Brief van de voorzitter over herbenoeming van mevr. mr. L. de Bruin tot substituut-ombudsman - Herbenoeming Substituut-Ombudsman

Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 26720 - Herbenoeming Substituut-Ombudsman (1999).

1.

Kerngegevens

Officiële titel Herbenoeming Substituut-Ombudsman; Brief van de voorzitter over herbenoeming van mevr. mr. L. de Bruin tot substituut-ombudsman 
Document­datum 14-09-1999
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST40397
Kenmerk 26720, nr. 1
Van Staten-Generaal (SG)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1998–1999

26 720

Herbenoeming Substituut-Ombudsman

Nr. 1

BRIEF VAN DE VOORZITTER

Aan alle leden

Den Haag, 14 september 1999

In de bijlage treft u een brief die ik ontving van de heer R. Fernhout die binnenkort beëdigd zal worden als Nationale Ombudsman met ingang van 1 oktober. Ik stel aan de Kamer voor om, overeenkomstig het verzoek van de heer Fernhout, Mevrouw Mr. L. de Bruin te benoemen tot substituut-ombudsman voor een ambtstermijn die eveneens ingaat op 1 oktober aanstaande en daarbij het derde lid van artikel 9 van de Wet Nationale Ombudsman toe te passen. Deze bepaling luidt: «Indien de Tweede Kamer voornemens is een substituut-ombudsman opnieuw te benoemen, kan zij bepalen dat het eerste lid, tweede volzin, buiten toepassing blijft». Het gevolg is dat geen aanbeveling houdende drie namen hoeft te worden opgesteld.

Ik maak de Kamer erop attent dat in 1987 een enigszins vergelijkbare situatie bestond. De Kamer heeft toen op grond van een verzoek van de toenmalige Nationale Ombudsman (zie stuk 20 076, nr. 1) de toenmalige substituut-ombudsman herbenoemd, wetende dat deze zijn termijn waarschijnlijk niet zou uitzitten. Op dat moment bestond echter nog niet de mogelijkheid van de procedure van artikel 9 eerste lid af te wijken zodat de toenmalige Ombudsman een pro forma aanbeveling moest doen.

J. van Nieuwenhoven, Voorzitter van de Tweede Kamer

Bijlage                                                     Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadat uw Kamer mij op 24 juni 1999 heeft benoemd tot Nationale ombudsman met ingang van 1 oktober 1999, heb ik mij – nog voor mijn ambtsaanvaarding – moeten beraden op de vervulling van het ambt van substituut-ombudsman. De zittende substituut-ombudsman, mevrouw mr. L. de Bruin, is immers ingevolge het bepaalde in artikel 9, tweede lid, eerste volzin van de Wet Nationale ombudsman benoemd voor de duur van de ambtstermijn van de ombudsman op wiens verzoek zij is benoemd. Dit betekent dat zij van rechtswege zal defungeren op het ogenblik dat de ambtstermijn van mr. dr. M. Oosting op 30 september 1999 eindigt, tenzij uw Kamer op mijn verzoek haar ambtstermijn verlengt of haar herbenoemt.

Met het oog op de continuïteit van het werk van de Nationale ombudsman hecht ik er groot belang aan dat ik ieder geval in het begin van mijn ambtsperiode nog geruime tijd word bijgestaan door een ervaren substituut-ombudsman. De Wet Nationale ombudsman (artikel 9, tweede lid, tweede volzin) biedt de mogelijkheid dat de Tweede Kamer op voordracht van de nieuwe ombudsman de ambtstermijn van een substituut-ombudsman voor de duur van ten hoogste zes maanden verlengt. Deze periode van maximaal een half jaar acht ik te krap, mede gelet op tijd die nodig is voor het aantrekken van een nieuwe substituutombudsman. In een op 4 februari 1998 gehouden algemeen overleg van de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken uit uw Kamer met Staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken is ook uitgesproken dat een half jaar wellicht wat kort is als periode waarmee de ambtstermijn van een substituut-ombudsman kan worden verlengd (Kamerstukken II 1997/98, 25 650, nr. 3, blz. 6). Op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt inmiddels een voorstel tot wijziging van de Wet Nationale ombudsman voorbereid waarmee onder meer wordt beoogd de periode waarmee de ambtstermijn van een substituut-ombudsman maximaal kan worden verlengd op een jaar te stellen.

Ik zou het zeer op prijs stellen wanneer de ervaring van mevrouw De Bruin als substituut-ombudsman nog tot een jaar na mijn aantreden beschikbaar kan blijven voor het instituut van de Nationale ombudsman. Ik kan dan als nieuwe Nationale ombudsman nog gedurende een ruime inwerkperiode van haar kennis en ervaring profiteren. Ik ben dan ook beter in staat om in de eerste maanden van het jaar 2000 de vereiste aandacht te geven aan het Jaarverslag 1999 van de Nationale ombudsman. Verder wijs ik u op de reorganisatie van het Bureau Nationale ombudsman die op 1 juli 1999 haar beslag heeft gekregen maar nog gedurende enige tijd extra aandacht vraagt, en op de beslommeringen die voorafgaan aan de verhuizing van het Bureau Nationale ombudsman die voor het najaar van 2000 is voorzien. Wanneer mevrouw De Bruin nog een jaar zou kunnen aanblijven, geeft dat bovendien gelegenheid dat een nieuw te benoemen substituut-ombudsman door haar wordt ingewerkt.

Mevrouw De Bruin heeft mij laten weten dat zij niet beschikbaar is voor een volle nieuwe ambtstermijn van zes jaar. Tot mijn genoegen heeft zij zich echter bereid verklaard om op mijn verzoek nog tot 1 oktober 2000 het ambt van substituut-ombudsman te blijven uitoefenen. Omdat de Wet Nationale ombudsman nu nog geen mogelijkheid biedt tot verlenging van de ambtstermijn van een substituut-ombudsman voor de duur van een jaar, resteert alleen de mogelijkheid van een herbenoeming om mevrouw De Bruin voor deze periode als substituut-ombudsman voor het instituut van de Nationale ombudsman te behouden. Mevrouw De Bruin zal uw

Kamer in het geval van een herbenoeming om ontslag vragen per 1 oktober 2000.

Ik verzoek uw Kamer daarom mevrouw mr. L. De Bruin opnieuw te benoemen tot substituut-ombudsman voor een ambtstermijn die ingaat op 1 oktober 1999, en daarbij – gelet op het bepaalde in artikel 9, derde lid, van de Wet Nationale ombudsman – te bepalen dat artikel 9, eerste lid, tweede volzin van de Wet Nationale ombudsman (het opmaken door de Nationale ombudsman van een aanbeveling die de namen van ten minste drie personen bevat) buiten toepassing blijft.

Ik benadruk dat het hier gaat om een in feite tijdelijkebenoeming, omdat mevrouw De Bruin uw Kamer om ontslag zal verzoeken met ingang van 1 oktober 2000.

Ik ben mij ervan bewust dat – onder de huidige regelgeving – deze procedure enigszins ongebruikelijk is. Ik meen echter dat zij aansluit bij de al eerder in de Kamer uitgesproken wenselijkheid dat de in artikel 9, tweede lid, tweede volzin van de Wet Nationale ombudsman genoemde termijn uit overwegingen van continuïteit wordt verlengd, en bij het voornemen de desbetreffende wettelijke bepaling te wijzigen. Overigens is het mijn plan om u in de eerste helft van oktober aanstaande nog een notitie te sturen waarin in nader zal ingaan op enkele onvolkomenheden in de wijze waarop het tijdelijk aanblijven van een substituut-ombudsman bij het aantreden van een nieuwe ombudsman nu in de wet is geregeld.

In verband met de datum van haar defungeren – 30 september aanstaande – verzoek ik u te willen bevorderen dat de benoeming en beëdiging van mevrouw De Bruin nog in de loop van deze maand plaatsvinden, opdat er bij mijn aantreden als Nationale ombudsman geen onduidelijkheid is over haar positie.

Ik heb het voornemen om kort na mijn aantreden een begin te maken met de procedure van werving en selectie van een nieuwe substituut ombudsman, met het oog op een aan uw Kamer uit te brengen aanbeveling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, tweede volzin van de Wet Nationale ombudsman. Ik voorzie dat ik mij pas in een later stadium een oordeel kan vormen over de wenselijkheid – onder meer uitgesproken in het rapport Blik op de toekomst van de Nationale ombudsman – om structureel twee substituut-ombudsmannen verbonden te doen zijn aan het instituut van de Nationale ombudsman.

Uiteraard ben ik graag bereid een en ander mondeling toe te lichten. Een afschrift van deze brief stuur ik naar de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit uw Kamer en naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

R. Fernhout

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.