Brief minister over de methodiek van Hoofdelijk Versnelde Scholing van het Centrum Vakopleiding - Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Deze brief is onder nr. 36 toegevoegd aan dossier 26448 - Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI); Brief minister over de methodiek van Hoofdelijk Versnelde Scholing van het Centrum Vakopleiding 
Document­datum 05-12-2001
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST57871
Kenmerk 26448, nr. 36
Van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

26 448

Toekomstige structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)

Nr. 36

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 december 2001

I.  Aanleiding

In het Algemeen Overleg van 9 oktober jl. hebben wij gesproken over de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding (CV) zoals voorgesteld in het kabinetsstandpunt van 4 juli jl. (Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 26 448, nr. 27). In het Algemeen Overleg heeft u aangegeven belang te hechten aan het behoud van de methodiek van de Hoofdelijk Versnelde Scholing (HVS), gegeven de functie ervan voor de reïntegratie van werkzoekenden. Over de wijze waarop de borging zou kunnen plaatsvinden alsmede over de precieze inrichting van het proces en de financiële consequenties, heb ik u toegezegd in november nadere informatie te geven. Met deze brief los ik die toezegging in. De voorstellen zoals verwoord in deze brief zijn tot stand gekomen in samenspraak met de bestuurders van het Centrum Vakopleiding, de heren Le Blanc en Metsemakers, en met betrokkenheid van de ministers van OC&W en Financiën.

II.  Belang van Hoofdelijk Versnelde Scholing

In de afgelopen jaren heeft de arbeidsmarkt zich over het algemeen voorspoedig ontwikkeld. Het aantal werklozen is gestaag afgenomen. Dit neemt niet weg dat er nog steeds werkzoekenden zijn met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt waarvoor intensieve trajecten nodig zijn om hen (weer) aan het werk te krijgen. Het gaat om werkzoekenden die zijn ingedeeld in fase 2, 3 en 4. Vaak gaat het daarbij om werkzoekenden zonder of met een gebrekkige dan wel verouderde (beroeps)opleiding. Dit verhindert hen de arbeidsmarkt succesvol te kunnen betreden. Het is daarom van groot belang om in de arbeidstoeleiding van deze werkzoekenden te voorzien in arbeidsmarktrelevante scholingstrajecten.

Het Centrum Vakopleiding verzorgt praktijkscholing voor werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het Centrum Vakopleiding heeft zich daarbij gespecialiseerd in de methodiek van Hoofdelijk Versnelde Scholing (HVS). Deze HVS-methodiek is te omschrijven als «een unieke combinatie van praktijkopdrachten, didactiek, voorzieningen en begeleiding, die het mogelijk maakt een cursist geheel individueel een leerplan te laten uitvoeren waarmee hij of zij in staat wordt gesteld een (start)positie op de arbeidsmarkt te verkrijgen en/of te behouden». De HVS-methodiek komt tegemoet aan eisen en wensen van de reïntegratiemarkt. Deze markt stelt eisen ten aanzien van kwaliteit, maatwerk en flexibiliteit van opleidingen. De praktijkopleidingen zijn afgestemd op de vraag van de arbeidsmarkt. Het bieden van maatwerk aan opdrachtgevers betekent dat op elk gewenst moment voor elke cursist een individueel leerplan ontworpen, uitgevoerd en geëvalueerd kan worden. Het bieden van maatwerk aan de cursist houdt in dat het individuele leerproces centraal wordt gesteld, resulterend in het kunnen vinden of behouden van een baan. Het individuele leerplan van een cursist is gebaseerd op analyse van (toekomstige) functies en omvat voornamelijk vaardigheden, kennis en houdingen die nodig zijn voor de uitoefening van de functie. De praktijkopleiding bestaat vooral uit praktijkopdrachten: de theoriecomponent is beperkt en voornamelijk gericht op het kunnen uitvoeren van de praktijkhandelingen.

De HVS-methodiek is onder meer gebaseerd op de ideeën van geprogrammeerde instructie. Hierbij is sprake van een stapsgewijs opklimmende moeilijkheidsgraad in de leerstof en een individueel tempo van de cursist. De HVS-methodiek beoogt de zelfwerkzaamheid van de cursist te vergroten. Aangezien de leerkenmerken van de individuele cursist het instructieproces bepalen, verschuift de rol van de praktijkopleider in het leerproces van demonstreren en controleren naar beoordelen en evalueren (de praktijkopleider is de «leermeester voor zijn gezel» (de cursist)). De rol van de cursist ontwikkelt zich naar een steeds zelfstandiger functionerende medewerker die het eigen werk plant, organiseert en het overzicht erover houdt. De kwaliteit van de praktijkopleider kenmerkt zich door vaardigheid in het gebruik van diverse didactische werkvormen en vaardigheid in omgaan met cursisten met een laag taalvaardigheids-niveau. Daarnaast heeft de praktijkopleider de actuele kennis, vaardigheid en houding van een vakman.

De HVS-methodiek omvat tevens een aantal specifieke fysieke kenmerken. De opleidingen vinden plaats op een locatie waar de toekomstige werkgelegenheid wordt nagebootst. Met andere woorden: het opleiden vindt plaats in een leeromgeving die overeenkomt met de (toekomstige) arbeidsomgeving. De opleidingen vinden plaats in de omstandigheden en met de apparaten, de gereedschappen en de materialen die overeenstemmen met de werkomstandigheden. Lesmateriaal en lestijden worden aangepast aan de toekomstige functie-eisen en/of de doelgroep. De logistieke processen zijn afgestemd op de methodiek, d.w.z. er is uniforme lesstof, lesmateriaal, uniformiteit van inkoop, beheer en opslag, zodat een landelijk uniform aanbod kan worden gedaan. Er is in de opleidingslocaties sprake van een permanente in- en uitstroom van cursisten. Het aantal cursisten per opleider wordt bepaald door het soort opleiding, het niveau van de opleiding, de doelgroep, de beschikbaarheid van HVS-lesmateriaal etc. De instroomeisen voor een opleidingsprogramma zijn gerelateerd aan het beroepsprofiel.

Mijn conclusie is dat scholing volgens de HVS-methodiek een waardevol instrument is in het kader van de reïntegratie van werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De verwachting is dan ook dat praktijkscholing volgens de HVS-methodiek in de toekomst een belangrijke rol zal blijven spelen.

III. Borging van HVS in de nieuwe situatie

Het Centrum Vakopleiding heeft in het verleden voornamelijk aanbod-gestuurd gewerkt. In de komende jaren zal een beweging worden gemaakt naar vraaggericht werken. Ook de financiering zal veranderen van aanbod- naar vraaggeoriënteerd. Gezien het grote belang van HVS voor werkzoekenden die behoefte hebben aan praktijkscholing acht ik het gewenst dat de methode van HVS blijft bestaan, ook in een vraaggerichte omgeving. Deze borging van HVS wil ik op de hieronder beschreven wijze realiseren.

Keurmerk

Op dit moment worden de mogelijkheden onderzocht om een keurmerk voor de HVS-methodiek te ontwikkelen. De bestuurders van het Centrum Vakopleiding werken op dit moment samen met TNO Arbeid een plan van aanpak uit. Daarin is ook voorzien in de monitoring van het gebruik en de resultaten van de HVS-methodiek. Voor de kwaliteitsborging door het HVS-keurmerk wordt beoogd een systematiek op te zetten waarmee kan worden vastgesteld dat aanbieders van de scholing met het HVS-keur-merk (scholingsinstellingen, bedrijven) voldoen aan nader omschreven eisen en normen. Deze systematiek zal bestaan uit een samenhangend geheel van normen (prestatie- en kwaliteitsindicatoren) en metingen (auditing, visitatie, beoordeling). Het keurmerk zal door een onafhankelijke (certificerende) instantie moeten worden verleend. Ook de aan het keurmerk verbonden eisen en normen zullen door een onafhankelijke instelling moeten worden geformuleerd. Daarbij zullen ook opdrachtgevers en cursisten worden betrokken. De introductie van een keurmerk in de scholingsmarkt zal naar verwachting de inzet en de ontwikkeling van het aanbod van HVS stimuleren. Hierdoor kan namelijk aan opdrachtgevers en werkzoekenden gegarandeerd worden dat met de HVS-methodiek een effectief en kwalitatief hoogwaardig scholingsproduct wordt aangeboden. Daarnaast wordt het op deze wijze voor alle aanbieders (naast CV-ROC-combinaties ook andere instellingen) mogelijk om scholing volgens deze methodiek herkenbaar aan te bieden.

Samenwerking met de ROC’s

In het kabinetsstandpunt van 4 juli jl. is aangegeven dat het kabinet heeft gekozen voor het (op basis van vrijwilligheid) tot stand brengen van intensieve samenwerking tussen het Centrum Vakopleiding en ROC’s. Deze samenwerking biedt, ook naar de mening van de huidige bestuurders van het Centrum Vakopleiding, de beste kansen voor continuering van het huidige aanbod van scholing volgens de HVS-methode. Door gezamenlijk gebruik van scholingscapaciteit en -infrastructuur kan belangrijke efficiencywinst geboekt worden door optimaal gebruik te maken van de scholingsinfrastructuur. Streven is om een landelijk dekkend netwerk van samenwerkingsverbanden tot stand te brengen tussen delen van het Centrum Vakopleiding en ROC’s, waarbij scholingsproducten worden aangeboden conform de HVS-methodiek. Belangrijk aandachtspunt bij de totstandkoming van de samenwerking is de borging van HVS binnen de CV-ROC-combinaties. Bij de samenbundeling van de scholingsinfrastructuur van het Centrum Vakopleiding en de ROC’s dienen de specifieke karakteristieken van de praktijkscholing voor werkzoekenden niet verloren te gaan, en moet HVS een herkenbare positie krijgen. Teneinde dit te realiseren is een doelstelling van de Stichting Centrum Vakopleiding om samenwerking met ROC’s tot stand te brengen en daarbij het regionale aanbod van hoofdelijk versnelde scholing te continueren. Dit heb ik ook aangegeven in mijn brief d.d. 5 november, waarin ik melding heb gemaakt van het voornemen tot oprichting van de Stichting Centrum Vakopleiding (Kamerstukken Tweede Kamer, 2000–2001, 28 080, nr. 1).

Procescoördinatie

Teneinde het proces van de totstandkoming van de beoogde samenwerking met ROC’s, en de borging van HVS daarbinnen, goed te laten verlopen hebben de bestuurders, mede op mijn verzoek, onlangs (eind oktober) een procescoördinatie ingesteld. Na de externe verzelfstandiging van het Centrum Vakopleiding per 1 januari 2002 zal de procescoördinatie onder de verantwoordelijkheid van de Stichting Centrum Vakopleiding vallen. De procescoördinatie stelt zich tot doel in de periode tot medio 2002 alle voorbereidingen te treffen om het scholingsaanbod van de Stichting Centrum Vakopleiding in regionale onderdelen onder te brengen bij ROC’s. De procescoördinatie zal daartoe onder andere een aantal minimale voorwaarden formuleren waaraan de overeenkomsten voor elke CV-ROC-combinatie in elk geval zullen moeten voldoen. Borging van de HVS-methodiek zal daar in elk geval onderdeel van uitmaken. Over de overige voorwaarden ben ik nog in overleg met de bestuurders.

Monitor

Met bovenstaande maatregelen (de introductie van een HVS-keurmerk, doelstelling van de Stichting Centrum Vakopleiding en de procescoördinatie om de inordening bij de ROC’s tot stand te brengen) worden naar mijn mening goede voorwaarden gecreëerd voor het behoud en de verdere ontwikkeling van aanbod en vraag naar praktijkscholing volgens de HVS-methodiek. De ontwikkelingen ten aanzien van het aanbod en de inzet van HVS in het kader van reïntegratie zal ik nauwlettend volgen. Hiertoe zal een monitor worden opgezet.

IV. Het Centrum Vakopleiding

In het kader van de SUWI-operatie heeft het kabinet ten aanzien van de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding een aantal keuzen gemaakt. Het Centrum Vakopleiding zal extern worden verzelfstandigd, de huidige aanbodgerichte financiering op het terrein van de door het Centrum Vakopleiding geboden scholing zal worden omgebogen naar vraaggerichte financiering en daarnaast zal getracht worden om intensieve bestuurlijke en institutionele samenwerking met ROC’s tot stand te brengen. Het Centrum Vakopleiding als zelfstandig instituut zal na inorde-ning bij de ROC’s ophouden te bestaan (zie ook paragraaf V over het ondernemingsplan).

De genoemde keuzen zijn in lijn met de in het kader van SUWI gemaakte keuzen voor de introductie van marktwerking bij de uitvoering van reïntegratie-activiteiten, sturing via de vraagkant en het zoveel mogelijk beleggen van reïntegratieverantwoordelijkheden bij partijen die belang hebben bij een goede reïntegratie-uitvoering. Op deze wijze kan duurzame reïntegratie van werkzoekenden optimaal gegarandeerd worden. Wel is het zo dat voor zowel de reïntegratie-opdrachtgevers, de reïntegratie-bedrijven en het Centrum Vakopleiding nieuwe rollen en randvoorwaarden zullen gaan gelden. Dit vraagt een omslag die naar verwachting enige tijd zal vergen.

Afbouw aanbodfinanciering

Voor het Centrum Vakopleiding staat in de nabije toekomst veel te gebeuren; zowel in de interne organisatie, de externe oriëntatie naar commercialisering, als een intensief proces om te komen tot samenwerking met ROC’s. Om dit mogelijk te maken, en te voorkomen dat hierbij de bij het Centrum Vakopleiding opgebouwde capaciteit en deskundigheid op het terrein van HVS meer dan vanuit efficiency- en marktoverwegingen wenselijk is verloren gaat, heb ik met de bestuurders afgesproken dat de Stichting Centrum Vakopleiding de komende periode aanspraak kan blijven maken op (een deel van) de huidige rijksfinanciering van het

Centrum Vakopleiding. Overigens zullen de rijksmiddelen (140 miljoen voor 2002) in een zodanige vorm aan de Stichting beschikbaar wordt gesteld, dat dit reeds bijdraagt aan de gewenste omslag die gerealiseerd moet worden. Aan de Stichting Centrum Vakopleiding zal vanaf 2002 een subsidie worden verstrekt op basis van een door het Centrum Vakopleiding gepresenteerd pakket van HVS-producten en de prijzen daarvan, waarin inzichtelijk wordt gemaakt wat zij in 2002 op het terrein van HVS aan productie verwachten te draaien. Deze productbegroting wordt vanuit de regio’s opgebouwd. Er wordt op basis van ervaringscijfers, gecombineerd met de huidige inzichten in de reïntegratiemarkt, een realistische inschatting gemaakt. De producten worden door de Stichting Centrum Vakopleiding actief aangeboden aan reïntegratiebedrijven, gemeenten en het UWV. Een deel van de kosten van deze producten wordt door SZW vergoed in de vorm van de subsidie aan de Stichting Centrum Vakopleiding. De omvang van de vergoeding door SZW zal in de komende jaren sterk afnemen. (Zoals hierna wordt toegelicht, zullen de hierdoor vrijkomende middelen – geoormerkt voor scholing volgens de HVS-methodiek – beschikbaar komen voor de reïntegratie-opdrachtgevers.) Op dit moment ben ik nog in overleg met het Centrum Vakopleiding over de specifieke invulling van de productbegroting 2002. Dat overleg verwacht ik medio december afgerond te hebben. Op basis van een subsidiebeschikking zullen de middelen in 2002 vervolgens beschikbaar worden gesteld.

Oormerking reïntegratiemiddelen voor scholing

De reïntegratiemarkt is nog volop in ontwikkeling. Gemeenten en (per 2002) het UWV hebben nog beperkt ervaring met hun nieuwe rol op de reïntegratiemarkt, en de effecten van de keuzes die zij als reïntegratie-opdrachtgever maken. Ook reïntegratiebedrijven zullen nog verder ervaring opdoen met de nieuwe marktverhoudingen. Dit brengt het risico met zich mee dat opdrachtgevers en reïntegratiebedrijven de komende periode minder dan wellicht op termijn het geval zal zijn, bereid zijn om in het kader van reïntegratietrajecten te investeren in relatief dure scholing. Het kabinet heeft er daarom voor gekozen om de komende jaren vooralsnog een deel van de reïntegratiemiddelen te reserveren voor praktijkscholing. De omvang van deze reservering (140 miljoen gulden per jaar) is gelijk aan het dit jaar voor het Centrum Vakopleiding gereserveerde overheidsbudget. In 2002 zal het gereserveerde budget nog in zijn geheel als subsidie aan de Stichting Centrum Vakopleiding ter beschikking worden gesteld; vanaf 2003 zal deze aanbodgerichte financiering echter in omvang afnemen. De zo vrijkomende middelen zullen aan de publieke reïntegratie-opdrachtgevers (gemeenten en het UWV) ter beschikking worden gesteld, geoormerkt voor inkoop van praktijkscholing. Daarbij zal geen sprake zijn van een verplichte inkoop bij de Stichting Centrum Vakopleiding of dan gevormde CV-ROC-combinaties. Door deze oormerking stuurt de minister van SZW op de inzet van praktijkscholing (waaronder scholing volgens de HVS-methodiek) in het kader van de reïntegratie, en wordt indirect de positie van HVS-aanbod op de markt beschermd. Pas nadat ervaring is opgedaan met de vraaggerichte financiering van deze scholing, en de reïntegratiemarkt zich verder ontwikkeld heeft, zal bezien worden of de budgetten voor praktijkscholing kunnen opgaan in de algemene overheidsbudgetten voor reïntegratie.

Aansturing van de Stichting

De komende periode blijft het ook mogelijk om invloed uit te oefenen op het proces dat wordt ingezet om het in het kabinetsstandpunt aangegeven doel te bereiken. Zo zal ik de komende jaren jaarlijks besluiten over de subsidieverstrekking aan de Stichting Centrum Vakopleiding en de oormerking van een deel van de aan gemeenten en het UWV ter beschikking te stellen reïntegratiemiddelen voor praktijkscholing. Ten aanzien van de Stichting Centrum Vakopleiding, en de onder verantwoordelijkheid van het stichtingsbestuur functionerende Procescoördinatie, zal ik ook betrokken blijven bij ingrijpende besluiten. De financieringsvoorwaarden en de statuten (die u heeft ontvangen als bijlage bij mijn eerder genoemde brief d.d. 5 november 2001) bieden hiervoor voldoende mogelijkheden. In de statuten is in dit kader opgenomen dat nader te benoemen besluiten goedkeuring van de minister van SZW behoeven.

V. Het ondernemingsplan

Bestuurders van Centrum Vakopleiding hebben op 4 oktober een ondernemingsplan ingediend, waarin zij aangeven hoe naar de uitgangspunten van het kabinetsstandpunt Centrum Vakopleiding zich kan ontwikkelen (een samenvatting van dit plan is opgenomen in bijlage 1)1. Ten behoeve van het opstellen van het ondernemingsplan is door bestuurders gebruik gemaakt van een aantal analyses. Analyse van de markt toont toenemende dynamiek en pluriformiteit aan vraag- en aanbodzijde aan, alsmede vervaging van de grens tussen initieel en postinitieel onderwijs. Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt de stimulerende rol van de overheid bij postinitiële scholing voor zowel werkzoekenden als werkenden. In vrijwel alle OESO-landen heeft de overheid een verantwoordelijkheid voor de scholing van laaggekwalificeerde werkzoekenden en stelt daarvoor middelen beschikbaar. Soms is sprake van een eigen scholingsinfrastructuur; in andere gevallen wordt gebruik gemaakt van de infrastructuur van het reguliere onderwijs. Als antwoord op het kabinetsstandpunt en tegen de achtergrond van de kansen, beperkingen en onzekerheden van de markt, beschrijft het ondernemingsplan de strategische keuzes voor Centrum Vakopleiding die de richting bepalen voor de toekomstige ontwikkeling. Met betrekking tot deze ontwikkeling is er sprake van een zekere fasering, waarbij drie hoofdprocessen zijn te onderscheiden. Na eerst een financieel gezonde uitgangspositie te hebben gecreëerd, worden parallel twee belangrijke trajecten doorlopen: (1) het opbouwen van een scholingsinstituut dat in staat is de geleidelijke afbouw van de aanbodgerichte financiering het hoofd te bieden en (2) het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden met de ROC’s. De financiële cijfers uit het ondernemingsplan zijn doelstellingen die het Centrum, ongeacht het moment van inordening bij de ROC’s, wil realiseren.

Een financieel gezonde start wordt mogelijk gemaakt, enerzijds doordat de stichting schoon wordt opgeleverd (i.e. onbelast met negatieve financiële erfenissen uit de boedel van Arbeidsvoorziening; zie paragraaf VI) en anderzijds doordat ingrijpende maatregelen zijn getroffen om de personele en huisvestingscapaciteit in te krimpen tot het niveau van een sluitende exploitatie. Hierdoor zal de stichting met 259 fte’s minder personeel (was: 1199) in 23 minder locaties (was: 69) van start gaan. Plannen voor deze reorganisatie zijn medio 2001 door de regio’s uitgewerkt en door de Ondernemingsraad op 21 september jl. van een voorwaardelijk positief advies voorzien. Een belangrijke voorwaarde is geweest, de toezegging aan de Ondernemingsraad door de Bestuurder, dat er vanaf 1 januari 2002 en met een looptijd tot en met de fusie met de ROC’s een Sociaal Plan moet worden afgesloten dat minimaal gelijkwaardig is aan het huidige.

Parallel aan de activiteiten die de procescoördinatie ontplooit gericht op samenwerking met de ROC’s, zal het Centrum zich meer naar buiten presenteren, een cultuuromslag moeten realiseren en de interne bedrijfsvoering moeten toerusten conform de eisen van een modern marktgericht scholingsinstituut. Op deze wijze kan, ongeacht het moment waarop de definitieve inordening bij de ROC’s tot stand komt, de teruglopende subsidie in de komende jaren worden opgevangen en een sluitende exploitatie worden gerealiseerd. Het ondernemingsplan voorziet in omzet-

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

verhogende en lastenverlichtende maatregelen. Een groter aandeel van de omzet zal direct uit de markt moeten worden gerealiseerd. Hiertoe zal het assortiment scholingsproducten worden verbreed met voor- en nazorgtrajecten en zal beter worden ingespeeld op toenemende behoefte aan opleidingen en beschikbare budgetten voor arbeidsgehandicapten en vroegtijdige schoolverlaters. Daarnaast biedt het groeiende segment van employabiliteitsscholing mogelijkheden voor vervangende omzet. De Stichting Centrum Vakopleiding zal zijn scholingsproducten en capaciteit aanbieden aan bedrijven, sectoren en branches in het kader van her- en omscholing van werkenden en zet in op een aandeel van ruim 10% van dit segment.

De omzetdoelstellingen in het ondernemingsplan zijn ambitieus, maar worden door bestuurders van de Stichting realistisch geacht, gebaseerd op de bewezen kracht van de HVS-methodiek. Na de structurele capaciteitsreductie aan het begin van de periode, worden in de volgende jaren waar mogelijk verdere kostenbesparende maatregelen doorgevoerd. Echter, naarmate de infrastructuur steeds beter zal worden benut, neemt de mogelijkheid voor verdere efficiencyverbetering af.

Het ondernemingsplan heb ik laten beoordelen door externe adviseurs. Deze gaven aan ernstige twijfels te hebben bij de financiële haalbaarheid van de in het ondernemingsplan opgenomen prognoses. Daarnaast plaatsen de de adviseurs kritische kanttekeningen bij de voorgenomen transformatieprocedure. Met name geven zij aan dat de samenloop van kostenbesparing, commercialisering en fusie/overnameproces een hoog afbreukrisico heeft.

In dat kader doen zij aanbevelingen voor een procesaanpak waarbij de financiële risico’s voor SZW beter beheersbaar zijn:

  • • 
    Kostensanering laten doorgaan als voorgesteld; taakstellende kostenbesparingen verder uitwerken in een gedetailleerd plan van aanpak.
  • • 
    Omzetramingen kritisch analyseren om startpositie van CV zo goed mogelijk in te schatten en overcapaciteit na 2003 te voorkomen (geen verdere reorganisatie na 2001 mogelijk door afspraken met bonden). Niet uitgaan van de meest optimistische raming. De adviseurs onderschrijven de conclusie van KPMG dat rekening gehouden moet worden met een verdere afslanking van CV.
  • • 
    Zeer grondige voorbereiding van de wijze en voorwaarden van samenwerking met ROC’s.
  • • 
    De periode tot en met bijvoorbeeld augustus 2002 aanduiden als periode waarin onderhandelingen met ROC’s zullen worden gevoerd. Door het limiteren van de termijn waarin ROC’s tot zaken moeten komen voor een fusie/samenwerking met CV wordt de druk op onderhandelingen opgebouwd en zal geen langslepend proces van fusie ontstaan. Na 8 maanden komt er dan ook duidelijkheid voor het personeel. Met geïnteresseerde ROC’s moeten voor eind augustus 2002 zogenaamde intentieverklaringen overeengekomen zijn.
  • • 
    Bij voldoende belangstelling (bijvoorbeeld meer dan 75% van mensen en activiteiten van CV) de samenwerking met ROC’s door laten gaan tot finalisering onderhandelingen (van intentieverklaringen naar contract).
  • • 
    Bij onvoldoende belangstelling moet SZW kiezen voor ofwel zelfstandige voortzetting van CV (mogelijk in afgeslankte vorm) ofwel liquidatie van CV.

In lijn met deze aanbevelingen zal in overleg met de bestuurders het voorgestelde proces in het ondernemingsplan worden aangepast.

Opgemerkt moet worden dat samenloop van transformatieprocessen onvermijdelijk is en dat daar risico’s uit voortvloeien. Kostensanering en commercialisering zijn elementen van de SUWI-operatie. Samenwerking met ROC’s biedt de beste kansen voor het behoud van de hoofdelijk versnelde scholing. Mede in verband met genoemde samenloop is de per 1 oktober jl. ingestelde procescoördinatie belangrijk. Deze is ingesteld met het doel om, binnen alle ontwikkelingen bij het Centrum Vakopleiding, het proces inzake de totstandkoming van samenwerking met ROC’s optimaal te laten verlopen.

Op basis van de aanbevelingen van de adviseurs heb ik voorts, in overleg met de bestuurders, tot het volgende besloten. Het proces inzake de totstandkoming van samenwerking met ROC’s zal nader geconcretiseerd worden. Alvorens overeenkomsten met ROC’s te sluiten zullen de mogelijkheden voor samenwerking in beeld gebracht worden door het sluiten van intentieovereenkomsten. Medio 2002 zal de stand van zaken met betrekking tot de intentieovereenkomsten worden opgemaakt. Dan zal blijken of de samenwerking met ROC’s voldoende tot stand kan komen om het kabinetsstandpunt verantwoord ten uitvoer te brengen. Overigens kan ik u in dit kader melden dat de eerste signalen vanuit de ROC’s positief zijn. Medio 2002 zullen ook de financiële ramingen in het ondernemingsplan nader worden bezien. Ik acht dit een goed moment omdat hierbij dan ook de ontwikkelingen ten aanzien van de samenwerking met ROC’s kunnen worden betrokken.

Gegeven de onzekerheden die er zijn en de samenloop van verschillende veranderingsprocessen bij het Centrum Vakopleiding heb ik ervoor gekozen om op dit moment zo min mogelijk onomkeerbare besluiten te nemen, en medio 2002 een nader beslismoment in te bouwen ten aanzien van de inrichting van het transformatieproces.

VI. De financiële startpositie

Bestuurders hebben in het ondernemingsplan een inschatting gemaakt van de verwachte kosten die met de gehele transformatieproces zijn gemoeid en geven tevens een indicatie van de gewenste startpositie zoals die tot uitdrukking komt in de indicatieve openingsbalans (zie de samenvatting van het ondernemingsplan in bijlage 1). Zoals in eerdere correspondentie met u aangegeven geldt voor alle bedrijfsonderdelen dat deze schoon worden opgeleverd. Dat wil zeggen, niet belast worden met erfenissen uit het verleden. Ten principale bestaat er geen reden om voor het Centrum Vakopleiding van dit uitgangspunt af te wijken.

Gegeven de onzekerheden zoals hierboven geschetst, is het echter lastig op dit moment een precieze inschatting te maken van de totale kosten en opbrengsten die gemoeid zijn met het gehele transformatieproces, inclusief de inregeling bij de ROC’s. In paragraaf III van deze brief ben ik ingegaan op de wijze waarop de (structurele) reservering van 140 miljoen op de SZW-begroting beschikbaar wordt gesteld voor scholing. Voor wat betreft de besluitvorming over de hoogte van de transformatiekosten – noodzakelijke kosten die niet ten laste van de reguliere exploitatie van het Centrum kunnen worden gebracht – heb ik ervoor gekozen deze te faseren en voor dit moment te beperken tot de transformatiekosten die in 2002 gemaakt moeten worden. Ik heb besloten daarvoor voorlopig een bedrag van 12 miljoen beschikbaar te stellen, aan te wenden voor onder andere opleidingen, inhuur van externen, huisvesting, en communicatie en marketing. Wanneer medio 2002 meer zicht bestaat op het verloop van de reguliere exploitatie alsook op de omvang van de financiële consequenties van het inregelen bij de ROC’s, zal ik opnieuw met bestuurders in overleg treden. Ten tijde van de besluitvorming over de begroting 2003 (inclusief de bijstellingen voor 2002 zoals neer te leggen in de Voorjaarsnota) zal dat zijn afgerond.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. A. F. G. Vermeend

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.