Nota brede scholen - Brede Scholen

Deze nota is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 26999 - Brede Scholen.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Brede Scholen; Nota brede scholen 
Document­datum 02-02-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST43736
Kenmerk 26999, nr. 1
Van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

26 999

Brede Scholen

Nr. 1

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 2 februari 2000

Overeenkomstig de toezegging aan de Kamer van 10 november 1999, gedaan bij gelegenheid van de behandeling van de begroting van OCenW, bieden wij u de notitie Brede Scholen aan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K. Y. I. J. Adelmund

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. M. Vliegenthart

De ontwikkeling van brede scholen

Inleiding

De brede school is een netwerk van onderwijs, welzijn en zorg voor kinderen en hun ouders. Een netwerk bestaande uit de school en andere voorzieningen (zorginstellingen, cultuur, sport en bijvoorbeeld politie), met als doel de actieve deelname van kinderen aan de samenleving te bevorderen, kinderen een goede «dagindeling», te bieden, mogelijke achterstanden van kinderen weg te nemen en hun sociale competentie te vergroten.

Brede scholen betreffen lokale ontwikkelingen met en rond scholen, onder regie van de gemeentelijke overheid. Met deze notitie wordt aangegeven op welke wijze OCenW en VWS, in goede afstemming met andere betrokken departementen en de VNG, deze ontwikkeling ondersteunen. Daartoe worden vooral beschikbare instrumenten gerichter ingezet, en niet nieuwe beleidskaders ontworpen.

Van deze brief zal een publieksversie in de vorm van een brochure worden uitgebracht, waarin voorbeelden en praktische informatie zijn opgenomen.

Lokale dynamiek

Binnen het jeugd- en onderwijsbeleid op lokaal niveau doet zich op dit moment een opvallende ontwikkeling voor. De idee van een brede school inspireert tot het aangaan, vernieuwen en verstevigen van bondgenootschappen tussen de verschillende partijen die een verantwoordelijkheid hebben voor het opgroeien en leren van kinderen. Dit leidt tot veel variatie: variatie in samenwerkende partijen, in doelgroep (leerlingen van scholen voor basis- of voortgezet onderwijs) in doelen en motieven. Echter, de school als basisvoorziening blijkt bij het vormgeven van deze nieuwe arrangementen voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren een goed aangrijpingspunt.

Waarom een brede school?

Het ontstaan van brede scholen is een reactie op verschillende maatschappelijke ontwikkelingen. Door de toenemende arbeidsparticipatie van beide ouders is er een maatschappelijke vraag naar een sluitende «dagindeling» voor kinderen. De brede school geldt dan als parapluterm voor het samenhangende dagarrangement voor kinderen waarvan de (alleenstaande) ouder werkt c.q. beide ouders werken. Het streven naar integraal jeugdbeleid sluit hierop aan: door samenwerking tussen verschillende jeugdvoorzieningen de ontwikkelingsmogelijkheden van jeugd te vergroten en eventuele problemen te voorkomen. Een reeks brede school initiatieven wordt primair ingegeven door de noodzaak alle expertise te verenigen om hardnekkige onderwijsachterstanden aan te pakken. Door scholen weer aan hun kerntaak – het verzorgen van onderwijs – toe te laten komen, wordt ook deze expertise optimaal benut.

Het Kabinet onderkent deze verschillende motieven, alsook de potentie die de brede school ontwikkeling voor het primair en voortgezet onderwijs voor heel Nederland en alle kinderen heeft. Een brede school is een school die een plek heeft in de wijk, in welke wijk dan ook. Voor het primair onderwijs zal de brede school vaak een wijkgebonden positie hebben. Voor het voortgezet onderwijs zal de brede school – bijvoorbeeld door samenwerking met lokale sportverenigingen of politie – een wijk-overstijgend karakter hebben. Brede scholen zijn voor heel Nederland mogelijk, en voor scholen in risicowijken welhaast een must. De

gemeente heeft als regisseur van het lokale jeugdbeleid ook een regierol voor de ontwikkeling van de brede school.

Steun voor brede school ontwikkelingen

Het Kabinet ziet het ontstaan van brede scholen als een veelbelovende ontwikkeling (zie ook bijlage 1). De kansen die er liggen om de voorzieningen die zich richten op kinderen en jongeren beter op elkaar te laten aansluiten verdienen te worden ondersteund en bevorderd; het elan en de dynamiek die op lokaal niveau is losgekomen mag zich gesteund weten en voelen door de rijksoverheid. In het Regeerakkoord worden de mogelijkheden die het concept van de brede school inhouden onderkend, met de aantekening dat dit niet mag leiden tot taakverzwaring van leerkrachten.

Relevante beleidskaders en -ambities

Bij de brede school ontwikkeling gaat het om het organiseren van praktische samenhang tussen school en omgeving binnen bestaande beleidskaders. De resultaten die bij de doelgroep (kinderen, jongeren) nagestreefd worden zijn neergelegd in de te onderscheiden onderdelen van het rijksbeleid. De voor de brede school ontwikkeling meest relevante intersectorale beleidskaders zijn het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA), het Voortijdig Schoolverlaten Beleid, het integratiebeleid (nota «Kansen krijgen, kansen pakken» 1998), het lokaal jeugdbeleid, het grote stedenbeleid (GSB), het veiligheidsbeleid (IVP, Justitie in de Buurt, Jeugd en Veiligheid/Van Montfrans), het kinderopvangbeleid en beleid Arbeid en zorg (cie. Dagindeling), het jeugdparticipatiebeleid, de provinciale en regionale preventieve en curatieve jeugdzorg, het sportbeleid (w.o. Jeugd in Beweging en het breedtesportbeleid), het cultuurbeleid (w.o. Cultuur en School), het (jeugd)gezondheidsbeleid (w.o. consultatiebureau en jeugdarts). Scholen en welzijnsinstellingen hebben daarnaast respectievelijk met het onderwijs- en het welzijnsbeleid van doen. De steun aan de brede school ontwikkeling is opgenomen in het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS). In het kader van het jeugdbeleid is met de VNG overeengekomen dat als onderdeel van het VNG-project Lokaal Jeugdbeleid gemeenten in hun regie- en beleidsontwikkelende rol ten aanzien van brede scholen zullen worden gesteund.

De veelheid van ambities van genoemde intersectorale beleidskaders, bevat voor de school en haar bondgenoten een aantal prioritaire doelstellingen: – Vergroting van de deelname van het aantal jonge kinderen in achterstandssituaties aan kwalitatief goede programma’s voor- en

vroegschoolse educatieopdat anderstalige leerlingen zo jong mogelijk

Nederlands leren. – Voorkomen en bestrijden van het voortijdig schoolverlaten. – Het bevorderen van de veiligheidvoor en door kinderen, in en om de school en in de buurt. – Het realiseren van longitudinale en intersectoralesamenhang in het aanbod aan kinderen en jeugd, van 0 – 18 jaar (vergelijk ook de visie op Jeugdbeleid, BANS-afspraken december 1999). – Vergroten van de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen en jongeren. – Snelle onderkenning en behandeling van kinderen die zijn aangewezen op de expertise van de jeugdzorg.

Regie

De genoemde beleidskaders geven ook in bestuurlijke zin uitdrukking aan de andere sturingsfilosofie die de Kamer met de nota Vertrouwen in Verantwoordelijkheid (BZK, 1999) is voorgelegd. Maatschappelijke vraagstukken zijn in toenemende mate complex en onderling afhankelijk. Zij vragen om een intersectorale benadering, en om een andere sturingsrelatie tussen rijk en gemeenten. Het sleutelwoord is decentralisatie. minder centrale sturing, meer aandacht voor de procesarchitectuur («horizontalisering van de beleidsvorming») en mét gemeenten in plaats van tegenover gemeenten.

Maatregelen

Het instrumentarium waarover het rijk beschikt om de ontwikkeling van de brede school te ondersteunen omvat regelgeving, voorlichting, facilite-ring, de inzet van landelijke steunfuncties, monitoring en onderzoek. Daarnaast wil het Kabinet een rol vervullen in de dialoog over de koers en de toekomst van de brede school.

In deze dialoog speelt de vraag naar kansen en risico’s en het op effectieve wijze benutten van succesformules om hiermee om te gaan een centrale rol.

Het Kabinet zal in aanvulling op lopende initiatieven (zie bijlage 2) de ontwikkeling van brede scholen van nieuwe impulsen voorzien. Geordend naar resultaatsafspraken, ondersteuning en financiering gaat het om de volgende maatregelen:

A. Regelgeving en resultaatsafspraken

– Overleg met gemeenten heeft niet geleid tot identificatie van knellende regelgeving. Dienen zich knelpunten in de landelijke wet- en regelgeving zich aan, dan zal het rijk zich inspannen deze te bestrijden. VWS en OCenW zullen in overleg met in ieder geval BZK/GSI bezien hoe knelpunten in de uitvoeringspraktijk snel geïnventariseerd en waar nodig door aanpassing van regelgeving verholpen kunnen worden. De resultaten van de dieptestudie door Oberon zullen hierbij worden gebruikt. Deze actie dient als bijdrage aan de nadere vormgeving van de Sociale Dialoog (motie Van Heemst).

– Teneinde scholen met meer dan 70% 1.9 leerlingen beter toe te rusten voor de uitdagingen waar zij voor staan zal de vorming van een onderling netwerk worden bevorderd. Voor een beperkte groep van deze scholen zullen maatwerkarrangementen worden getroffen. Daarbij neemt OCenW een directe medeverantwoordelijkheid voor het realiseren van «een keer ten goede».

– Voorbereiding landelijk beleidskader GOA 2002: mede op basis van de evaluatie van het vigerende beleidskader zullen resultaatsverplichtingen met het oog op het realiseren van samenwerking en het bereiken van resultaten dienen te worden aangescherpt. Dit betreft in ieder geval de prioriteit voor taal en de deelname aan voor- en vroeg-schoolse programma’s.

– In de monitoring en evaluatie van het grote stedenbeleid zal – gelet op de ambities ten aanzien van de brede school in de meerjarige ontwikkelingsprogramma’s van de steden – de brede school worden opgenomen.

1 Het samenwerkingsverband van landelijke ondersteuningsinstellingen (PMPO, PMVO, NIZW, LPC, SARDES) ten behoeve van de brede school ontwikkeling.

B. Ondersteuning, communicatie en onderzoek

– Het Transferpunt De Brede School1 is gevraagd een plan van aanpak op te stellen waarin zichtbaar moet worden welke ondersteunings- en ontwikkelingstaken landelijk kunnen worden aangeboden. Waar uit het plan van aanpak blijkt dat voor de versterking van de brede schoolontwikkeling zich witte vlekken in het ondersteuningsaanbod voordoen, worden ontwikkelopdrachten verstrekt om deze te verhelpen.

– Met de landelijke ondersteuningsinstellingen worden hier nadere afspraken over gemaakt. De Brede schoolontwikkeling krijgt prioriteit in de programmering van de landelijke ondersteuningsinstellingen van onderwijs en welzijn.

– Gelet op de dynamiek bij het tot stand brengen van brede scholen zal er met regelmaat inventariserend onderzoek – zoals in 1999 door Sardes uitgevoerd – worden aanbesteed. Daarnaast zullen diepte-studies ten aanzien van kritische succesfactoren nodig blijven om de kennis over het optimale benutten van deze factoren te vermeerderen.

– Bij het procesmanagement primair onderwijs zal een procesmanager School en Omgeving worden aangesteld.

– Het Kabinet presenteert een gespreksagenda over kansen en risico’s bij de brede school ontwikkeling, met als doel zowel praktijkervaringen als bestuurlijke opvattingen aan elkaar te toetsen, en succesvolle aanpakken een snelle verspreiding te geven. Over deze dialoog zal in 2001 aan de Kamer worden gerapporteerd..

C. Financiering

– Een Brede school aanpak betekent: het bestaande werk anders organiseren, een manier om bestaande activiteiten van diverse instellingen beter op elkaar te laten aansluiten ten behoeve van de ontwikkelingskansen van kinderen. Het gaat dus om activiteiten die in principe al worden gefinancierd. De regierol van de gemeente betreft ook financiële regie. De gemeente kan – op basis van een lokaal beleidsplan – de eerder genoemde financiële bronnen bij elkaar brengen. Er is dan ook niet voorzien in additionele financiële ondersteuning van lokale brede school ontwikkelingen die de uitvoering betreffen.

– Wel zal de mogelijkheid om in de risicowijken van Nederland voor- en vroegschoolse programma’s aan te bieden aan die kinderen die anders met grote achterstand het basisonderwijs betreden worden verruimd. Het Kabinet heeft hiertoe in aanvulling op de bestaande middelen (als extra) uitgetrokken: 5 mln. éénmalig voor het jaar 2000 en 20 mln. structureel (motie Melkert). OCenW treft in overleg met VWS – gekoppeld aan GOA – een regeling.

– De gemeentelijke regierol wordt ondersteund via het door VWS en BZK gefinancierde VNG Project Lokaal jeugdbeleid (1999–2002).

– Voor versterking van de communicatie, ondersteuning en onderzoek is in het bestedingsplan 2000 van OCenW 0,4 mln. gereserveerd (dit in aanvulling op de middelen beschikbaar voor de ondersteuning van GOA (0,8 mln), waaronder de kosten voor de interactieve website voor bestuurlijk betrokkenen). Door VWS is naast de middelen voor het VNG-project Lokaal Jeugdbeleid voor het jaar 2000 0,2 mln. gereser-veeerd.

Gesprekspunten

Zoals aangegeven onder B. Ondersteuning, communicatie en onderzoek, zal het gesprek over kansen en risico’s bij de brede school ontwikkeling worden geëntameerd. Als input voor deze dialoog kan nu reeds een aantal thema’s worden benoemd.

1. Geen extra belasting maar minder ballast

Leraren en schoolleiders zetten zich extra in om brede scholen tot stand te laten komen. Daarmee is er een risico dat hun primaire onderwijstaken onder druk komen te staan.

Daar tegenover staat dat nu leraren en schoolleiders teveel energie in niet-schoolse voorwaarden moeten stoppen. Dat wordt, zeker op achterstandsscholen, steeds tijdsintensiever. Om leraren en schoolleiders te ontlasten is het noodzakelijk brede scholen zo te vormen dat zij niet worden belast. De vraag is, onder welke voorwaarden dit lukt.

Mutatis mutandis geldt dat ook voor de partners van de scholen, zoals de peuterspeelzaal, de kinderopvang, de jeugdzorg, de bibliotheek, politie, etc.

2.  Participatie

Betrokkenheid van ouders en kinderen is een voorwaarde voor een succesvolle brede schoolformule. De vraag is, op welke wijze participatie kan worden gerealiseerd.

Wat betreft de jeugdparticipatie: hoe kunnen de school en samenwerkingspartners hun aanbod aan activiteiten laten aansluiten bij de wensen en behoeften van kinderen en jongeren? Welke mogelijkheden biedt de brede school om de jeugd bij de vormgeving te betrekken en een verantwoordelijkheid te geven?

De gezamenlijke overheden zijn op 1 december 1999 overeengekomen dat beleid maken met in plaats van over jeugdeen criterium is waarop beleid zal worden getoetst. Hoe kan dat op lokaal niveau worden waargemaakt?

Ook de betrokkenheid van oudersis cruciaal. In veel ontwerpen van brede scholen worden de ouders expliciet als een doelgroep benoemd. Er is formele medezeggenschap. Maar in eerste instantie gaat het om ouderparticipatie en het betrekken van de ouders bij de ontwikkelingsprocessen van hun kinderen. Waar mogelijk lijkt het gewenst ouders bij de brede school ontwikkeling te betrekken.

Met name in risicowijken blijkt het bereiken van ouders problematisch: men spreekt zowel letterlijk als figuurlijk elkaars taal niet. Wat zijn succeservaringen met het betrekken van moeilijk bereikbare ouders? Wat kan worden geleerd van de samenwerkingsverbanden die in een aantal gemeenten met zelforganisaties van de etnische minderheden in het kader van de brede school zijn aangegaan?

3.  Gemeenten en instellingen: partners in de brede school

Hoewel in verscheidene gemeenten al veel ervaringen zijn opgedaan met de samenwerking tussen welzijn en onderwijs (in het kader van het onderwijsvoorrangsbeleid), blijkt intersectoraal samenwerken, zowel op buurt, gemeentelijk als rijksniveau geen gemakkelijke zaak. Bovendien wordt de brede school aanpak ook geïntroduceerd in gemeenten waar juist minder samenwerkingservaringen zijn. Het rijk wil de strubbelingen die te maken hebben met intersectoraal samenwerken in de brede school opsporen, en goede voorbeelden verspreiden.

De gemeenten zijn door decentralisatie van verschillende beleidskaders in een positie gebracht om zelf regie te voeren op lokaal onderwijs- en jeugdbeleid. Deze regierol van de gemeente voor de brede school aanpak is nog niet uitgekristalliseerd. Over de afweging tussen en verdeling van bestuurlijke en professionele taken in de gemeentelijke sociale infrastructuur waar de brede school aanpak een onderdeel van is, is meer verdieping nodig.

Bij de schoolbesturen en besturen van overige instellingen die bij de vormgeving van een brede school betrokken zijn zal de vraag aan de orde komen welke beheer- en bestuursvorm het meest geëigend is. Aan de orde is dan hoe de formele verantwoordelijkheid voor zowel de onderdelen van als de samenhang tussen brede school activiteiten wordt geregeld.

Vervolg

Via het VNG-project lokaal jeugdbeleid, het Transferpunt de brede school en via de website zal voorzien worden in een permanente informatieuitwisseling. Jaarlijks zal over de voortgang worden gerapporteerd.

BIJLAGE1                                              Inventarisatie

Diversiteit troef

Uit een inventarisatie («De brede school medio 1999», Sardes, september 1999) blijkt dat niet alleen in de meeste gemeenten die deelnemen aan het Grote Steden Beleid (de «G25»), maar ook in andere gemeenten (waaronder rurale gebieden) brede scholen staan of ontstaan. De ontwikkelingsfase is op dit moment erg verschillend.

Door de diversiteit aan definities en ontwikkelingsstadia (van voornemen tot operationele brede school) is het niet goed mogelijk een kwantitatief overzicht van brede scholen te geven.

De diversiteit spreekt alleen al uit de aangetroffen naamgeving: brede school, brede buurtschool, vensterschool, wijkschool, open wijkschool, kantoorurenschool, «community»school, magneetschool, forumschool, multifunctioneel onderwijs- en zorgcentrum (MOZC), SIS (School in de samenleving), brandpuntschool, bedrijfstijdenschool, brede integrale basisschool, onderwijskansenschool, buurtschool, plusschool, Tweede Thuis School, brede samenlevingsschool

Doelen

Wat betreft doelstellingen en vormgeving lopen de verschillende initiatieven sterk uit elkaar, omdat het ontwerp van de brede school vooral een antwoord dient te zijn op (ontwikkelings- en ondersteunings)behoeften van leerlingen en ouders in de buurt. Sommige gemeenten kiezen voor een geconcentreerde huisvestingsvorm, andere zetten meer in op de samenwerkingsrelaties tussen instellingen. In het inventarisatieonderzoek van Sardes worden de doelstellingen benoemd die bij de meeste brede school initiatieven zijn te herkennen, namelijk: – Het voorkomen of wegwerken van (onderwijs)achterstanden. – Kansen bieden aan de brede ontwikkeling van kinderen. – Verbeteren van de sociale cohesie in de wijk/buurt/dorp en versterken van buurt- en wijkfunctie. – Mogelijk maken van goede (buitenschoolse) opvang van kinderen. – Het verbeteren van de plek van de school in de wijk. – Het aantrekkelijker maken van de school. – Integrale aanpak van jeugdproblematiek. – Integrale aanpak voor zorg.

– Verbeteren van huisvesting/multifunctioneel bouwen. Het blijkt dat nagenoeg alle gemeenten met hun brede school beleid meerdere doelen tegelijk nastreven, maar ook dat het formuleren van doelstellingen per brede school soms doelbewust wordt overgelaten aan de scholen en hun samenwerkingspartners in de wijken. Veelal moet nog gewerkt worden aan een gezamenlijke pedagogische missie van de samenwerkende instanties.

Partners

Uit de inventarisatie blijkt voorts dat de brede school gemiddeld een netwerk van 5 tot 6 instellingen en organisaties bevat. Veel voorkomende partners in het netwerk van de brede basisschool zijn – naast de gemeente – de peuterspeelzaal, het buurthuis, het welzijnswerk, instellingen voor kunst en cultuur, de politie, sportverenigingen, aanbieders van opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering, het maatschappelijk werk en instellingen uit de gezondheidszorg, bibliotheken, instellingen voor sociaal-cultureel werk, een stichting voor kinderopvang, de speeltuin, en soms arbeidsvoorziening. Cruciale partners zijn de ouders. Uit brede school initiatieven blijkt dat veel energie gestoken wordt in het zoeken naar een goede vorm om ouders bij de brede school ontwikkeling te betrekken.

Ook voortgezet onderwijs

Op dit moment zijn vooral veel basisscholen betrokken bij de ontwikkeling van brede scholen. De brede school aanpak wordt ook aangetroffen in het voortgezet onderwijs, in aangepaste vorm, afgestemd op de ontwikkelingsbehoeften die passen bij de leeftijd van de jeugdigen, en zich rekenschap gevend van de buurtoverstijgende functie van de school. Immers het wervingsgebied van een school voor voortgezet onderwijs is veel groter. Binnen het voortgezet onderwijs is het voorstelbaar dat de brede school aanpak, naast de eerder genoemde doelstellingen, wordt benut voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, voor de oriëntatie op school en beroep, of voor de bevordering van een positief schoolklimaat in het algemeen.

Initiatiefnemers

Het beeld van de brede school ontwikkeling is hiermee zeker niet compleet. Er is enig zicht op doelen, betrokken partijen, en activiteiten die men in het kader van brede scholen onderneemt. Uit de inventarisatie van Sardes blijkt dat in iets meer dan de helft van de gevallen zowel het initiatief als de coördinatie van de brede school bij de school zelf ligt; 35% van de brede scholen is gestart op initiatief van de gemeente. Er is zowel bij het rijk als op het lokale niveau grote behoefte aan informatie ter verdere aanvulling van dit beeld.

BIJLAGE 2                                              Reeds getroffen maatregelen ter ondersteuning van de brede school ontwikkeling

Bij de brede school ontwikkeling bleek een sterke behoefte aan uitwisseling van ervaringen, zicht op goede voorbeelden, communicatie met deskundigen en collega-initiatiefnemers. De overweldigende belangstelling voor conferenties over de Brede School (tijdens de NOT, de twee NIZW-conferenties) getuigt daarvan. Dit vormgeven en organiseren vergt impulsen die niet of nauwelijks van individuele gemeenten of besturen kan worden verwacht. Om hierin te voorzien zijn de volgende beleidsinitiatieven genomen:

A.  Regelgeving en resultaatsafspraken

– Met de decentralisatie van het Welzijnsbeleid, het GOA-, OALT-,

onderwijshuisvestingsbeleid en van de financiering van de schoolbegeleidingsdiensten is beleidsruimte op het lokale niveau gecreëerd. Voor GOA geldt dat door de bundeling van de middelenstromen tot één GOA-budget een aanzienlijke deregulering heeft plaatsgevonden.

– De brede school in GSB: de brede school is als ambitie overeengekomen in het doorstartconvenant Grote Stedenbeleid. De meerjarige ontwikkelingsplannen van de G25 zijn op de vertaling van die ambitie naar het lokale beleid bezien. Gebleken is dat de brede school in nagenoeg alle MOP’s is opgenomen.

– Voor- en vroegschoolse educatie: peuterspeelzaal en basisschool vormt in veel gemeenten reeds belangrijke samenwerkingspartijen in brede school verband. Deze samenwerking wordt met het oog op tijdige en kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie bevorderd. Doel is de deelname aan kwalitatief goede voor- en vroegschoolse programma’s door kinderen in achterstandsituaties in risicowijken te verhogen. Ook deze ambitie is opgenomen in het doorstartconvenant GSB. Het blijkt dat bijna alle betreffende gemeenten in hun meerjarige ontwikkelingsplannen inmiddels concrete ambities hebben geformuleerd. Ter ondersteuning van de lokale beleidsontwikkeling, intensivering van de nascholing en de implementatie van succesvolle programma’s worden maatregelen getroffen (zie paragraaf nieuwe initiatieven).

– Het Kabinet heeft met de mede overheden in het kader van BANS afspraken gemaakt over criteria voor goed jeugdbeleid. De criteria vormen een ondersteuning voor de kritische succesfactoren van de brede school

– Het kabinet heeft structureel extra middelen uitgetrokken voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten (VSV). In het plan van aanpak VSV, dat in 1999 aan de Tweede Kamer is aangeboden, wordt het beleid VSV beschreven. Bestrijding van VSV is ook een belangrijk aandachtspunt in het GSB.

B.  Ondersteuning, communicatie en onderzoek

– Het stimuleren van samenwerking tussen landelijke ondersteuningsinstellingen, verenigd in het «Transferpunt brede school»(PMPO, PMVO, NIZW, FORUM, LPC, SARDES). Doel is samenhang aanbrengen in het ondersteuningsaanbod. Op basis van een door de ondersteuningsinstellingen op te stellen plan van aanpak zal worden bezien of nadere maatregelen door het Kabinet nodig zijn

– Het stimuleren van de interactie van bestuurlijk betrokkenen door middel van de bekostiging van een interactieve website(www.brede-school.net). De website biedt vooral inzicht in bestuurlijke aanpak binnen de verschillende gemeenten en in relevante beleids- ontwikkelingen op rijksniveau. De website is interactief: er kan over en weer gereageerd kan worden op de ontwikkelingen.

Onderzoek:er heeft een inventarisatie plaatsgevonden, die een momentopname biedt van de beleidsontwikkeling in veel gemeenten (Sardes, september 1999). Uit deze inventarisatie is een aantal cases gekozen voor een diepte onderzoek (Bureau Oberon, december 1999).

– Het Kabinet draagt via cofinanciering bij aan gerichte voorlichting aan gemeentelijke bestuurders door de VNG. In de loop van 2000 zullen daartoe een brochure en een video verschijnen.

– Het Kabinet financiert het VNG-project Lokaal Jeugdbeleid. Dit project omvat tevens de inspanningen die zich richten op Jeugd en Veiligheid. Op deze wijze is een solide ondersteuningsfunctie gecreëerd. Dit project is in november 1999 van start gegaan en richt zich op de ondersteuning van gemeenten bij het ontwikkelen van lokaal jeugdbeleid, in het verlengde van de initiatieven van de projectgroep Ontwikkeling lokaal preventief jeugdbeleid (OLPJ, 1995–1998). Onderdeel daarin is onder meer het thema «relatie lokaal onderwijsbeleid en lokaal jeugdbeleid, waaronder de brede school».

– Experimenten Brede school, gefinancierd door het Projectbureau Dagindeling.

C. Financiering

De bestaande (gedecentraliseerde) voor De Brede School ontwikkeling aan te wenden budgetten zijn:

– Het GF (waarin ondergebracht de gedecentraliseerde middelen welzijnsbeleid).

– GOA-middelen en gewichtengelden. Ter ondersteuning van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (waaronder de kosten voor de interactieve website voor bestuurlijke betrokkenen) is per jaar 0,8 mln. uitgetrokken.

– Middelen voor Schoolbegeleidingsdiensten.

– Fonds Sociale Integratie en Veiligheid GSB, waarin ondergebracht de middelen voor voortijdig schoolverlaten en de Van Montfrans-middelen voor de G25

– Kinderopvangmiddelen.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.