Brief minister over de voortgang die is geboekt bij de uitwerking van de maatregelen uit Maatwerk 3 - Werken in het onderwijs

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 27923 - Werken in het onderwijs.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Werken in het onderwijs; Brief minister over de voortgang die is geboekt bij de uitwerking van de maatregelen uit Maatwerk 3 
Document­datum 06-11-2001
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST56709
Kenmerk 27923, nr. 3
Van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

27 923

Werken in het onderwijs

Nr. 3

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Zoetermeer, 6 november 2001

Op woensdag 14 november a.s. vindt het Algemeen Overleg plaats over de nota Maatwerk 3 en de nota Werken in het Onderwijs. Met het oog daarop informeer ik u over de voortgang die is geboekt bij de uitwerking van de maatregelen die in Maatwerk 3 zijn aangekondigd. Daarnaast stuur ik u de laatste cijfers met betrekking tot de vacatures aan het begin van het schooljaar en het inspectierapport Opleiden voor de school,1 een rapportage over het Educatief partnerschap van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs in het HBO.

  • 1. 
    De wervingspositie van het onderwijs

De meest recente cijfers over de situatie aan het begin van het schooljaar 2001–2002 zijn afkomstig uit de zogenoemde «belronde» van het onderzoeksbureau Regioplan: Onvervulde uren in de sectoren PO, VO en BVE(Amsterdam, oktober 2001). Deze belronde wordt jaarlijks gehouden om na te gaan welke vacatures er bij de start van het schooljaar nog openstaan. De rapportage van Regioplan treft u als bijlage aan.1

De rapportage laat zien dat in het primair onderwijs het aantal onvervulde vacatures aan het begin van het schooljaar enigszins is gestabiliseerd (ca. 1400 fulltime banen, dat is ca. 1,4% van het totaal aantal fulltime leraarsbanen in het PO). De problemen in het speciaal onderwijs zijn groter dan in het basisonderwijs.

Het aantal vacatures in het voortgezet onderwijs is flink gestegen ten opzichte van het begin van het voorgaande schooljaar (van ca. 560 naar ca. 750 fte, dat is ca. 1,4% van het totaal aan fulltime leraarsbanen in het VO).

In het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie is de gemiddelde vacature-omvang per unit ongeveer 1 fulltime baan. Het gemiddelde aantal onvervulde uren is gelijk aan dat van vorig jaar en ligt het hoogst bij economie, gevolgd door landbouw en techniek.

  • 2. 
    Voortgang uitwerking Maatwerk 3

Sinds op 12 september jl. Maatwerk 3 naar u is toegezonden, zijn op het gebied van zij-instromers en onderwijsassistenten voor het primair onderwijs nadere afspraken gemaakt met de 4 grote gemeenten (G4) en Almere. Ook zijn afspraken gemaakt met Haarlem en Eindhoven, waar de knelpunten op de onderwijsarbeidsmarkt allengs nijpender werden. De schoolbesturen in deze steden zijn nu ook gestart met een gezamenlijke aanpak van de tekortenproblematiek.

2.1 Onderwijsassistenten in het primair onderwijs

Met ingang van 1 augustus 2002 ontvangen alle scholen voor primair onderwijs extra middelen in het kader van de laatste tranche groepsgrootteverkleining, te weten 0,93 fre per leerling in de groepen 1 t/m 4. Voor een gemiddelde school met 214 leerlingen (uitgaande van een gemiddeld aantal gewichtleerlingen) betekent dit een toename van de formatieruimte met ongeveer 5%.

Gezien de krapte op de arbeidsmarkt en om de onderwijskundige mogelijkheden van functiedifferentiatie beter te benutten, willen wij stimuleren dat scholen (een deel van) deze middelen inzetten om onderwijsassistenten aan te stellen.

Om scholen in tekortregio’s de kans te bieden tijdig met de werving te starten, bestaat de mogelijkheid dat OCenW in de periode tussen 1 januari 2002 en 1 augustus 2002 de salariskosten van onderwijsassistenten vergoedt. Voorwaarde is dat deze onderwijs-assistenten met ingang van 1 augustus 2002 in de formatie worden opgenomen. Deze regeling zal eind november worden gepubliceerd in Uitleg Gele Katern.

Met het oog op de acute personeelstekorten in de vier grote gemeenten (G4), Almere, Haarlem en Eindhoven zijn vooruitlopend op de publicatie van deze regeling bulkcontracten afgesloten. Deze gemeenten hebben nu al de middelen gekregen zodat zij in staat zijn gezamenlijk in de regio een slagvaardig arbeidsmarktbeleid te voeren. Uitgaande van de maximale salariskosten voor 7 maanden is voor de genoemde gemeenten in totaal minstens 105 fte beschikbaar voor het aanstellen van onderwijsassistenten.

2.2 Zij-instromers

Het afgelopen jaar hebben de G4 en Almere 207 zij-instromers aangesteld, op grond van het gezamenlijke plan Vijfkwartsmaat.

In Maatwerk 3 is de aanpak van Vijfkwartsmaat verruimd voor alle schoolbesturen die het voornemen hebben minimaal 15 zij-instromers aan te stellen. De schoolbesturen ontvangen daarvoor voorfinanciering van de beschikbare subsidie (f 18 000 per zij-instromer). Voor het schooljaar 2001–2002 zijn de G4 en Almere inmiddels een inspanningsverplichting aangegaan voor een bulk van nog eens 250 zij-instromers. Haarlem en Eindhoven hebben contracten gesloten voor respectievelijk 15 en 20 zij-instromers.

Ten behoeve van andere gemeenten en schoolbesturen zal voor 1 januari 2002 een vergelijkbare regeling in Uitleg Gele Katern worden gepubliceerd.

Begin december komt een onderzoeksrapport beschikbaar van Research voor Beleid over de eerste tranche zij-instroom.

Na de aanloopproblemen sinds de inwerkingtreding van de Interimwet Zij-instroom (augustus 2000) begint het aantal zij-instromers in het beroep nu toe te nemen. Op 1 juli 2001 waren er 787 aanvragen voor een assess- ment, 655 voor het primair onderwijs en 132 voor het voortgezet onderwijs. Het totale aantal afgeronde assessments bedraagt 538. Uit de eerste voorlopige onderzoeksresultaten blijkt dat het profiel van de zij-instromer divers is wat betreft leeftijd (tussen 23 en 54 jaar) en wat betreft de maatschappelijke sector waar ze vandaan komen (van logopedie, maatschappelijk werk, verpleging tot kunsthistorius en accountant).

Na een trage start vertoont ook het aantal bemiddelingen dat is gerealiseerd door de bemiddelingsorganisaties, een stijgende lijn. In totaal zijn er nu via deze organisaties 140 mensen aan het werk in het voortgezet onderwijs en 261 in het primair onderwijs.

Er zijn ook zij- instromers aangesteld die geen gebruik hebben gemaakt van de bemiddelingsorganisaties. Gegevens daarover komen volgend voorjaar beschikbaar uit de Integrale Personeelstellingen Onderwijs.

In het voortgezet onderwijs kozen scholen bij de aanstelling van nog niet-bevoegde leraren vaak voor de weg van het vragen van ontheffing bij de inspectie op grond van artikel 33.3 van de WVO. Uit het oogpunt van kwaliteitsborging heeft de inspectie de scholen er in augustus 2001 per brief op gewezen dat ontheffing op grond van artikel 33.3 slechts verleend wordt, als de school aantoonbaar geen bevoegde leraar, LIO of zij-instromer heeft kunnen vinden.

2.3  Voorlichtingscampagne «Schoolbudgetten, personeelsbeleid & schoolontwikkeling»

Maatwerk 3 wil scholen faciliteren en ondersteunen om de ruimte die de

CAO-onderwijs 2001 biedt, optimaal te benutten.

Kort voor de zomervakantie zijn alle scholen door middel van een brief geïnformeerd over de hoofdlijnen van de nieuwe CAO-afspraken en de verhoging van het schoolbudget.

Nu komt het erop aan dat de scholen hun eigen keuzes maken bij de besteding van de nieuwe budgettaire ruimte.

De VSWO , AVS en VVO hebben de verantwoordelijkheid op zich genomen voor een gezamenlijke voorlichtings- en ondersteuningscampagne onder de noemer «Schoolbudgetten, personeelsbeleid & schoolontwikkeling». De voorlichting en advisering wordt zo georganiseerd dat de specifieke situatie van de school uitgangspunt is. De inzet van schoolbudgetten wordt gekoppeld aan de doelstellingen van integraal personeelsbeleid en systematische kwaliteitszorg. Functiedifferentiatie in relatie tot schoolontwikkeling vormt daarbij een nadrukkelijk aandachtspunt.

De scholen worden bezocht teneinde hen te ondersteunen en eventuele verdere hulpvragen te identificeren. De organisaties kiezen hierbij voor een gezamenlijke regionale aanpak die is gericht op alle scholen, ongeacht hun achtergrond. Zij maken daarbij niet alleen gebruik van hun eigen (personeels-)adviseurs, maar ook bijvoorbeeld van personeel dat werkzaam is bij de ondersteuningsinstellingen. De looptijd van dit project beslaat de periode van 1 november 2001 t/m 31 december 2002.

2.4  Pilots functiedifferentiatie in primair en voortgezet onderwijs

In het primair onderwijs is het project van start gegaan waarbij functiedifferentiatie wordt benut voor een andere organisatie van het onderwijs. Het project heeft de naam (Team) Onderwijs op Maat (TOM) gekregen. Op 13 november 2001 vindt op één van de deelnemende scholen de officiële start plaats.

Inmiddels zijn de 15 basisscholen bekend die mee gaan doen met het project TOM. De SBD Midden Holland en Rijnstreek heeft de afgelopen maanden oriënterende gesprekken gevoerd met diverse geledingen binnen de school, zodat vanaf het begin op voldoende draagvlak kan worden gerekend. Drie van de scholen nemen ook deel aan het project «Initiatiefrijke scholen». De scholen werken nu aan het opzetten van een projectplan, waarin wordt beschreven op welke wijze zij, uitgaande vanuit hun eigen beginsituatie, aan het werk gaan met functiedifferentiatie.

Vanaf de start van het project is er veel aandacht voor de overdracht van de ervaringen. Daarvoor is een communicatie/implementatieplan gemaakt waarin een grote rol is weggelegd voor de gezamenlijke besturenorganisaties en schoolleidersverenigingen. Ook zal veel gebruik worden gemaakt van bestaande netwerken, zoals WSNS-netwerken. Op Kennisnet is momenteel een website in aanbouw. Deze website biedt belangstellende scholen de mogelijkheid op een interactieve manier in contact te treden met (één van) de 15 projectscholen en materiaal te downloaden.

Ook in het voortgezet onderwijs zullen dergelijke projecten worden ingericht met de bedoeling door middel van good practice andere te stimuleren. Op dit moment verkeert het project in de voorbereidende fase waarin scholen worden gezocht die op dit terrein stappen willen zetten.

  • 3. 
    Inspectierapport «Opleiden voor de school, eerste evaluatie Educatief Partnerschap»

De eerste evaluatie van het Educatief Partnerschap is bijgevoegd, met als titel Opleiden voor de School. De Inspectie zal op ons verzoek jaarlijks rapporteren over de vernieuwing van de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs aan hogescholen. Met deze vernieuwingen beoogt het kabinet een omslag van deze lerarenopleidingen naar vraaggericht werken: naar de studenten en naar de scholen (afnemend veld) conform Maatwerk voor Morgen en de vervolgnota’s daarop. De hogescholen zijn sinds begin 2000 bezig met de uitvoering van deze vernieuwingsplannen.

In Maatwerk voor morgen wordt de noodzaak beschreven van flexibilisering en dualisering van de lerarenopleidingen, samenwerking met de scholen en informatie- en communicatietechnologie. In deze eerste rapportage heeft de inspectie haar aandacht vooral gericht op deze vernieuwingsaspecten, situatie eerste helft 2001. De inspectie stelt vast dat de opleidingen enthousiast aan de slag zijn gegaan, maar dat het totaalbeeld nog niet geruststelt. «Het blijkt voor de opleidingen lastig om los te komen van denken en gedrag in de zin van traditioneel aanbod en bestaande organisatie- en exploitatievormen», aldus de inspectie. De lerarenopleidingen pakken veel tegelijkertijd aan en werken onder meer aan de ontwikkeling van een gezamenlijk kader voor de beschrijving van competenties voor de (toekomstige) leraren en het invullen van flexibele maatwerktrajecten. Daarnaast is er onvoldoende vaart in de vernieuwing en zijn de lerarenopleidingen doorgaans nog meer op zichzelf gericht dan op de scholen. De inspectie signaleert een grote lacune waar het gaat om de toerusting van aankomend docenten om ICT op een educatief relevante manier in te zetten.

Deze evaluatie maakt zichtbaar dat de lerarenopleidingen stappen vooruit zetten, maar tevens nog een stevig traject te gaan hebben. We zijn van mening dat met name de scholen nog beter in positie moeten komen om – als branche zowel op landelijk als op regionaal/lokaal niveau – samen met de lerarenopleidingen de vernieuwingen impulsen te geven. Hiertoe zal ik de volgende ondersteunende activiteiten ondernemen:

  • • 
    De bestuurlijke vertegenwoordigers van scholen voor primair en voortgezet onderwijs, bve-instellingen, hogescholen en universiteiten met lerarenopleidingen zullen worden uitgenodigd om samen met andere betrokkenen vorm te geven aan een strategisch overleg «arbeidsmarkten personeelsbeleid», waarin op landelijk niveau de vragers structureel in overleg komen met de aanbieders van opleidingen.
  • • 
    Scholen worden gestimuleerd bij de invulling van de opleidingsfunctie zodat zij goed gepositioneerd worden als vragende partij. De projecten Opleiden in de school die in lijn met Maatwerk 3 worden geëntameerd, zullen hierbij een belangrijke rol vervullen.
  • • 
    Met de hogescholen en de HBO-raad zal gesproken worden over de verdere invulling van de vernieuwingsstrategie.
  • 4. 
    Allochtone leraren

Het aantal allochtone leraren in het primair onderwijs neemt toe. Dit blijkt uit een steekproefonderzoek dat Regioplan dit jaar heeft uitgevoerd. Steeds meer allochtonen kiezen voor een baan als groepsleraar. De groei manifesteert zich het duidelijkst bij de scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs. In het schooljaar 2000–2001 bedroeg het percentage allochtoon onderwijspersoneel respectievelijk 2,7% en 2,0% terwijl dat in schooljaar 1999–2000 1,5% en 1,1% was. In het voortgezet onderwijs is over deze twee schooljaren echter sprake van een lichte teruggang: van 2,0% naar 1,7%.

Het aandeel allochtoon onderwijsondersteunend personeel in de reguliere scholen voor basisonderwijs is verdrievoudigd: van 6,6% naar 19,8%. Dat geldt ook voor speciale scholen: van 1,0% naar 3,2%. In het voortgezet onderwijs is er een toename van 3,5% naar 3,9%. Een mogelijke verklaring van deze groei kan de toename zijn van het aantal allochtonen in instroom- en doorstroombanen (ID-banen) binnen deze onderwijssectoren.

Naarmate het aandeel allochtone leerlingen op een school toeneemt, neemt ook de kans toe dat het aandeel allochtone personeelsleden groter is dan op andere scholen.

Bij basisscholen zonder allochtone leerlingen is gemiddeld 1,1% van de groepsleraren allochtoon; bij scholen met 49% of meer allochtone leerlingen is dat gemiddeld 18,9%. Aan het geldende landelijke evenredig-heidspercentage voor hoger opgeleiden van 4% voor het jaar 2000 (SZW) is nog niet volledig bereikt: regulier basisonderwijs 4,2%, speciaal basisonderwijs 2,4% en voortgezet onderwijs 2,1%. Deze ondervertegenwoordiging hangt samen met de specifieke functiestructuur in het onderwijs die voor het overgrote deel van de functies een hoger-onderwijs-opleiding vereist, terwijl voor de gehele arbeidsmarkt sprake is van een klein aantal hoger opgeleide allochtonen.

Er blijven inspanningen nodig om het aantal hoger opgeleide allochtonen te vergroten en tegelijkertijd te werken aan toename van vraag en aanbod van allochtoon onderwijspersoneel, in het bijzonder voor scholen met weinig of geen allochtone leerlingen. Voor de onderwijssector wordt hieraan gewerkt door het Expertise Centrum Allochtonen Hoger Onderwijs (ECHO) en door die van het project Full Color dat door de sociale partners in het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt in uitvoering is.

Mede namens Staatssecretaris Adelmund,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, L. M. L. H. A. Hermans

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.