Brief minister met informatie over maatregelen die op rijksniveau zijn en worden genomen - Vuurwerkramp Enschede

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 27157 - Vuurwerkramp Enschede.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vuurwerkramp Enschede; Brief minister met informatie over maatregelen die op rijksniveau zijn en worden genomen 
Document­datum 29-05-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST46079
Kenmerk 27157, nr. 2
Van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

27 157

Vuurwerkramp Enschede

Nr. 2

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2000

Inleiding

In vervolg op mijn brief van 16 mei jongstleden, doe ik u als coördinerend minister, informatie toekomen over de vuurwerkramp te Enschede. Deze informatie betreft maatregelen die op rijksniveau zijn en worden genomen. De maatregelen moeten beschouwd worden als aanvullend op de vele inspanningen die door anderen, in het bijzonder de gemeente Enschede worden verricht. Immers, het zwaartepunt bij de vervolgaanpak ligt op lokaal niveau.

In deze brief wordt ingegaan op:

  • 1. 
    Openbare orde en veiligheid;
  • 2. 
    Volksgezondheid en informatievoorziening;
  • 3. 
    Milieu;
  • 4. 
    Strafrechtelijk onderzoek;
  • 5. 
    Overige aangelegenheden Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
  • 6. 
    Commissie onderzoek vuurwerkramp en inspectie-onderzoeken;
  • 7. 
    Financiële afwikkeling van de ramp;
  • 8. 
    Wederopbouw;
  • 9. 
    Overige voorzieningen

Projectorganisatie rijkszijde

In mijn brief van 16 mei jongstleden heb ik uw Kamer bericht over mijn voornemen om een projectorganisatie in te stellen zodra er geen directe noodzaak meer zou zijn om in de crisisstructuur te werken en de coördinatie vanuit het Nationaal coördinatie centrum zou kunnen worden stopgezet. Een dergelijke projectorganisatie is bedoeld om op rijksniveau te voorzien in de afstemming van de vervolgaanpak tussen de meest betrokken ministeries.

Op 17 mei is door het Nationaal coördinatie centrum de coördinatie van de inzet tijdens de directe en acute crisisbeheersing beëindigd. Om aan het prioritaire karakter van de nazorg voldoende aandacht te kunnen besteden heeft het kabinet, conform de afspraken uit het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming, een projectorganisatie ten behoeve van de coördinerende rol van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingesteld. Tot het project behoort in ieder geval regelmatig overleg van de bewindspersonen van de meest betrokken ministers, en overleg van de ambtelijke vertegenwoordigers van deze ministeries. Dit project is op woensdag 17 mei gestart en zal uiterlijk beëindigd worden bij ommekomst van het eindverslag van de Commissie onderzoek vuurwerkramp en het regeringsstandpunt daarop. De directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid geeft leiding aan dit project. Ook de coördinatie van de voorlichting op rijksniveau ligt bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Alle betrokken ministeries bezien thans de consequenties die deze ramp heeft voor het beleid van de rijksoverheid. Uitgangspunt hierbij is dat voor eventuele maatregelen niet behoeft te worden gewacht op de uitkomsten van de diverse onderzoeken.

Uw kamer heeft bij brief van 17 mei jongstleden (nr. BZK 00-43) verzocht om nadere informatie over de toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden terzake van de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Hierover zult u op de kortst mogelijke termijn een brief ontvangen van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Bij brief van 25 mei jongstleden (nr. DGM/SVS/2000063381) is uw Kamer door de minister van VROM geïnformeerd over de achtergronden van de thans geldende vuurwerkregelgeving.

  • 1. 
    Openbare orde en veiligheid

Medische hulpverlening

Op basis van de thans beschikbare gegevens van de gemeente Enschede en van het ministerie van VWS is het volgende over de medische hulpverlening te vermelden. Meteen na de ramp is de medische hulpverlening voor de vele gewonden op gang gekomen. In totaal zijn 947 mensen door huisartsen en in ziekenhuizen behandeld, waarbij de ernst van de verwondingen sterk varieerde. Momenteel (29 mei 8.30 uur) liggen nog 15 personen in ziekenhuizen, waarvan 5 op de intensive care. Er is een beroep gedaan op ziekenhuizen in de omgeving van Enschede.

Overige hulpverlening

Ter bestrijding van de ramp is in de afgelopen weken zeer veel politie- en brandweerpersoneel ingezet. De bijstand van politie uit andere politieregio’s zal vooralsnog doorgaan tot en met 2 juni.

De inzet van brandweerpersoneel van buiten de regio is niet meer noodzakelijk gebleken. De inzet van, deels direct na de ramp spontaan aangeboden, ambulances en SIGMA’s (snel inzetbare groepen ter medische assistentie) is inmiddels ook geheel afgebouwd.

Ten behoeve van toezichtstaken en algemene steunverlening zijn, vooralsnog tot en met 31 mei, een groot aantal medewerkers van de Koninklijke Marechaussee ingezet. De vliegbasis Twente is direct na de ramp ingezet voor de opvang van evacués en huisvesting en ondersteuning van hulpverleners. Tevens zijn en worden enige honderden militairen van de vliegbasis en diverse krijgsmachtsonderdelen ingezet voor diverse vormen van bijstand en steunverlening.

Op nationaal, provinciaal en lokaal niveau zijn tot donderdag 25 mei coördinatiecentra actief geweest, onder meer om de diverse vormen van bijstand te organiseren en op elkaar af te stemmen. In de eerste dagen na de ramp is de regionale zender TVR-Oost als rampenzender actief geweest.

Lijst van vermisten

Direct na de ramp op zaterdag 13 mei was er sprake van een lijst van vermisten die bestond uit rond de 200 personen en die daarna opliep. Dit had te maken met het feit dat aanvankelijk op meer dan één plaats registratie plaats vond, het protocol om intake te verrichten niet geheel duidelijk was en vanwege spellingsproblemen met sommige voor- en achternamen. Het aantal namen op de lijst liep tot 16 mei terug naar rond de 200 mensen. Op 16 mei werd door de gemeentelijke rampenstaf een oproep gedaan om melding te doen van vermissing en werd een telefoonnummer opengesteld. Daarop liep het aantal vermisten weer op tot rond de 300. Op verzoek van de korpsbeheerder van de regionale politie Twente is vanaf 17 mei omvangrijke assistentie verleend door politiepersoneel van het Korps Landelijke Politiediensten en de regionale politie Amsterdam-Amstelland. Dit personeel heeft ervaring opgedaan bij de registratie na de Bijlmerramp. Het aantal personen op de lijst liep hierdoor zeer snel terug. Momenteel staan er nog 3 vermiste personen op de lijst. Het betreft 2 bewoonsters van de wijk. De derde persoon is de eigenaar van een direct naast de plaats van de explosie gelegen bedrijf.

RIT

Het Rampenidentificatieteam (RIT) van het KLPD heeft haar bergingswerkzaamheden op het rampterrein op woensdag 24 mei om 14 uur afgerond.

Registratie

Alle operationele diensten, inclusief de buitenlandse, die personeel geleverd hebben ten behoeve van de rampbestrijding zijn inmiddels door de burgemeester op de hoogte gebracht van het feit dat de gegevens van het ingezette personeel geregistreerd dienen te worden. Ook aan het registreren van de vrijwilligers zal de nodige aandacht besteed worden. De korpschef van politie heeft een rampeninformatieknooppunt (RIK) ingesteld waar alle informatie die bij de politie gemeld wordt en die verband heeft met de ramp, gestructureerd wordt opgeslagen.

  • 2. 
    Volksgezondheid en informatievoorziening

Hieronder wordt aangegeven hoe de informatievoorziening is verlopen, wat er tot nu toe is georganiseerd op het gebied van de medische en psychosociale nazorg en wordt een korte schets gegeven van de komende activiteiten.

Vanuit de wetenschap dat zorgvuldige en geïntegreerde informatie een positieve uitwerking kan hebben op het verwerkingsproces van getroffenen is de informatievoorziening naar betrokkenen en getroffenen in het rampgebied in deze paragraaf opgenomen. Uit eerdere ervaringen is gebleken dat na een ramp grote behoefte bestaat aan een informatiecentrum waar een ieder terecht kan met alle vragen die gerelateerd zijn aan de ramp. Het betreft daarbij niet alleen zorggerelateerde vragen, maar ook vragen over onder meer verzekeringen, huisvesting, juridische zaken, bouwzaken, milieuzaken en financiën.

Informatievoorziening en medische hulpverlening

Om de medische zorg en nazorg goed te begeleiden is door de gemeente Enschede een ondersteuningsgroep Volksgezondheid geformeerd met vertegenwoordigers vanuit de GGD, de geestelijke gezondheidszorg, het sociaal maatschappelijk werk, de stichting Slachtofferhulp en de districts huisartsen vereniging (DHV). Aan deze ondersteuningsgroep zijn tevens enkele deskundigen op het terrein van nazorg toegevoegd vanuit het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam en het Crisis Onderzoek Team van de Universiteit Leiden.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen de nazorg op het terrein van de medische hulpverlening te ondersteunen. Daarbij is zoals hierboven vermeld de informatievoorziening naar betrokkenen en getroffenen in het rampgebied daarbij een aandachtspunt.

Ten behoeve van een gecoördineerde aanpak hiervan is vanuit het ministerie van VWS mevr. dr. R.R.R. Huijsman-Rubingh als coördinator nazorg in Enschede aangesteld. Mevrouw Huijsman-Rubingh fungeert als centraal aanspreekpunt voor alle VWS-gerelateerde activiteiten in Enschede. Zij wordt ondersteund door drie adviseurs met expertise op dit terrein, te weten de heer prof.dr. B.P.R. Gersons, hoogleraar psychiatrie van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, de heer dr.ir. E. Lebret, epidemioloog (RIVM) en de heer dr. J. Meulenbelt, klinisch toxicoloog (RIVM, afdeling Nationaal Vergiftigingen Informatiecentrum). Voor de afspraken die de minister van VWS heeft gemaakt met de gemeente Enschede verwijs ik naar de bijlage: brief d.d. 18 mei jl. van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Enschede.

Ten aanzien van de informatievoorziening en de medische hulpverlening zijn de volgende activiteiten geïnitieerd:

Informatievoorziening; Introductie informatielijn 0800-1100

Op zaterdagavond 13 mei jl. om 19.45 uur werd door VWS een telefoonnummer geopend voor verwanteninformatie (0800-1100). In eerste instantie werden 18 telefoonlijnen geopend. Dit is tot zondagnacht uitgebreid naar in totaal 60 telefoonlijnen. Op zaterdag 13 mei en zondag 14 mei zijn gemiddeld 680 telefoontjes per uur beantwoord. Op maandag 15 mei werden 600 telefoontjes per uur beantwoord. Op dinsdag 16 mei en woensdag 17 mei gemiddeld 200 per uur. De gesprekken werden gevoerd door een daarvoor opgeroepen team van VWS-medewerkers die opgeleid zijn voor het geven van verwanteninformatie. Het telefoonteam heeft getracht zoveel mogelijk informatie aan verwanten en andere betrokkenen te verschaffen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het onvermijdelijk is dat in de eerste periode na een ramp weinig betrouwbare informatie beschikbaar is. De introductie van het gratis informatienummer 0800–1100 kanaliseerde de informatievraag en ontlastte de telefoonlijnen in het rampgebied. Aanvankelijk vond deze dienstverlening op het Departementaal Coördinatie Centrum (DCC) van VWS plaats. Vanaf zaterdagavond 20.00 uur werd deze activiteit – in opdracht van VWS – ook uitgevoerd door callcenters van het bedrijf SNT. Vanaf zondagochtend 08.00 werden de gesprekken alleen door SNT aangenomen. Bij SNT was continu een medewerker van VWS aanwezig die als liaison fungeerde tussen de call-centers, het ministerie van VWS en de gemeente Enschede. Deze positie werd 24 uur per dag bemand vanaf het moment van openstelling van de lijnen bij de call-centra. In de loop van de week veranderde de aard van de gesprekken van verwanteninformatie naar meer algemene publieksinformatie, waarmee de taak van de VWS-liaison voor verwanteninformatie geleidelijk kwam te vervallen. Op donderdag 18 mei jl. is een overleg bij de gemeente Enschede gehouden over stroomlijning van de informatievoorziening. Daarbij is besloten het nummer 0800-1100 wel als informatienummer te handhaven, maar de VWS-liaison bij SNT op vrijdagnacht 19 mei jl. om 24.00 uur stop te zetten aangezien vanaf dat moment de gemeente, in samenwerking met het callcenter, in staat was deze functie over te nemen. In totaal belden 35 000 mensen naar het gratis informatienummer.

Informatievoorziening; Informatie- en adviescentrum (IAC)

Uit eerdere ervaringen is gebleken dat na een ramp grote behoefte bestaat aan een informatiecentrum waar een ieder terecht kan met alle vragen die gerelateerd zijn aan de ramp.

De gemeente Enschede heeft grote inspanningen geleverd om de informatievoorziening goed te laten verlopen. Vanuit nabuur gemeenten en vanuit de provincie is ondersteuning geboden. Uiteraard was daarbij een grote mate van improvisatie onontkoombaar. Een strakkere regie van de informatievoorziening werd door alle betrokkenen als noodzakelijk beschouwd. Om daarin invulling te geven is een projectorganisatie in het leven geroepen.

Na een gedetailleerde inventarisatie van alle informatievoorziening aan de burger over zorg, verzekeringen, huisvesting, juridische zaken, bouwzaken, milieuzaken en financiën op alle locaties in de gemeente, is binnen enkele dagen een projectorganisatie in het leven geroepen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Enschede met als doel de informatievoorziening aan burgers te stroomlijnen. Deze projectorganisatie bestaat uit circa 10 medewerkers vanuit de dienstonderdelen van de gemeente, meer dan 50 vertegenwoordigers vanuit de deelnemende hulpverlenende organisaties en tot op heden circa 25 medewerkers die door het ministerie van VWS beschikbaar zijn gesteld. VWS stelde tijdelijk een projectleider beschikbaar voor de eerste opzet en de inrichting van het IAC.

Dit heeft geresulteerd in de realisatie van het Informatie en Adviescentrum (IAC), dat valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeente Enschede.

Het IAC ziet er organisatorisch als volgt uit:

– projectleider IAC, mevrouw J.A.C. Peters-La Brijn, plaatsvervangend directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Enschede;

– cluster zorg (coördinatie hulpverlening en psychosociale hulpverlening);

– cluster materieel (materiële zorg, herhuisvesting en financiën);

– cluster bestuurlijk/juridisch (bestuurlijke en juridische aangelegenheden);

– cluster informatie/communicatie (registratie vragen/verwijzingen/hulp klantvolgsysteem);

– cluster voorlichting;

– cluster inrichting IAC;

Het Informatie- en Adviescentrum onderhoudt nauwe contacten met de districtshuisartsenvereniging/huisartsengroep en de coördinator nazorg van VWS.

Vanaf zaterdag 20 mei is het IAC operationeel aan het Molenplein te Enschede. Uitgangspunt is de realisatie van een geïntegreerd informatieaanbod waardoor een burger alle mogelijke vragen bij één informatieloket kan stellen. Dit informatieloket is ook ingericht op vragen van burgers van allochtone afkomst. Het informatie- en adviescentrum vervult daarnaast de functie van kenniscentrum. Uit een eerste analyse van de hulpvragen blijkt dat burgers op dit moment vooral geïnteresseerd zijn in informatie over materiële zaken en minder in zorggerelateerde informatie. Van zaterdag 20 mei tot en met donderdag 25 mei bezochten circa 1 250 burgers het info- en adviescentrum.

Medische hulpverlening; Gezondheidsonderzoek

Gezondheidsmonitoring over een langere periode is van groot belang voor een juiste interpretatie van gezondheidsklachten die de komende periode bij betrokkenen kunnen optreden. Onder supervisie van het ministerie van VWS wordt daartoe momenteel een gezondheidsonderzoek opgezet. Hierbij moet worden opgemerkt dat inventarisatie van klachten die zich nu voor gaan doen, niet kunnen worden vergeleken met de situatie in medische en psycho-sociale zin voordat de ramp plaatsvond. De precieze vorm en inhoud van het gezondheidsonderzoek wordt momenteel in overleg met de gemeente en met de betrokken professionals bepaald. Op zeer korte termijn wordt, vooruitlopend op het definitieve onderzoeksprotocol, in ieder geval bloed en urine bij betrokkenen afgenomen. Daarnaast wordt hen een vragenlijst voorgelegd om omstandigheden goed in beeld te brengen. Afhankelijk van de eerste uitkomsten hiervan, alsmede van de verdere vormgeving van het onderzoek, kunnen in een later stadium nadere onderzoekingen volgen. Doel van het gezondheidsonderzoek is primair om op groepsniveau conclusies te trekken over de aard van klachten die mogelijk gerelateerd zijn aan de ramp. Indien gewenst of noodzakelijk wordt de mogelijkheid geboden om ook op individueel niveau resultaten te bepalen.

Medische Hulpverlening; Psychische nazorg

De psychosociale opvang direct na de ramp is verleend door Mediant (een geïntegreerd RIAGG en de APZ [Algemeen Psychiatrische Zorg]), de GGD en de eerste lijn (Algemeen Maatschappelijk Werk, huisartsen). Vervolgens is in de week na de ramp de psychosociale nazorg opgezet conform de uitgangspunten van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. De activiteiten van deze zorgaanbieders in de eerste week zijn primair gericht geweest op het herstel van controle onder de getroffenen. Hiernaast heeft Mediant zich in de acute fase gericht op de opvang van de professionele hulpverleners (politie-, brandweer- en ambulancepersoneel), psychiatrische crisisinterventie, ondersteuning van de eerste lijn en in samenwerking met de GGD Twente (afdeling jeugdgezondheidszorg) het onderwijs.

Om de psychische gevolgen van de ramp op korte en lange termijn zo goed mogelijk te signaleren en adequaat te behandelen is het noodzakelijk om een goede structuur voor de psychische nazorg in te richten. Het centrale coördinerende punt voor de psychosociale nazorg is het IAC/cluster zorg onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente Enschede. Het ministerie van VWS ondersteunt.

In overleg met alle betrokken organisaties is op 24 mei onder voorzitterschap van VWS een aantal afspraken gemaakt.

Ten eerste zal een gezamenlijk plan van aanpak gemaakt worden door alle betrokken zorgaanbieders en organisaties, onder regie van het IAC/cluster zorg. Dit plan van aanpak omvat op hoofdlijnen de opzet van de totale psychosociale nazorg voor de komende periode. Belangrijk onderdeel van dit plan is de behoefte aan capaciteit, (landelijke) deskundigheid en financiële middelen.

Ten tweede zijn gestandaardiseerde vragen opgesteld met betrekking tot de psychosociale gevolgen van de ramp als onderdeel van het totale gezondheids onderzoek.

Ten derde zal er een goede monitoring vanuit het IAC plaatsvinden van mensen die psychische gevolgen ondervinden van de ramp. Dat vereist onder meer een goed registratie- en clientenvolgsysteem. Ten vierde zal de kennis en expertise op het gebied van psychosociale nazorg gecoördineerd beschikbaar komen via het IAC. De komende weken zal dit vooral als specifieke vraagbaak (consultatiefunctie) voor de eerste en tweede lijn fungeren. De adviseur prof. Dr. B.P.R. Gersons zal samen met enige andere landelijke deskundigen hiervoor zorgdragen.

  • 3. 
    Milieu

Inleiding

De primaire verantwoordelijkheid voor metingen in de acute fase van het incident ligt bij de (regionale) brandweer (OGS/WVD). Aangezien de meet-mogelijkheden van deze eenheden beperkt zijn bestaat de mogelijkheid expertise in te roepen bij de Milieu-ongevallendienst (MOD) van het RIVM. De zeggenschap over de MOD berust bij het ministerie van VROM. Echter de output (meetgegevens/resultaten) wordt direct aan het bevoegd gezag (brandweer/burgemeester) ter beschikking gesteld. Monitoring nà het incident is een zaak van de gemeentelijke milieudienst. Indien gewenst faciliteert ook hier de MOD van het RIVM.

Op grond van de Wet op het Staatstoezicht op de Volksgezondheid bestaat er een zelfstandige bevoegdheid voor de Inspectie Milieuhygiëne om metingen tijdens en na een incident op eigen titel uit te voeren. Van deze bevoegdheid is gebruik gemaakt.

Uitgevoerde metingen

Naar aanleiding van de ramp te Enschede zijn metingen uitgevoerd naar onder meer chemische stoffen en asbest. Hieronder is een overzicht opgenomen van de metingen die zijn uitgevoerd, waarbij een onderscheid is gemaakt naar chemische stoffen en asbest.

Chemische stoffen

– De Regionale Brandweer Twente heeft op de dag van de ramp metingen verricht aan de lucht. Met de beschikbare meetapparatuur (Drägerbuizen) konden de stoffen koolmonoxide, stikstofoxiden en zwaveldioxide niet worden aangetoond.

– Het RIVM heeft in nauw overleg en in samenwerking met de Regionale brandweer, in opdracht van het ministerie van VROM metingen verricht op 13 mei en volgende dagen. Bij deze metingen is lucht bemonsterd en zijn veegmonsters genomen. Op 16 mei zijn eveneens grasmonsters verzameld in het gebied ten westen van Enschede. De monsters zijn geanalyseerd op het gehalte aan elementen (zware metalen). De element-analyses van gras- en veegmonsters worden binnenkort opgeleverd. Tenslotte wordt op dit moment een aantal luchtstoffilters geanalyseerd op de aanwezigheid van stofgebonden organische verbindingen, waaronder PAK’s en dioxinen. Ook deze resultaten worden binnenkort opgeleverd. Screening van de monsters heeft reeds aangegeven dat de concentraties naar verwachting niet hoog zijn. Voor zover bekend (bij VROM, RIVM en TNO) zijn geen verdere metingen uitgevoerd naar chemische stoffen.

Asbest

Na de ramp hebben diverse instanties en bureaus hebben zich bezig gehouden met onderzoek naar asbest op de locatie. Op zondag 14 mei zijn DTA-teams (deskundig toezichthouder asbest) van de Regionale Brandweer Twente ingezet voor visuele inspectie van met name het buitengebied (buiten de buitenring). Hierbij is geen asbest aangetroffen. Bij de inspecties van de buitenste ring en verder daarbuiten is geen asbesthoudend materiaal vanuit het rampterrein gevonden. Door een meetwagen voorzien van polarisatiemicroscopen van bureau Chemisch Advies van de Regionale Brandweer Amsterdam wordt dezelfde dag met behulp van in de binnenring asbest aangetroffen. In aansluiting op het brandweeronderzoek constateert het bedrijf SGS Ecocare, ingezet in opdracht van VROM voor onderzoek in de buitenring, dat er geen asbestverspreiding van binnenring naar buitenring heeft plaatsgevonden. Voor de uitbreiding van de meetcapaciteit is in opdracht van VROM het bedrijf Ascor Analyse ingeschakeld. Tevens is vanaf zondag 14 mei TNO ingezet t.b.v. de deskundige begeleiding en contra-expertise van alle meetinzet. Vanaf dinsdag 16 mei (15:00 uur) is de opdrachtverlening overgedragen aan de gemeente Enschede. Begeleiding door TNO blijft in opdracht van VROM gehandhaafd.

Bij het onderzoek van de binnenste ring vanaf 15 mei zijn tussen het puin asbestbrokken en beschadigd asbestcement gevonden. Op 16 mei is in Enschede een speciaal meldpunt asbest ingericht, waar asbestvondsten kunnen worden gemeld. Bij de metingen van 17 mei zijn in drie van de zes in deze omgeving genomen luchtmonsters verhoogde asbest concentraties aangetroffen. De beschadigde brandwerende asbestcement platen zijn inmiddels verwijderd. Van alle resultaten zijn de lokale belanghebbenden op de hoogte gesteld.

Op 22 mei is het asbestonderzoek in opdracht van de gemeente overgenomen door Search BV. Bij de opdrachtverlening spelen mogelijk ook verzekeringsmaatschappijen en schoonmaakbedrijven een rol. Search BV gaat per dag 8 luchtmonsters nemen, die op verzoek van de Medisch Milieukundige Overijssel via elektronenmicroscopie worden geanalyseerd. Door SGS Ecocare worden in de loop van week 21 in opdracht van VROM en onder begeleiding van TNO een aantal extra luchtmetingen op de locatie uitgevoerd als second-opinion op de Search-metingen. De coördinatie van het asbestonderzoek ligt bij de gemeentelijke Bouw- en Milieudienst Enschede.

Resultaten metingen

Hieronder wordt ingegaan op de resultaten van metingen naar gasvormige verbindingen in de lucht, concentraties fijn stof en zware materialen in de lucht, organische componenten in stof en asbestmetingen.

Resultaten gasvormige verbindingen in de lucht

Van de anorganische gasvormige verbindingen was op 13 mei alleen koolmonoxide verhoogd (concentratie van 10 ppm). Meting van organische componenten gaf concentraties op laag niveau te zien. Op 16 mei zijn er weer monsters genomen. De resultaten laten zien dat er licht verhoogde concentraties voorkwamen van onder andere benzeen, tolueen, ethylbenzeen, styreen en hexaan. Alleen voor benzeen kwam de concentratie in de buurt van de TCL (toelaatbare concentratie in lucht). Deze concentratie veroorzaakt bij levenslange blootstelling geen effecten bij de bevolking. Voor de andere verbindingen is er geen sprake van overschrijding van deze lange termijn waarden. Deze waarden liggen eveneens beneden de grenswaarden in de lucht, c.q. maximaal aanvaarbare concentraties (MAC-waarde), zoals die gelden voor werkenden.

Resultaten concentraties fijn stof en zware metalen in de lucht

De concentratie fijn stof was op 13 mei, zoals verwacht, verhoogd tot boven de daggemiddelde grenswaarde voor de bevolking vanwege de zeer veel kleine stofdeeltjes in de rook Ook op de volgende meetdagen bleek het fijn stof gehalte verhoogd.

De elementen die in het stof zijn aangetroffen, lieten het volgende zien: Van vele elementen werden concentraties boven de achtergrondwaarde gevonden. Alleen voor cadmium (op 13 mei), voor barium (op 14 en 16 mei) en voor lood (op 13,14 en 16 mei) werden de lange termijn blootstellingsnormen voor de bevolking tijdelijk overschreden. Voor lood daalt de concentratie bij de vier opeenvolgende monsternemingen. Voor barium waarvan de concentratie de lange termijn blootstellingsnorm licht overschrijdt is het beeld wisselender.

Voor chroom is op 13 mei een concentratie gevonden die boven de lange termijn grenswaarde uitkwam. Echter de grenswaarde heeft betrekking op chroom VI, terwijl de metingen betrekking hebben op een mengsel van het veel minder toxische chroom III èn chroom VI. Het gehalte van de laatste stof is naar verwachting minder dan 5%. Een belangrijk gegeven is nog dat met name op 13 mei de metingen hebben plaatsgehad ín de rookpluim, zo dicht mogelijk bij het rampgebied, terwijl de omwonenden zich het grootste deel van de tijd op veel grotere afstand bevonden. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat omwonenden zijn blootgesteld aan waarden boven de toegestane lange termijn blootstellingsnormen.

Voor de blootstelling van werkenden in het rampgebied geldt dat zowel voor fijn stof als voor de elementen, de gemeten waarden ruim onder de wettelijke grenswaarden in de lucht, c.q. MAC-waarden liggen.

Resultaten organische componenten in stof

In het stof werden geen gehaltes aan componenten gevonden boven de achtergrondconcentraties. In enkele monsters worden PAK’s en dioxines bepaald. De resultaten hiervan zullen spoedig bekend zijn.

Resultaten asbestmetingen

In de buitenste ring en in het gebied waar de pluim is neergekomen is geen asbest gevonden. Alleen in de binnenste ring is asbesthoudend materiaal aangetroffen. Van alle vondsten van asbesthoudend materiaal is het bevoegd gezag in kennis gesteld. Het onderzoek wordt op dit moment voortgezet, met name in de binnenste ring. Alleen bij onoordeelkundig behandeling kan de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal een bedreiging voor de gezondheid vormen. Een directe bedreiging voor de gezondheid zou gevormd worden door de aanwezigheid van asbestvezels in de lucht. Voor de op 16 mei genomen luchtstofmonsters geldt dat asbest niet of nauwelijks aantoonbaar is aangetroffen. Op 17 mei zijn opnieuw luchtmonsters genomen in de binnenste ring, nabij aangetroffen beschadigd asbest, vermoedelijk afkomstig van beschadigde brandwerende platen van woningen en bedrijfsgebouwen. In de drie van de in totaal zes geanalyseerde luchtmonsters is asbest aangetroffen in concentraties ver beneden het Maximaal Toelaatbaar Risico. Uit de resultaten blijkt dat ook het wettelijk maximum in lucht voor werkenden niet is overschreden.

Maatregelen hulpverleners asbest

De Arbeidsinspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft toezicht gehouden op de naleving van de arbeidsomstandighedenwetgeving bij de werkzaamheden door de hulpdiensten op het rampterrein. Daarbij heeft zij geen eigen metingen gedaan, maar bij het bepalen van het toe te passen beschermingsniveau gebruik gemaakt van bovengenoemde meetresultaten. Wel heeft de Arbeidsinspectie aan het RIVM specifieke plaatsen aangegeven voor nader uit te voeren asbest-metingen in de lucht.

Hoewel in het kerngebied van het rampterrein door TNO «aanzienlijke hoeveelheden cementgebonden asbest» waren aangetroffen lieten de meetresultaten van RIVM zien dat de gehalten aan asbestvezels, fijn stof en zware metalen zeer laag waren, tot ver beneden de wettelijke grenswaarden, resp. MAC-waarden (maximaal aanvaarde concentraties) die gelden voor de gezondheidsbescherming van werknemers. Er is echter vanuit gegaan, dat de hulpverleners bij het zoeken tussen het puin onverwacht met asbestverontreinigingen in contact zouden kunnen komen. Op grond van deze overweging is uit voorzorg permanente ademhalingsbescherming naast beschermende kleding (wegwerpoverall) voorgeschreven.

Op 23 mei heeft de Arbeidsinspectie een locatie met puin, sterk verontreinigd met amosiet-asbest (niet cementgebonden, zeer losvezelig materiaal) aangetroffen. De Arbeidsinspectie heeft dit laten identificeren. Dit betreffende materiaal werd onder het hoogste beschermingsniveau door het RIT doorzocht.

Na afronding van de werkzaamheden van het Rampen Identificatie Team wordt de verdere sanering van het terrein uitgevoerd op basis van een door de gemeente Enschede ingehuurd extern bureau opgesteld plan van aanpak. Dat plan is doorgesproken met de regionale Arbeidsinspectie en de Inspectie Milieuhygiëne. Het terrein wordt volgens dit plan in opdracht van de gemeente gesaneerd volgens de daarvoor geldende regels voor asbestsloop- en verwijdering met daartoe gecertificeerde asbestinven-tarisatie- en asbestverwijderingsbedrijven.

Communicatie meetresultaten

Alle meetresultaten, van het RIVM en TNO, zijn voortdurend ter beschikking gesteld van het Regionaal Coördinatie Centrum (RCC), zolang dit bestond, en daarna van het gemeentelijk crisisteam, dat inmiddels op woensdag 24 mei is opgeheven. Daarnaast zijn de meetresultaten verspreid aan de provincie Overijssel, de ministeries van VWS, SZW, Defensie en BZK. De eerste tussenrapportage, bestaande uit de voorafgaande rapportages over meetresultaten, van het RIVM is maandagavond 22 mei opgeleverd en aangeboden aan het Informatie en Advies Centrum (IAC) te Enschede. De rapportage zal tevens op de web-site van VROM ter beschikking worden gesteld en afzonderlijk voorzien van een persbericht aan de pers worden aangeboden.

Vuurwerk

Zoals ik eerder vermelde is bij brief van 25 mei jongstleden (nr. DGM/SVS/ 2000063381) uw Kamer door de minister van VROM geïnformeerd over de achtergronden van de thans geldende vuurwerkregelgeving. Hieronder wordt ingegaan op de informatievoorziening opslag munitie e.d. op defensieterreinen en de inventarisatie overige vuurwerkbedrijven.

Informatievoorziening opslag munitie e.d. op defensieterreinen

Het ministerie van Defensie is na het ongeval gestart met het op een centraal punt bijeenbrengen van de actuele gegevens over de opslag van munitie e.d. op defensieterreinen. Inmiddels is in een aantal gevallen door gemeenten verzocht om concrete informatie over de opslag binnen de betreffende gemeente. De informatie uit de niet als geheim gerubriceerde vergunningen wordt op de kortst mogelijke termijn verstrekt. In een aantal gevallen zijn lokale bestuurders desgevraagd ook in de gelegenheid gesteld de opslag te bezichtigen. In die gevallen waar de vergunning met betrekking tot de munitieopslag wel als geheim gerubriceerde informatie bevat, wordt door Defensie momenteel in overleg met het Ministerie van VROM gezocht naar een mogelijkheid om toch te voldoen aan de informatiebehoefte van deze gemeenten.

Inventarisatie overige vuurwerkbedrijven

Zoals in mijn brief van 16 mei jongstleden aangegeven, inventariseert de Inspectie Milieuhygiëne in samenwerking met de Inspectie Ruimtelijke Ordening welke bedrijven vuurwerk hebben opgeslagen of handelingen met vuurwerk verrichten. Binnen Defensie is de capaciteit van vuurwerkdeskundigen geïnventariseerd. Deze op zich beperkte capaciteit staat ter beschikking van de Inspectie milieuhygiëne dan wel gemeenten als ondersteuning bij eventuele aanvullende controles en inspecties van vuurwerk-bedrijven. Bedrijven worden daadwerkelijk bezocht en onderzocht op vergunde, respectievelijk aanwezige hoeveelheden consumentenen professioneel vuurwerk en overige explosieve stoffen, de afstand tot woningen en overige kwetsbare objecten, en of de vergunningen worden nageleefd. Inmiddels zijn meer dan dertig grote bedrijven gecontroleerd. De gehele inventarisatie zal binnen enkele weken zijn afgerond. Uw Kamer wordt over de resultaten van de inventarisatie geïnformeerd.

  • 4. 
    Strafrechtelijk onderzoek

Onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie te Almelo is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar mogelijke strafbare feiten die verband houden met de vuurwerkramp. Dit staat los van het onafhankelijk onderzoek dat zal worden verricht door een commissie onder voorzitterschap van de heer Oosting. Hoewel de minister van Justitie beseft dat de wens aanwezig is op de hoogte te worden gehouden van de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek, is het in het belang van het onderzoek nu niet mogelijk alle strafrechtelijke relevante informatie openbaar te maken.

In de brief van 16 mei 2000 aan de Tweede Kamer is bericht dat twee gerechtelijke vooronderzoeken bij de rechter-commissaris in strafzaken in het arrondissement Almelo zijn gevorderd. Deze gerechtelijke vooronderzoeken zijn inmiddels geopend. Een gerechtelijk vooronderzoek richt zich op de mogelijke overtreding door het bedrijf S.E. Fireworks van de voorschriften verbonden aan de milieuvergunning. Het andere gerechtelijk vooronderzoek richt zich op mogelijke betrokkenheid van een of meer onbekende personen bij het opzettelijk brandstichten of opzettelijk teweegbrengen van een of meer ontploffingen dan wel het aan de schuld van een of meer personen te wijten zijn van een brand of ontploffing. In het kader van het strafrechtelijk (deel)onderzoek dat betrekking heeft op mogelijke strafrechtelijke schuld aan de branden en de ontploffingen in Enschede, komt tevens de vraag aan de orde of één of meer overheidsdiensten in dezen enig strafrechtelijk relevant verwijt treft.

Op 18 mei jongstleden zijn nog eens twee gerechtelijke vooronderzoeken geopend. Deze gerechtelijke vooronderzoeken richten zich op het feitelijk leiding geven door de beide directeuren van S.E. Fireworks aan de eventuele verboden gedragingen van dit bedrijf.

De beide directeuren van S.E. Fireworks zijn inmiddels, op 19 mei respectievelijk op 20 mei aangehouden en in verzekering gesteld. De rechtercommissaris in strafzaken heeft ten aanzien van hen op 22 mei, respectievelijk op 23 mei, de bewaring bevolen. Het verhoren van de beide directeuren van S.E. Fireworks is sedert hun arrestatie in volle gang.

De vier gerechtelijke vooronderzoeken worden met voortvarendheid opgepakt. Het onderzoek heeft zich gedurende de eerste week geconcentreerd op het verzamelen en analyseren van informatie, het horen van getuigen en het verzamelen en in beslag nemen van bewijsmateriaal, zoals bodemmonsters en andere sporen op de locatie van de ramp en delen van de administratie van het bedrijf. Met name wordt bezien of S.E. Fireworks meer dan de volgens de vergunning toegestane hoeveelheid vuurwerk voorradig heeft gehad, alsmede of er sprake is geweest van soorten vuurwerk of andere ontplofbare stoffen waarvoor in het geheel geen vergunning was afgegeven. Een en ander wordt tevens bekeken aan de hand van de vervoerstromen van en naar het bedrijf, terwijl ook wordt onderzocht of met betrekking tot de opgeslagen voorraden aan de veiligheidsvoorschriften was voldaan. Verder wordt onderzocht of op het moment van de ramp en kort daarvoor in het bedrijf werd gewerkt en wat die eventuele werkzaamheden inhielden. Hiertoe worden ook werknemers en omwonenden gehoord.

  • 5. 
    Overige aangelegenheden Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Overige aangelegen Justitie

Hieronder wordt ingegaan op de onderwerpen incasso openstaande justitiële vorderingen, gefinancierde rechtsbijstand en slachtofferhulp.

Incasso openstaande justitiële vorderingen

Het Centraal Justitieel Incassobureau, dat onderdeel uitmaakt van het ministerie van Justitie, zal coulant omgaan met de incasso van openstaande vorderingen ten aanzien van getroffenen uit de zogeheten binnenste ring van het rampgebied. Concreet betekent dit het opschorten van de procedures voor de duur van drie maanden na de ramp, ten aanzien van sancties volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV, de zgn. Mulder-sancties), van strafrechtelijke geldboetes, transacties en KLPD-overtredingen (Korps Landelijke Politiediensten) en van naheffingsaanslagen parkeren. Opschorting van 3 maanden vindt in beginsel eveneens plaats, tenzij de omstandigheden pleiten voor voortzetting van de procedure, bij ontnemingsmaatregelen en schadevergoedingsmaatregelen en bij principale vrijheidsstraf-vonnissen. Alle gevolgen worden individueel beoordeeld. Dat vindt ook plaats ten aanzien van betalingsregelingen. Signaleringen in het opsporingssysteem OPS worden normaal voortgezet.

Gefinancierde rechtsbijstand

Ook is door het ministerie van Justitie onderzocht op welke wijze de door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand van betekenis kan zijn voor de slachtoffers van de ramp. Met de Stichting rechtsbijstand te Enschede zijn afspraken gemaakt over een gratis spreekuurvoorziening (bureau voor rechtshulp en spreekuuradvocaten) voor slachtoffers van de ramp en wel voor een maximale tijdsduur van 3,5 uur. In het geval de rechtsbijstand niet binnen het spreekuur kan worden afgehandeld, zal vervolghulp op basis van een toevoeging worden verleend. Voor slachtoffers uit de binnenste ring zal geen eigen bijdrage worden opgelegd voor een toe te voegen rechtsbijstandverlener. Hiervoor zal een beoordeling door de raad voor de Rechtsbijstand van geval tot geval plaatsvinden, waarbij onder meer als voorwaarde zal worden gesteld dat de noodzaak van rechtsbijstand redelijkerwijs direct het gevolg is van de ramp. Daarnaast worden de verhaalmogelijkheden van de kosten van rechtsbijstand opengehouden door middel van het afgeven van een voorwaardelijke toevoeging. Na 6 maanden vindt een definitieve beoordeling door de raad plaats. De Raad voor rechtsbijstand Arnhem draagt in overleg met het ministerie van Justitie zorg voor een adequate regeling. Strikt genomen is de hier bedoelde regeling niet in overeenstemming met de Wet op de Rechtsbijstand. De minister van Justitie meent echter dat deze uitzonderlijke situatie een dergelijke aanpak rechtvaardigt. Op basis van de eerste ervaringen met deze voorziening zal de minister van Justitie met de Raad voor Rechtsbijstand Arnhem nog overleg voeren en bezien of in voldoende mate tegemoet gekomen wordt aan de behoefte.

Slachtofferhulp

Ook slachtofferhulp in de regio Twente is intensief bij de opvang van de slachtoffers van de ramp met de vuurwerkopslagplaats betrokken. De bureaus uit Almelo, Hengelo en Enschede en alle vrijwilligers werden ingeschakeld vanaf het moment dat de opvanglocaties waren aangewezen. Er zijn in dit kader rond de 40 vrijwilligers aan het werk geweest en men is nog steeds actief.

Overige aangelegenheden Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Hieronder wordt ingegaan op het onderwerp ontheffing van het verbod tot werktijdverkorting.

Werktijdverkorting

Als direct gevolg van de vuurwerkramp is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan bedrijven ontheffing van het verbod tot werktijdverkorting (WTV) verleend op grond van artikel 8, 3e lid Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA 1945).

Het aantal verleende ontheffingen naar de stand van 24 mei 2000 bedraagt dertig, onderverdeeld over de volgende bedrijfstakken:

Horeca                         2bedrijven,

Detailhandel                7 bedrijven,

Garagebedrijf              3 bedrijven,

Kappers                       3bedrijven,

Overige bedrijven      15 bedrijven.

De ontheffing geeft bedrijven die daarvoor in aanmerking komen de mogelijkheid om tijdelijk de werknemer(s) minder te laten werken tegen evenredige vermindering van het loon. Vervolgens wordt over de niet gewerkte uren door de UVI’s 70% van het loon als WW uitgekeerd als tegemoetkoming aan de werkgever, wiens doorbetalingsplicht overigens blijft bestaan. De werkgever dient dus aan te vullen tot 100% van het nettoloon.

Bij de uitvoering van de WTV is een aantal in de Staatscourant gepubliceerde beleidsregels van toepassing. Daarvan kan worden afgeweken op grond van «bijzondere omstandigheden». SZW verleent WTV op basis van deze «bijzondere omstandigheden», waarbij geen sprake hoeft te zijn van de gebruikelijke vermindering van bedrijvigheid van ten minste 20%. In verband met deze uitzonderlijke situatie is ook de normale eigen risico- termijn (van loondoorbetaling door de werkgever) achterwege gelaten, die, afhankelijk van het percentage van de vermindering van de bedrijvigheid, 2, 4 of 6 weken kan bedragen.

Het blijft wel nodig dat de omvang van de schade en de verwachte duur van de herstelwerkzaamheden bij het betreffende bedrijf in beeld wordt gebracht. Niet ieder bedrijf zal immers even zwaar getroffen zijn.

  • 6. 
    Commissie onderzoek vuurwerkramp en inspectie-onderzoeken

Commissie onderzoek vuurwerkramp

Zoals reeds in mijn brief van 16 mei jl. aan uw Kamer werd medegedeeld is door het rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Enschede besloten tot het doen instellen van een integraal onderzoek door een onafhankelijke commissie.

De onafhankelijke commissie zal worden voorgezeten door mr.dr. M.

Oosting en kent als overige leden:

– mevrouw drs. M.B.C. Beckers-de Bruijn;

– ir. M.E.E. Enthoven;

– prof. mr. J. de Ruiter;

– prof. dr. T.J.F. Savelkoul;

– mevrouw drs. Y.I. Tümer.

De commissie heeft allereerst tot taak de oorzaak, de toedracht en de bestrijding van de vuurwerkontploffing en de directe gevolgen die deze ramp heeft gehad te onderzoeken, alsmede de organisatie en eerste uitvoering van de zorg voor de door de ramp getroffenen. De commissie brengt zo spoedig mogelijk, kan het zijn voor 1 november 2000, een schriftelijk eindverslag uit. Het instellingsbesluit van de Commissie onderzoek vuurwerkramp, die vrijdag 26 mei jongstleden is geïnstalleerd, treft u bijgaand aan.1

Inspectie-onderzoeken en afstemming

Niet alleen de Commissie onderzoek vuurwerkramp en het Openbaar Ministerie zullen onderzoek naar de gebeurtenissen rond de vuurwerkramp in Enschede verrichten. Ook verschillende inspecties zullen, ieder op grond van hun specifieke wettelijke taakopdracht, onderzoek naar deze gebeurtenissen uitvoeren. Het betreft de volgende acht inspecties: de Arbeidsinspectie, de Rijksverkeersinspectie, de Inspectie Milieuhygiëne, de Inspectie voor de Ruimtelijke Ordening, de Inspectie van de Volkshuisvesting, de Inspectie voor de politie, de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de Inspectie voor de gezondheidszorg.

De verschillende onderzoeken geschieden onafhankelijk van elkaar, vanuit een eigen verantwoordelijkheid en met een eigen doel. Bij alle onderzoeken staat de waarheidsvinding echter voorop. Er zullen dan ook maatregelen te worden getroffen om, met inachtneming van de wet- en regelgeving, zoveel mogelijk te voorkomen dat het ene onderzoek zich baseert op feitelijke informatie die voor een ander onderzoek ook relevant, doch in dat onderzoek niet bekend is. Een even groot belang is dat personen die als ooggetuigen en hulpverleners bij de ramp wellicht ingrijpende gevolgen daarvan ondervinden, niet nodeloos vaak met dezelfde soort vragen worden geconfronteerd.

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen- In dit verband is het van belang dat de coördinerende taak die de Minister taire Documentatie.                                         van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft, mede de afstem- ming van de inspectie-onderzoeken naar een ramp omvat. Met het oog hierop is de (hoofdinspecteur van de) Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding met de procedurele afstemming van de activiteiten van de verschillende inspecties belast. Zoals uw Kamer in de antwoorden van de regering op vragen over het rapport van de Enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer reeds is bericht, is deze taak mede naar aanleiding van die ramp opgenomen in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (zie kamerstukken II 1998/99, 26 241, nr. 13, blz. 12–13). Zeker nu een relatief groot aantal inspecties onderzoek zal verrichten, is procedurele afstemming van alle onderzoeksactiviteiten onontbeerlijk.

Teneinde de afstemming van de verschillende onderzoeken zo goed mogelijk te laten verlopen, zal hiervoor in overleg met alle betrokken onderzoeksinstanties een plan van aanpak worden opgesteld. Ik verwacht dat dit plan in de week van 5 juni a.s. gereed zal zijn. Vanaf dat moment kan worden gestart met de uitvoering van interviews van de bij de ramp betrokken personen. Alle overige voorbereidende activiteiten zijn inmiddels in gang gezet. Het plan van aanpak zal ik ter kennisneming aan uw Kamer toezenden.

Het plan van aanpak zal betrekking hebben op in ieder geval de volgende onderwerpen:

1.   Het wettelijk kader. Het gaat hierbij in de eerste plaats om een beschrijving van de wettelijke taakopdracht van de inspecties en van het toetsingskader dat bij de uitvoering van de taakopdracht wordt gehanteerd. Voorts wordt een beschrijving gegeven van de rechten en verplichtingen van de personen die door de inspecties worden gehoord. Ten slotte wordt een beeld geschetst van de voorwaarden waaronder de verschillende onderzoeksinstanties gegevens kunnen uitwisselen.

2.   De werkplanning. Deze planning heeft betrekking op de vraag welke instantie wat gaat onderzoeken, aan de hand van welke onderzoeksvragen en binnen welk tijdpad. De inspecties richten zich voor hun onderzoek primair op functionarissen die bij de gebeurtenissen betrokken zijn geweest, niet op burgers. Tegen die achtergrond heeft de werkplanning ook betrekking op de vraag op welke functionarissen van welke organisaties de onderzoeken van de inspecties zich richten.

3.   De organisatie van de afstemming en de informatie-uitwisseling. Hierbij moet worden gedacht aan de feitelijke organisatie van de afstemming van de verschillende onderzoeken en van de uitwisseling van informatie aan de verschillende onderzoeksinstanties. Hiertoe moeten in dit verband ook het Openbaar Ministerie en de Commissie onderzoek vuurwerkramp worden verstaan. Daarnaast gaat het om de communicatie met de provincie Overijssel en de gemeente Enschede.

Met betrekking tot het onderzoek van de inspecties merk ik tot slot nog op dat de diverse inspecties gezamenlijk een reconstructie van de gebeurtenissen zullen maken, die de basis zal vormen voor alle verdere onderzoeken. Dit zal leiden tot één afgerond feitendocument. Als leidraad voor de tijdspanne van de reconstructie zal voorlopig het optreden van de hulpverleningsinstanties worden genomen. Overigens zullen alleen die activiteiten bij de reconstructie worden betrokken die direct betrekking hebben op het incident. Nadere analyse en interpretatie van deze feiten kan vervolgens voor iedere inspectie verschillen en kan, afhankelijk van hun specifieke aandachtsgebied, vervolgwerkzaamheden opleveren. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het onderzoek dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg zal uitvoeren naar de nazorgfase. Deze specifieke aandachtsgebieden zullen niet onder de afstemming vallen.

  • 7. 
    Financiële afwikkeling van de ramp

Langzamerhand worden de contouren van de financiële gevolgen van de ramp zichtbaar. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen materiële schade en kosten die direct zijn te relateren aan de ramp en kosten die zijn te relateren aan de wederopbouw van de wijk.

De eerste categorie heeft betrekking op materiële schade en kosten waarvan de afwikkeling op korte termijn kan worden aangevangen, en voor een deel al is aangevangen. Deze materiele schade en kosten zijn direct gerelateerd aan de ramp.

De materiële schade heeft betrekking op alle gedupeerden, zoals daar zijn particulieren, bedrijven, instellingen, verenigingen, kerken en gemeente (gemeentelijke eigendommen).

Naast de materiële schade van genoemde getroffenen, moet ook gedacht worden aan kosten die verband houden met de bestrijding van de ramp en de directe gevolgen daarvan. Ten aanzien van een belangrijk deel van deze kosten kan een beroep worden gedaan op diverse bestaande bijdrageregelingen op basis van onder meer de Wet rampen en zware ongevallen en de Brandweerwet 1985.

De tweede categorie heeft betrekking op kosten die worden gemaakt in verband met de wederopbouw van het getroffen gebied. Als voorbeelden zijn te noemen het bestemmings- en bouwrijp maken, het herstel van de infrastructuur en de planologische herinrichting. In paragraaf 8 wordt nader ingegaan op de aanpak van de wederopbouw.

Directe schade en kosten

Momenteel is de instelling van een Commissie financiële afwikkeling vuurwerkramp in voorbereiding. In deze commissie die door de gemeente Enschede wordt ingesteld zijn in ieder geval de provincie Overijssel, de gemeente Enschede, de verzekeraars en het Nationale rampenfonds vertegenwoordigd. Het rijk zal als waarnemer worden toegevoegd aan de commissie. Alle betrokken partijen waaronder het Verbond van verzekeraars ondersteunen dit initiatief. De commissie krijgt onder meer tot taak, met inachtneming van bestaande regelgeving en verzekeringsdekking, advies uit te brengen aan de gemeente Enschede omtrent de wijze waarop kan worden voorzien in (eventuele aanvullende) financiële tegemoetkoming. Waar mogelijk wordt ander particulier initiatief dan het NRF bij de werkzaamheden van deze commissie betrokken.

Wat betreft de voor de getroffen bedrijven te nemen maatregelen vindt thans een inventarisatie plaats van de schade en de mogelijkheden die er zijn om voor deze bedrijven oplossingen te vinden. Voor zover mogelijke nieuwe regelingen steun verlenen aan het bedrijfsleven zijn deze te beschouwen als steunmaatregel in de zin van artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen. In gevolge art. 87, tweede lid, onderdeel b, van voornoemd Verdrag zijn steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone omstandigheden geoorloofd. Wel dienen deze regelingen op grond van art. 87, derde lid, van voornoemd Verdrag aan de Europese Commissie ter beoordeling te worden voorgelegd. Het spreekt voor zich dat de steunmaatregelen die daarvoor op grond van art. 87 van het Verdrag in aanmerking komen, aan de Commissie ter goedkeuring zullen worden voorgelegd.

Momenteel is niet duidelijk wat de omvang van de totale materiële schade van gedupeerden is en welk deel daarvan verzekerd is. De inventarisatie is nu in volle gang. Volgens een eerste voorlopige inschatting op basis van een enquête van het Verbond van Verzekeraars onder 30 betrokken maatschappijen komt de verzekerde schade voor particulieren, bedrijven en de gemeente Enschede uit op circa 600 miljoen gulden.

Bijzondere bijstand

Enschede heeft voor de door de ramp gedupeerden een aantal regelingen getroffen in het kader van de bijzondere bijstand.

Verstrekkingenbeleid

Het eerste deel van die regelingen heeft betrekking op de eerste opvang in de periode van 14 tot 20 mei 2000. In het kader van deze regeling is financiële noodhulp verstrekt aan mensen uit het gehele rampgebied die als gevolg van de ramp niet over enige financiële middelen beschikken. Uitgekeerd zijn bedragen tussen de f 100,– (alleenstaande) en f 500,– (gezin) voor eerste levensonderhoud en tussen de f 200,– en f 500,– voor kleedgeld. Voorts zijn overbruggingsuitkeringen verstrekt aan mensen die als gevolg van de ramp de komende weken zonder financiële middelen zitten (f 1 500,– voor alleenstaanden tot f 2 100,– voor gezinnen). Inmiddels heeft Enschede overlegd met de plaatselijke bankinstellingen teneinde te komen tot hervatting van het reguliere bancaire en girale betalingsverkeer. Circa 2 300 mensen hebben op één of meer van vorenstaande regelingen een beroep gedaan. De daarmee gemoeide kosten zijn geraamd op 4,6 miljoen gulden.

Voor uitvaartkosten van mensen die bij de ramp zijn omgekomen, is een regeling getroffen die voorziet in een bijdrage van f 10 000,– en een bijdrage voor de reis- en verblijfkosten van de nabestaanden. Voor zelfstandigen en kunstenaars zijn regelingen getroffen in het kader van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Wet inschakeling kunstenaars.

Het tweede deel van de regelingen heeft betrekking op herinrichtings- en aanverwante kosten.

  • 1. 
    Aan mensen wier huis door de ramp volledig is verwoest dan wel door de gemeente blijvend onbewoonbaar is verklaard wordt verstrekt: f 3 000,– kleedgeld per persoon, een vergoeding eerste kosten die per woning/adres varieert van f 500,– voor kamerhuurders tot f 2 500,– voor een (éénouder)gezin en een normvergoeding voor inrichtingskosten die varieert van f 10 000,– voor een niet-zelfstandige woning tot f 30 000,– voor een eengezinswoning/maisonette. Naar schatting 500 huishoudens behoren tot de doelgroep van deze regeling.
  • 2. 
    Aan mensen uit het rampgebied, die op de middellange termijn weer terug kunnen naar hun eigen woning, die nu in noodwoningen zijn of worden opgevangen. Onder de middellange termijn wordt verstaan een periode langer dan 2 maanden na de ramp, naar inschatting van de technische situatie van de woning. Het gaat hierbij om circa 50 huishoudens. Verstrekt worden: f 3 000,– kleedgeld per persoon, een vergoeding eerste kosten die per woning/adres varieert van f 500,– voor kamerhuurders tot f 2 500,– voor een (éénouder)gezin en een normvergoeding voor inrichtingskosten van f 5 000,–.
  • 3. 
    Aan mensen uit het op 16 mei 2000, om 11.00 uur vastgestelde afgesloten rampgebied, die nu reeds, of op korte termijn (binnen twee maanden na de ramp) zijn teruggekeerd of zullen terugkeren naar hun eigen woning wordt een vergoeding eerste kosten verstrekt die per woning/adres varieert van f 500,– voor kamerhuurders tot f 2 500,– voor een (éénouder)gezin.

De met de regelingen voor herinrichtingskosten c.a. gemoeide kosten zijn geraamd op circa f 23 miljoen. Mogelijk zal dit bedrag circa f 3 miljoen hoger komen te liggen in verband met niet in de Gemeentelijke basisadministratie of in bestanden van de woningcorporaties geregistreerde rechthebbenden.

Verrekening met verzekeringsuitkeringen en de bijdrage van het Nationaal Rampenfonds

Bij alle verstrekkingen hebben de belanghebbenden een machtiging tot cessie van verzekeringsuitkeringen moeten afgeven. De afwikkeling hiervan verloopt via het Verbond van Verzekeraars. De verrekening, die uiteraard niet verder zal gaan dan de verstrekte bedragen, is conform de bepalingen van de Algemene bijstandswet (Abw).

Voor de gedupeerden die niet of onvoldoende verzekerd zijn, stelt het Nationaal Rampenfonds een bijdrage beschikbaar aan Enschede. Deze bijdrage is thans bepaald op f 10,5 miljoen.

Verstrekkingenkader

Enschede heeft in zeer korte tijd en onder grote druk een uitzonderlijk groot aantal aanvragen moeten verwerken.

Inzake de opgestelde regelingen heeft regelmatig contact plaatsgevonden tussen Enschede en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aandachtspunten bij voornoemde regelingen zijn dat Enschede de inkomens- en vermogenstoets uit de Abw buiten beschouwing heeft gelaten en dat geen rekening wordt gehouden met het niet- of onvoldoende verzekerd zijn van de gedupeerden. Onder de gegeven omstandigheden is dit gerechtvaardigd te achten. Burgemeester en wethouders hebben op grond van de Abw de bevoegdheid om aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, (toch) bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. De situatie van direct na een ramp van een zodanige omvang als in Enschede die zich in een zo kort tijdsbestek voltrekt, kan onder dit artikel worden begrepen. Ten aanzien van de inkomens- en vermogenstoets geldt voorts, dat die onder de gegeven omstandigheden onuitvoerbaar zou zijn geweest. Ten aanzien van het niet- of onvoldoende verzekerd zijn geldt dat dit in de praktijk naar verwachting grotendeels zal worden opgevangen door het Nationaal Rampenfonds, dat bedoeld is voor niet- en onderverzekerden.

Berichten over fraude

In de media zijn berichten verschenen over fraude. Hierover zij het volgende opgemerkt. Personen waarover op grond van de uitgevoerde controles vragen zijn gerezen zullen worden nagetrokken door de sociale recherche die ook nu reeds preventief wordt ingeschakeld bij de overige regelingen. Het gaat, bij die gevallen waarover de media spreken, waarschijnlijk om mensen die net buiten het aangewezen gebied woonachtig zijn, maar die wel schade hebben. Als sprake is van fraude zal het om geringe bedragen gaan (tussen de f 100 en f 500 per geval) waardoor het totaalbedrag, waarvan de uitkering eventueel twijfelachtig is, laag is. De burgemeester heeft met het Openbaar Ministerie afgesproken dat in voorkomende gevallen snelrecht zal worden toegepast. Als waarschuwing is dit naar buiten gebracht.

Maatregelen in de fiscale sfeer

In het besluit van 18 mei jl., nr. VB 2000/850, is een aantal maatregelen neergelegd ten behoeve van gedupeerde particulieren en bedrijven. Voor belastingplichtigen die woonachtig of gevestigd zijn in de zogenoemde binnenste ring zijn enkele extra maatregelen getroffen, zoals automatisch uitstel voor het indienen van o.a. de aangiften inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, loonbelasting en omzetbelasting. Alle fiscale post voor de adressen in de binnenste ring zal tot 5 juni 2000 worden opgevangen. Verder zal geen schenkingsrecht worden geheven op schenkingen op gironummer 777 van het Nederlandse Rode Kruis of het Nationaal Rampenfonds. Met betrekking tot de motorrijtuigen die als gevolg van de explosie technisch total loss zijn, vervalt direct de motorrijtuigenbelasting. De reeds voor die motorrijtuigen betaalde belasting wordt automatisch teruggegeven voor de periode vanaf 13 mei 2000. Voor alle vragen van fiscale aard is een centraal aanspreekpunt ingesteld bij de Belastingdienst.

  • 8. 
    Wederopbouw

De wederopbouw van de getroffen wijk Roombeek zal door middel van een convenant onder coördinatie van de minister van GSI worden voorbereid. Op korte termijn zal met alle betrokkenen zoals het rijk, de provincie, de gemeente Enschede, bedrijven en instellingen, woningcorporaties en vertegenwoordigers van de bewoners overleg worden gestart ten behoeve van de convenantvorming.

Bij de aanpak van het herstel en de wederopbouw van de wijk Roombeek is het van belang dat de betrokkenheid van de bewoners, bedrijven en instellingen op een zorgvuldige wijze vorm krijgt. Niet alleen in de materiële zin is er sprake van een noodzakelijke wederopbouw maar ook immaterieel. De sociale samenhang in de wijk, de sociale infrastructuur die een wijk tot een geheel maakt, is immers letterlijk weggevaagd. Een coherente en goed afgestemde aanpak in samenwerking met alle betrokkenen is noodzakelijk.

Dit vraagt dan ook om een gefaseerde aanpak waarbij de inzet vanuit het rijk, de provincie, de gemeente en de woningbouwcorporaties samen met andere betrokkenen gebundeld wordt. Uitgangspunt is om deze bundeling via een te sluiten convenant vorm te geven. Dit in navolging van de aanpak die is gevolgd met het Grote Stedenbeleid. In een dergelijk convenant geven partijen aan hoe en wanneer gezamenlijk beleid geconcretiseerd gaat worden. Concreet zal er daartoe op korte termijn een specifiek convenant tussen het rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Enschede worden gesloten over hoe en op welke wijze de wederopbouw van de wijk vorm krijgt. In het convenant dient helder te zijn wie een bijdrage levert, hoe het rijk de coördinatie van rijkszijde organiseert, wanneer zaken worden afgerond en hoe de bewoners invloed kunnen uitoefenen op het wederopbouwproces.

Zowel bestaande GSB middelen als eventuele aanvullende gelden kunnen in dit convenant een plek krijgen. In overleg met de Europese Commissie zal besproken worden of voor de wijk (die onderdeel uitmaakt van een zogenaamd Doelstelling 2 gebied) nadere afspraken kunnen worden gemaakt. Hierbij zullen ook de communautaire initiatieven Interreg en URBAN worden bezien.

Direct grenzend aan het eigenlijke rampgebied ligt Groot-Roombeek: een deels braakliggend gebied met oude industriële bebouwing dat wordt ontwikkeld als Vinex-locatie (1 100 woningen). In dit gebied ligt ondermeer de voormalige textielfabriek Bamshoeve. Over de exploitatie van dit gebied is reeds lange tijd intensief overleg gaande tussen gemeente en VROM, waarbij het vooral gaat over extra middelen in het kader van de innovatie. De consequenties van de ramp voor de fasering en exploitatie van dit plangebied zullen in het licht van het te sluiten convenant moeten worden bezien.

  • 9. 
    Overige voorzieningen

Openbaarheid en Informatievoorziening

Goede informatievoorziening is van belang. Het Kabinet heeft als uitgangspunt hiervoor vastgesteld dat alle informatie die voor de ramp openbaar gemaakt zou kunnen worden ook nu openbaar wordt gemaakt. Verder zullen vanzelfsprekend alle onderzoeksrapporten na afronding worden gepubliceerd.

Het is niet uit sluiten dat er de komende tijd op basis van de Wet openbaarheid van bestuur een aanzienlijk aantal verzoeken om informatie met betrekking tot de vuurwerkramp in Enschede zullen worden gedaan. Tot op heden hebben diverse overheden meer dan 10 Wob-verzoeken ontvangen. Een open en eenduidig omgaan met informatieverstrekking is van groot belang in een complexe situatie zoals die in Enschede. Daarom is besloten te komen tot een uniforme behandeling van dergelijke verzoeken waarbij actieve en open informatieverstrekking het uitgangspunt is.

Alle verzoeken zullen worden geregistreerd en onderling worden uitgewisseld. Het ministerie van BZK zal zorgdragen voor de noodzakelijke informatie, coördinatie en afstemming tussen de drie betrokken bestuurslagen. Verzoeken met betrekking tot de vuurwerkramp zullen met prioriteit worden behandeld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.