ondersteuning boden om ook de laatste knelpunten bij de REC-vorming op te lossen. Deze knelpunten hadden betrekking op REC’s in oprichting in de clusters 2 en 3, die een uitzondering wensten omdat zij geen vso-voorziening in huis hebben. Deze kwestie is ook in de Eerste Kamer ter sprake gekomen. Ik heb daar aangegeven dat ik wens vast te houden aan de samenstellingseisen voor de REC’s en geen uitzondering wil maken wat betreft de aanwezigheid van een vso-voorziening. In het Besluit Leerlinggebonden Financiering zijn de REC-regio’s dan ook zo vastgelegd dat in alle REC’s in de clusters 2 en 3 in elk geval een vso-voorziening doof respectievelijk lichamelijk gehandicapt aanwezig is. De REC’s i.o. die hierdoor moeten samengaan, hebben de mogelijkheid om door middel van een zogenaamde kamerstructuur kleinschalige organisatievormen binnen het REC in te richten. De wegbereiders LGF ondersteunen bij het oplossen van deze laatste knelpunten zodat op 1 augustus a.s. alle REC’s klaar zijn voor de invoering van LGF.

Op dit moment wordt er binnen de REC’s gewerkt aan de spreidings-plannen. In deze plannen geven de REC’s aan welke scholen overgaan tot verbrede toelating en welke scholen in welke plaatsen nevenvestigingen gaan inrichten om tot een evenwichtige spreiding van onderwijsvoorzieningen in de regio te komen. Voor 1 juni a.s. dienen de REC’s deze plannen ter goedkeuring in. In de volgende voortgangsrapportage LGF informeer ik u graag over het spreidingsbeleid van de REC’s. Over de plannen die de REC’s i.o. hebben ten aanzien van de verbrede toelating en de nevenvestigingen en over de overige ontwikkelingen op het gebied van de REC-vorming verschijnt binnenkort de voortgangsrapportage van de

wegbereiders, getiteld «De 8e Etappe». Deze rapportage wordt u na publicatie zo spoedig mogelijk toegestuurd.

Vijfde faciliteringsregeling REC’s i.o. schooljaar 2002/2003

Begin juni 2002 is in Uitleg OCenW-Regelingen de Vijfde faciliteringsrege-ling regionale expertisecentra in oprichting voor het schooljaar 2002/2003 gepubliceerd. Op basis van deze regeling konden REC’s i.o. middelen aanvragen om in het schooljaar 2002/03 te gaan proefdraaien met de wettelijke taken. Op deze wijze kon worden gewaarborgd dat de voorbereidingen voor de invoering van LGF worden gecontinueerd en de verworvenheden tot op dat moment verder worden uitgebouwd. Alle REC’s i.o. hebben een aanvraag ingediend voor deze regeling en alle aanvragen zijn ook gehonoreerd.

Het experiment Gewoon Anders in Almere

Op dit moment wordt nog overleg gevoerd met de Stichting Gewoon Anders (SGA) over de aanpassing van het experiment conform artikel XIV van de wet van 28 november 2002. In overleg met de TCAI wordt hierbij tevens bekeken op welke wijze in Almere ervaring kan worden opgedaan met functionele indicatiestelling. Zodra het overleg is afgerond wordt het herziene convenant u toegestuurd.

Om tot een goede afstemming van het onderwijs in de regio te komen is het van belang dat de SGA participeert in de REC’s in de regio. In cluster 2 en 4 is aan deze samenwerking al in een eerdere fase vorm gegeven en de SGA maakt dan ook formeel deel uit van deze REC’s i.o.. In cluster 3 is de samenwerking nog niet structureel, binnen de statuten van het REC gerealiseerd. Hierover vindt nog overleg plaats met het betrokken REC i.o. Naar verwachting zal het overleg ruim voor de zomervakantie resulteren in concrete, geformaliseerde afspraken.

Bezwaaradviescommissie indicatiestelling

In artikel 28b, achtste lid, van de wet van 28 november 2002 staat dat de REC’s die behoren tot één cluster gezamenlijk een adviescommissie moeten instellen die adviseert over de bezwaarschriften die bij een commissie voor de indicatiestelling zijn ingediend. De REC-coördinatoren onderzoeken samen met de wegbereiders op welke wijze dergelijke adviescommissies zo efficiënt mogelijk vormgegeven zouden kunnen worden. Daarbij wordt op dit moment uitgegaan van één centrale administratieve ondersteuningseenheid voor de adviescommissies, die het voorbereidende werk voor haar rekening neemt. De centrale administratieve eenheid zal zodanig worden ingericht dat deze qua omvang kan meegroeien en krimpen met het aantal bezwaarschriften.

Positionering educatie binnen Rijksjustitiële jeugdinrichtingen (RJI’s) binnen de REC-vorming

In de tweede voortgangsrapportage LGF van november 2001 (Kamerstukken II, 2001/ 2002, 26 629, nr. 14) bent u geïnformeerd over de kaders waarbinnen de educatieve voorzieningen binnen de Rijks Justitiële Jeugdinrichtingen (RJI’s) gepositioneerd worden binnen de REC-vorming. In het voorjaar 2002 is hieraan, in overleg met de vso-zmok-scholen die het onderwijs zouden gaan verzorgen en de RJI’s, nader invulling gegeven. Als gevolg van het controversieel verklaren van het wetsvoorstel LGF was het niet mogelijk de overdracht, die tegelijkertijd met de invoering van LGF zou plaatsvinden, conform de afspraken te realiseren. Gelet op de fase van voorbereiding op de overdracht en gelet op het belang om de kwaliteit van het onderwijs in de RJI’s te verbeteren, is de overdracht op

basis van de bestaande regelgeving vormgegeven. Concreet betekent dit dat de periode van 01-08-2002 tot 01-01-2003 is beschouwd als een overgangsperiode waarin de scholen de verantwoordelijkheid van het onderwijs hebben overgenomen. Vanaf 1 januari 2003 is, met de overdracht van het personeel van de RJI’s aan de vso-zmok-scholen de overdracht structureel gerealiseerd.

Indicatiestelling

De Tijdelijke Commissie Advisering Indicatiestelling (TCAI)

Als gevolg van het uitstellen van de invoering van LGF is ook de instelling van de Landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) uitgesteld. Omdat de REC’s i.o. wel proefdraaien met onder meer de nieuwe systematiek van indicatiestelling is de instelling van de Tijdelijke commissie advisering indicatiestelling (TCAI) verlengd. De TCAI verkent op basis van de ingezonden dossiers door de (proef)CvI’s de werking van de criteria doorlopend. De TCAI zal bij deze verkenning ook onderzoek uit NoordNederland naar de criteria van cluster 4 in het voortgezet onderwijs betrekken. Naast de activiteiten met betrekking tot het proefdraaien ondersteunt en begeleidt de TCAI het lopende schooljaar de commissies voor de indicatiestelling (CvI’s) bij de voorbereidingen op de inwerkingtreding van de indicatiestelling per 1-8-2003. De TCAI spreekt hiertoe met alle CvI’s, houdt scholingsconferenties en legt de laatste hand aan zaken als het digitale CvI-net en een audit van CvI’s rondom de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarnaast bereidt de TCAI zich voor op de instelling van de Landelijk commissie toezicht indicatiestelling (LCTI). De werkgroep advisering instrumentarium indicatiestelling van de TCAI heeft afgelopen jaar een totaaloverzicht gepubliceerd van de instrumenten (beschrijving en evaluatie) die gebruikt kunnen worden bij de indicatiestelling. Dit boek heeft enerzijds tot doel te stimuleren dat de gebruikers vanaf nu alleen nog maar gebruik maken van transparante, valide en betrouwbare indicatie-instrumenten. Anderzijds geeft dit boek aanleiding tot het verbeteren van bestaande instrumenten en waar nodig ontwikkelen van nieuwe instrumenten. Ten behoeve van dit laatste doel heeft de TCAI een plan van aanpak ontwikkeld. Het overzicht zal vanwege de veranderingen ten aanzien van de testinstrumenten regelmatig geactualiseerd worden.

De Landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI)

De LCTI houdt, zoals beschreven in artikel 28e, per 1-8-2003 toezicht op de hantering van de vastgestelde criteria door de CvI’s en adviseert de minister over de werking van de criteria op basis van dossiers die aangeleverd worden door de CvI’s. Het ligt in de verwachting dat de LCTI in het najaar van 2003 over voldoende besluiten van de CvI’s (dossiers) zal beschikken om een eerste advies te geven over de werking van de criteria.

RapportageGION

In december 2002 is het rapport van het GION verschenen waarin het evaluatie-onderzoek van de tweede praktijkproef wordt beschreven. Het betreft een wetenschappelijk onderzoek naar de wijze waarop de indicatiestelling tijdens de praktijkproef vorm en inhoud heeft gekregen. De resultaten van het onderzoek komen overeen met de resultaten van het eerder verschenen BUPRIN-onderzoek, dat als bijlage was gevoegd bij de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 728, nr. 7). De TCAI heeft de uitkomsten van dit onderzoek verwerkt in haar adviezen.

Samenwerkingsprojecten KDC/cluster 3

In het voorjaar van 2001 zijn 9 REC’s die reeds enige ervaring hadden met de opvang van zeer laag functionerende kinderen gestart met samenwerkingsprojecten KDC/cluster 3, met als doel de onderwijsmogelijkheden van deze kinderen te vergroten. Inmiddels doen 15 REC’s met in totaal circa 500 kinderen, verspreid over het hele land mee aan deze projecten. De subsidie voor de samenwerkingsprojecten tussen Kinderdagcentra en cluster 3 scholen, die met de invoering van LGF, per 01-08-2002 zou aflopen, is met een jaar verlengd tot 01-08-2003. De scholen zijn hiermee in de gelegenheid gesteld de geplande producten, waaronder een aangepast curriculum op te leveren en deze te implementeren in het onderwijs. Parallel aan de subsidie voor de REC’s is door het ministerie van VWS aan de KDC’s projectsubsidie verstrekt voor het realiseren van samenwerking met het onderwijs (brief ministerie van VWS, d.d. 1-10-2002, kenmerkDGB/ZVG-2321 806).

In aanvulling op de producten die voortkomen uit de samenwerkingsprojecten, zijn door de stuurgroep, waarin naast betrokken onderwijs-, ouder- en zorgorganisaties uit het veld ook de ministeries van OCenW en VWS participeren, model-protocollen ontwikkeld voor de inzet van zorg in het onderwijs. Deze hebben zowel betrekking op de inzet van persoonsgebonden budgetten in het onderwijs als op de inzet van zorg in natura in het onderwijs. De modellen worden landelijk verspreid. Daarnaast staat voor medio 2003 nog een onderzoek gepland naar de tevredenheid van ouders over de deelname van hun kind aan het onderwijs binnen een samenwerkingsproject. Over de resultaten van dit onderzoek wordt u in een volgende voortgangsrapportage LGF geïnformeerd.

Onderwijs-zorgarrangementen cluster 4

In september 2002 zijn de REC’s uitgenodigd projecten aan te melden voor kinderen die (zeer) moeilijk te plaatsen zijn in het onderwijs. Aanleiding hiervoor is de problematiek van de wachtlijsten in het (voortgezet) speciaal onderwijs en van de thuiszitters. Uit onderzoek van onder meer het Landelijk centrum onderwijs en jeugdzorg blijkt dat veel van deze kinderen een complexe problematiek en een intensieve zorgvraag hebben (zie paragraaf over wachtlijsten en thuiszitters). Een zorgtraject is daardoor noodzakelijk om plaatsing in het onderwijs te realiseren. Omdat dergelijke onderwijs-zorgarrangementen veelal ontbreken, zijn leerlingen met complexe problematiek moeilijk te plaatsen en verlaten zij, indien plaatsing wel mogelijk was, vaak voortijdig het onderwijs. Het doel van de projecten is tweeledig: enerzijds het opbouwen van kennis over de kenmerken en mogelijkheden van kinderen met complexe en moeilijk te hanteren gedragsproblematiek en anderzijds het ontwikkelen van overdraagbare modellen hoe deze kinderen onderwijs kunnen volgen met inzet van de zorg. Per project is hiertoe 40 000,- beschikbaar gesteld. Inmiddels is een achttal samenwerkingprojecten tussen scholen voor speciaal onderwijs en diverse zorginstellingen van start gegaan. De eerste resultaten, in de vorm van modellen van onderwijs-zorgarrangementen worden in het najaar van 2003 verwacht. Alleen die projecten zijn gehonoreerd die volledig aan de vooraf gestelde criteria voldeden.

Onderwijsinhoudelijke ontwikkelingen

In 2000 is in relatie met de voorgenomen invoering van de leerling-gebonden financiering een onderzoek uitgevoerd naar de taken en functies van het (voortgezet) speciaal onderwijs. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn beleidsvoornemens geformuleerd. Deze zijn vertaald in een ontwikkelplan dat wordt uitgevoerd onder coördinatie van de wegbereiders LGF.

De ontwikkelactiviteiten zijn en worden in nauw overleg met het onderwijsveld uitgevoerd. Het betreft activiteiten op de terreinen onderwijs, diagnostiek, ambulante begeleiding en onderzoek. Inmiddels is het grootste deel van de producten opgeleverd en verspreid. Het gaat onder meer om een handreiking voor het betrekken van ouders bij het onderwijs in cluster 4, een model en protocol ambulante begeleiding, bouwstenen voor een kwaliteitsinstrument voor REC’s, good practices op het terrein van klassenmanagement en een handreiking en model voor de handelingsgerichte diagnostiek.

Voor dit jaar staan onder meer op het programma: een publicatie over good practices op het terrein van de preventieve ambulante begeleiding in cluster 4, een protocol fasering oudercontacten, een plan van aanpak voor de kwaliteitsverbetering van het voortgezet speciaal onderwijs en een kwaliteitszorginstrument voor REC’s. Daarnaast zal dit jaar aandacht besteed worden aan de implementatie van instrumenten op het terrein van de handelingsgerichte diagnostiek en de vormgeving van arbeidstoe-leiding door middel van ondersteuning ter plaatse en via regionale bijeenkomsten.

Kerndoelen (voortgezet) speciaal onderwijs

In de artikelen 7 en 8 van de WEC wordt bepaald dat bij AMvB voor het (voortgezet) speciaal onderwijs kerndoelen zullen worden vastgesteld die voor de onderwijssoorten kunnen verschillen. Het invoeren van kerndoelen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs maakt het mogelijk het onderwijs doelgerichter en planmatiger in te richten. Door de SLO is in 1999 een voorstel voor kerndoelen voor het onderwijs aan zeer moeilijk lerenden opgeleverd. Deze zijn inmiddels met het veld besproken en worden in het najaar in de praktijk getest. In 2000 zijn, eveneens door de SLO verkenningen uitgevoerd naar de positie van kerndoelen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Op basis van deze verkenningen worden kerndoelen ontwikkeld voor alle onderwijssoorten binnen het (voortgezet) speciaal onderwijs. Concepten voor kerndoelen voor de clusters 1 en 2 zijn gereed, voorstellen voor aanpassing kerndoelen voor cluster 4 en cluster 3 (m.u.v. zml-onderwijs) worden nog dit schooljaar opgeleverd. Op basis van overleg met het betreffende onderwijsveld, de inspectie en ouderorganisaties zullen deze voorstellen neergelegd worden in een ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur kerndoelen (v)so. Gestreefd wordt naar invoering van het totale pakket per 1-8-2004.

Naast de ontwikkeling van kerndoelen worden door de SLO leerlijnen en tussendoelen ontwikkeld voor het onderwijs aan zeer moeilijk lerenden. Concepten voor de vijf vakgebieden zijn gereed, binnenkort volgen de concepten voor de leerstofoverstijgende gebieden.

Leermiddelen en ICT

Ten behoeve van leerlingen in zowel het speciaal onderwijs als het speciaal basisonderwijs is een impuls gegeven aan het ontwikkelen van materialen op het terrein van taal en rekenen. Het doel is de kwaliteit van het reken- en taalonderwijs te verbeteren. Door de CED wordt een nieuwe taalmethode ontwikkeld. De materialen voor de eerste groepen komen nog dit jaar beschikbaar. Onder coördinatie van het Freudenthalinstituut wordt samen met CED en KPC gewerkt aan extra materialen voor realistisch rekenen en de ondersteuning van leerkrachten bij de invoering daarvan. Daarnaast zullen door SLO en Freudenthalinstituut bestaande methodes in relatie tot de aard van de handicaps worden gescreend op gebruiksmogelijkheden in het speciaal (basis)onderwijs. Voor het onderwijs aan zeer moeilijk lerenden worden door de SLO speci-

fieke leermiddelen ontwikkeld. Materialen voor 3–7 jarigen komen rond de zomervakantie beschikbaar.

In aansluiting op de programmamatrix die voor het regulier onderwijs is ontwikkeld, wordt ook voor het speciaal onderwijs een matrix ontwikkeld waarmee scholen een mogelijkheid hebben zich te informeren over het aanbod aan software afgestemd op de problematiek van de leerlingen. Daarnaast wordt evenals voor het regulier onderwijs is gebeurd een ict-monitor uitgevoerd. Beide activiteiten worden dit schooljaar afgerond en hebben als doel de kwaliteit van de toepassing van ICT te verbeteren.

Voorlichting

Op basis van een in overleg met alle betrokken partijen opgesteld communicatieplan wordt op dit moment een groot aantal voorlichtingsactiviteiten uitgevoerd. Een brochure met algemene informatie voor ouders is inmiddels verspreid. Op de website www.leerlinggebondenfina-ciering.nl is informatie te vinden voor ouders en scholen. Ook is informatie beschikbaar gesteld aan uitgevers van huis-aan-huisbladen en tijdschriften voor ouders van kinderen in de basisschoolleeftijd. Voor allochtonen is inmiddels een specifiek voorlichtingstraject gestart, waarbij via intermediaire organisaties voorlichtingsmaterialen beschikbaar worden gesteld.

Door de Chronisch zieken en Gehandicaptenraad (CG-raad) wordt de voorlichting aan en ondersteuning van ouders uitgevoerd. De website www.oudersenrugzak.nlen de telefonische helpdesk zijn reeds enige tijd operationeel. Daarnaast wordt door de CG-raad een nieuwsbrief uitgegeven. Op dit moment worden regionale informatiebijeenkomsten voor ouders georganiseerd. Binnenkort wordt gestart met workshops voor ouders alsmede meer individueel gerichte ondersteuning. Door de wegbereiders lgf wordt de voorlichting richting het onderwijs vormgegeven. Zowel voor het basis- als het voortgezet onderwijs zijn draaiboeken beschikbaar. Er worden met enige regelmaat korte publicaties verspreid over actuele onderwerpen en de netwerken van scholen met ervaring worden uitgebreid. Op de website www.wegbereiders.nlis veel informatie beschikbaar. Daarnaast wordt de voorlichting richting het regulier onderwijs geïntensiveerd. Voor alle samenwerkingsverbanden wsns/vo worden bijeenkomsten georganiseerd, waarin ingegaan wordt op de consequenties van de nieuwe wetgeving en aandacht wordt besteed aan de gevolgen en het beleid op schoolniveau. Van deze intensieve benadering wordt verwacht dat scholen doordat zij goed geïnformeerd zijn, de nieuwe wetgeving positief zullen ontvangen en uitvoeren.

Onderwijsconsulenten

In de tweede voortgangsrapportage LGF (Kamerstukken II, 2001/2002, 26 629, nr. 14) is gemeld dat de onderwijsconsulenten in het verlengde gepositioneerd zouden worden van de Adviescommissie toelating en begeleiding (ACTB). Als gevolg van het controversieel verklaren van het wetsvoorstel is de invoering van LGF en daarmee de instelling van de ACTB uitgesteld. In overleg met het onderwijsveld is besloten een netwerk van onafhankelijke onderwijsconsulenten organisatorisch onder te brengen bij de wegbereiders LGF. In Uitleg OCenW-Regelingen nr. 18, van 31-07-2002 is een voorlichtingspublicatie verschenen over de organisatie en de werkwijze van de onderwijsconsulenten gedurende het schooljaar 2002/2003. Voor de begeleiding van het werk van de onderwijs-consulenten is een begeleidingsgroep ingesteld. Hierin participeren vertegenwoordigers vanuit de (onderwijs)organisaties en ouderorganisaties die deelnemen aan het LGF-traject alsmede het ministerie van OC&W.

Wachtlijsten en thuiszitters

In aanvulling op het jaarlijkse inspectieonderzoek naar wachtlijsten en thuiszitters, is in opdracht van het ministerie van OCenW en het ministerie van VWS een nader onderzoek verricht naar de omvang en de aard van de problematiek van thuiszitters met een licht verstandelijke handicap en gedragsproblematiek. Belangrijke overweging voor het uitzetten van dit onderzoek is op een objectiveerbare wijze te achterhalen hoeveel kinderen in de leerplichtige leeftijd geen onderwijs volgen. Daarnaast is ten doel gesteld te analyseren welke problematiek ten grondslag ligt aan het thuis-zitten en welke oplossingen tot een terugplaatsing in het onderwijs hebben geleid. Het onderzoek is uitgevoerd door het Landelijk centrum onderwijs en jeugdzorg (LCOJ). Het onderzoek is onlangs afgerond. Het eindrapport van het onderzoek is u bij brief van 2 april jl. aangeboden. Over enige tijd wordt ook de rapportage 2003 van de inspectie van het onderwijs over wachtlijsten en thuiszitters in het (voortgezet) speciaal onderwijs opgeleverd. Op basis van de inspectie-rapportage en het LCOJ-rapport zal in samenwerking met het ministerie van VWS nagegaan worden welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de wachtlijsten- en thuiszittersproblematiek nog effectiever aan te pakken. De Kamer zal hierover nog voor het zomerreces geïnformeerd worden.

Relatie onderwijs en de Wet (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (REA)

Arbeidsvoorbereiding gehandicapten

Tot voor kort werden door verschillende uitvoeringsorganisaties werknemers verzekeringen (UWV’s) REA-scholingsmiddelen ingezet in het beroepsonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs voor projecten gericht op de voorbereiding en begeleiding van gehandicapte leerlingen op de deelname aan de arbeidsmarkt. In zijn brief van 22 april 2002 (SV/R&S/01/40195a) aan de VKC-SZW van de Tweede Kamer heeft voormalig staatssecretaris Hoogervorst, mede namens zijn ambtgenoot van OCenW, aangegeven dat REA-scholingsmiddelen niet ingezet mogen worden ten behoeve van leerlingen in het onderwijs. Waar het gaat om leerlingen is OCenW verantwoordelijk voor het noodzakelijke onderwijs dat de leerlingen voorbereidt op deelname aan de arbeidsmarkt. Om die reden is besloten tot beëindiging van de inzet van scholingsmiddelen vanuit de REA. Over dit onderwerp en de gevolgen van de beslissing om REA-scholingsmiddelen niet langer in te zetten ten behoeve van leerlingen in het onderwijs, heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden tussen de departementen van OCenW en SZW. Dit heeft geresulteerd in een eenmalige, door beide ministeries betaalde overgangsregeling voor de lopende projecten. Deze regeling geldt voor het lopende schooljaar. Na 1-8-2003 worden scholen geacht om met de beschikbare reguliere faciliteiten en binnen de bestaande taakstellingen te werken aan een goede voorbereiding van hun leerlingen op later maatschappelijk functioneren, waaronder arbeidsvoorbereiding. Wel worden, in het kader van een kwaliteitsverbetering van de arbeidsvoorbereiding, momenteel de nodige stappen gezet om ook VSO-scholen in staat te stellen hiervoor (tijdelijk) subsidie te verwerven uit het Europees Sociaal Fonds. Voor scholen voor praktijkonderwijs, waarmee men vaak samenwerkt, is dit al mogelijk. Over bovenstaande bent u ook geïnformeerd in het kader van mijn antwoord op de vragen van het lid Rouvoet d.d. 27 september 2002 (verg.jaar 2002–2003, nr. 282).

Hulpmiddelenverstrekking vanuit dewet REA.

Tussen de departementen van OCenW en SZW worden momenteel

afspraken voorbereid over de overheveling van de verantwoordelijkheid voor materiële hulpmiddelen voor gehandicapte leerlingen toegekend o.b.v de Wet REA, naar onderwijswetgeving en de voorwaarden waaronder dat kan geschieden. Een begin daarmee is reeds gemaakt met de overheveling van het leerlingenvervoer in het primair en voortgezet onderwijs, per 01-08-2002 naar de gemeenten.

Onderzoek NIZW naar regelingen ten behoeve van leerlingen met een handicap

In motie 41, die is aanvaard bij de behandeling van het wetsvoorstel leerlinggebonden financiering, wordt de regering verzocht de Tweede Kamer voor het schooljaar 2002–2003 te informeren over de belemmeringen in de bestaande regelgeving over huisvesting, leerlingenvervoer en AWBZ die de toelating van leerlingen met een handicap in het onderwijs kunnen hinderen. In motie 45 wordt de regering verzocht in kaart te brengen met welke voorzieningen en regelingen ouders en kinderen met een handicap te maken hebben.

Door het NIZW is een overzicht opgesteld van regelingen ten behoeve van leerlingen met een handicap in het onderwijs. Dit integrale overzicht is opgesteld vanuit het perspectief van ouders, kinderen en scholen. Dit overzicht bevat veel informatie ten aanzien van wet- en regelgeving op de volgende terreinen: vervoer, toegankelijkheid van het schoolgebouw, hulpmiddelen en voorzieningen, zorg, onderwijs en arbeid, aanpassingen van onderwijsprogramma’s, schoolkosten, inkomensregelingen en fondsen. Het rapport is via de Wegbereiders LGF ter beschikking gesteld aan het onderwijsveld en aan ouders. Het rapport is bij deze rapportage

gevoegd.1

Ter aanvulling op het genoemde overzicht, wordt door het NIZW een analyse gemaakt van de knelpunten in de uitvoering van de regelgeving ten aanzien van kinderen met een handicap in het onderwijs. Op dit moment wordt deze knelpuntenanalyse besproken met vertegenwoordigers uit het onderwijsveld en van de ouders in de begeleidingscommissie van het onderzoek. Het definitieve resultaat van de knelpuntenanalyse wordt in april verwacht. Over de acties en maatregelen die hieruit voortvloeien, zal de Kamer geïnformeerd worden.

Ik verwacht dat met alle activiteiten die in deze rapportage zijn beschreven, het mogelijk zal zijn om een goede invoering van de wettelijke regeling leerlinggebonden financiering met ingang van 1 augustus 2003 te realiseren.

In de volgende voortgangsrapportage, die in het najaar zal verschijnen, zal het mogelijk zijn de Kamer te berichten over de eerste ervaringen met de invoering van de wet.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, M. J. A. van der Hoeven

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.