Brief minister met een reactie op de motie - Interpellatie inzake de beantwoording van schriftelijke vragen over tabaksreclame

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 27437 - Interpellatie-Marijnissen inzake de beantwoording van schriftelijke vragen over tabaksreclame.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Interpellatie inzake de beantwoording van schriftelijke vragen over tabaksreclame; Brief minister met een reactie op de motie 
Document­datum 16-10-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST48517
Kenmerk 27437, nr. 3
Van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2000–2001

27 437

Interpellatie inzake de beantwoording van schriftelijke vragen over tabaksreclame

Nr. 3

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2000

Overeenkomstig mijn toezegging tijdens de interpellatie op 12 oktober 2000 inzake de beantwoording van schriftelijke vragen over tabaksreclame op en de daaropvolgende gedachtewisseling over de motie van het lid Marijnissen, TK, 2000–2001, 27 437, nr. 1, doe ik u hierbij – na bespreking in het kabinet – mijn zienswijze op die motie toekomen.

Zoals tijdens de interpellatie al naar voren is gebracht, wordt het verkeer tussen beide Kamers der Staten-Generaal enerzijds en de ministers en de staatssecretarissen anderzijds geregeerd door artikel 68 van de Grondwet. Dat artikel bepaalt dat de door een of meer leden van de Kamers verlangde inlichtingen worden gegeven, indien het verstrekken daarvan niet in strijd is met het belang van de staat. Hieronder zal worden betoogd waarom het naar mijn oordeel niet wenselijk is dat overeenkomstig de strekking van de motie de gevraagde correspondentie wordt overgelegd.

De verschillende onderdelen van de rijksoverheid – de ministerie en ook de dienstonderdelen daar binnen – hebben ieder hun specialisatie. In de huidige complexe samenleving zijn er weinig beleidsonderwerpen meer te noemen waarbij de inbreng vanuit één ministerie voldoende is. Voor een goede afweging van alle relevante aspecten van een beleidsvoorstel is het dan ook essentieel dat alle betrokken ministeries vanuit hun expertise in de voorbereiding hun bijdrage leveren. De voorbereidende gedachtewisseling, binnen en tussen ministeries, moet evenwel net als de gedachtewisseling in de ministerraad in beslotenheid kunnen plaatsvinden om alle relevante in het geding zijnde belangen te kunnen wegen. Op grond daarvan wordt een besluit genomen waarop de regering dan tegenover de Kamers aanspreekbaar is en verantwoording aflegt. Het spreekt voor zich dat de Kamer in die fase inzicht dient te krijgen in alle relevante feiten en argumenten die ten grondslag liggen aan een kabinetsstandpunt. Daar kunt u het kabinet ook te allen tijde op aanspreken.

In de motie ligt de suggestie besloten dat het ongewenst en zelfs onoorbaar zou zijn dat een ander departement zich zou bemoeien met de totstandkoming van volksgezondheidsbeleid. Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn dat het kabinet deze suggestie in het geheel niet deelt.

Bij het woord inlichtingen in artikel 68 van de Grondwet wordt naar mijn mening overigens gedoeld op feiten en omstandigheden, niet op opvattingen of meningen van personen, althans niet op opvattingen of meningen van andere personen dan de minister zelve. In die zin staat m.i. niet vast dat de motie vraagt om inlichtingen als bedoeld in dat artikel. Ik wil daar overigens onmiddellijk aan toevoegen dat dit argument voor mij niet het zwaarst weegt of dat er anderszins redenen zouden zijn waarom geheimhouding van de in de motie bedoelde correspondentie gewenst zou zijn. Het zijn met name de hiervoor genoemde argumenten die aanvaarding en uitvoering van de motie naar de mening van het Kabinet zeer bezwaarlijk maken.

Los van het bovenstaande roept namelijk ook de formulering van de motie bezwaren bij mij op. In de tweede alinea wordt gesteld «dat ter zake doende informatie de Kamer niet heeft bereikt». Allereerst wordt geen inzicht gegeven in de vraag waarom er sprake is geweest van «ter zake doende informatie», of naar welke maatstaven gemeten bepaalde informatie de Kamer niet heeft bereikt. Ik ben van mening dat ik de Kamer steeds naar behoren heb geïnformeerd over hoe het regeringsbeleid op de bedoelde beleidsterreinen luidde.

Voorts is de stelling feitelijk onjuist. Zoals ik hierboven al heb aangegeven, speelt de voorgeschiedenis in het beleidsproces, de aanloop naar de beleidsmatige inzet, geen rol in het debat tussen Kamer en regering en is daarmee niet ter zake doend. Het is het beleid zelf wat ter discussie moet worden gesteld.

Tenslotte spreekt ook uit de in de motie gekozen bewoordingen een (zeker) gebrek aan vertrouwen in de juistheid en volledigheid van de door mij gegeven antwoorden op kamervragen en andere uiteenzettingen op de meerbedoelde beleidsterreinen. Ik betreur dat, maar ik moet ook zeggen dat dat gebrek aan vertrouwen wat mij betreft elke grondslag mist.

Het is om bovenstaande redenen dat ik het aanvaarden van de motie ten sterkste moet ontraden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.