Brief minister over de mogelijke bouwlocaties Zuidplaspolder en Rijnenburg en over toepassing artikelen 17 en 19 van de WRO - Nationaal Ruimtelijk Beleid

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 28667 - Nationaal Ruimtelijk Beleid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nationaal Ruimtelijk Beleid; Brief minister over de mogelijke bouwlocaties Zuidplaspolder en Rijnenburg en over toepassing artikelen 17 en 19 van de WRO 
Document­datum 25-02-2003
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST66854
Kenmerk 28667, nr. 3
Van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2002–2003

28 667 28 600 XI

Nationaal Ruimtelijk Beleid

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2003

Nr. 3

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2002

In het wetgevingsoverleg van 25 november 2002 over de begroting van het ministerie van VROM en de Stellingnamebrief Nationaal Ruimtelijk Beleid (kamerstuk 28 600 XI, nr. 72) heb ik de Kamer onder meer toegezegd informatie te verschaffen over de mogelijke bouwlocaties Zuidplas-polder en Rijnenburg en over de toepassing van de artikelen 17 en 19 van de WRO. In deze brief ga ik op deze drie punten in.

Zuidplaspolder

In het kader van de Vijfde Nota is uitgebreid gesproken over de behoefte om in de Deltametropool selectief ruimte te bieden voor verstedelijking, met name aan de binnenflank van de Randstadring. In deel 1 van de Vijfde Nota is de Zuidplaspolder daarbij in beeld gekomen als opvanggebied voor de Zuidvleugel. In deel 3 van de Vijfde Nota (par. 6.4) wordt herbevestigd dat het rijk de Zuidplaspolder ziet als één van de nieuwe en verder te ontwikkelen centra. Bovendien wordt gesteld dat de grens van het Groene Hart ter plaatse van de Zuidplaspolder wordt aangepast om dit ruimtelijk mogelijk te maken.

In de beantwoording van Kamervragen over deel 3 van de Vijfde Nota (vraag 117, 122) is nog eens verwoord dat het rijk samen met de Regio Randstad een integrale uitwerking voor de gehele Deltametropool heeft gemaakt (wonen, werken, groen, water etc.) en dat verstedelijking van Almere, Zuidplaspolder en Rijnenburg onderdeel uitmaakt van de door het kabinet gemaakte keuzen. Afspraken daarover zijn vastgelegd in het procesconvenant voor Landsdeel west, dat voorjaar 2002 is gesloten tussen rijk en regio. De provincie neemt het voortouw bij deze planvorming. Tot slot is in de Stellingnamebrief de transformatie van de Zuid-plaspolder voor de Zuidvleugel voor de periode vanaf 2010 bevestigd. De betrokkenheid van het rijk bij het project Zuidplaspolder is anders vormgegeven dan bij Almere. Bij de Zuidplaspolder is de provincie de trekker en is het rijk als adviseur bij de verdere planvorming betrokken. De rijksbemoeienis met de Zuidplaspolder wordt mede ingegeven door de waterhuishoudkundige situatie aldaar. Het gaat om de laagst gelegen polder van Nederland waar waterberging en woningbouw moeten worden gecombineerd.

Het plangebied als geheel is groter dan de Zuidplaspolder. Het betreft het gebied in de driehoek Rotterdam, Zoetermeer en Gouda (RZG). Inmiddels loopt het proces van planvorming ruim een jaar en is een stuurgroep gevormd. Daarin hebben zitting: provincie, inliggende gemeenten, stadsgewesten, waterschap, natuur- en landbouworganisaties, Kamers van Koophandel en de vier betrokken departementen (VROM, LNV, EZ en V&W).

In november 2002 heeft de Stuurgroep voor deze driehoek een Afspraken-kader en een Strategiedocument vastgesteld en ter instemming doorgeleid naar de achterbannen. In deze documenten hebben betrokken partijen afgesproken gezamenlijk de gewenste langetermijnontwikkeling voor de driehoek RZG in beeld te brengen.

Inmiddels wordt gewerkt aan een Interregionale Structuurvisie voor de gehele Driehoek RZG en een Intergemeentelijk Structuurplan voor het deel Zuidplaspolder. In deze beide producten zal een beeld worden gegeven van:

  • • 
    een programma in verschillende bandbreedtes en tijdshorizonnen (2010–2020–2030);
  • • 
    een ruimtelijke hoofdstructuur hoe het gebied van de Zuidplaspolder wordt aangesloten in zijn omgeving en een inrichtingsschets (in varianten) voor de Zuidplaspolder;
  • • 
    de financiële consequenties met betrekking tot de hoofdverkeersinfrastructuur en de basiswaterstructuur op hoofdlijnen;
  • • 
    randvoorwaardelijke projecten voor de ontwikkeling van het gebied.
  • • 
    de ontwikkelingsorganisatie.

De planning is dat eind 2003 de concepten van beide producten gereed zijn.

Rijnenburg

In de huidige Vijfde Nota is een reservering voor Rijnenburg opgenomen. In de intentieafspraken voor het verstedelijkingsbeleid en in de Stellingnamebrief is dit bevestigd.

Op dit moment wordt door de provincie Utrecht gewerkt aan het concept ontwerp streekplan Rijnenburg, waarin Rijnenburg als toekomstige ontwikkellocatie en zoekgebied voor woningbouw wordt aangeduid. Over de termijn waarop de ontwikkeling moet plaatsvinden en de exacte ligging van de locatie zijn provincie en gemeenten nog in gesprek. Hierbij spelen onder meer overwegingen over financiën, het gewenste woningbouwaanbod, de samenhang met andere locaties (met name Leid-sche Rijn) en de ontsluiting een rol. Met het rijk zijn hierover nog geen afspraken gemaakt.

Inspraak bij het verlenen van vrijstelling op grond de artikelen 17 en 19 WRO

De heer Van der Ham heeft aandacht gevraagd voor artikel 17 op grond waarvan een uitzondering op het bestemmingsplan kan worden mogelijk gemaakt. Van der Ham constateert dat gemeenten te gemakkelijk toepassing geven aan dit artikel en dat zodoende de inspraakmogelijkheid die gebruikelijk is bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt omzeild. Artikel 19 kent een drempel doordat het moet gaan om een bestemmingsplan jonger dan 10 jaar. Die drempel geldt niet voor artikel 17, en Van der Ham vraagt zich af of dit niet – vooruitlopend op de herziening van de WRO – nu al in de wet kan worden geregeld.

De WRO voorziet inderdaad in de mogelijkheid dat de gemeenteraad vrijstelling kan verlenen van het geldende bestemmingsplan voor de verwezenlijking van een project. Voorwaarde is dat het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en dat vooraf van gedeputeerde staten een verklaring van geen bezwaar is ontvangen. Dit is geregeld in artikel 19, lid 1, WRO. Daarnaast bevat het vierde lid van artikel 19 de door Van der Ham genoemde drempel. Een dergelijke regeling is niet opgenomen voor een vrijstelling op grond van artikel 17 van de WRO. Dat is ook niet nodig omdat het hier een regeling voor een wezenlijk andere situatie betreft, namelijk om een afwijking van het bestemmingsplan voor een bepaalde termijn mogelijk te maken. Die termijn is ten hoogste 5 jaren, waarna de vrijstellingontvanger of diens rechtsopvolger verplicht is hetzij de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen. Artikel 17 zal bijvoorbeeld kunnen worden toegepast in situaties, waarbij na een calamiteit als een brand, een nood-voorziening moet worden opgericht voor bijvoorbeeld een supermarkt. De totstandkomingsprocedure van een artikel 17-vrijstelling voorziet in inspraak voor de burgers; artikel 18, WRO regelt dat op de voorbereiding van het besluit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is, waarbij in afwijking van de Awb is geregeld dat een ieder schriftelijk zijn zienswijze omtrent de aanvraag kenbaar kan maken. Ik zie geen aanleiding om nu de wet op dit punt aan te passen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, H. G. J. Kamp

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.