Relevante documenten, deel 1 (pag. 481 t/m 534 Bijlagen) - Enquête vliegramp Bijlmermeer; Bijlagen Appendix D - Hoofdinhoud
Deze bijlage(n) is onder nr. 10N toegevoegd aan dossier 26241 - Enquête vliegramp Bijlmermeer.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Enquête vliegramp Bijlmermeer; Bijlagen Appendix D; Relevante documenten, deel 1 (pag. 481 t/m 534 Bijlagen) |
---|---|
Documentdatum | 22-04-1999 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST33820_N |
Kenmerk | 26241, nr. 10N |
Van | Staten-Generaal |
Originele document in PDF |
PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Postbus 2051 2500 EZ Den Haag Referentie: ECB 99 188 Uw referentie:
Datum: 20 januari 1999 Betreft: Vragen over verarmd uranium Geachte heer Pronk,
De enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer onderzoekt momenteel de gebeurtenissen rondom de noodlottige vlucht van het El Al - toestel op 4 oktober 1992. Eén van de onderwerpe^S Lt!rI0CH tW°: fnA " ? aanWeZ1Shdd ™ v—d uranium in de constructif^he betreffende toestel. Over dit aspect wil de enquêtecommissie een aantal vragen stellen.
De vragen die wij stellen, vloeien voort uit een gesprek wat leden van mijn onderzoeksstaf gevoerd hebben op dinsdag 19 januari met medewerkers van het ministerie van VROMTweteÏ de heer Breas, de heer Stortenbeek en oud-medewerker mevrouw Middelkoop. Zij waren in 1992 vanuit de inspectie milieuhygiëne betrokken bij de ramp. De antwoorden op de vragen kunnen gebruikt worden b.j een mogelijk plaats te vinden openbaar verhoor.
Kunt u aangeven welk wettelijk kader gold op 4 oktober 1992 ten aanzien van het gebruik van verarmd uranium m de constructie van een vliegtuig? De commissie doelt hierbij ook op de bybehorende agere regelgeving. Waren deze regels ook van toepassing op vliegtuigen van buitenlandse maatschappijen die zich in Nederland bevonden? Welke toezichthoudende taken en andere taken hadden uw departement en de daaronder Waren 7 > V T ** ""^ * 'm * ^^ ™* 8enoe^e regeïvmj 2 mSeri" gSS*"** °" ***** ™ **"**° «^ l
PLEIN 2, POSTBUS 20018, 2500 EA • 'S-GRAVENHAGE TEL: 070-312 92 64 • FAX: 070-312 93 46 Op welke wijze is in de periode na de vliegramp invulling gegeven aan de wettelijke taken? Kunt u aangeven welk wettelijk kader gold op 4 oktoberl992 ten aanzien van het omgaan met verarmd uranium wat vrijkomt bij een ongeval? Wie is verantwoordelijk voor de berging? Wie is verantwoordelijk voor het transport van de rampplek naar diverse locaties? Wie is verantwoordelijk voor de informatievoorziening aan alle betrokken instanties? Welk toezichthoudende taken en andere taken hadden uw departement en de daaronder ressorterende diensten ten aanzien van de in de voorgaande vraag genoemde wettelijke taken? Op welke wijze is in de periode na de vliegramp invulling gegeven aan de wettelijke taken? Op welke wijze is nagegaan of er sprake was van milieuhygiënisch onwenselijke situaties? Zijn er metingen verricht? Zijn er beschermende voorschriften uitgevaardigd? Kan de vliegramp in de Bijlmermeer betiteld worden als een kernongeval? De enquêtecommissie wil uw antwoord zo mogelijk binnen drie werkdagen ontvangen, doch uiterlijk maandag 25 januari 12:00, voor de aanvang van de openbare verhoren.
Hoogachtend,
ThA.M. Meijer voorzitter
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
2515 XP Den Haag Interne postcode 680 Tel: 070 - 339 46 02 Fax: 070 - 339 45 89
Aan de Voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer t.a.v. Th.A.M. Meijer Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Uw Kenmerk Uw brief
„ECB 99188
Onderwerp
Zevental vragen over verarmd uranium
Kenmerk
HIMH/CM/DS nr.030899005L
1 5 HAAST 1999
Bij uw brief van 20 januari 1999, referentie ECB 99 188, stelde u mij een zevental vragen over verarmd uranium, die ik u in mijn schrijven van 25 januari 1999 heb beantwoord. Recentelijk is geconstateerd, dat er een fout is geslopen in de beantwoording van vraag 3 "Invulling wettelijke taken na de vliegramp". De zinsnede "Op grond van de gegevens over de lading, VA uur na de ramp door de RLD aangeleverd, ...."dient te worden vervangen door "Op grond van de gegevens over de lading, VA uur na de melding van de ramp, rond 21,00 uur, waarschijnlijk door de brandweer Schiphol aangeleverd....".
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.P. Pronk
Bijlagen
Verzoeke bij beantwoording onderwerp, darum en kenmerk van deze örief ie vi Nr.ECB 99188 Antwoorden op de vragen van de Parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer over verarmd uranium gesteld aan de Minister van VROM (ingezonden 20 januari 1999) Bij het beantwoorden van de vragen is steeds uitgegaan van het onderwerp verarmd uranium en de situatie ten tijde van de ramp en de periode kort daarna. 1. Wettelijk kader ten aanzien van het gebruik van verarmd uranium in de constructie van een vliegtuig. Verarmd uranium is een splijtstof krachtens de definitie van art.l van de Kernenergiewet (Kew), j" art 1 Defïnitiebesluit Kew. Het valt daarmee onder het verbod van art. 15, onder a van de Kew. Dit betekent dat voor het voorhanden hebben (anders dan in verband met vervoer) van verarmd uranium de bepalingen van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen (Bkse) van toepassing zijn. Daaruit volgt dat hoeveelheden van meer dan 100 gram vergunningplichtig zijn (zie art 41, eerste lid Bkse). Een vergunning voor het voorhanden hebben moet worden aangevraagd bij de Ministers van EZ (eerstverantwoordelijk), VROM en SZW.
Aan de KLM is in 1983 vergunning verleend voor het voorhanden hebben van reserve balansgewichten van verarmd uranium voor vliegtuigen, welke opgeslagen mogen worden in Magazijngebouw 16 te Schiphol.
Omdat de Kew alleen van toepassing is op Nederlands grondgebied, geldt dit Kew-vergunningstelsel niet voor de constructie en uitrusting van vliegtuigen die in het buitenland zijn geregistreerd en slechts met een tussenlanding Nederland aandoen. Buitenlandse toestellen hebben voor het gebruik van verarmd uranium alleen te maken met de voor hun van toepassing zijnde nationale regelgeving.
Over de invoer en vervoer van uranium nog het volgende:
Voor de invoer en het vervoer (en het voorhanden hebben in verband met vervoer) valt verarmd uranium onder de bepalingen van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen (Bvser). Onder invoer wordt verstaan het "binnen Nederlands grondgebied brengen of doen brengen". Met betrekking tot uranium in vliegtuigen is ten aanzien van deze in- en vervoeraspecten de situatie simpel. Er is namelijk geen invoervergunning nodig omdat de stoffen het vliegtuig niet verlaten (art 23, tweede lid, onder c, Bvser) en ook geen vervoervergunning omdat het tot de "kleinere" bronnen wordt gerekend waarvoor algemene regels (VLG, VSG, ICAO) voldoende zijn (art 2, eerste lid, onder b, Bvser). In deze algemene regels is verder de bepaling opgenomen, dat indien de stoffen onderdeel van de constructie van het voertuig/vliegtuig uitmaken verdere bepalingen niet van toepassing zijn. M.a.w. er zijn helemaal geen regels meer in die gevallen. Een uitvoervergunning is voor dit soort stoffen overigens nooit vereist. Het maakt in dit kader niet uit of het Nederlandse of buitenlandse vliegtuigen betreft.
-
2.Toezichthoudende taken van VROM en daaronder ressorterende diensten ten aanzien van de regelgeving genoemd in vraag 1. De Inspectie Milieuhygiëne (IMH) van het Ministerie van VROM is binnen Nederland de toezichthouder op de naleving van de milieuaspecten van de Kernenergiewet en de daarop berustende vergunningen. Met betrekking tot verarmd uranium geldt dit in het algemeen voor het voorhanden hebben, binnen en buiten Nederland brengen en het zich ontdoen. Verder controleert IMH de afvoer van radioactieve stoffen en splijtstoffen naar de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA).
Op vliegtuigladingen die radioactieve stoffen of splijtstoffen bevatten en binnen Nederland niet worden uitgeladen wordt door IMH geen toezicht gehouden, omdat hiervoor geen vergunning nodig is. Hiervoor gelden de internationale regels voor vervoer, zoals ICAO regels, waarvoor de IMH geen toezichthoudende taak heeft.
-
3.Invulling wettelijke taken na de vliegramp Met betrekking tot de bestrijding van de ramp ter plekke had de IMH geen wettelijke taken. De directe afhandeling van de vliegramp was, voor zover bekend bij de IMH, in handen van de gemeente Amsterdam en de Rijks Luchtvaart Dienst (RLD). De IMH heeft geen verzoek om advies of bijstand ontvangen.
De Regionale Inspectie Milieuhygiëne Noord-Holland is wel kort na de ramp gewaarschuwd en de milieuincidentengroep van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum is in paraatheid gebracht. Op grond van de gegevens over de lading, 114 uur na de ramp door de RLD aangeleverd, werden geen andere verbrandingsprodukten verwacht dan gangbaar bij grote branden. Er is daarom besloten de meetploeg van het RIVM niet in te zetten.
-
4.en 7. Wettelijk kader ten aanzien van het omgaan met verarmd uranium wat vrijkomt bij een ongeval. Verantwoordelijkheden voor berging, transport en informatievoorziening. Kan de vliegramp in de Bijlmermeer betiteld worden als een kernongeval. In 1992 kon het begrip kernongeval alleen betrekking hebben op een ongeval met een inrichting waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt of splijtstoffen worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt en waarvoor dus een vergunning ex art. 15, onder b, Kew vereist is. Onder meer op basis van de toenmalige artikelen 39-41 Kew, werd in het Besluit ongevallen kerninstallaties de basis gegeven voor het opstellen van alarmregelingen voor zulke inrichtingen.
Voor overige ongevallen met splijtstoffen of radioactieve stoffen, zoals deze vliegramp, was geen expliciete regelgeving. De vliegramp kon op grond van de toenmalige regelgeving dus niet betiteld worden als kernongeval. Voor de kwalificatie kernongeval is overigens natuurlijk ook nodig dat duidelijk moet zijn dat het een ongeval betreft waarbij een aanzienlijke hoeveelheid radioactiviteit of straling vrijkomt of kan vrijkomen.
Incidenten en kleinere ongevallen met splijtstoffen of radioactieve stoffen vielen in die tijd geheel onder verantwoordelijkheid van de betrokken burgemeester. De Hoofdinspecteur (of Regionaal Inspecteur) van de Volksgezondheid belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu is de autoriteit die in het geval dat er radioactiviteit of straling aan de orde was, aanwijzingen kon geven in verband met de milieuaspecten van het opruimen, schoonmaken, afvoeren e.d. Dit op basis van zijn deskundigheid ter zake en zijn toezichthoudende taken in het kader van de Kernenergiewet (zie in dit verband art. 22 en 33 en hoofdstuk VIII van de Kew).
In 1989 is in de Tweede Kamer het Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding (NPK) behandeld. Het NPK onderscheidt 2 soorten ongevallen: ongevallen met categorie A-objecten (b.v. kernenergiecentrales), waarbij de (potentiële) gevolgen zich over het hele land en mogelijk ook daarbuiten kunnen uitstrekken en ongevallen met categorie B-objecten waarbij de (potentiële) omvang van de gevolgen in beginsel niet verder strekt dan de gemeente waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Het in de Bijlmermeer verongelukte toestel is volgens deze indeling een categorie B-object.
Het NPK is eerst in 1994 via een wijziging van de Kernenergiewet wettelijk van kracht geworden.
Het transport van de wrakstukken, waarin zich mogelijk verarmd uranium kon bevinden, van het rampterrein naar hangaar 8 op Schiphol en de opslag aldaar werd, voorzover bij de IMH bekend, uitgevoerd in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van de Rijks Luchtvaart Dienst.
De verstrekken van informatie over de bestrijding van een ramp geschiedt primair door de daarvoor verantwoordelijke instantie, in dit gevel de gemeente Amsterdam.
-
5.Toezichthoudende taken van VROM en daaronder ressorterende diensten ten aanzien van de taken genoemd in vraag 4. Zolang de rampsituatie heeft bestaan is de gemeente Amsterdam belast geweest met de coördinatie van de uitvoering en het toezicht op de berging.
Het vervoer van verarmd uranium van het rampterrein naar hangaar 8 op Schiphol valt onder het besluit vervoer splijtstoffen ertsen en radioactieve stoffen Kernenergiewet. De Rijks Verkeers Inspectie is belast met het toezicht op het vervoer.
De IMH is belast met het toezicht op de milieuaspecten van het voorhanden hebben (opslag en werkzaamheden) in hangaar 8 en afvoeren van het verarmd uranium naar de Centrale Opslag Voor Radioactief Afval (COVRA).
-
6.Onderzoek naar milieuhygiënisch onwenselijke situaties, verrichten van metingen, uitvaardigen van beschermende voorschriften De IMH is op 8 oktober 1992 door de stralingsdeskundige van de KLM op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van wrakstukken in hangaar 8 en de vondst van enkele brokstukken verarmd uranium in deze wrakstukken. Omdat werd verondersteld dat het uitsluitend om brokstukken verarmd uranium in de vorm van metaal ging en de handelingen met het uranium werden uitgevoerd onder toezicht van de daartoe gekwalificeerde stralingsdeskundige van de KLM, ging de IMH er vanuit, dat er bij de werkzaamheden in hangaar 8 geen sprake kon zijn van ernstige stralingshygiënische risico's. Op grond van de toen bij IMH aanwezige kennis en ervaring, is geen verder onderzoek gevraagd naar de aanwezigheid van verbrand uranium, dat in de vorm van poedervormige uraniumoxides aanwezig zou kunnen zijn. Er is rekening mee gehouden, dat verarmd uranium in de Kernenergiewet en de Europese regelgeving wordt beschouwd als laag-radiotoxisch.
De IMH heeft de stralingsdeskundige van KLM laten onderzoeken of alle in het ramptoestel aanwezige verarmd uranium balansgewichten waren geborgen. Dit bleek niet duidelijk. In de daarop volgende tijd heeft de IMH regelmatig met KLM overlegd over de voortgang, waarbij uiteindelijk werd vastgesteld dat van de oorspronkelijk in het toestel aanwezige 385 kg er 112 kg verarmd uranium brokstukken werden geborgen. De opslag vond plaats in vaten van de COVRA, die in eerste instantie in de daartoe bestemde bergplaats van de KLM zijn geplaatst en begin 1993 afgevoerd naar COVRA. RLD en KLM hebben, voordat de wrakstukken werden vrijgegeven, gecontroleerd dat in deze wrakstukken geen stukken verarmd uranium zijn achtergebleven.
Omdat van het rampterrein alle wrakstukken, puin en zelfs een deel van de bodem grondig zijn verwijderd heeft de IMH geconcludeerd dat daar geen vindbare resten verarmd uranium konden zijn achtergebleven.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.P. Pronk PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER Burgemeester van Amsterdam,
Mr. S. Patijn Postbus 202 1000AE AMSTERDAM Referentie: ECB 99256 Datum: 25 januari 1999 Betreft: vragen omtrent slachtoffers Bijlmerramp Geachte heer Patijn,
De Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer onderzoekt momenteel de noodlottige vlucht van vlucht LY 1862 die op 4 oktober 1992 neerstortte op uw stad.
Eén van de aspecten die onderzocht worden, is het aantal slachtoffers. De Enquêtecommissie wil u hierover de volgende vragen stellen. Het antwoord op deze vragen kan worden gebruikt bij de openbare verhoren.
1 Op dit moment staat vast dat 43 personen om het leven zijn gekomen, inclusief de vier bemanningsleden van het toestel. Is ooit nagegaan of de 39 Amsterdamse slachtoffers ook voorkwamen op de lijst van vermisten? Als dit niet het geval is, vraagt de Enquêtecommissie u dit alsnog te doen en de hoofdcommissaris van politie te verzoeken alsnog zijn twee archieven, vermisten en slachtoffers, met elkaar te confronteren.
De lijst van vermisten is steeds korter geworden omdat steeds meer mensen werden teruggevonden. Wat is er gedaan tijdens het onderzoek met hen die werden teruggevonden? Zijn deze mensen nog verhoord en is de vraag gesteld of in zijn of haar woning nog andere mensen woonden? Waren er in de maanden na de ramp nog personen vermist van wie de verdwijning in verband stond met de vliegramp? Zijn er nu nog personen vermist? Waren dit mensen die legaal in Nederland verbleven?
PLEIN 2, POSTBUS 200,18, 2500 EA • 'S -G R A V E NH A G E TEL: 070-312 92 6 4 • FAX: 070-312 93 46 Begin 1993 zijn op de begraafplaats Sint Barbara vier kisten ter aarde besteld waarin zich niet-geïdentificeerde lichaamsdelen bevonden. Waren dit lichaamsdelen afkomstig van geïdentificeerde personen? Kunnen hier lichaamsdelen bij hebben gezeten van vermiste personen? Waarom heeft geen DNA-onderzoek plaatsgevonden op de betreffende delen om alsnog vast te stellen bij wie de betreffende delen behoren? De commissie begrijpt dat het beantwoorden van deze vragen enige tijd van u en uw politiekorps zal vragen. Toch willen wij er sterk op aandringen uw antwoord binnen 12 werkdagen na dagtekening te mogen ontvangen.
Hoogachtend,
Th.A.M. Meijer Voorzitter
?~ cc. de heer J. Kuiper hoofdcommissaris van politie
i
Postbus 2287
1000 CG Amsterdam
P^LITI E
» Amsterdam-Amstelland
-
•Korpsleiding
Hoofd Operationele Zaken
Bezoekadres Korpsonderdeei |
Elandsgracht 117 |
Behandeld door |
Korpsleiding T. Roselaar |
Telefoon |
020-559.2030 |
Fax |
020-559.3793 |
Ons kenmerk |
|
Uw kenmerk |
ECB 99256 |
Datum |
12 februari 1999 |
Onderwerp Bijlagen |
informatie Bijlmerramp |
> |
Geachte heer, |
De voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer, de heer Th.A.M.Meijer, Plein 2, Den Haag
Enquêtecommissie Daturn:ié>/o2./qo
Status:
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 25 j anuari j .1. over het mogelijke aantal slachtoffers, bericht ik u het volgende:
Als antwoord op uw schriftelijke vragen:
-
1.Er was al tijdens het eigenlijke onderzoek nagegaan of de 39 Amsterdamse slachtoffers ook voorkwamen op de lijst van vermisten. Dit bleek het geval.
-
2.Vermisten die tijdens het onderzoek zijn teruggevonden en in persoon konden worden gehoord zijn, voor zover zij een direct verband hadden met de betrokken "rampflats", gehoord. Daarbij zijn alle relevante zaken aan de orde gesteld en dus ook de vraag of er nog andere mensen in zijn of haar woning woonden.
-
3.In de maanden na de ramp waren er nog enige personen vermist van wie de verdwijning in verband werd gebracht met de vliegramp. Hieraan is door de gemeentepolitie Amsterdam doorgewerkt tot er geen vermisten meer waren. Op dit moment worden er geen personen meer vermist die in verband kunnen worden gebracht met de vliegramp.
Het antwoord op uw vraag of vermisten al of niet legaal in Nederland verbleven moet ik u schuldig blijven. De legaliteit van slachtoffers speelde geen rol en werd ook niet onderzocht en/of geregistreerd. De hulpverlening aan de slachtoffers en hun familie stond voorop.
-
4.In de vier kisten die in mei 1993 ter aarde zijn besteld op de begraafplaats Sint Barbera bevonden zich zogenaamde restdelen van slachtoffers van de Bijlmerramp.
Enerzijds waren dit delen afkomstig van al eerder geïdentificeerde en aan de respectieve families ter beschikking gestelde stoffelijke overschotten van
POLITIE slachtoffers. Identificatie van deze delen had plaatsgevonden aan de hand van DNA-onderzoek. Daarnaast bevonden zich in deze kisten zeer kleine, niet voor identificatie geschikte, restdelen welke tussen het puin waren teruggevonden. Al deze delen zijn uit piëteitsoverwegingen in de betreffende vier kisten ter aarde besteld.
Tenslotte zend ik u gelijktijdig met deze brief twee videobanden, zoals eerder met uw staffunctionarissen besproken. De beide banden laten een beeld zien van de berging.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De wnd. Korpschef,
vantüessen. Commissaris van Politie
Postbus 2287
1000 CG Amsterdam
4
LITIE
-
•Amsterdam-Amstelland
-
•Korpsleiding
Hoofd Operationele Zaken
Bezoekadres Korpsonderdeel |
Elandsgracht 117 |
Behandeld door Telefoon Fax Ons kenmerk |
Korpsleiding Hip. T. Roselaar 020-559.2030 020-559.3793 |
Uw kenmerk Datum Onderwerp Bijlagen |
ECB 99736 12 februari 1999 informatie Bijlmerramp |
De voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer, de heer Th.A.M.Meijer, Plein 2, Den Haag Geachte heer Meijer,
t Naar aanleiding van een faxbericht d.d. 8 februari 1999 van de heer H. Geveke, met betrekking tot het onderzoek naar vermisten, wil ik u hierbij de volgende informatie geven.
Op basis van de door de enquêtecommissie verstrekte kopieën van paspoorten en bankpasjes, die tijdens bergingswerkzaamheden zijn aangetroffen en welke kopieën door de heer Postma aan de enquêtecommissie ter beschikking zijn gesteld, is binnen de Regiopolitie Amsterdam Amstelland een onderzoek ingesteld. Hieruit is het volgende gebleken:
Uit de politieadministratie van de Bijlmerramp is naar voren gekomen dat:
Geen van de personen op wiens naam de paspoorten en bankpasjes zijn gesteld als vermist zijn opgegeven na de Bijlmerramp.
Uit de politiecomputersystemen is daarnaast naar voren gekomen dat:
De namen die genoemd worden op de paspoorten en bankpasjes niet voorkomen in de poltiecomputersystemen, met uitzondering van de naam genoemd in een Ghanees paspoort, zijnde Gabriel Duamong FIANKO, geboren op 16/08/1965 te Adeiso (Ghana). Blijkens de geautomatiseerde systemen van de Dienst Vreemdelingenpolitie van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland is in 1999 door Gabriel Duamong FIANKO, geboren op 16/08/1965 te Adeiso (Ghana) een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Nederland ingediend;
De personen op wiens naam paspoorten en bankpasjes zijn gesteld geen aangifte van diefstal of vermissing van genoemde documenten hebben gedaan.
Na de vondst van de paspoorten en bankpasjes zijn de gegevens hiervan door de rechercheur Sjaak Schultz verstrekt aan de heer Postma, teneinde te achterhalen of deze personen mogelijk tot de slachtoffers van de Bijlmerramp zouden behoren. Naar
aanleiding van de gegevens uit paspoorten en bankpassen werden geen personen als vermist opgegeven.
Ambtshalve is mij bekend dat bij huiszoekingen in de Bijlmermeer regelmatig paspoorten worden aangetroffen, die van diefstal afkomstig danwei vals zijn. Het is dan ook niet onaannemelijk dat paspoorten, die tijdens de bergingswerkzaamheden achter een keukenkastje werden aangetroffen, ontvreemd danwei vals waren en derhalve geen direct verband houden met bewoners van de tijdens de Bijlmerramp getroffen flatgebouwen.
Ten aanzien van de geruchten over de vermissing van 3 of 4 Duitse heroïneprostituees en een vriendin van een zekere Francis Adutwun, kan ik u mededelen dat onderzoek geen nadere informatie over deze personen heeft opgeleverd. De vier mogelijk vermiste vrouwelijke personen komen niet voor op de lijst van vermiste personen.
Als reactie op het faxbericht betreffende de lijst met vermisten van de Stichting Sikaman van 23 november 1992, kan ik u het volgende mededelen:
Naar aanleiding van uw verzoek is er op 11 februari 1999 een gesprek geweest tussen de voorzitter van de betrokken stichting de. heer Sam OWUSU en twee van mijn medewerkers. Uit dit gesprek bleek, dat de door de stichting overgelegde lijst in november 1992 tot stand was gekomen op grond van lijsten die tijdens de ramp onder verantwoording van het beleidscentrum waren verstrekt. Op de allereerste lijsten kwamen de betrokken 5 namen voor als vermisten. Al op 11 oktober 1992 staan twee van de vijf namen niet meer als vermist geregistreerd. Op 21 oktober 1992 staat nog slechts één van de vijf namen op de lijst van vermisten. De heer Owusu kan geen verklaring geven waarom op de lijst van de stichting de betrokken namen nog wel voorkomen.
Wel deelde hij mee dat hij er zeker van was dat de door hem aangeleverde namen omgekomen slachtoffers betreffen omdat de Wintie (= een medicijnman) hem dat had verteld. De Wintie had spirituele contacten met de omgekomenen gehad.
Ten aanzien van de aangeleverde namen het volgende:
-
1.Kingston Osei Appiagyei is dezelfde persoon als Osei Kwame Ben en Osei Appiegyei Nana en is in april 1993 op basis van DNA-onderzoek geïdentificeerd. Osei Appiegyei behoort tot een van de 43 slachtoffers van de Bijlmerramp.
-
2.De in de lijst vermelde Ernest Robson is de in de politieadministratie genoemde Ernest Bobson. Nader onderzoek naar Ernest Bobson heeft de volgende informatie opgeleverd:
Op 11 februari 1999 heeft de heer Kwame BAFFOUR SENKYIRE, die destijds aangifte van vermissing van Emest Bobson heeft gedaan, telefonisch verklaard aan de heer Peter Berger van de Regiopolitie Amsterdam Amstelland, dat Bobson
#
LITIE Ernest reeds geïdentificeerd is onder een andere naam, te weten de onder punt 1. genoemde Osei Appiagyei.
-
3.Blijkens de administratie betreffende vermiste personen was Amoah Paul volgens zijn werkelijke echtgenote reeds vier maanden in Ghana toen de Bijlmerramp plaatsvond en is derhalve terecht.
-
4.Blijkens de administratie betreffende vermiste personen is Adjei Agatha als terecht geregistreerd, hetgeen dubbel gecheckt is.
-
5.Osei Kwame Ben is dezelfde als onder 1 genoemd.
Concluderend:
Van de vijf personen, die volgens de lijst van de Stichting Sikaman (Vereniging voor Ghanesen in Nederland), als vermist beschouwd moeten worden zijn drie personen terug te brengen tot één persoon, die reeds geïdentificeerd is onder de naam Osei Appiagyei.
De overige twee personen zijn als terecht geregistreerd.
De voorzitter van de Stichting Sikaman (Vereniging voor Ghanesen in Nederland), de heer Sam Owusu is over deze bevindingen geïnformeerd.
Hopende u hiermede voldoende geïnformeerd te hebben,
essen.
is van Politie
Postbus 2287
1000 CG Amsterdam
LITI E
-
*Amsterdam-Amstelland
-
•Korpsleiding
Hoofd Operationele Zaken
Bezoekadres Elandsgracht Korpsonderdeel Korpsleiding
Behandeld door Cp. Mw. L.H. Jasperse Telefoon 559 3790 Fax 559 3793 Ons kenmerk Uw kenmerk Datum 12 februari 1999
Onderwerp Bijlagen
-
•Aan: Öe voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie Bijlmer vliegramp Dhr. Th.A.M. Meijer, Plein 2, Den Haag Geachte heer,
» Op dinsdag 9 februari 1999 heb ik u, via de heer Geveke van uw staf, in kennis gesteld van het feit dat mij diezelfde ochtend werd gemeld dat op een opname van het telefoonverkeer van de Centrale Meldkamer en de Uniformcommandokamer tijdens de Bijlmerramp een inkomend gesprek voorkwam met de navolgende letterlijke tekst:
Mobilofonist: Melder: Mobilofonist: Melder:
Mobilofonist:
melder:
mobilofonist:
mobilofonist:
melder:
mobilofonist:
"U spreekt met de politie"
"Zwart (fonetisch) Rijkspolitie schiphol"
"goeiendag"
"kan jij via kanaal 830 aan onze man van luchtvaartonderzoek die daar ter plaatse is de 83.74, ik kom er niet tussendoor, doorgeven dat aan boord van het vliegtuig wel gevaarlijke stoffen zitten, maar geen high explosives."
"wat is uw telefoonnummer"
"020-6038222"
(herhaald) "020-6038222"
"ik kan eventueel vragen naar"
"wachtmeester Zwart" (fonetisch) (herhaald) "Zwart (fonetisch); ik geef het door."
Het betreft hier een gesprek dat is binnengekomen op 4 oktober 1992 te 20.02.45 uur. Deze tekst is u diezelfde datum ook per fax toegezonden.
In het telefoongesprek met de heer Geveke heb ik aangegeven dat wij de betrokken telefonist inmiddels achterhaald hadden en dat hij in zijn eerste reactie had aangegeven zich het onderhavige gesprek niet meer te kunnen herinneren, noch of en hoe hij daar actie op ondernomen had.
LITIE In goed overleg is toen besloten dat ik u de tekst direct per fax zou doen toekomen en eerst zelf intern zou nagaan of en zo ja, op welke wijze, aan dit verzoek gevolg is gegeven. Op de resultaten hiervan zal ik later in-dit schrijven ingaan.
De onderhavige bandopname is afkomstig van de meersporenrecorder die het mobilofoon en portofoonverkeer, alsmede de gesprekken gevoerd vanaf de vaste telefoonposten van de centrale meldkamer en de uniformcommandokamer vastlegt. Normaliter word de moederband na 1 maand vernietigd.
Na de Bijlmerramp is vanwege de korpsleiding opdracht gegeven deze band tot nader order te bewaren. Dit gebeurde overigens nagenoeg altijd na een grootschalig politieoptreden of na bijzondere incidenten (zoals schietincidenten etc.) met name in verband met b.v. klachtenonderzoeken en evaluaties. Deze order is nimmer ingetrokken. In het kader van de interne evaluatie van met name het communicatieverkeer ten tijde van de ramp is de moederband destijds ook afgeluisterd. Ook is er van delen van de opname gebruik gemaakt bij het vervaardigen van de interne videofilm 'going down' waarin politiemensen hun ervaringen van de eerste uren naar voren brengen. Voorts is een deel van de opname nog onderzocht op de vraag of daarop 'het inslagmoment' wellicht hoorbaar was. Het onderhavige bericht heeft toen niet de aandacht getrokken. Dat is ook niet verwonderlijk, aangezien toen de belangstelling ook nog niet uitging naar de lading van het vliegtuig.
In het kader van het door het COT ingestelde onderzoek naar de bijlmerramp zijn de banden niet beluisterd.
De ten gevolge van uw openbare verhoren in de media gedane suggesties dat ook "de politie" op de hoogte zou zijn geweest van bijzonderheden over de lading van het bij de ramp in de Bijlmermeer neergestorte ELAL vliegtuig, heb ik vrijdag 5 februari j.l. besloten opdracht te geven tot het wederom afluisteren van de eerste uren van de bandopname van het telefoonverkeer, doch dit maal met extra aandacht voor berichtgeving over de lading.
De moederband werd op dat moment overigens al gekopieerd ten behoeve van uw commissie, immers ingevolge uw verzoek om al het materiaal dat ons ter beschikking stond te overhandigen, is nadat het papieren materiaal was verzameld, gekopieerd en verstrekt, bij de commissie navraag gedaan of er ook behoefte was aan beeld en geluidsmateriaal. Dit met name omdat het een verouderde recorder betrof en er apart materiaal besteld en aangeschaft moest worden om de moederband te kunnen kopiëren. Vervolgens is in overleg met de heer Geveke aangevangen met het tijdrovende kopiëren van de moederband naar hanteerbare cassettebanden. Dit proces bevindt zich thans in de eindfase.
♦
LITIE De meersporenrecorder nam in 1992 op 36 sporen op, waarbij op spoor 1 de digitale tijd en op spoor 36 de gesproken tijdmelding vastgelegd werden.
De voor de Bijlmerramp meest relevante sporen-zijn:
P mobilofoonfrequentie, kanaal 854 (spoor 02) - centrale meldkamer normaal verkeer 2e mobilofoonfrequentie, kanaal 846 (spoor 03) - centrale meldkamer bijzonder verkeer 3e mobilofoonfrequentie, kanaal 826 (spoor 04) - 'delta-00' UCK ondersteunende eenheden 4e mobilofoonfrequentie, kanaal 830 (spoor 06) - verkeer mobilofoon, kanaal 804 (spoor 09) - UCK/Commando rampterrein portofoon district 7 kanaal 422 (spoor 19) - lokaal verkeer Bijlmermeer Inrapnet kanaal 458 (spoor 23) - interregionaal verkeer (1 bericht) algemene portofoon kanaal 430 (spoor 24) - koppeling aan spoor 02 en 03 telefoon arbi 00 (spoor 25) - CMK 1 telefoon arbi 01 (spoor 26) - CMK 2 assistent mobilofonist telefoon arbi 02 (spoor 27) - CMK chef van dienst telefoon arbi 03 (spoor 28) - CMK 1 assistent mobilofonist telefoon arbi 04 (spoor 29) - CMK telefonist 2 telefoon arbi 05 (spoor 30) - CMK telefonist 3 telefoon arbi 06 (spoor 31) - CMK 4 assistent mobilofonist telefoon arbi 07 (spoor 32) - CMK 3 assistent mobilofonist (niet gebruikt) telefoon arbi 08 (spoor 33) - UCK links telefoon arbi 09 (spoor 34) - UCK rechts De recorder registreert alle telefoongesprekken die vanaf de onderhavige arbi gevoerd worden (op elke arbi zitten ca. 30-35 (directe) lijnen) met uitzondering van 1 "privé-lijn". Niet uitgesloten kan worden dat op die avond ook van die lijn gebruik gemaakt is voor het uitgaand telefoonverkeer.
Het onderhavige gesprek is binnengekomen op spoor 29, hetgeen te herleiden is tot de tweede telefonistenplaats op de Centrale Meldkamer. Het genoemde kanaal 830, het verkeerskanaal, is terug te vinden op spoor 06. Beide sporen zijn na het bekend worden van de melding geheel uitgeluisterd tot het tijdstip van 22.00 uur. Dit tijdstip is gekozen aangezien te 21.40 in het beleidscentrum duidelijkheid werd verschaft over de lading van het vliegtuig.
è
LITIE Kanaal 830, spoor 06:
De eenheid 83.74 waarnaar in het telefoongesprek wordt verwezen meldt zich op kanaal 830 voor het eerst te 19.23.40 met het verzoek om een begeleiding naar de rampplek.
19.23u Weergave van gesprek aan de Alfa 00 83.74 Alex, over Bent u een motorrijder, over Negatief. Ik ben een opvallende auto van de Dienst Luchtvaart Onderzoeken.
Ik wil graag ter plaatse, over Komt u naar de Groesbeekdreef, over Ik draai net de rijksweg 9 op. Kan ik ergens opgevangen worden, over Op dit moment krijgt de 65.63 de begeleiding van de 83.74 19.28u De 65.63 staat op de vluchtstrook A9, Gaasperdammerweg/AMC, vraagt waar de 83.74 is.
De 83.74 antwoordt dat hij op de splitsing A2/A9 is De 65.63 geeft een tegenbericht dat hij de 83.74 opwacht 19.31 "..74 RP Positie graag"
"Ik ben nu mensen gepasseerd op de locatie A.9. Ik ben nabij de afslag AMC"
19.34 PvLD wil ertussen komen, lukt niet (mobilofonist antwoordt niet) 19.35 RLD ter plaatse, meld de 65.63 19.36 "Alex 83.74 (niet te verstaan) over "(komt geen antwoord van mobilofonist) 19.37 "Alex 83.74 komt u uit voor Schiphol 21"
83.74 Alex "Wij zijn naar u onderweg met een (...) toestel, voor de verbinding naar Schiphol. Waar kunnen wij u treffen."
"U was toch al ter plaatse?"
"Wat moet ik er doen, Alex"" De 83.74 wordt nu niet meer gehoord, net als Schiphol 21 19.55 "Alex 8374, Schiphol"
"hier de Alfa 00, voor de 83.74 (misverstand mobilofonist) Antwoord (Schiphol 21):
"Dit is de Schiphol 21 op dit kanaal zoek ik collega ROEVEL (fonetisch) met een telefoontoestel."
"U komt er niet door, probeert u het op uw eigen kanaal"
Antwoord (Schiphol 21) "eerste gedeelte valt weg, maar het bericht wordt herhaald, waar kunnen we die bereiken?"
"Die staat Groesbeekdreef bij alle commandovoertuigen"
"Bedankt daar gaan we heen"
♦
LI Tl E 19.59 "Wagen RP Dienst Luchtvaart, de 83.74"
er komt een onverstaanbaar antwoord.....
"Alex 83.74 komt U uit"
"De 83.74 zoekt contact met een collega -die met verbindingsmiddelen onderweg is"
"Ja dat is begrepen, kunt u dat proberen over Uw eigen kanaal, want het is daar even te druk voor, hier"
"Ja bedankt 21.05 "83.74 roept Alfa 00"
"Ik heb hier een ....rescue helikopter staan. Die vraagt wie de coördinatie heeft en of er nog gewonden aangevoerd worden.
Het antwoord gaat verloren, slechte verbindingen "Ik ga even....."
De verbinding vanuit de Alfa 00 is heel slecht 21.09 Vraagt een (politie) eenheid om het bericht te herhalen. Het is op de band niet te verstaan. De eenheid begrijp het wel en "geeft het door"
Telefoon:
Op de band is de naam van de telefonist te horenVoorts blijkt dat hij na de melding vrijwel continue andere gesprekken heeft aangenomen. De chef van dienst op dat moment was ook vrijwel continue telefonisch in gesprek.
Op geen van de sporen is een gesprek aangetroffen waaruit opgemaakt kan worden dat de melding telefonisch is doorgegeven aan een andere eenheid, noch enig ander inkomend of uitgaand gesprek aangetroffen dat over de lading van het vliegtuig gaat,
behoudens de ook in het logboek opgenomen melding van 18.51 waarin de RP Amsterdam meldt dat het om een vrachtvliegtuig van EL-Al gaat, YL 1862 registratienummer 4 x AXG met 3 a 4 mensen aan boord.
Zoals gesteld is de betreffende telefonist op dinsdag direct door mij met de melding geconfronteerd en woensdag ook in persoon opgeroepen. Hij kan zich de gebeurtenissen op die avond nauwelijks herinneren en de melding in zijn geheel niet. Vervolgens zijn door mij de personen opgeroepen, danwei telefonisch benaderd, waarvan aan de hand van de logboeken en de beluisterde bandopnamen, vastgesteld kon worden dat zij in/bij de Centrale Meldkamer, de Uniformcommandokamer, de Dienst Verkeerspolitie(-eenheden), de commandovoertuigen, de staf aan het bureau Flierbosdreef aanwezig konden zijn geweest in de uren na de melding. Zoals overeengekomen met de heer Geveke zijn geen externen benaderd.
Aan al deze personen (totaal 37) is steeds gevraagd:
■ of zij zich de melding konden herinneren (of het eventuele vervolg) ■ hoe meldingen geregistreerd werden ■ of zij zelf actief geinformeerd hadden (bij brandweer of schiphol) naar de lading ■ iets gehoord hadden (over de gevaarszetting van) de lading gedurende de eerste uren
♦
LITIE -6- Allen hadden het moeilijk zich de details van deze hectische nacht te herinneren. Geen van de betrokkenen kan zich iets van een dergelijke melding herinneren, inclusief de telefonist die de melding heeft aangenomen. Noch de betrokken chef van dienst, de mobilofonisten die op dat moment de frequenties bemanden, kunnen zich het onderhavige verzoek herinneren, noch de melding gehoord te hebben over hun frequenties. In de Centrale Meldkamer werd met een geautomatiseerd systeem gewerkt, waarin de melding niet is opgenomen. In de uniformcommandokamer en algemene staf werd met briefjes gewerkt die in logboeken in een personal computer werden verwerkt. In de logboeken is de melding niet terug te vinden. Door de Dienst Verkeerspolitie is geen logboek bijgehouden. De sturing van deze eenheden vond volledig op straat plaats.
De motorrijder die de gidsing heeft verzorgd, heeft voortdurend voertuigen begeleid die avond en nacht. De onderhavige begeleiding kan hij zich niet expliciet herinneren, maar alle begeleidingen hadden als eindpunt de Groesbeekdreef onder aan het maaiveld, tot aan de commando-auto's.
Met uitzondering van hetgeen de heer Weiten over zijn kontakt met de commandant van de brandweer ter plaatse tegenover uw commissie heeft verklaard, heeft geen van de betrokkenen zelf actief geïnformeerd naar de lading bij externe instanties, noch de behoefte daartoe gevoeld. Sommigen herinneren zich wel vragen van individuele collega's op het rampterrein over de schadelijkheid van de rookwolken. Als men al iets over de lading gehoord heeft, spreekt men over parfum (de parfumlucht) en bloemen of bloembollen. Een van de mobilofonisten van het commandovoertuig op het rampterrein meent zich te herinneren dat er later op de avond een bericht over de mobilofoon is gegaan dat er geen extra gevaarszetting was dan de normale.
Ik kan derhalve niet anders dan tot de slotsom komen dat de onderhavige melding zeer waarschijnlijk geen vervolg heeft gekregen. Het vermoeden lijkt gerechtvaardigd dat het bericht niet verder is gekomen dan de telefonist die het bericht heeft aangenomen.
Ik vertrouw er graag op U hiermede voldoende geinformeerd te hebben
J.C. vgji Riessen Commissaris van Politie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3188188
Telex 34576 MVD/GV/NI. Telefax 070-3187888 _ f\ ]
Datum: 24 /02/99
i Status:
Aan:
De Voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer de heer Th.A.M. Meijer Postbus 20018 2500 EA 's Gravenhage
Ons nummer D99000540
Datum
22 februari 1999
Onderwerp
"Mannen in witte pakken"
Zeer geachte heer Meijer,
Als bijlage bij mijn brief van 12 februari jl (V 99000158) heb ik u het verslag gezonden van het beraad dat op 6 februari jl. op mijn departement is gehouden naar aanleiding van een artikel in de Telegraaf onder de titel "Witte pakken waren defensie-eenheid". De laatste paragraaf van dit verslag bevat actiepunten inzake de navraag bij personeel van de Koninklijke marechaussee en van de Koninklijke landmacht. De resultaten van de navraag onder personeel van de Koninklijke marechaussee zijn vervat in de nota van de bevelhebber die als bijlage 1 is gevoegd bij deze brief.
De in die nota opgenomen waarneming inzake het "Israëlisch" sprekend personeel is gedaan door de wachtmeester der eerste klasse J.H. Schouten, momenteel geplaatst bij de brigade Den Helder. De waarneming van 15 tot 20 personen in witte overalls is van de wachtmeester der eerste klasse M.F. Scholten, momenteel geplaatst bij de brigade Soesterberg.
Na de ontvangst van de nota van de Bevelhebber van de Koninklijke marechaussee is nagegaan of deze twee personen eerder al betrokken zijn geweest bij de u bekende onderzoeken van de Rijksrecherche naar "de mannen in witte pakken". De directie
-
-2
Juridische Zaken van mijn departement heeft mij, op grond van navraag bij het ministerie van Justitie, gemeld dat het niet om dezelfde personen gaat.
Over de afdoening van het actiepunt voor de Koninklijke landmacht bent u geïnformeerd door het afschrift van het faxbericht terzake van 9 februari jl. van de plaatsvervangend Bevelhebber der Landstrijdkrachten dat als bijlage was gevoegd bij mijn eerder genoemde brief van 12 februari jl. Hieraan voeg ik bij deze toe (bijlage 2) een nota van de Landmachtstaf (Kab/1999/3915) waarin het vermoeden is vervat van de kapitein H.J.R. Jongen, commandant van de Bergings- en Identificatie-dienst, dat de personen in witte pakken amateurbergers zijn geweest. De kapitein Jongen is overigens toentertijd zelf niet betrokken geweest bij de hulpverlening in de Bijlmer, zo is vernomen van de Landmachtstaf.
Uiteraard kan ik over de validiteit van persoonlijke vermoedens, waarnemingen en herinneringen van defensiepersoneel geen inhoudelijke uitspraken doen. Ik hecht er echter aan deze voor te moeten leggen aan uw commissie, opdat zij deel kunnen uitmaken van uw afwegingen en oordeelsvorming.
Met de meeste hoogachting, DE MINISTER VAN DEFENSIE,
mr. F.H.G. de Grave
afdeling
BEVELHEBBER DER- ' MARECHAUSSEE
nummer onderwerp
Bijllmerramp Operatiën Litt 99/19
's-Gravenhage, 12 februari 19S9.
NOTA bestemd voor: de Secretaris-Generaal Ministerie van Defensie l.a.a.: DJZ
Naar aanleiding van uw vraag over de mogelijke aanwezigheid van de KMAR bij' de zogenoemde Bijlmerramp op 4 oktober 1992 heb ik op zaterdag 6 februari een telefonisch onderzoek laten instellen. In de afgelopen week is dit onderzoek gevolgd door een interview in persona. Uit dit feitenonderzoek is komen vast te staan dat geen verband is aangetoond tussen personeel van de Koninklijke marechaussee en de aanwezigheid van personen "in witte pakken". Ook is uit het onderzoek geen verband gevonden tussen personeel van Defensie en deze mannen. De belangrijkste feiten uit dit onderzoek zijn:
Aanwezigheid van KMAR personeel.
43 KMAR leden zijn enige tijd ter plaatse geweest in de eerste 12 uren na de crash. Op 3 leden na waren allen in een KMAR-tenue gekleed. 2 betrokkenen zijn waarschijnlijk ter plaatse geweest doch konden niet worden geïnterviewd. Het vastgestelde aantal aanwezige KMAR-leden is gebaseerd op een lijst die eerder was gehanteerd in het kader van medische nazorg. Niet uitgesloten wordt dat, omdat er geen algemene bekendheid gegeven is over het gehouden onderzoek', er een enkele betrokkene niet onderkend is; tijdens het onderzoek heeft zich een persoon zelf gemeld.
_o
-8
o .o
V7
KMAR personeel in witte pakken.
Geen van de betrokkenen was gekleed in "witte pakken". De 9 motorrij- • ders KMAR droegen het tenue motorrijder met witte jas, zwarte broek en witte motorhelm.
Waarneming van personen "in witte pakken".
13 betrokkenen gaven aan personen in wiite pakken te hebben waargenomen. Twee van die verklaringen zijn opvallend:
1 betrokkene is zeer stellig en verklaart gedetailleerd over het waarnemen van 5 personen, die Israëlisch spraken, gekleed in een witte overall voorzien van capuchon en een plastic gelaatsscherm. Deze betrokkene zag ook een El AL voertuig staan. Opvallend is dat aeen bevestiging verkregen kon worden van juist die waarne- ming terwijl- tenminste 1 betrokkene in dezelfde periode in dezelfde omgeving aanwezig was en niets heeft waargenomen.
1 betrokkene maakt melding van 15 a 20 personen in witte overalls met capuchon die door hem niet nader geïdentificeerd konden worden. Hij was tijdens deze waarneming in gezelschap van uitsluitend politiepersoneel.
De overige 11 waarnemingen betroffen met zekerheid in wit gekleed ambulancepersoneel en/of functionarissen van het Rode Kruis.
Waarneming van ander militair personeel en materieel.
5 betrokkene hebben KL-personeel waargenomen waaronder militairen van een geneeskundige .eenheid. 10 betrokkenen hebben een Lynxhelikopter van de KM waargenomen en 4 hebben militaire voertuigen waargenomen.
BEVELHEBBER DER MARECHAUSSEE
C.N.J. Neisingh Generaal-majoor
-&4L*
) n d m a c h t
Landmachtstaf
Secretaris-Generaal 'Z.(
MPC 58 G Postbus 9071 1 2509 LS Den Haag
Telefoon (070] 316 75 03 Telefax 1070) 316 76 66 MTDN C06I 5466 75 03
Prinses Julianakazerne Thérèse Schwanzestraat 1 5 2597 XK Den Haag
Datum 12-02-1999
Onderwerp
Bijlmerramp
Ons kenmerk
UIU A.C1U11CI*. I
Uw kenmerk
■■f
In aanvulling op mijn brief d.d. 9 februari 1999 deel ik u het volgende mede.
Transporten.
Op 10 februari heb ik mijn Chef Kabinet contact laten zoeken met bgen b.d. F.L. Hogenbirk, ten tijde van de ramp werkzaam als C- Nationaal Logistiek Commando. Deze gaf aan er zeker van te zijn dat zijn commando geen transporten heeft verzorgd in relatie tot de ramp.
Op 11 februari heeft mijn Chef Kabinet contact gehad met de kolonel b.d. Wagemakers, ten tijde van de ramp Provinciaal Militair Commando Noord Holland. Desgevraagd verklaarde hij dat het PMC-NH bij zijn weten geen transporten van munitie, vliegtuigresten o.i.d heeft uitgevoerd of gecoördineerd. Hij adviseerde echter voor alle zekerheid contact op te nemen met de toenmalige S4 van het PMC-NH, majoor F. Heimes. Betrokkene was projectofficier van het PMC-NH voor alles wat met de ramp had te maken. Majoor Heimes is inmiddels als burger werkzaam bij Garnizoen Utrecht. Desgevraagd bevestigde dhr Heimes de reactie van kolonel b.d. Wagemakers.
Mijn Hoofdofficier Toegevoegd heeft op 11 februari contact gehad met kapitein Westerbeek, ten tijde van de Ramp hoofd van het SituatieCentrum BLS. Hij gaf aan dat hij zich behalve de ambulancesteun (vervoer stoffelijke resten overledenen door 13 Gnkcie) geen enkele vorm van transportsteun kon herinneren.
Medische zorg/nazorg.
In het kader van de zorg voor het personeel heeft de Directeur Personeel KL overleg gepleegd met DGP over de wijze van benadering van bij de Bijlmerramp ingezet personeel. De Directeur personeel daarbij heeft een concept brief voorgelegd. De briefis als bijlage gevoegd.
Afgesproken is dat de krijgsmachtdelen na instemming DGP gelijktijdig dezelfde brief zullen versturen. De brief wordt eerst maandag 15 februari verzonden. De concept-brief is dezerzijds door tussenkomst van HLV ook aangeboden aan DV.
Inmiddels heeft het initiatief van de burgermeester van Amsterdam geleid tot aanpassing in de benadering van het personeel. De brief zal derhalve worden aangepast, waarbij de regie in handen van DGP is.
De CDPO is er overigens in geslaagd vrijwel alle adressen van ingezet beroeps en dienstplichtig personeel (van de KL) te achterhalen. Aan ontbrekende adressen wordt nog gewerkt Overig.
bergingen weet hij dat er een groep of groepen va™^,T^«• Vanmtajn w«faaamheden bij geoorloofde en ongeoorloofde^ toe^J tot^ES? ' ^ "* ^ *ch °i
vhegtog onderdelen te bemachtigen Jongen heeft ^l ? ^P*™* te verschaffen teneinde zo bestaan, in deze kringen moeten woedenIzocTt Venn0edai *" de ™S P3^ * * /J Plaatsvervangend Bevelhebber der Landstrijdkrachten
M.L.M. Urlings Generaal-majoor
Ontvangen: 2/ 3/99 15:07; 31 20 5558860 -> PABL.ENQ. BIJLMERRAMP; Pagina 1
BRW AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2.Mar.99 15:07 No.006 P.01
^ÊÊ^HÈÈÊT
IZS JAAR
:nquetecommissie
Datum: o^/c3/c
Nr. 'Bcd> Status:
m
2&*\U
Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmer, t.a.v. de heer Gcvcke per fax. 070-3129346
Amsterdam, 2 maart 1999
Postadres
Weesaerziidc » 1991 EL Amsterdam commando
Behandeld door: H.C. Ernst
Doorkiosnummer: (020-555)6604
Bezoekadres: wccsperzljdo 99
Uw kenmerk:
Geachte heer Geveke,
Hierbij doe ik u toekomen een samenvatting van alle in de Alarmcentrale geregistreerde gesprekken betreffende de lading.
Met vriendelijke groet,
C. Ernst (commandant)
Ons kenmerk: 90404
Bijlage(n):
pag.1 van 7
Onderwerp: transcripten J.'<
}•■
Alle correspondentie richten aan da commandant van du brandweer, onder vermelding van kenmerk en datum. Weosporzïjde 99,1091 EL Amslerdam, Tel. +31 (0)20 555 Cö 66, Fax +31 (0)20 555 68 61, E-mail: bwradtim^brandweer.amsterdani.nt 0 BankreltfttePostbank 4500058
Ontvangen: 2/ 3/99 1S:08; 31 SO 55568BO -» PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 2
BRIJ AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2. Mar . 99 'l5 : 07 No.006 P.02
Aanvang bami 18.32
BRANDWEER SCHIPHOL; Goedendag, met de brandweer Schiphol
DE GRAAF: Dag.
BRANDWEER SCHIPHOL: We hebben intern groot alarm nou net
DE GRAAF: Ja.
BRANDWEER SCHIPHOL: Weet u. dat dan.. Dat deel ik u even mede
DE GRAAFF: Ja. Dat is het enige watje zegt?
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja, dat is voor de brandweer Haarlemmermeer hè
DE GRAAFF: Jaja. u«« •«.
RRANDWEriR SCHIPHOL: Daar zorgen jullie verder..
DD GRAAFF: Ja dat begrijp ik. Maar je zegt er verder niks bij'
BRANDWEER SCHIPHOL: Nee. Het wordt een Boeing 747
DE GRAAFF: Goed.
BRANDWEER: Een vliegtuig van EI Al, die komt hier naartoe
DE GRAAFF: Goed.
ca. 18.37
(Melding zware explosie in zuidelijke richting vanuit Amsterdam)
ca. 18.38
(06-11 telefoniste meldt neerstorten)
ca. 18.38
(Rob belt, AC meldt dat men al bezig is)
ca. 18.38
AC: Brandweer.
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja, met de brandweer Schiphol. We horen een bericht dat die kist is gecrasht in de regio?
AC: Ja, wat voor kist is het?
BRANDWEER SCHIPHOL: Een Boeing 747
AC: Een 747.
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja.
AC: En weten jullie nog meer gegevens?
BRANDWEER SCHIPHOL: Nee, wij nog niet.
AC: O, goed. Wij ook nog niet. We zijn ermee bezig.
BRANDWEER SCHIPHOL: Krijg ik zo snel mogelijk bericht?
AC: Ja, jullie wel, ja.
BRANDWEER SCHIPHOL: Bedankt.
AC: Dag.
BRANDWEER SCHIPHOL: Dag.
(Diverse meldingen)
ca..18.38
DE RUIJTER: Met De Ruiter.
BRANDWEER SCHIPHOL: Goedendag, brandweer Schiphol
DE RUIJTER: Ja?
Ontvangen: 2/ 3/99 15:OB; 31 20 55568SO - =- PARL. ENCl. BIJ LMERRAMP; Pagina 3
BRW AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2.Mar.99 15:07 No.006 P.03
BRANDWEER SCHIPHOL: We krijgen net nader bericht van mijn collega's, die zijn daar ter plaatse. Hij is met de neus aan de zijkant in een flatgebouw gevlogen, heeft hij met de vleugel nog een ander flatgebouw gepakt en die twee flats staan in brand ook. Wisten jullie
DE RUITER: Nog niet helemaal. Wat voor kist was het?
BRANDWEER SCHIPHOL: Een 747. Boeing 747.
DE RUITER: Was het een vrachtvliegtuig?
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja. Maar dat had ik al doorgegeven aan jullie
DE RUITER: Ja. Dan weten we voldoende voorlopig. Bedankt in ieder geval.
ca. 18.41
DE RUIJTER: Brandweer.
BRANDWEER SCHIPHOL: Goedendag, met (moeilijk verstaanbare naam: John Vos?) van de Luchthavenbrandweer. ''
DE RUIJTER: Ja?
BRANDWEER SCHIPHOL; In die kist zaten geen goederen die extra gevaarlijk kunnen lijken voor de mannen. '
DE RUIJTER: Goed, dank je wel.
ca. 18.47???
AC: Twee Crashtenders. Twee Crashtenders in de Bijlmermeer, want er is, zover ik begrepen heb, een Jumbo neergestort
SCHIPHOL: Ja.
AC: Bij flat Groeneveen is al een groep van ons. Maar moetje dan niet twee crashtenders sturen?
SCHIPHOL: Nou, er zijn er drie naartoe.
AC: O, die zijn er al naartoe? Dat wist ik niet, want alles loopt nu door elkaar natuurlijk Heeft
u enig idee wat het is? Is het inderdaad een Boeing?
SCHIPHOL: Ja, het is een Boeing 747. Een El Al.
AC: El Al?
SCHIPHOL: Ja, het is een vrachtkist van El Al.
AC: Een vrachtkist? Er zitten niet veel mensen in?
SCHIPHOL: Nee, waarschijnlijk niet. Het is een vrachtkist.
AC: Een vrachtkist van El Al?
SCHIPHOL: Ja.
AC: Oké. Bedankt.
ca. 19.04
AC: Brandweer.
SCHIPHOL: Mijnheer, we krijgen net nader bericht. Dat toestel is helemaal gecrasht Het is tegen een flat gekomen. Er schijnt ook een gebouw van de Rijksluchtvaartdienst in brand te staan.
AC: Hoeveel mensen zaten er in het vliegtuig?
SCHIPHOL: Daar hebben we nog niets van gehoord. Normaal gesproken zitten er in een vrachtkist niet zo veel. Dat is hooguit een man of acht Maar dat kunnen er ook vier ziin
AC: Het is een TO? J "
SCHIPHOL: Het is een TO van El Al. Dat is een Israëlische luchtvaartmaatschappij
AC: Wanneer Je meer weet, horen we het dan?
SCHIPHOL: Ja.
Aanvang band 19.08
Ontvangen: 2/ 3/99 15:09; 31 20 5556860 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pag±na 4
BRU AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2.Mar.99 15=07 No.006 P.04
DE GRAAFF: VC-wagen, hier AC. Over.
HUUSMANS: Ja, Ik heb hier iemand van de Rijks Luchtvaart Dienst, en het schijnt dat het toestel nog redelijk volle tanks heeft gehad en dat Is hier niet bekend Geef dat even door aan Van Rooij, want daar hebben wij nog geen contact mee gehad.
(Onverstaanbaar)
DE GRAAFF: Dat is begrepen, Michel.
Ca 19.13
DE GRAAFF: C-wagen 1, hier de AC. Over.
C-WAGEN 1: (Onverstaanbaar)
DE GRAAFF: Ja. ik krijg net van de VC-wagen door, die heeft gesproken met iemand van de
Rijks Luchtvaart Dienst, en het toestel zou betrekkelijk volle tanks hebben gehad. Wil ie dat even doorgeven aan Van Rooij? Over.
C-WAGEN 1: Betrekkelijk volle tanks. Ik geef het door. Over.
DE GRAAFF: Begrepen. Uit.
(Oproep 535 aan AC)
(Oproep Porto 40 aan AC)
'ca. 20.15
VC-WAGEN ZWANENBURG: AC. hier VC-wagen Zwanenburg. Over. AC, Ik heb hier een^ officier bij me van de El Al en die vraagt waar hij zich moet melden, dan wel waar het "Jommando Rampterrein zich bevindt. Over.
ca. 21.04
BRANDWEER SCHIPHOL: Brandweer.
JASPERS: Met Jaspers, goedenavond.
BRANDWEER SCHIPHOL: Goedendag.
JASPERS: Hebben jullie enige informatie over het vliegtuig zelf? Want wij zijn doende eigenlijk om enige metingen te gaan verrichten als het nodig is.
BRANDWEER SCHIPHOL: Hoe bedoel je, als het nodig is?
JASPERS: Nou, kijk, het is een vrachtvliegtuig geweest en ik weet niet of daar gevaarlijke
stoffen bij zitten ook.
BRANDWEER SCHIPHOL: Nee, die zitten daar niet in.
JASPERS: Weet je dat zeker?
BRANDWEER SCHIPHOL: Wij hebben doorgekregen dat er geen radioactieve stoffen en exploderende stoffen aan boord zitten.
JASPERS: Ja, giftige stoffen ook niet?
BRANDWEER SCHIPHOL: Nee.
JASPERS: Alleen maar kerosine bij betrokken?
BRANDWEER SCHIPHOL: Wat wij hebben doorgekregen, dat het verder geen gevaar oplevert.
JASPERS: Mag ik je naam..?
BRANDWEER SCHIPHOL: We zullen nog wel even informeren voor je..
JASPERS: Ja, kan dat via een officier of zo van jullie, want het is natuurlijk een hot item,
straks hè?
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja.
Ontvangen: 2/ 3/99 15:09; 31 20 5556860 -» PAUL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 5
BRUI AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2.Mar.99 15:07 No.006 P.05
JASPERS: Ja?
BRANDWEER SCHIPHOL: Ik informeer even.
JASPERS: Hoor fk zo van je terug?
BRANDWEER SCHIPHOL: Je hoort het gelijk, zo gauw ik het weet.
JASPERS: Oké. Dank je wel.
ca. 21.06
DE GRAAFF: De Graaff.
BRANDWEER SCHIPHOL: Met Schiphol brandweer.
DE GRAAFF: Dag.
BRANDWEER SCHIPHOL: Had ik u net aan de lijn ook?
DE GRAAFF: Nee.
BRANDWEER SCHIPHOL: Nou, informatie betreft dat vliegtuig, er zijn geen gevaarlijke stoffen aan boord, en geen radio-actieve stoffen.
DE GRAAFF: Oké, bedankt.
ca. 21.08
BRANDWEER SCHIPHOL: Brandweer Schiphol.
KAPPETEIN: Met Kappetein, brandweer Amsterdam.
BRANDWEER SCHIPHOL: Goedendag.
KAPPETEIN: Brandweer Schiphol heb ik nou aan de telefoon?
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja.
KAPPETEIN: Kunnen jullie voor mij nazoeken of doorverbinden met iemand, die wat meer
Informatie kan geven omtrent de inhoud van het vliegtuig?
BRANDWEER SCHIPHOL: Nou, ik heb het net doorgegeven aan jullie, aan een van je collega's denk ik..
KAPPETEIN: Jaspers soms?
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja.., dat er geen gevaarlijke stoffen en geen radioactieve stoffen aan boord waren.
KAPPETEIN: Oké, bedankt.
BRANDWEER SCHIPHOL: Want ik heb dat net geïnformeerd voor jullie, omdat jullie daarom verzocht hadden. Ik heb de inspecteur hier gebeld, en die had van de afhandelingsmaatschappij van de El Al doorgekregen dat dat spul niet aan boord was.
KAPPETEIN: Dus de El Al bevestigt dat er geen..?
BRANDWEER SCHIPHOL: ..Geen radioactieve en geen gevaarlijke stoffen aan boord zijn.
KAPPETEIN: El Al. Oké.
BRANDWEER SCHIPHOL: Dat is de eigenaar van het vliegtuig dus hè, de Israëlische
Luchtvaartmaatschappij.
KAPPETEIN: Goed, dan weet ik voldoende, vooralsnog.
ca. 21.37
BRANDWEER SCHIPHOL: Brandweer Schiphol.
THOMAS: Met Thomas. Wie moet ik hebben, wie kan bevestigen dat er niets bijzonders zat in het vliegtuig?
BRANDWEER SCHIPHOL: Dat hebben wij doorgekregen van onze inspecteur.
THOMAS: Van de inspecteur?
BRANDWEER SCHIPHOL: Die heeft het weer doorgekregen van de El Al, van de
manager van de El Al.
THOMAS: Kan ik die bereiken?
Ontvangen: 2/ 3/99 15:10; 31 20 5556860 -> PARL.ENQ.BIJLMERRAMP; Pagina 6
BRW AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2.Mar.99 15:07 No. 006 P.06
BRANDWEER SCHIPHOL: Ik denk dat u dan het beste de inspectie van ons kan bellen. Maar dan krijgt u hetzelfde bericht als van mij te horen.
THOMAS: Dan belt een officier en dan kunnen die op niveau met elkaar praten. BRANDWEER SCHIPHOL: Dat is prima. Wij hebben doorgekregen dat er geen radioactieve spullen waren en geen gevaarlijke stoffen. THOMAS: Geef mij maar het nummer van de inspecteur.
BRANDWEER SCHIPHOL: 6012115, dan krijgt u de inspectie van de luchthaven. THOMAS: Oké.
ca: 21.51
BRANDWEER SCHIPHOL: Brandweer Schiphol
THOMAS: Ik krijg net een telefoonnummer van jullie op, maar dat is de havendienst, dat is over de boten. Ik moet de inspecteur van de luchthaven hebben. Gaat die ook over de boten?
BRANDWEER SCHIPHOL: Nee, dat heet zo, havendienst.
THOMAS: Ik heb een nummer. 601..
BRANDWEER SCHIPHOL: ..2115. Dat klopt, dan krijgt u de inspectie. Dan moet u even vragen naar de inspecteur.
THOMAS: Van de luchtvaart? We bellen en we krijgen de havendienst.
BRANDWEER SCHIPHOL: Ja, dat klopt, de havendienst. Dat heet bij ons ook havendienst,
vluchthaven.
THOMAS: Ik ga wel even verder.
BRANDWEER SCHIPHOL: Maar het is het goede nummer.
THOMAS: Bedankt, dag.
ca. 21.58
DIEPENBROCK: Met Diepenbrock.
THOMAS: Luchthaveninspectie?
DIEPENBROCK: Ja, daar spreekt u mee.
THOMAS: Een ogenblik, ik geef u even door.
DIEPENBROCK: Met Diepenbrock.
KAPPETEIN: Met Kappetein, brandweer. Ik heb een vraagje. Kunt u vertellen wat er precies In het vliegtuig aan boord zat van het vliegtuig dat neergestort is?
DIEPENBROCK: Met wie spreek ik?
KAPPETEIN: Met Kappetein van de brandweer, Alarmcentrale.
DIEPENBROCK: De Alarmcentrale van de NVLS?
KAPPETEIN: Wat zegt u?
DIEPENBROCK: Met welke Alarmcentrale?
KAPPETEIN: Met de Alarmcentrale van de brandweer.
DIEPENBROCK: Van welke brandweer?
KAPPETEIN: Amsterdam en omstreken.
DIEPENBROCK: Dan moet u maar contact opnemen met de brandweer van Schiphol.
KAPPETEIN: Waarom?
DIEPENBROCK: Omdat ik niet zo door de telefoon de informatie geef.
KAPPETEIN: Wilt u dan 020 drie keer 21 bellen. Zou u zo vriendelijk willen wezen? 020
drie keer 21.
DIEPENBROCK: Drie keer 21. Doe ik. Hoe was uw naam?
KAPPETEIN: Kappetein.
DIEPENBROCK: Ik bel u zo terug.
KAPPETEIN: Bedankt.
Ontvangen: 2/ 3/99 15:11; 31 20 5556860 -> PARL.END.BIJLMERRAMP; Pagina 7
BRU AMSTERDAM DIR SECR TEL: 31-20-5556860 2.Mar.99 15:07 No.006 P.07
ca. 22.06
THOMAS: Brandweer.
DIEPENBROCK: Met de heer Kappeteln?
THOMAS: Nee, ik zal u even doorverbinden.
KAPPETEIN: Met Kappetein.
DIEPENBROCK: Met Diepenbrock, NVLS. Ja, dat moeten we zo doen, want we krijgen de raarste telefoontjes en we geven niet overal antwoord op, dat begrijpt u
waarschijnlijk.
Volgens de papieren die hier met de afhandelaar zijn gecontroleerd, zijn er geen gevaarlijke stoffen aan boord geweest en geen radio-actieve stoffen.
KAPPETEIN: En volgens welke papieren Is dat?
DIEPENBROCK: Volgens de beladingspapieren.
KAPPETEIN: Geen radio-actieve of gevaarlijke stoffen.
DIEPENBROCK: Dat klopt
KAPPETEIN: Maar voor de duidelijkheid, wat zat er dan wel In?
DIEPENBROCK: Het is gewoon een vrachtvliegtuig, daar zit allerlei soorten aan vracht
In. Wat wij dan noemen 'normale vracht*, waar niets bijzonders mee is.
KAPPETEIN: Dus als er radio-actieve stoffen bij zitten of gevaarlijke stoffen, dan wordt dat wel gespecificeerd?
DIEPENBROCK: Dan wordt dat allemaal gespecificeerd op manifest.
KAPPETEIN: Ja, ja.. Maar als het, bij wijze van spreken, computers zijn, dan staat dat er niet bij.
DIEPENBROCK: Nee. Als het normale vracht is, dan wordt het wel vermeld, maar dan heeft het voor ons verder geen belang.
KAPPETEIN: Op die manier. U heeft daar verder geen Indicatie van gekregen.
DIEPENBROCK: Nee, nee.
KAPPETEIN: Misschien grote hoeveelheden plastic of zoiets?
DIEPENBROCK: Nee hoor, daar is geen indicatie van. Behalve normaal verpakkingsmateriaal zoals dat bij vracht natuurlijk gebruikelijk is.
KAPPETEIN: Het is om ons een beeld te vormen, van wat er zou kunnen gebeuren.
Snapt u?
DIEPENBROCK: Ja..
KAPPETEIN: Een normaal vrachtvliegtuig was het Heeft u een idee over de hoeveelheid kerosine die aan boord was?
DIEPENBROCK: Dat kan ik u niet precies vertellen. Dat zou je bij de maatschappij zelf moeten controleren. Dat weten wij niet precies.
KAPPETEIN: Een Boeing 747?
DIEPENBROCK: Ja
KAPPETEIN: Goed. Dan ben ik weer gerustgesteld.
DIEPENBROCK: Oké.
KAPPETEIN: Hartelijk bedankt
DIEPENBROCK: Geen dank, mijnheer Kappetein.
Arrondissementsparket Amsterdam Hoofdofficier van Justitie
Ponadres Postbus 84500.10BO BN Amsterdam
College van procureurs-generaal Parket-Generaal
t.a.v. DJ. de Jong (TERSTOND IN HANDEN)
Postbus 20305
2500 EH DEN HAAG
Bezoekadres Psmassusweg 220 Telefoon (020) 541 21 n fax (020) 541 2609
EC 6 33 \3So
Onderdeel
Contactpersoon
Poorkiesnummer
Datum
Ons kenmerk
Onderwerp
Bedrijfsbureau mr. R.P. Tuinenburg
(020) S41 22 85
9 april 1999
RR/9678
Parlementaire Enquête Vliegramp Bijlmermeer
Bij brief van 2 april 1999 heeft de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer (PEO gevraagd om een summier verslag van ^^f^™™'. zoek naar de Cockpit Voice Recorder (CVR) van het op 4 oktober 1992 verongelukte El Al vliegtuig. In reactie bericht ik u als volgt.
Tijdens hei door de PEC afgenomen openbaar verhoor van Bos,verklaarde de« «jat hij een persoon kende die wist wie de CVR In zijn tart zou hebben. Naa[»«■•«-ding van deze verklaring is besloten een strafrechtelijk onderzoek m te «*"«■** een gerechtelijk vooronderzoek contra NN gevorderd en d,t ,s ^or de rechtercommissaris geopend. Door een team van de Rijksrecherche .s een opspormgsonder-zoek ingesteld.
in het kader van het gerechtelijk vooronderzeek zijn verschillende onderzoekshart-delingen verricht. Mede naar aanleiding van door de PEC verstrekte -nformat.e. zijn getuigen gehoord die informatie zouden hebben omtrent de CVR.
Vooralsnog heeft het onderzoek niet geresulteerd in het^achterhalen_van d«i CVR of van een persoon die (weet wie) de CVR In zijn of ^l*"*^**™™Z u bevestiging gevonden voor de verdenking dat toentert.,d* O/R doorgemand s meegenomen. Gelet op de stand waarin het strafrechtelijk onderzoek z.chifcans be-viXbestaat niet de verwachting dat dit alsnog zal leiden tot (n.eawe mformatie omtrent) de CVR. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
dr-'
J.'M-A/rakking frCRACC-CGIA TCJ.
->
G
SM'öÖït
D E P O N 1 E
Ontwikkeling, beheer en nazorg van stortlocaties
\y"'- tX.8 ciqp;2
Tweede Kamer
Parlementaire Enquête Commissie
Vliegramp Bijlmer
De heer Th. A. M Meijer
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 16 maart 1999 Ons kenmerk BK/CvA/99000658/AZD
Betreft Voorstel tot verbetering afhandeling ramp. Bijlage(n)
Behandeld door A.H. Krom
Geachte heer Meijer,
Zoals afgesproken na mijn verhoor inzake de Bijlmerramp op 11 februari jl. bied ik u hierbij een suggestie aan om -indien deze onverhoopt voorkomen- de afhandeling van dergelijke rampen te verbeteren.
Mij is opgevallen dat direct na de ramp de aandacht -overigens terecht- uitging naar het bestrijden van de brand en de hulp aan slachtoffers c.q. het zoeken naar vermisten.
Bij het tegelijkertijd opruimen van de rampplek zijn de vrijkomende materialen onder hoge druk naar diverse bestemmingen afgevoerd.
Achteraf blijkt dat met name die afvoer over het algemeen niet volledig gecontroleerd heeft plaatsgevonden c.q. dat geen volledig beeld is te geven van hoeveelheden en bestemmingen.
Daarnaast is de bodem onder de diverse tussenopslagplaatsen verontreinigd door de opslag.
Nu, jaren na de ramp, blijkt de aandacht -als gevolg van de ontstane gezondheidsklachten- met name uit te gaan naar de gezondheidsrisico's voor de omwonenden en hulpverleners enerzijds en voor de verwerkers van de reststromen anderzijds in relatie met de lading van het toestel c.q. met de op de rampplaats vrijkomende stoffen.
De reststoffen van de ramp die op stortplaats Nauerna zijn gestort, zijn voor storting gewogen, gecontroleerd en geregistreerd en nu in principe nog terugneembaar. Tevens behoeft niette worden gevreesd voor verontreiniging van de bodem gezien de aanwezige standaardvoorzieningen op een IBC-stortplaats.
Tenslotte zijn voor het verwerken van verontreinigd materiaal op een stortplaats alle voorzorgsmaatregelen genomen c.q. beschermingsmiddelen aanwezig.
AFVALZORG DEPONIE BV
Dreef 40, Haarlem Postbus 6343, 2001 HH Haarlem liAln
AFVAL": ORG D E P O N 3 E
Ontwikkeling, beheer en nazorg van stortlocaties Bladzijde 2
Ons kenmerk BK/CvA/990000658/AZD D E P O N 3 E Dat"m 16 maart 1999
Mijn suggestie is de volgende.
Het lijkt mij zinvol om -nadat de eerste zorg is uitgegaan naar brandbestrijding en slachtofferhulp- alle vrijkomende materialen via één gecontroleerde afvoer naar de dichtstbijzijnde (grote) stortplaats af te voeren. De stromen worden na weging en registratie vervolgens op een aparte plaats op de locatie opgeslagen.
Hierna kunnen de daartoe aangewezen instanties de materialen rustig en volledig onderzoeken waarbij deelstromen -na weging en registratie- kunnen worden afgevoerd naar vastgelegde bestemmingen.
Door deze simpele aanpak kunnen zaken goed en zonder tijdsdruk worden onderzocht, is de afvoer van de rampplaats controleerbaar en overzichtelijk en ontstaat geen verontreiniging van de bodem (buiten de rampplaats zelf).
Indien u voorde suggestie voelt zal een en ander vanzelfsprekend moeten worden uitgewerkt en besproken met overheidsinstanties en collega-stortplaatsexploitanten.
Ik hoop dat ik hiermee een zinvolle bijdrage aan uw opdracht heb kunnen geven en ben altijd bereid over mijn voorstel met u van gedachten te wisselen.
Hoogach AFVALZi
TE/98395/E
f |Jcfy€|Më3§coiiiinjèsi8 Datum: !<S/i2/gs>, Mr: ECB <jó> /<5r • Status:
December 13, 1998 Mr. Avner Yarkoni Head of Civil Aviation Administration Re: Dangerous Cargo on El-Al Plane 4X-AXG with Cargo Bill 114-31454205 and Attachments In Response to; Letter of Mr. S. Zahavi. Head of Cargo Department - El-Al. October 1. 1998. No.330/378 Dear Mr Yarkoni,
Further to your request, I have examined copies of the documents listed below, which have been submitted to the Civil Aviation Administration on October 1, 1998, by Mr. S Zahavi, Head of El-Al Cargo Department:
(1) Cargo bill 114-31454205 (2) Sender declaration form (3) Acceptance Checklist prepared by El-Al workers in the US (4) Cargo Manifest covering all cargo on El-Al Plane 4X-AXG (5) Notification to Captain The examination has revealed that some dangerous goods were found amongst the general cargo of Cargo Plane 4X-AXG which crashed over the Netherlands on October 4, 1992, including UN 1993 material.
Mr. S. Zahavi has declared in a letter that all the above documents have been transferred to the Dutch Authorities, following the crash of Cargo plane 4X-AXG over the Netherlands on October 4, 1992.
The results of the examination are provided below:
-
1.According to technical instructions of the ICAO "Acceptance Procedures" - Part 5 Chapter 1 "1.1.2 An operator must not accept for transport aboard aircraft a package or overpack containing dangerous goods or a freight container containing radioactive material or a unit load device containing the dangerous goods as described in 1.1. lb) and c) unless it is accompanied by two copies of the dangerous goods transport document or, where permitted, by the alternative documentation. One copy of the document must accompany the consignment to the final destination and one copy must be retained by the operator at a location on the ground where it will be possible to obtain access to it within a reasonable period; the document must be retained at this point until the goods have arrived at a final destination, after which time it may be stored elsewhere." According to the above article which refers to the two copies of transport documents, one copy of documents must be in the body of the aircraft and in the Captain's possession; the second set must be retained at the offices of the operator. In the case of Cargo plane 4X-AXG, El-Al has fulfilled all technical requirements - at least as far as Cargo Bill 114-31454205 is concerned, which 1 have examined: One set of the aforementioned five documents required by the ICAÖ can be found in the Insurance Department of El-Al. It is reasonable to assume that the second set of documents were destroyed by fire together with the plane.
-
2.According to the technical instructions of ICAO - "Provision of Information" Part 5 Chapter 4 "4.4 REPORTING OF DANGEROUS GOODS, ACCIDENTS AND INCIDENTS An operator must report dangerous goods accidents and incidents to the appropriate authority of the State in which the accident or incident occurred as required by that authority." 4.6 INFORMATION BY OPERATOR IN CASE OF AN AIRCRAFT ACCIDENT OR INCIDENT 4.6.1 The operator of an aircraft carrying dangerous goods which is involved in an aircraft accident must, ay soon as possible, inform the State in which the aircraft accident occurred of the dangerous goods carried together with their proper shipping names, class and subsidiary risks for which labels are required, the compatibility group for Class I and the quantity and location on hoard the aircraft. 4.6.2 The operator of an aircraft carrying dangerous goods which is involved in an aircraft incident should on request from the State in which the aircraft incident occurred provide that State with information required to minimize the hazards created by any damage to the dangerous goods carried " If all the documents were immediately transferred to the Dutch authorities by El-Al following the accident, as Mr. S. Zahavi has declared in the previous letter, and they have indeed reached the Dutch authorities, then El-Al have fulfilled all the technical requirements of ICAO, and they have not withheld the required information in order to reduce the damage caused by the accident.
-
3.According to the examination which I have carried out, Cargo Bill 114-31454205 has been prepared in the proper way, according to the technical instructions of ICAO. However, in the square designated for the "sender's signature", the printed name of the sender appears instead of his signature - since the bill otherwise complies with standards, the absence of the sender's signature constitutes a purely technical defect which does not conform to the "Dangerous Goods Regulations of IATA:
"8.1.4.1 REQUIREMENTS FOR SIGNATURE: The declaration form must be signed by the shipper. The signature may he written by hand, or it may be in the form of a facsimile reproduced by printing or stamping or as a carbon copy. A typewritten signature is not acceptable. The declaration form must not, in any circumstances, be completedand/or signed by a consolidator, a forwarder or an TA TA Cargo Agent. " 4. The sender declaration form fulfills the technical requirements of the ICAO. In order to fill in the form in the proper manner, the sender was responsible for classifying it in the correct way.
According to my examination, the classification of materials has been carried out in the proper manner. The Flash Point of Dimethyl Methylphosphonate was 68°c. On this basis, material classified as UN No. 1993 would be categorized as Risk Class III. According to ICAO, this material Ms below the inflam.roability risk, as the flash point need not be above 65.6°c. Since the material was flown in from the US - a country which has stricter requirements regarding inflammable liquids, this material has been classified as inflammable liquid UN No. 1993 - Risk Class III. If the material had been flown in from Europe, it would not have been classified as inflammable liquid Class 111. The characteristics of this material do not match the criteria of the ICAO concerning toxic material (Class VI), as they are low in toxicity - therefore, it has not been classified as Subsidiary Risk Class.
-
5.The sender was responsible for packing the material according to the requirements of Class III inflammable liquids for flight on a cargo plane. The sender packed the material according to Packing Requirement 309. This requirement applies to transportation of air passengers - requirements which are stricter than those applying to transportation by cargo plane. Moreover, the amount of material packed (47L) was in accordance with the standard (60L is the maximum measure). The conclusion is that the material was in accordance with requirements.
-
6.Acceptance Checklist. The Cargo inspection was carried out in the US by El-Al workers and the Acceptance Checklist was prepared in a precise manner. The Acceptance Checklist is in accordance with the technical requirements of the ICAO.
-
7.The Cargo Manifest covering all the cargo on the El-Al plane 4X-AXG was prepared in a precise manner and is in accordance with the technical requirements of the ICAO. In addition, the Cargo Bill 114-31454205 listing the UN No.1993 material is mentioned in the Cargo Manifest.
-
8.The Notification to Captain was prepared in a precise manner and complies with the technical requirements of ICAO. In addition, the Cargo Bill 114-31454205 listing the UN No. 1993 material is mentioned in the Notification to Captain.
Conclusions: According to the examination which I have carried out, the Dimethyl Methylphosphonate material has been classified and packed in the proper way - the entire process of transfer from the sender to the operator has also been carried out in the proper way and has been in accordance with the technical requirements of ICAO.
If El-Al has indeed submitted all information required by the ICAO to the Dutch authorities immediately following the accident, as Mr.. S. Zahavi (Head of the Cargo Department at El-Al) has declared in his letter No.330/378 of October 1, 1998, El-Al has therefore fulfilled the requirements of the International Convention.
Sincerely,
Tanya Edelstein Senior Coordinator in Tel Aviv - Dangerous Materials The citations in the body of the letter have been taken from the following publications:
(1) ICAO - Technical Instructions For the Safe Transport of Dangerous Goods By Air - DOC 9284-AN/905 - Edition 1997-1998 (2) Dangerous Goods Ucgulations -1998 PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER -Ambassade van Israël -to: Mr. Y. Gal -Buitenhof 47 -2513 AH Den Haag Referentie: ECB 98-196 Uw referentie:
Datum 23-12-98 Betreft: request for information Dear mister Gal,
Dutch parliament has formed, as you know, a Parliamentary Research Commission. The Commission is investigating, the crash of ElAl-flight LY 1862 October the 4th 1992 at Bijlmermeer Amsterdam. During our meeting on December the 7th 1998 we've discussed some aspects of the investigation. Last week you've already given us some very useful information. I would like to express my gratitude for these answers. I'm very pleased with Israel's promise to co-operate with the work of the Commission and look forward to our further co-operation.
Already the Commission has asked ELAL several questions in our letter of 1-12-98. You've received a copy of this letter. In addition to these questions and our fruitful meetings the Research Commission wants to ask Israel the following questions:
-
1.Do you have any information on the cargo of flight LY 1862 that hasn't been given to the Dutch government yet? More specific we want detailed information of the cargo that is still missing. I've listed the master airwaybillnumbers of this cargo in the appendix of this letter.
-
2.The commission wants to know the content of the military cargo of flight LY 1862.
-
3.Could you make a list of the actions you undertook in the period from 4 October 1992 until now finding the cargopapers? We would like a list of your Israeli initiatives and actions taken in request of other authorities. Would you please note the name of these other authorities and the date on which the request was made?
PLEIN 2, POSTBUS 20018, 2500 EA • 'S-GR.AVENHAGE TEL: 070-312 92 64 • FAX: 070-312 93 46 4. Were there any persons or a team of E1A1, Israeli security personal or people otherwise working for the Israeli government present on the scene of the accident on the 4th or 5th of October 1992? Have there been persons or a team of Israeli security personal or people otherwise working for the Israeli government in the KLM-Hangar 8 at Schiphol Airport, the first two weeks after the accident? Please give us a list of persons, which also includes their function and the reason of visiting.
-
5.Are you, or other representatives of the Israeli government or EL AL willing to testify for the Commission in The Hague, Holland? Again I want to state my gratitude for the Israeli willingness to co-operate. Finally the commission would like to receive your answers before 15th of January 1999.
Sincerely yours,
Th.A.M. Meijer, Chairman 1 appendix c.c. Mr. R.W. Polak, Lawyer
THE AMBASSADOR OF ISRAEL ^ X "I W ' V T 1 I?
THE HAGUE 1 X H Mr. Th.A.M. Meijer Chairman of the Parliamentary Research Commission The Hague
IDatum: tyülffö
Mr The Hague, January 14, 1999 Dear Mr. Meijer,
Further to your letter and the enclosed questions of the Parliamentary Research Commission dated December 23, 1998, please be advised that it has been passed on to the appropriate authorities in Israel, for their comments. I wish to thank you for your ongoing positive response to our meetings, and in the spirit of the warm cooperation prevailing between us, I have the honor to submit the following responses to you:
"in regard to question No. 1, we trust that all pertinent information has been submitted to the Dutch Authorities. Nevertheless the "El-Al" organization is prepared to submit copies of all the relevant cargo paperwork in its possession to the Commission. In regard to the three Airway bills referred to in the attachment to your letter, their copies are hereby enclosed, and having clarified the issue it emerges that the reference is to "general cargo". Should you request more information we will try our best to submit it, if available.
As to question No. 2, please see, enclosed, for the Commission's convenience, copies of the MOD Airway bills and the lists accompanying them, as submitted to the relevant Dutch Authorities.
Furthermore, the Government of Israel/Ministry of Defence is willing to answer any queries presented by the Parliamentary Research Commission, which our Ambassador in The Netherlands will forward to us.
In regard to question No. 3, the Government of Israel has cooperated fully with the Dutch Authorities since the plane accident, and has responded to all the Dutch requests. Thus, following the Dutch Authorities' request for receipt of the House Airway bills, the Government of Israel has requested that El-Al work with the forwarders and consignors to obtain these bills. El-Al has contacted all the parties responsible for transporting the cargo on this aircraft, despite the fact that they were not obliged to do so, requesting the transfer of these House Airway bills. (Please see, enclosed, a letter from El-Al to RLD of October 28, 1997, a copy of which has been transferred to the Ministry of Foreign Affairs of The Netherlands.) The findings of this investigation and the responses of the parties involved have been submitted to the Dutch Authorities by the Chairman of the El-Al Board of Directors, in the presence of the Israeli Minister of Transport who was visiting The Netherlands on April 21, 1998. Enclosed also is a listing of the actions taken by El-Al with the aim of obtaining the Airway bills, since the plane accident, and the responses of the parties responsible for transportation of the cargo on this aircraft.
In regard to question No. 4, we would like to state that no representatives of any Israeli defence or security agency were present at the scene of the accident on October 4 and 5, 1992, nor did they visit Hangar No. 8 of KLM in the first two weeks after the accident. Also enclosed is a letter which was sent to you on January 10, 1999, from the Director General of El-Al, Mr. Joel Feldschuh, listing in full the names and positions of members of the Israeli Ministry of Transport Committee of Inquiry and those of the El-Al Committee of Inquiry and El-Al personnel who were present at the scene of the accident and at Hangar No. 8.
As to question No. 5, following the establishment of the Parliamentary Research Commission, the Government of Israel and the El-Al company announced that they would cooperate fully with the Commission, wishing to assist its' investigation into the matter. As part of this cooperation, responses to specific questions and documents have already been submitted to the Commission, as the Commission Chairman has indeed mentioned in his letter. El-Al has also submitted to the Commission detailed responses to the questions received. The Government of Israel has also received a list of questions which is being answered by means of this letter, including the transfer of documents.
In view of the importance that the Government of Israel attaches to assisting the Commission, it has requested that the Director of the Israeli Civil Aviation Administration lead the effort in assisting the Research Commission, answering all its questions and queries. The Government of Israel, out of its sincere readiness to assist the Commission in its work, is prepared to answer any question, general or specific, via the Israeli Embassy in The Hague, in order to accelerate the handling of this issue.
In regard to El-Al, the company is willing to cooperate fully with the Research Commission, and to host the Commission or a delegation representing it, in Israel, for the holding of discussions or consultations, in case that it will be necessary, at a future date to be determined by both sides. In order to make its assistance effective, the El-Al company would appreciate receiving questions related to it in writing.
As you have noted in your letter, Israel has already given the Commission useful information and will continue to do so, in order to assist the Commission to shed light on the tragic events surrounding Flight LY 1862."
Yours sincerely,
Njj&vi G&Jy Yossi Gal PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIE VLIEGRAMP BIJLMERMEER Aan de minister van Economische Zaken Mw A. Jorritsma - Lebbink C.C. de heer J. Zwagerman, directeur Economische Controle Dienst (ECD) PERSOONLIJK Referentie: ECB 99054 Uw referentie:
Datum: 6 januari 1999 Betreft: onderzoek naar de lading van de El Al Boeing LY 1862 door de Economische Controledienst Geachte mevrouw Jorritsma,
Uit informatie van de Economische Controledienst is ons gebleken, dat het onderzoek van deze dienst naar de resterende vrachtdocumentatie van de El Al Boeing LY 1862 op dit moment in gang is en dat daarvoor de hulp yan de US Customs in geroepen is. Bovendien is ons gebleken, dat op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen is wanneer de resterende documentatie aangeleverd zal worden. Wij zijn ons zeer bewust voor welke problemen de onderzoekers staan met name nu de bewaartermijn voor deze documentatie verlopen is.
De resultaten van het onderzoek van de ECD zijn van groot belang om de beschikking te krijgen over de volledige documentatie over de lading van de El Al Boeing LY 1862 en daarmee ook voor de Enquêtecommissie. Ik verzoek u daarom dringend om alles in het werk te stellen om het onderzoek zo spoedig mogelijk tot een resultaat te brengen. Een aanbod voor de nodige assistentie door de Nederlandse overheid aan US Customs zou het onderzoek aan Amerikaanse zijde kunnen bespoedigen. Graag zou ik een spoedig antwoord van u persoonlijk tegemoet willen zien.
Hoogachtend,
Th.A.M. Meijer voorzitter
PLEIN 2, POSTBUS 20018, 2500 EA • 'S- G RA VENHAG E TEL: 070-312 92 64 • FAX: 070-312 93 46
Ministerie van Economische Zaken De Voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer Postbus 20018 2500 EA Den Haag
< Enquêtecommissie 1 Datum: tejilgg-JNr: 6CS $j2&i i Status:
Uw kenmerk
2 2 JAN. J999
Onderwerp Vliegramp Bijlmermeer Geachte voorzitter,
Ons kenmerk Bijlage(n) 99004433 A/BSG 1 Naar aanleiding van uw aan mij gerichte brief d.d. 6 januari 1999 referentie ECB 99054 betreffende het onderzoek van de Economische Controledienst naar een deel van de lading van de El Al Boeing, bericht ik u het volgende.
Gelet op het verzoek in uw brief, heb ik er bij de ambassadeur van de Verenigde Staten in 's-Gravenhage op aangedrongen dat door de betreffende autoriteiten in de Verenigde Staten alles wat mogelijk is in het werk wordt gesteld om zo spoedig mogelijk alsnog inzicht te krijgen in de aard van het nog onbekende deel van de lading van de El Al Boeing. De heb de ambassadeur gevraagd aan de betreffende autoriteiten in de Verenigde Staten mijn verzoek over te brengen om alle medewerking te verlenen aan de medewerkers van de Economische Controledienst, belast met het onderzoek naar de lading en hen zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de onderzoeksresultaten in de Verenigde Staten. Tot slot heb ik de ambassadeur alle benodigde medewerking van de Nederlandse autoriteiten toegezegd bij het onderzoek in de Verenigde Staten.
Te uwer informatie heb ik een afschrift van mijn brief aan de ambassadeur van de Verenigde Staten bij deze brief gevoegd.
Hoogachtend,
u
A. Jorritsma-Lebbink Minister van Economische Zaken
Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 30, 's-Gravenhage
Hoofdkantoor Bezuidenhoutseweg 30 Postbus 20101
Telefoon {070} 379 89 11 Telefax (070) 347 40 81 Telex 31099 ecza nl
Doorkiesnummer /60 23
Telefax (070)379 70 01
X-400 adres S = EZP0ST/C = NL/A = 400NET/P = MIN EZ Internetadres ezpost@minez.nl
éf
Ministerie van Economische Zaken
Ministry of Economic Affairs
To
US Embassy in The Hague att. H.E. Ambassador Schneider Lange Voorhout 102 2514 EJ Den Haag
Date Your reference Our reference
2 2 JAN. 1999 99003283
Subject
Request for assistance
Your Excellency,
As you may know, Parliament has started an inquiry into the crash of an El Al Boeing in Amsterdam in 1992. The intention is to resolve, once and for all, issues which are still outstanding.
One of the issues which have not yet been wholly clarified, concerns the precise nature of all the cargo on board. The investigative branch of my ministry, the ECD (Economische Controledienst), has been working closely with US Customs, both in Frankfurt and in New York, to identify further details. We are grateful for the excellent co-operation offered by your Customs Service.
I am writing to you, at the request of the Chairman of the Parliamentary Committee conducting the inquiry, only to underline the urgency now attached to further progress in establishing full details of the cargo and to ask you to convey this new sense of urgency to relevant US authorities. I trust it will be possible, building on the excellent working relationship between our services, to meet the needs of Parliament in a timely manner. Anything we can do to promote progress in the US Customs investigation into this matter is yours for the asking.
Yours sincerely,
A. Jorritsma-Lebbink Minister of Economic Affairs
Visiting address Extension Telefax
Bezuidenhoutseweg 30 (070) 379 7658 (070) 379 7392
Main office Telephone +31 70 X-400 address S - EZP0ST/C-NL/A = 400NET/P = M]N EZ
Bezuidenhoutseweg 30 3798911 Internetaddressezp0st@mine2.nl
P.O. Sox 20101 TelefaV"+'31 70 3474081
2500 EC The Haaue Telex 31099 ecza nl Please ni/nre nttr reference on al/correspondence
€Cb 931^0
Luchtverkeersleiding Nederland Air Traffic Control the Netherlanc
De heerTh.A.M.Meijer
-Voorzitter Parlementaire Enquêtecommissie
Vliegramp Bijlmermeer
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Portbus 75200
1117 ZT Luchthaven Schiphol
Nederland
Tel: «31(0)20 40 62 000 Fax:*31(0)20 64 84 999 Email: atc.nl@lvnl.nl
uw brief van:
uw kenmerk:
onderwerp:
Informatie Enquête Bijlmer
schiphol-c:
18 januari 1999
contactpers:
ons kenmerk: toestelnummer:
LVNL 900097 (MD-ATM 99/014) 020-4062393
bijlage(n): 1
faxnummer 020-4063666
Geachte heer Meijer,
In de jaren 1992, 1993 en 1994 vond het onderzoek plaats van de Raad voor de Luchtvaart naar het verongelukken van vlucht El Al 1862, op 4 oktober 1992. De Raad publiceerde het eindrapport op 24 februari 1994.
Door de toenmalige Directie Luchtverkeersbeveiliging van de RLD en door de per 1 januari 1993 verzelfstandigde Luchtverkeersbeveiligingsorganisatie (LVB), zijn veel gegevens aangeleverd voor het onderzoek. Hieronder vallen de radarbeelden, verslagen van de relevante radiotelefonie, een intern onderzoeksrapport en commentaar op de hoorzittingen van de Raad in het najaar van 1993.
Na de publikatie van het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart heeft voor wat betreft de luchtverkeersleidingsaspecten geen nader onderzoek plaatsgevonden, met uitzondering van beschouwingen over de radardata. Een en ander naar aanleiding van Kamervragen. Dit speelde in september 1996.
Het onderzoek naar de bevindingen inzake de toedracht werd daarna door de autoriteiten afgesloten. De LVB kreeg toestemming alle banden met de radiotelefonie, de communicatie tussen verkeersleiders en vanaf de werkpositie van chef-verkeersleiders en de radartapes opnieuw te gebruiken. De leiding van de LVB heeft daar bewust geen gebruik van gemaakt.
Later is alleen nog een beperkt deel van deze banden beluisterd, zoekend naar informatie betreffende mogelijke vluchten van helikopters.
Tot het werk van de enquêtecommissie bestond er geen enkele aanleiding om naar de originele tapes te luisteren.
Bezoekadres:
Stationsplein Zuid-West 1001
Informatie Enquête Bijlmer LVNL 900097 (MD-ATM
99/014) -2-
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL; voorheen LVB), heeftin het najaar van 1998 haar voorbereidingen gestart in het kader van de Parlementaire Enquête. Op vrijdag 18 december 1998 bracht een deel van de Commissie een werkbezoek aan LVNL. De voorbereiding van LVNL is geconcentreerd op de taken van de luchtverkeersleiding en toegespitst op vragen die vanuit de Commissie aan LVNL zijn gesteld, zowel voorafgaand als tijdens het werkbezoek. De lading kwam daarbij slechts zijdelings ter sprake.
Tijdens de voorbereiding komt mijnerzijds de vraag aan de orde of de bewaarde banden technisch nog zijn te beluisteren. LVNL heeft immers een geheel nieuw verkeersleidingssysteem in gebruik genomen, inclusief een nieuw systeem voor het vastleggen van radiotelefonie en telefonische communicatie. De vraag werd positief beantwoord. Toen echter bleek ook dat banden van na 17:55 UTC (18:55 lokale tijd) zijn bewaard. Deze banden bevatten geen gegevens betreffende de toedracht. Zij zijn gestart 20 minuten na het verongelukken van El Al 1862, toen de eerdere banden in opdracht van de chef-verkeersleider, volgens de geldende procedures, waren zekergesteld.
In het kader van de voorbereiding van de Parlementaire Enquête heb ik opdracht gegeven de gesprekken welke verband houden met het afwerken van de alarmeringslijst te beluisteren. Dit heeft vorige week voor mij nieuwe informatie opgeleverd over de lading. Deze informatie acht ik in het kader van het onderzoek van uw Commissie relevant. U heeft mij ook tijdens uw werkbezoek gevraagd of LVB van de lading wist. Daarop heb ik geantwoord dat verkeersleiders niet op de hoogte zijn van de aard van de vracht of het aantal passagiers in vliegtuigen die zij begeleiden. Zij hoeven dit ook niet te weten, omdat het geen relatie heeft tot hun taak. Ook had LVB en heeft LVNL geert bemoeienis met de hulpverlening of het vaststellen dan wel achterhalen van de lading.
Zoals gesteld, is informatie gevonden over de lading. Het betreft kennis die zich kort na de ramp bevond bij El Al en die, min of meer door een toevallige samenloop van omstandigheden, destijds ook bekend is geraakt bij de Directie LVB van de RLD.
Gebaseerd op deze eerste informatie is door mij onmiddellijk opdracht gegeven het vorige week gestarte onderzoek naar de informatie op de banden te verbreden. Dit vergt echter veel tijd omdat een dergelijk onderzoek zeer arbeidsintensief is. Ter illustratie moge dienen dat het opstellen van het transcript dat is opgenomen in het rapport van de Raad voor de Luchtvaart, meerdere weken in beslag heeft genomen.
Aangezien dit onderzoek het gehele weekend is voortgezet en thans nog voortduurt, heb ik mij zaterdag 16 januari jl. gewend tot de voorzitter van de Commissie, met de vraag hoe met de dan toe verkregen informatie om te gaan. Dit mede gezien mijn voorverhoor dat op 18 januari plaatsvindt. Enerzijds wilde ik de Commissie niet onvoorbereid met de genoemde informatie confronteren- anderzijds wilde ik de Commissie wel zo spoedig mogelijk van deze informatie voorzien. In overleg met de voorzitter is besloten dit buiten het voorverhoor te bespreken, op maandag 18 januari, om 13:00 uur.
Maandagochtend 18 januari was het volgende bekend.
Na de ramp is door de Chef-verkeersleider van het Area Control Centre (ACC) het voortouw genomen bij het afwerken van de interne alarmeringslijst. Dit behoort tot zijn taak en is conform de procedure.
Informatie Enquête Bijlmer LVNL 900097 (MD-ATM
99/014) -3-
Naar aanleiding van een vraag dienaangaande van de voorlichter LVB, is door de assistent van de Chef-verkeersleider ACC telefonisch aan El Al gevraagd of iets kon worden meegedeeld over de lading. Dit behoort, zoals ik heb gesteld, niet tot de procedures. Door El Al is in grote lijnen aangegeven wat de aard van de lading was. Ik verwijs hiervoor naar de tekst van het transcript.
Tijdens het afwerken van de alarmeringslijst en in de interne aansluitende gesprekken, is deze informatie diverse keren ter sprake gekomen. Daarbij is gediscussieerd over het gegeven dat het niet de LVB is die tot taak heeft deze informatie publiek te maken. Wel is dezelfde avond en de daaropvolgende morgen in contacten met beleidsverantwoordelijken en de coördinator hulpverlening Schiphol dit onderwerp ter sprake gebracht. Dit blijkt uit verklaringen van betrokkenen aan mij.
De bandopnamen geven alleen informatie uit gesprekken gevoerd vanaf bepaalde toestellen op operationele afdelingen. Nog niet alle beschikbare bandopnamen zijn beluisterd. De tekst van dit transcript mag dus uitdrukkelijk niet op als op zichzelf staand worden beschouwd. Het is slechts een deel van de totale mondelinge communicatie tussen alle betrokkenen die avond.
Met de meeste hoogachting,
S.S. Koopmans
Lid van het Bestuur LVNL
Managing Director Air Traffic Management
Tijden telefoongesprek: 18:09:20 en 18:11:40 UTC
Band 1008. kanaal 39
Tussen: Supervisor desk Assistent - ELAL Freight
El Al: El Al, goedenavond met [naam ???*1] spreekt u
ACC: Ja goedenavond, met de Rijksluchtvaartdienst naam, en..
El Al:....
ACC: Nog even een vraag betreffende die kist, d'r komen wat vragen bij ons binnen omtrent de lading aan boord, is daar iets over bekend ?
El Al: Daar kan ik op dit moment geen uitspraak over doen
ACC: Oké, daar mag u geen uitspraak over doen, begrijp ik ?
El Al: Ik kan er geen ...
ACC: U kunt er geen uitspraak over doen, oké
El Al: Nee, dat kunt u het beste de Operations bellen
ACC: Operations, dat is 601 04 09
El Al: 9 85, ...
ACC: O die heb ik net gebeld, maar die verwijzen met hier door naar, naar jullie toe
El Al: eh... momentje alstublieft
ACC: Ja, oké
El Al: [Freight Inspector of naam ???*1], goedenavond
ACC: [Moment even *2] ja met naam, Rijksluchtvaartdienst nog even. Er komen wat vragen naar ons toe omtrent eh ..de vracht de lading aan boord, is daar iets over bekend ?
E! Al: Eh.. ik heb alle manifesten beschikbaar, alle [nota's/notams ??? *1] beschikbaar, alle informatie die u daarover wilt......daaromtrent.......(onverstaanbaar)
ACC: Oké
El Al: Er zat... ik heb al... ben ik de gevaarlijke stoffen lijst aan het doorkijken, wat er allemaal aan boord zat
ACC: Ja
El Al: Er zat een behoorlijke hoeveelheid explosieven aan boord, eh.... cartridges, er zat gif aan boord...., er zaten gassen aan boord eh... niet gevaarlijk, eh...brandbare gassen, eh...
brandbare vloeistoffen...
ACC: Maar., ja, allemaal losse vracht hè ?
El Al: Ja, hoe bedoelt u ?
ACC: Ja, ik bedoel, dat is gewoon wat ie vervoerde, dat is de vracht die die vervoerde ?
El Al: Ja hoor
ACC: Ja oké.... Nou ja goed, dat is explosief genoeg zie ik zo
El Al: Ja, maar ja God het is allemaal lATA dus....
ACC: Ja, nee daarom, daar gaat het ook niet om maar, die vragen die komen natuurlijk toch naar boven toe, die voorlichter bij ons die wordt er ook mee overvallen
El Al: Ja..
ACC: Eh..
El Al: Maar... d'r worden geen uitspraken gedaan over ["het aantal vracht ?" '1]
ACC: Nee uiteraard niet, maar dat zullen ze ook niet van ons horen...
El Al: Nee oké
ACC: .. we proberen het zo summier mogelijk te vertellen, maar tussen ons: het is mij duidelijk even
El Al: Ja
ACC: Ja bedankt
El Al: Oké
ACC: Sterkte ermee voetnoten: *1 = on- of zeer moeilijk verstaanbaar "2 = tegen een collega op zaal.
23
Telefoongesprek ACC telefoon
Tijden telefoongesprek: 18:11:45 en 18:15:30 UTC
Band 1006 kanaal 41
Tussen: Supervisor desk - Voorlichter LVB
[Achtergrond (voordat telefoonverbinding tot stand komt): ACCV: ...ik denk datje dit voor je moet houden .... ACC: laat eens even kijken... ACCV: maar de brandweer, dit moetje aan de brandweer meegeven ACC: Ja dat weet ie al lang]
-
•VL: Met Naam
-
•ACC: Nou deze telefoon die doet het niet goed, naam
-
•VL: Nee
-
•ACC: We vielen er zo maar uit
-
•VL: Ja, inderdaad
-
•ACC: Zeg, eh.. ga even op je stoel zitten, want de cargo., die bestond uit explosieven, uit gif en gassen, maar ze zijn niet gevaarlijk en zijn ICAO vervoerbare stoffen. Maar daar moeten we maar geen (ruchtbaarheid *1) aan geven. En verder gewoon..., dat zat er dus gewoon ook bij..., maar El Al bidt ons uiteraard natuurlijk om dat onder de pet te houden, want dan krijg je natuurlijk: daar ligt het aan, en verder gewoon normale losse rotvracht en zo. VL: Ja, maar die explosieven en giftige gassen... ACC: Ja maar die mag je ICAO-wise vervoeren hè VL: Wat zeg je ?
ACC: Ik zeg: ICAO heeft er een lijst van wat er vervoerd mag worden VL: Ja
ACC: En daar staan ze op.. VL: Ja
ACC: Maar ik denk dat eh...
VL: Nee, daar moeten we maar niet over praten, want dat geeft... ACC: Nee, nee, nee, nee, nee VL: ... geeft een gigantische klap... ACC: Juist... juist
VL: ... hele incident geeft een gigantische shit vanwege die brandende flat. Ik vraag me af: hoe lang hebben jullie hem onder controle gehad, na de start ? ACC: eh....
VL: Van 18 36 tot hoe laat ? ACC: Nee, nee, dan is ie gecrashed... VL: O, is gecrashed
ACC: 18 36 is die gecrashed. Ik denk dat ie hooguit, hoe lang zou dat ding gevlogen hebben ? eh.... Mja, misschien zit hij nog in het spul, hij is vertrokken: om zeven..., goed dat we dat gearresteerd hebben, hij is take-off geweest om 17 22 VL: Ja.... 18 22
ACC: Ja nee, voor ons 17 22. Voor jou 18 22 VL: Ja... is lokaal 18 22
ACC: Ja hij heeft een kwartier gevl.., 14 minuten gevlogen VL: Ja
ACC: Want hij riep in de buurt van eh... overhead nee... VL: Ja
ACC: Hij riep in de buurt van eh... overhead Blaricum ongeveer hè "Mayday mayday" en dat klonk.[achtergrond: ACCV: bij Bussum], bij Bussum, en dat klonk gigantisch geschrokken VL: Ja, ja, ja
ACC: Hij heeft vrij lang, hij heeft toch vrij lang gevlogen.... Ja, hij heeft hem ook vrij lang hoog gehouden... VL: Ja
ACC: .. en de speed ging er niet uit..., nee., en zitten flaps wilden ze hebben en toen is ie..., a ja het ding is geëxplodeerd
24
VL: Ja
ACC: .. maargoed... VL: Oké
ACC: Wat kan ik nog meer voor je doen, meer niet hè ? VL: Nou nee, niet meer dan... ACC: Nee ik zou het niet weten
VL: ...Heb je nog iets op de r/t kunnen doen voor ze, hebben ze nog eventueel anders dan... ACC: Nee, hij wilde persé, hij wilde persé op de 27 landen en de... [achtergrond: ACC tegen verkeersleider: ja, ja moetje horen, die captain beslist dat ]... ja ik praatte even tegen ACCV, nee hij wilde persé op 27 nou en een kist in nood, die krijgt wat hij hebben wil, zo simpel is dat
VL : En., hij was overgegeven aan ACC ?
ACC: Wij hebben d'r even mee gewerkt, en we hebben hem ook nog wel terug kunnen zetten op Approach. En dat is allemaal goed .. en daar heeft ie ook gewoon gewerkt... VL: Ja
ACC: ..tot 17 36 VL: Ja, ja, ja
ACC: Nou, de r/t band die is uiteraard gearresteerd. Ja, je kan beter en... mja.Ja. En ik heb de radartapes uiteraard ook laten arresteren, dus dan hebben we morgen alle., de hele zooi voor handen VL: Ja, ja
ACC: En naam is onderweg hier naar toe VL: naam is op de hoogte hoor ? Ik heb hem gebeld...
ACC: Je hebt hem gebeld. Ja als, ik kan die man niet bellen, als ie hier geen telefoonnummer ... VL: Nee dat is...
ACC: Maar dan bel ik dus uiteraard naam en dat heb ik al gedaan VL: Ja, oké
ACC: Ja, en verder, wie zijn er, hoeven wij niemand meer te bellen hè: de politie weet het, de wachtmeteoroloog, de Operator, Chef verkeersleider dat ben ik.. VL: Ja
ACC: ...Milligen, HAMS,-Schiphol.. VL: ... gehad ACC: ...iedereen gehad
VL: Oh weet je: jij zegt, de brandweer van Schiphol is ingezet... ACC: Ja de helft hè VL: Ja, maar wie nog anders ?
ACC: Nou ik neem aan: de Gemeente brandweer van Amsterdam en van Weesp... VL: Ja
ACC: maar dat zijn gissingen VL: ..datje weet..
ACC: Nee, wee., nee, ik kan niet natuurlijk die politie steeds lastig vallen, want die lijn staat er roodgloeiend van de meldkamer hè. Je kent dat nummer hè ? VL: Welk, van de meldkamer ? ACC: Ja, 2389 VL: 2389 ACC: Ja
VL: Oké, Ik houd het bij de hand ACC: Ja, dat is wel makkelijk VL: Ja, oké
ACC: Als er wat is, dan bel je VL: Ja hee sterkte ACC: Doeg
Voetnoten- *1 - Niet goed te verstaan
25
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.