Brief minister over het standpunt van het kabinet inzake het wetsvoorstel - Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 4 toegevoegd aan wetsvoorstel 28515 - Invoering van het correctief referendum (Grondwetswijziging, tweede poging, tweede lezing) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum; Brief minister over het standpunt van het kabinet inzake het wetsvoorstel |
---|---|
Documentdatum | 16-09-2002 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST63343 |
Kenmerk | 28515, nr. 4 |
Van | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2001–2002
28 515
Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum
Nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2002
Artikel 137, vierde lid, van de Grondwet schrijft voor dat een voorstel tot herziening van de Grondwet dat in eerste lezing is aanvaard, ook in tweede lezing wordt overwogen. Teneinde een dergelijke tweede lezing mogelijk te maken, is het voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum, vastgesteld bij de wet van 16 juli 2001 (Stb. 585), heden opnieuw aanhangig gemaakt bij uw kamer.
In het Strategisch Akkoord is aangegeven dat het kabinet geen voorstander is van het instrument referendum. Referenda berusten naar het oordeel van het kabinet op de onjuiste veronderstelling dat openbaar bestuur niet meer is dan de optelsom van afzonderlijke maatregelen die naar believen kunnen worden afgewezen. Het kabinet stelt zich veeleer het versterken van de representatieve democratie op basis van evenredige vertegenwoordiging en een goed functionerend bestuur ten doel. Dat biedt de burger vertrouwen dat zijn stem wordt gehoord en dat de complexe belangen in de maatschappij op een zorgvuldige wijze tegen elkaar worden afgewogen. Het bestuur zal daar steeds, maar in het bijzonder bij verkiezingen, verantwoording over moeten afleggen (Kamerstukken II 2001/02, 28 375, nr. 5, blz. 26).
Het kabinet zal het wetsvoorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum dan ook niet ondersteunen. Daarnaast bevordert het kabinet de spoedige intrekking van de Tijdelijke referendumwet die, blijkens onder meer haar considerans, steeds in functie en perspectief van deze wijziging van de Grondwet is geplaatst. Een wetsvoorstel tot intrekking van de Tijdelijke referendumwet is inmiddels voor advies aan de Raad van State voorgelegd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes