Brief minister met reactie op een aantal vragen, gesteld tijdens het Algemeen Overleg op 16-9-1999 over "De Digitale Delta" - Informatie- en communicatietechnologie

Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 26643 - Informatie- en communicatietechnologie (ICT).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Informatie- en communicatietechnologie; Brief minister met reactie op een aantal vragen, gesteld tijdens het Algemeen Overleg op 16-9-1999 over "De Digitale Delta" 
Document­datum 05-10-1999
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST40911
Kenmerk 26643, nr. 2
Van Economische Zaken
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

26 643

Informatie- en communicatietechnologie

Nr. 2

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 5 oktober 1999

Tijdens het Algemeen Overleg over «De Digitale Delta» van 16 september jongstleden, heb ik u toegezegd om schriftelijk te reageren op de vragen die door mij of de andere aanwezige bewindspersonen tijdens dat overleg niet meer konden worden beantwoord.

Ik doe u bij deze, mede namens de andere bewindspersonen, de reactie op de nog onbeantwoorde vragen toekomen.

Coördinatie van het ICT-beleid

Mevrouw Van Zuijlen stelde dat de relatie tussen de ICT-nota, Infodrome en het onderzoeksprogramma «Maatschappij en Elektronische Snelwegen» (MES) niet duidelijk was. Zij informeerde daarop naar de coördinatie van het beleid over informatie- en communicatietechnologie (ICT).

De sectordoorsnijdende aard van ICT brengt met zich mee, dat dit onderwerp raakt aan uiteenlopende beleidsterreinen. ICT-beleid vereist dus de inzet van verschillende bewindspersonen. Het is daarbij wel zaak dat dit gebeurt vanuit een gemeenschappelijke visie over de richting waarin het beleid zich moet ontwikkelen.

De Digitale Delta beoogt die visie weer te geven en is u aangeboden door de zes meest betrokken bewindspersonen. Bij de totstandkoming van deze nota heeft de Minister van Economische Zaken een coördinerende rol vervuld.

Binnen die gemeenschappelijk visie zijn verschillende bewindspersonen vervolgens verantwoordelijk voor de verdere vormgeving en inpassing van het ICT-beleid in hun respectievelijke portefeuilles. Zowel op ambtelijk (Interdepartementale Commissie Informatiebeleid) als ministerieel niveau (de Raad voor Wetenschaps-, Technologie en Informatiebeleid en de Ministerraad) wordt de samenhang in die verdere uitwerking bewaakt.

Ten aanzien van de relatie tussen De Digitale Delta, het MES-programma en Infodrome betekent dit het volgende.

De Digitale Delta vormt het kader voor het ICT-beleid van de overheid. Een deel van dat beleid heeft betrekking op de maatschappelijke gevolgen van ICT. Zowel het MES-programma als het Infodrome zullen verder voeding aan dat onderdeel kunnen gaan geven.

Maatschappelijke gevolgen van ICT

Een aantal van de nog onbeantwoorde vragen had betrekking op de (aandacht voor de) maatschappelijke gevolgen van ICT. De heer Wijn stelde dat er te weinig zicht is op die maatschappelijke gevolgen en informeerde naar de activiteiten met betrekking tot dat punt. De heer Bakker informeerde naar de betekenis van Infodrome. Ook vroeg hij of er niet meer inzicht nodig is in de relatie tussen ICT, ruimtegebruik en mobiliteit.

Ten aanzien van de algemene opmerkingen over de maatschappelijke gevolgen van ICT zijn het MES-programma en Infodrome relevant. Beide beogen het zicht op de maatschappelijke gevolgen van ICT te vergroten.

Het MES doet dit door het uitvoeren van onderzoek, gericht op de korte en middellange termijn. Dat programma is inmiddels van start gegaan (looptijd 1999–2003).

Infodrome doet dit door workshops, korte studies en discussiebijeenkomsten met (groepen uit) de samenleving. Daarbij is steeds aan de orde welke maatschappelijke vragen er op lange termijn in een informatiesamenleving op zouden kunnen komen.

Staatssecretaris Van der Ploeg werkt de opzet en aanpak uit en zal binnenkort het kabinet daarover informeren. Uiteraard zal ook uw Kamer tijdig worden geïnformeerd over de vorderingen van dit programma.

De specifieke relatie tussen ICT, ruimtegebruik en mobiliteit vormt het onderwerp van een gezamenlijk onderzoek van EZ, V&W en VROM dat dit jaar (in de EZ-nota Ruimtelijk Economisch Beleid) is aangekondigd. De bedoeling is dat de resultaten van dit onderzoek nog kunnen worden meegenomen in het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Dat onderzoek is nu gestart.

De heer Rabbae vroeg aandacht voor het tegengaan van een digitale tweedeling, zodat er geen sociale klasse ontstaat die geïsoleerd is. Ook de heer Bakker informeerde naar het regeringsbeleid op dat punt. De heer Rabbae stelde voor na te gaan of het mogelijk is computers te verstrekken aan uitkeringsgerechtigden, en verzocht de Minister voor GSI om in dat kader met de Stichting Computerbemiddeling Onderwijs overleg te voeren. Mevrouw Van Zuijlen vroeg of er plannen waren om de wijkmediacentra breder te introduceren.

Voorop dient te worden gesteld dat het de eigen keus van iedereen is om on-line te gaan. De daarmee gemoeide kosten dalen nog steeds; de prijzen van PC’s benaderen die van TV’s en Internettoegang wordt meer en meer gratis.

Enerzijds doet de markt dus zijn werk, anderzijds kan er op gewezen worden dat t.a.v. uitkeringsgerechtigden al een aantal initiatieven loopt.

Een aantal uitvoeringsinstanties, die verantwoordelijk zijn voor het activerend arbeidsmarktbeleid, financieren in bepaalde gevallen PC- en

Internetcursussen voor uitkeringsgerechtigden.

Zo coördineert de Stichting Website Nedwerk, een gezamenlijk initiatief van overheid en bedrijfsleven, het werkgelegenheidsproject Nedwerk, dat als doel heeft de afstand tot de arbeidsmarkt voor diverse doelgroepen te verkleinen. Hiertoe krijgen deelnemers voor thuisgebruik een PC met Internetaansluiting.

Daarnaast zijn vanaf 1996 in 114 gemeenten 142 bijstandsexperimenten uitgevoerd, die onder meer als doel hebben sociale activering van bijstandsgerechtigden met grote afstand tot arbeidsmarkt. Bij deze trajecten zijn o.a. computercursussen inbegrepen. Nagegaan zal worden of de Stichting Computerbemiddeling Onderwijs een rol kan spelen bij deze lokale initiatieven.

Tevens kan erop gewezen worden dat bij de meeste arbeidsbureaus inmiddels vrij toegankelijke ruimtes zijn ingericht met PC’s die zijn aangesloten op Internet, waarmee elektronische vacaturebanken toegankelijk worden. Om het gebruik hiervan te bevorderen worden cursisten van Arbeidsvoorziening in Centra voor Vakopleiding bekend gemaakt met omgang van PC en Internet.

Daarnaast zijn er nog andere initiatieven die in algemene zin burgers stimuleren om kennis te maken met Internet.

Zo loopt het Project Communicatie Overheid – Burger («De Overheid, een open boek»), waarbij praktisch alle vestigingen van openbare bibliotheken in Nederland worden voorzien van minimaal één PC met Internetaansluiting. In veel van deze vestigingen worden Internetcursussen gegeven, waar een grote vraag naar is.

Ook bezoekt momenteel een zogenaamde «Cyberbus» (een bus die als computerlokaal is ingericht) een groot aantal scholen, buurtcentra e.d. om «internots» te laten kennismaken met Internet. En in een aantal steden draaien er al succesvolle wijkmediacentra, waar (veelal werkloze) allochtone wijkbewoners een opleiding volgen tot mediamedewerker. Dat laatste lijkt het meest kansrijk omdat het zich richt op toegang tot de arbeidsmarkt, maar tegelijk buurtbewoners wegwijs maakt op het Internet. De minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid heeft aangekondigd meer van dit soort centra («digitale trapveldjes») te willen oprichten.

ICT in de economie

De heer Wijn vroeg naar de economische visie op IT in de nota. Hij vroeg zich af of nu werd ingezet op IT als kernactiviteit van de economie of vooral als een dienstverlenende functie. Wordt er nu ingezet op de IT-industrie (bijvoorbeeld het stimuleren van halfgeleiders, software), of op procesverbeteringen en het stimuleren van nieuwe producten met behulp van ICT?

Het gaat in de nota om ICT als middel, niet als doel op zich. ICT is van strategisch belang voor álle sectoren en organisaties: voor de concurrentiekracht van alle bedrijven, voor de service en dienstverlening van de gehele publieke sector. Het doel van de nota is daarom dat de mogelijkheden die moderne ICT ons biedt zo goed mogelijk worden benut.

Om dat te kunnen realiseren is het noodzakelijk om in Nederland een aantal zaken heel goed op orde te hebben (de pijlers van de ICT-basis). Daarbij horen – zoals de nota aangeeft – óók sterke ICT-clusters. Die zijn immers van wezenlijk belang voor onze kennispositie op ICT-terrein en de vertaling van nieuwe kennis in concrete toepassingen. Er is daarom niet zozeer sprake van een keuze, want het één is onlosmakelijk verbonden met het ander.

De heer Bakker vroeg in dat verband of er niet te weinig aandacht was voor fundamentele ICT-innovaties. Ook mevrouw Voûte-Droste infor- meerde naar (de voornemens in) het beleid met betrekking tot de research op ICT-vlak.

Kennis en innovatie op ICT-terrein zijn inderdaad van groot belang. Het is ook daarom dat op dit vlak recent een aantal belangrijke initiatieven zijn genomen, zoals de vorming van het Telematica-Instituut en het GigaPort-project. Daarnaast zijn er Innovatieve Onderzoeksprogramma’s die ook op het terrein van ICT worden uitgevoerd (bijvoorbeeld opto-electronica, mens-machine interface en embedded software), is er een TechnologieRadar uitgevoerd, en wordt er door regelingen als WBSO en BTS private R&D op o.a. ICT-terreinen gestimuleerd. Hetzelfde geldt voor grootschalige Eureka-projecten op dit terrein, alsmede het Europese IST-programma.

Niettemin is het door de snelle ontwikkelingen op dit technologieveld, en de toenemende beleidsconcurrentie op dit vlak, van groot belang alert te zijn en met enige regelmaat de rekening op te maken. Ik heb daarom in de Digitale Delta aangekondigd dat ik het SoftwareActieplan zal evalueren en in samenhang met hierboven genoemde initiatieven- ga bekijken of aanvullende initiatieven nodig zijn op het terrein van ICT-kennis en -innovatie.

De heer Wijn informeerde naar de stand van zaken in de Twinning-centra.

Twinning Amsterdam is nu nagenoeg vol, evenals de (tijdelijke) behuizing in Eindhoven. Inmiddels is ook de doorstroming gestart, waarbij de eerste doorgroeiende starters de centra verlaten en plaats maken voor nieuwe starters.

De planning is dat het Twinning Center Eindhoven begin volgend jaar overgaat naar de definitieve huisvesting, er zullen dan naar verwachting 10 tot 20 ondernemingen gevestigd zijn. Op 18 oktober wordt het derde Twinning Center in Twente geopend.

Mevrouw Van Zuijlen wilde weten wat er gaat gebeuren met het budget van de Haalbaarheidsfaciliteit, nu blijkt dat deze is uitgeput. Ook vroeg zij wanneer de Tweede Kamer de brief over innovatief aanbesteden kan verwachten.

Ik heb vorig jaar, toen de Haalbaarheidsfaciliteit ook werd overtekend, extra middelen weten te vinden. Ik wil ook dit jaar bekijken of ik iets aan de huidige overtekening van het budget kan doen. Ik zal u bij de behandeling van de Industriebrief daarover verder berichten.

U kunt mijn brief over aanbesteden in november verwachten. Ik zal daarin uitgaan van een brede aanpak, omdat naast innovatief aanbesteden er ook meer aandacht nodig is voor Europees aanbesteden en elektronisch aanbesteden.

De (tele)communicatie-infrastructuur

Mevrouw Van Zuijlen vroeg hoe het beleid ten aanzien van concurrentie op en tussen infrastructuren zich ontwikkelt en hoe het stimuleren van de digitalisering van de ether hierin past. De heer Bakker sloot zich bij deze vragen aan.

Ook wilde mevrouw Van Zuijlen weten wat de houding van het kabinet ten aanzien van Digitenne is.

Concurrentie op bestaande infrastructuren is uiterst belangrijk. Hierbij is dus sprake van dienstenconcurrentie. Het bevordert de daadwerkelijke totstandkoming van concurrentie op telefoniegebied aanzienlijk, als concurrerende aanbieders de bestaande netwerken kunnen gebruiken voor het aanbieden van hun diensten. Dit geldt met name daar waar er geen economische en commerciële alternatieven zijn om zelf infrastructuur aan te leggen.

Om ook op de langere termijn op alle fronten daadwerkelijke concurrentie te bewerkstelligen, is natuurlijk ook concurrentie tússen verschillende infrastructuren essentieel. De Telecomwet faciliteert deze concurrentie door laagdrempelige toegang tot de markt te verlenen (geen vergunningen nodig). En ook in het kader van de zogenaamde Open Network Provision bestaan er geen drempels voor infrastructuur-concurrentie. De uitgifte van frequenties zal in hoge mate bijdragen aan de mogelijkheid voor partijen om alternatieve netwerken aan te leggen.

Het is – in relatie tot de vragen over de digitalisering van de ether en Digitenne – belangrijk dat ook de platforms voor aardse digitale televisie en radio zich kunnen ontwikkelen tot concurrerende infrastructuren ten opzichte van kabel en satelliet. Het kabinet wil stimuleren dat de ether uitgroeit tot een levensvatbaar alternatief voor de consument, door – waar mogelijk – aan de frequentietoewijzing condities te verbinden of bij die toewijzing «incentives» in te bouwen.

De voorbereiding van de introductie van digitale televisie (DVB-T) en digitale radio (TDAB) heeft inderdaad de nodige tijd in beslag genomen, maar is nu nagenoeg gereed. Het Kabinet is van plan in het voorjaar van 2000 zowel de DVB-T- als de TDAB-frequenties te gaan veilen. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft uw Kamer hierover inmiddels geïnformeerd per brief van 29 september jongstleden. Digitenne wordt gezien als een heel belangrijk samenwerkingsverband dat in de een of andere vorm bij die digitalisering een belangrijke rol zal kunnen spelen.

Mevrouw Van Zuijlen, de heer Bakker en de heer Rabbae vroegen tevens naar de toegang tot de kabel.

In antwoord op deze vraag wil ik allereerst opmerken dat uit de gezamenlijke richtsnoeren van OPTA en NMa blijkt dat de Mededingingswet op zichzelf al een uitstekend algemeen kader vormt om de bezwaren van onvoldoende marktwerking te corrigeren. De richtsnoeren zijn immers ook te herleiden tot de mededingingswet alleen. Daar zijn dus niet per se specifieke regels voor nodig. Uw Kamer kent het kabinetsstandpunt hierover: waar de algemene mededingingsregels toereikend zijn, moet specifieke regelgeving achterwege blijven. En ook: specifieke regelgeving moet niet meer ingrijpen dan strikt nodig is.

Dit is tevens het uitgangspunt voor de ONP-review, die in Brussel wordt uitgewerkt. Het gaat daarbij trouwens niet alleen over de kabelinfrastructuur, maar over alle toegangsinfrastructuren. Denk daarbij ook aan satellietinfrastructuur, WLL en UMTS en ADSL en XDSL op het telefoonnet.

Daarbij is het belangrijk dat we voor een goed investeringsklimaat zorgen. Het zijn de bedrijven die de risico’s dragen van hun investeringen, en daarom moeten zij niet onnodig worden belemmerd in hun ondernemingsvrijheid. Samengevat: de regels die voor de kabelinfrastructuur moeten gaan gelden, moeten ingebed zijn in een algemeen kader dat ook voor andere infrastructuren geldt.

ICT en wet- en regelgeving

Mevrouw Van Zuijlen vroeg of er niet meer aandacht moet komen voor het dilemma dat zich voordoet tussen het belang van strafvordering en opsporing enerzijds, en het respecteren van privacy anderzijds. De heer

Bakker stelde in aanvulling daarop dat er op dit punt meer (maatschappelijke) debatten zouden moeten worden gevoerd.

De leden stellen hier een inderdaad zeer belangrijk en moeilijk punt aan de orde. Het gaat om twee zaken die allebei gewaarborgd moeten zijn en blijven, maar die zich in de praktijk soms moeizaam laten verenigen. Maatschappelijke debatten kunnen zeker bijdragen aan de meningsvorming op dit punt.

We moeten ons echter realiseren dat een fundamentele discussie op dit vlak zeer ingewikkeld is. Het is ook om die reden dat in het advies van de Commissie Grondrechten in het Digitale Tijdperk hieraan aandacht zal worden besteed. Het dilemma vormt daarnaast een van de onderwerpen van fundamenteel onderzoek in het kader van het programma «IT en Recht», waarvoor mijn collega van Justitie verantwoordelijk is. In de tussentijd is het zaak een zo goed mogelijk evenwicht te vinden. Uitgangspunt daarbij is dat op Internet de strafvordering op dezelfde wijze kan plaatsvinden als in de fysieke wereld, en met dezelfde waarborgen voor de burger. Dit wordt grotendeels geregeld in het Wetboek van strafvordering, zoals gewijzigd bij de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. Enkele noodzakelijke aanvullende regels voor Internet zijn opgenomen in het wetsvoorstel Computercriminaliteit-II, dat bij uw Kamer in behandeling is.

De heer Van den Berg vroeg naar de verantwoordelijkheid die de overheid bij het stellen van normen op de elektronische snelweg zou moeten nemen. Meer specifiek informeerde hij naar de mogelijkheid om ten aanzien van ongewenste uitingen – zoals bijvoorbeeld kinderporno – de ontwikkeling van filtermechanismen te stimuleren.

De nota Wetgeving voor de Elektronische Snelweg (WES) gaat uitgebreid op de vraag naar normering in de elektronische wereld. Het WES resulteert in een toetsingskader, met daarin veel aandacht voor zelfregulering. Dat wil niet zeggen dat de overheid wegloopt voor verantwoordelijkheden. Waar fundamentele waarden in het geding zijn, is en blijft wetgeving daarom het centrale instrument. De bescherming van kwetsbare belangen moet niet worden overgelaten aan de private sector.

Naar de ontwikkeling van allerhande soorten filtermechanismen, die vervolgens individueel toegesneden filtering mogelijk maken, wordt veel onderzoek verricht.

Dit kunnen adequate mechanismen zijn, maar zij vormen zeker niet de enige oplossing. Ook het internationale karakter vraagt om oplossingen. De Minister van Justitie zal begin 2000 een nota naar de Tweede Kamer sturen over de inzet van Nederland in de verschillende internationale gremia op het gebied van de digitale snelweg.

ICT in de publieke sector

In de nota «Elektronische Overheid» heeft het kabinet de inzet van ICT in de publieke sector uitgewerkt. U komt over die nota op 5 oktober a.s. te spreken met de Minister van Grote Steden en Integratiebeleid. Hij zal, zoals hij in het debat over De Digitale Delta al aankondigde, bij die gelegenheid op uw resterende vragen op dat terrein ingaan.

Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.