Verslag algemeen overleg van 5-9-2001, over wijziging Bekostigingsbesluit WHW i.v.m. kunstonderwijs hbo en antwoorden op schriftelijke vragen - Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 28000 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2002.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002; Verslag algemeen overleg van 5-9-2001, over wijziging Bekostigingsbesluit WHW i.v.m. kunstonderwijs hbo en antwoorden op schriftelijke vragen 
Document­datum 19-09-2001
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST55549
Kenmerk 28000 VIII, nr. 3
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2001–2002

28 000 VIII

Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2002

Nr. 3

1 Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Visser-van Doorn (CDA), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Eurlings (CDA), Slob (ChristenUnie) en Van Splunter (VVD).

Plv. leden: Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), Cörüz (CDA), Spoelman (PvdA), Passtoors (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Wijn (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie) en Blok (VVD).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 september 2001

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 5 september 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Van der Ploeg van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de brief van 11 juni 2001 betreffende de voorhang van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW in verband met het kunstonderwijs (OCW-01-688) en de antwoorden op schriftelijke vragen (27 400-VIII, nr. 97). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Belinfante (PvdA) is teleurgesteld omdat de inspanningen van de afgelopen jaren inzake een nieuwe bekostiging van het kunstvakonderwijs niet kunnen worden afgerond met een hamerstuk. Het principe van gelijkschakeling van dit onderwijs aan de bekostigingssystematiek van de rest van het hbo heeft immers onvoorziene problemen met zich gebracht. De voorgelegde AMvB kan daarnaast niet goed worden beoordeeld als gevolg van gebrek aan informatie.

De hbo-raad heeft in brieven van 9 juli en 28 augustus geconstateerd dat het loslaten van de numerus fixus voor de opleiding docenten beeldende kunst en vormgeving en de opleiding vormgeving leidt tot nadelige financiële gevolgen. De suggestie van de hbo-raad tot een onderzoek naar de door de scholen gemelde kortingen tussen de 20% en de 40% moet dan ook worden opgevolgd. Bij de opleiding beeldende kunst is bovendien gemeld dat 70% van het totale aantal studenten hiermee te maken krijgt. Mevrouw Belinfante is van mening dat loslating van de numerus fixus pas kan plaatsvinden nadat het bedoelde onderzoek heeft plaatsgevonden. Er zal immers hopelijk steeds meer kunstonderwijs binnen het curriculum komen, zodat ook bij andere opleidingen het loslaten van de numerus fixus op enig moment ter sprake kan komen. Bovendien ontbreekt het aan duidelijkheid over de bedragen die per student ter beschikking zullen worden gesteld. Een en ander zal in de begroting voor het jaar 2002 worden gemeld, waarover de Kamer echter nog niet beschikt. Vooral inzake de opleiding film en televisie leven er zorgen over de bekostiging. Kan de staatssecretaris bevestigen dat hierover contacten bestaan met het Stimuleringsfonds? Zijn er op dit vlak extra middelen te vinden?

Mevrouw Belinfante vindt het al met al niet opportuun om de AMvB aan de Raad van State te zenden. De staatssecretaris moet in plaats daarvan de Kamer uiterlijk twee weken na prinsjesdag informeren over de gegevens en bedragen in de begroting en de effecten daarvan op het kunstvakonderwijs. De tussenliggende periode moet door de staatssecretaris worden gebruikt om met de hbo-raad tot overeenstemming te komen over uitstel van loslating van de numerus fixus of de vormgeving van de experimentele invoering daarvan.

De heer Nicolaï (VVD) staat niet te juichen bij de gelijkschakeling van de bekostiging van het kunstvakonderwijs met de algemene hbo-syste-matiek. Dit onderwijs neemt immers een bijzondere positie in omdat er selectie aan de poort plaatsvindt. Mede daarom is een bekostigingssystematiek afgesproken die hierop aansluit. Men kan daarbij minder studenten aantrekken, tot een bepaalde grens, zonder gevolgen voor het budget. In een situatie van overschot aan afgestudeerden kan dit bovendien een goede prikkel zijn om via selectie en kwaliteit de kwantiteit te beïnvloeden. De bedoelde gelijkschakeling moet dan ook alleen plaatsvinden als evident is dat de arbeidsmarktsituatie niet vraagt om het aantrekken van minder studenten. Dit is echter, als gevolg van onvoldoende differentiatie in de cijfers, niet goed te overzien voor de verschillende opleidingen, behoudens de opleiding docenten beeldende kunst en vormgeving. Hierin moet dan ook duidelijkheid worden verschaft alvorens de beslissing kan vallen om de huidige systematiek los te laten. Invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek kan mogelijk grote financiële consequenties hebben. De staatssecretaris spreekt van 2% per jaar, op zich reeds veel, terwijl de hbo-raad en de verschillende hogescholen stellen dat het in de tientallen procenten kan lopen. Er moet dan ook meer helderheid komen wat betreft zowel de arbeidsmarktsituatie als de financiële discussie alvorens tot invoering van de nieuwe systematiek kan worden gekomen. Ook moet over deze zaken met de hbo-raad worden overlegd.

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) geeft aan dat na een jarenlange discussie over herstructurering van het kunstvakonderwijs goed zichtbaar is dat de staatssecretaris naar de Kamer heeft geluisterd. De resterende taakstelling is van de baan en de sector heeft mee mogen denken over de herstructurering. Het zou dan ook wrang zijn wanneer in de uitvoeringsfase het resultaat alsnog in het gedrang komt. Volgens de stukken worden de bekostigingsbedragen bekendgemaakt op prinsjesdag. Het verzoek om de voorhangprocedure met veertien dagen te verlengen, wordt dan ook gesteund.

Het voorliggende bekostigingssysteem is technisch en gedetailleerd. Doel bij dit alles is om samen met het veld een optimaal resultaat te bereiken. De brief van de hbo-raad laat echter zien dat er grote zorgen leven. Men wil ten eerste de bekostigings-fixus niet loslaten voor onder andere de modeopleidingen. Ook wordt een onderzoek gevraagd, met name voor de modeopleidingen, naar de arbeidsmarktpositie. Hier moeten immers studenten worden afgeleverd die bij de wereldtop horen. Ten tweede zijn de financiële consequenties van de plannen van de staatssecretaris onduidelijk, ook al stelt het ministerie dat er geen signalen te horen zijn dat het verkeerd zal uitpakken. Ook op dit vlak moeten meer gegevens worden versterkt. Ten derde moet de clustering van propedeuses blijven bestaan. Het argument dat dit tot te weinig transparantie leidt, gaat hier dan ook niet op. Met name bij de kunstopleidingen kan een dergelijke clustering goed uitvallen, omdat de meeste studenten bij de aanvang niet weten of zij een loopbaan als danser of als leraar ambiëren. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?

Mevrouw Visser-van Doorn noemt de drie punten van de hbo-raad van belang voor het welslagen van de herstructurering. Is de staatssecretaris bereid, in overleg met het veld tot overeenstemming te komen over deze zaken? Na alle reeds getoonde inspanningen is het immers de moeite waard om nog eenmaal alle zeilen bij te zetten.

Mevrouw Lambrechts (D66) kan zich vinden in een bekostigingssystematiek die meer aan studenten wordt gerelateerd. Daarmee is echter het niveau van de bekostiging nog niet duidelijk. Wie bepaalt overigens dat niveau? Kan hierbij sprake zijn van differentiatie per opleiding? Meer in het algemeen kan men vraagtekens zetten bij de financiële consequenties van en het tempo van realisatie van het afschaffen van de numerus fixus. De staatssecretaris en het veld komen immers met ver uiteenlopende inschattingen van de financiële consequenties op korte termijn. Het aantrekken van 20% tot 30% aan extra studenten om de bekostiging op peil te houden zal bovendien consequenties hebben voor de kwaliteit van de opleiding. Het ligt dan ook voor de hand om te temporiseren en de hbo-raad in samenspraak met de opleidingen tot een voorstel te laten komen. De voorliggende AMvB hoeft daarmee nog niet naar de Raad van State. Wellicht kan het afschaffen van de numerus fixus bovendien in stappen gebeuren, zodat bij duidelijke effecten eventuele bijstellingen kunnen plaatsvinden.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris onderscheidt drie aspecten aan de problematiek: de voorliggende bekostigingssystematiek in de AMvB, de regeling ter invulling van de AMvB en het loslaten van de numerus fixus. De bedoelde regeling zal de Kamer overigens nog voor prinsjesdag ontvangen. Met de nieuwe bekostigingssystematiek wordt meer aangesloten bij de algemene hbo-systematiek, met dien verstande dat er vanwege de selectie op kwaliteit en de hoge bedragen per student altijd sprake zal blijven van een bijzondere positie. Juist hier is er daarom reden om de kwaliteitscomponent een zwaardere rol te laten spelen bij de verdeling van het geld. De invulling van de voorliggende AMvB vindt overigens plaats in de regeling die de Kamer nog zal ontvangen. De AMvB, in feite neutraal van inhoud, kan daarmee gewoon naar de Raad van State worden gezonden, omdat de kritische voorbehouden die de Kamer maakt bijna allemaal vallen onder de diverse aspecten van de regeling. De staatssecretaris zal dan ook zijn voordeel doen met de opmerkingen van de Kamer.

De staatssecretaris constateert dat de brief van 28 augustus van de hbo-raad duidelijk maakt dat de eerder gemaakte deal op losse schroeven is komen te staan. De in de brief voorgestelde aanpak, eerst onderzoek en daarna vrijlating van de instroom, wordt dan ook overgenomen. Het vrijlaten van de numerus fixus vanaf 1 oktober 2003 heeft bekostigings-consequenties in het jaar 2005. Daarmee is er tijd voor een onderzoek, waarvan de uitkomsten bovendien nog een rol kunnen spelen. De suggestie om de bedoelde vrijlating in fases plaats te laten vinden, zal daarbij worden meegenomen.

De grote verschillen tussen de inschattingen van het ministerie en de verschillende opleidingen van de financiële consequenties kunnen gedeeltelijk worden verklaard. Het ministerie kijkt naar de verschillende instellingen, waar de hbo-raad ook gevoed wordt door opleidingsdirecteuren. Een «klein maar fijn»-aanpak moet overigens mogelijk blijven: een heel goede begeleiding van wat minder studenten, desnoods met wat meer bekostiging. Opleidingen die het wat meer in de breedte zoeken, ook via samenwerking, kunnen overigens binnen het totaal de kosten voor enkele «juweeltjes» uitmiddelen.

De staatssecretaris is van mening dat een gedeelte van het budget meer kwaliteitsbewust ingezet moet worden. Als de Raad voor de Cultuur, een externe deskundige, kwaliteitsinhoudelijk hoge prestaties constateert bij een opleiding met weinig studenten, kan via de regeling een bepaald gedeelte van het budget kwaliteitsgericht in worden gezet. Dit idee is in voorgaande brieven reeds besproken. Het voorstel is in het veld wisselend ontvangen. Ook is onduidelijk in hoeverre de Kamer een dergelijke richting wil inslaan. Dit element kan echter geleidelijk ingebouwd worden in de regeling met het oog op het aspect van de kwaliteit.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Belinfante (PvdA) dankt de staatssecretaris voor de gedane toezeggingen. Dat neemt niet weg dat het niet opportuun is om de AMvB reeds aan de Raad van State toe te zenden. Als de staatssecretaris in staat is om de regeling binnen veertien dagen aan de Kamer te sturen, kan beter gewacht worden tot de inhoud hiervan voldoende bekend is. In de memorie van toelichting staat daarnaast dat het besluit geen gevolgen heeft voor de rijksbegroting. Ook dat roept de nodige vragen op. Het inzetten van een gedeelte van het budget van de regeling op een meer kwaliteitsbewust niveau wordt niet van een oordeel voorzien. Meningsvorming daarover moet dan ook worden opgeschort totdat de regeling bekend is gemaakt.

Hoe denkt de staatssecretaris over de bekostigingsproblemen bij de opleiding film en televisie?

De heer Nicolaï (VVD) stelt vast dat er zowel een arbeidsmarktanalyse in relatie tot de gevolgen van het loslaten van de numerus fixus plaatsvindt als een onderzoek naar de wijze van (stapsgewijze) invoering. Ook zal er nader overleg met de hbo-raad moeten plaatsvinden. Er bestaat al met al geen noodzaak om de AMvB snel naar de Raad van State te sturen. De Kamer krijgt immers de regeling op korte termijn onder ogen. De huidige systematiek heeft als voordeel dat er een impuls in zit om minder studenten aan te nemen met het oog op de arbeidsmarkt. Hoe kan een dergelijk element behouden blijven als een en ander wordt gelijkgesteld met de algemene hbo-systematiek? Het is overigens een aardig idee om, juist vanwege het bijzondere karakter van de sector, te zoeken naar manieren om de kwaliteit te verhogen.

Mevrouw Visser-van Doorn (CDA) doet het deugd dat de staatssecretaris zich bereid toont tot een arbeidsmarktonderzoek en nader overleg met de hbo-raad. Welke risico’s loopt de Kamer overigens als de AMvB nu reeds naar de Raad van State wordt gestuurd? Wat is de mening van de staatssecretaris over de propedeuseclustering?

Mevrouw Lambrechts (D66) bedankt de staatssecretaris voor de gedane toezeggingen. Onduidelijk blijft echter de verhouding tussen de AMvB en de regeling.

Het lijkt aantrekkelijk om de bijzondere kwaliteit van opleiding te beoordelen. Daarbij moet echter overwogen worden welke manieren er zijn om bijzondere kwaliteit via de studentgebonden bekostiging te honoreren. Het gaat immers niet aan om de kleinschaligheid van een opleiding per definitie te belonen.

De discussie over het honoreren van bijzondere kwaliteit beperkt zich tot nu toe overigens tot de masters, de vervolgopleidingen. Nu lijkt het ook om de bacheloropleidingen te gaan.

De staatssecretaris beaamt dit. Het gaat daarbij om het idee van een experiment bij de basisopleidingen op het vlak van het stimuleren van de kwaliteit. In de regeling zal hierover het nodige worden opgemerkt. Daarbij wordt het aspect betrokken van eventuele mbo-opleidingen op het vlak van de kunst en de gevolgen van een en ander voor meer brede opleidingen, zoals de muziek.

Doorzending van de AMvB naar de Raad van State impliceert overigens geen goedkeuring door de Kamer. Het niet tijdig doorzenden kan echter betekenen dat een jaar vertraging wordt opgelopen in het wetgevingsproces, ervan uitgaande dat de Kamer zich uiteindelijk in de voorgestelde AMvB kan vinden. De staatssecretaris zegt dan ook toe dat de Kamer, na het oordeel van de Raad van State, de gelegenheid krijgt om aan de bel te trekken.

De staatssecretaris zal bij het Stimuleringsfonds bepleiten dat er positieve aandacht geschonken wordt aan de bekostigingsproblemen bij de opleiding film en televisie. Desgevraagd geeft de staatssecretaris aan, bereid te zijn om clustering van de propedeuse bij opleidingen vorm te geven in de regeling, en dus financieel mogelijk te maken, conform de wens van de hbo-raad.

De Kamer blijkt verschillend te denken over versterking van de kwaliteitscomponent. Vormgeving daarvan in de regeling kan een stimulans inbouwen voor kleinere aantallen leerlingen. Het gaat dan om het wegzetten van geld op grond van bewezen kwaliteit, zoals in eerdere brieven is aangegeven. Het idee om een en ander ook te koppelen aan studentgebonden elementen kan vooral lonen als het gaat om opleidingen van zeer hoge kwaliteit met weinig beroepsperspectieven. In dat geval is het rechtvaardig om hieraan extra publieke middelen te besteden. Het studentgebonden element in de algehele hbo-systematiek zal overigens, mede in overleg met minister Hermans, worden versterkt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Van der Hoeven

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Coenen

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.