Brief minister met reactie op televisie-uitzending 'Vergeten gevangenen' (Zembla) - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen

Deze brief is onder nr. 5 toegevoegd aan dossier 25203 - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen; Brief minister met reactie op televisie-uitzending 'Vergeten gevangenen' (Zembla) 
Document­datum 07-04-1998
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST29042
Kenmerk 25203, nr. 5
Van Buitenlandse Zaken
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1997–1998

25 203

Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen

Nr. 5

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

’s-Gravenhage, 7 april 1998

Zoals toegezegd in mijn brief van 20 maart jl. (25 203, nr. 4) doe ik U hierbij mijn reactie op het door Ned. 3 uitgezonden Zembla-programma «Vergeten gevangenen» toekomen.

Het programma schetst een schrijnend beeld van de omstandigheden waaronder Nederlanders in een buitenlandse gevangenis soms hun straf uitzitten. Daarnaast plaatst het vraagtekens bij de zorg en bijstand die de Nederlandse ambassades en consulaten aan deze landgenoten bieden. Ik zal in deze brief achtereenvolgens ingaan op aard en achtergronden van de problematiek, de wijze waarop mijn ministerie en de posten in het buitenland daarmee omgaan en de in Zembla gepresenteerde concrete gevallen. Na mijn visie te hebben gegeven op de kwaliteit van de zorg aan in het buitenland gedetineerde Nederlanders zal ik ten slotte aangeven welke mogelijkheden ik zie om deze zorg te intensiveren. De bijlagen bij deze brief bevatten een aantal feitelijke gegevens alsmede het relevante gedeelte van de Bundel Consulaire Voorschriften.1 Voorts zijn enkele voorlichtingsbrochures over dit onderwerp bijgevoegd.1

  • 1. 
    Schets van de problematiek

Maandelijks worden in het buitenland 80 à 100 Nederlanders gearresteerd op verdenking van uiteenlopende vergrijpen, variërend van schuld aan een ongeval tot moord.

Een deel van hen komt na korte tijd weer vrij maar een deel wordt veroordeeld tot soms langdurige gevangenisstraffen en zeer hoge boetes. Deze laatste categorie is in de afgelopen vijf jaar toegenomen van ca. 1000 tot ongeveer 1600.

Daarvan is het merendeel (80 procent) veroordeeld wegens handel in of bezit van drugs. Voorlichtingscampagnes waarin gewaarschuwd wordt voor de risico’s van het vervoeren van drugs in of naar het buitenland blijken helaas niet te resulteren in een afname van het aantal Nederlanders dat om die reden met de buitenlandse justitie in aanraking komt. Met de arrestatie begint voor de betrokkene veelal een periode van grote onzekerheid en kommervolle omstandigheden. Vaak is er sprake van een lang voorarrest en een traag verlopende rechtsgang.

Een illustratie van dit laatste ziet men bijv. in de zaak Van Dam, waarin pas na zes jaar een uitspraak in hoger beroep wordt verwacht. Wordt men eenmaal berecht, dan vallen de straffen, m.n. voor delicten met soft drugs naar onze begrippen vaak bijzonder hoog uit. In sommige landen wordt naast een gevangenisstraf ook een z.g. douaneboete opgelegd, die tot tientallen miljoenen guldens kan oplopen. Niet-betaling daarvan leidt weer tot verlenging van de gevangenisstraf. In enkele landen staat, zoals bekend, op het bezit van drugs de doodstraf. De grootste problemen vloeien voort uit de omstandigheden waaronder men in veel landen gevangen wordt gehouden. Deze zijn, naar Nederlandse normen gemeten, dikwijls ver onder de maat. Overbevolkte cellen, corrupte bewakers, slechte hygiëne, ontoereikende medische zorg en slechte voeding zijn in gevangenissen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika eerder regel dan uitzondering. Daarnaast zijn er vaak taalproblemen en beperkte mogelijkheden om met familie of vrienden te communiceren.

In veel landen zijn gedetineerden voor bijv. voeding en voorziening van medicijnen in belangrijke mate afhankelijk van hun familie. Het is duidelijk dat Nederlandse gedetineerden in die landen in dat opzicht slechter af zijn dan hun lokale medegevangenen. In de bijlage is een lijst opgenomen van de landen waar zich Nederlandse gedetineerden bevinden.

  • 2. 
    Rol ministerie en posten

a. Bij arrestatie

Wanneer een Nederlander wordt gearresteerd, moet de ambassade of het consulaat zo snel mogelijk een aantal gegevens inwinnen (personalia, aard van het strafbare feit e.d.) en het ministerie informeren. Dat licht vervolgens familieleden of andere relaties in, tenzij betrokkene dat beslist niet wil. Ook Reclassering Nederland wordt dan ingelicht. De gearresteerde krijgt zo spoedig mogelijk bezoek. Is dat niet op korte termijn mogelijk dan wordt hij/zij schriftelijk van de nodige informatie voorzien. Die informatie heeft m.n. betrekking op de mogelijkheden van rechtsbijstand (lijst van bij de ambassade of consulaat bekende advocaten, mogelijkheden tot gratis rechtsbijstand naar lokaal recht). De post houdt vervolgens contact met de raadsman, mede om hem van benodigde informatie uit Nederland te voorzien (reclasseringsrapport, medische of psychiatrische rapporten).

Er zijn enkele factoren die de rol van een post in dit stadium kunnen bemoeilijken.

Arrestaties, m.n. bij drugssmokkel, vinden vaak plaats aan de grens, ver van de plaats waar de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging is gevestigd.

Of de post daarover direkt wordt geïnformeerd is sterk afhankelijk van de kwaliteit en de goede wil van de betrokken instanties. Verder kan het voorkomen dat een Nederlander ook de nationaliteit heeft van het land waar hij wordt gearresteerd. Vaak erkennen de autoriteiten dan diens Nederlandse nationaliteit niet en accepteren zij daarom nauwelijks of geen consulaire bemoeienis van de Nederlandse vertegenwoordiging.

Contacten met de gearresteerde, zijn raadsman en gerechtelijke of penitentiaire autoriteiten ter plaatse worden onderhouden door de post, terwijl het ministerie de contacten onderhoudt met een door betrokkene aangewezen contactpersoon – meestal een familielid –, een eventuele advocaat in Nederland en belanghebbende Nederlandse instanties. Deze taakverdeling is ingevoerd om communicatieproblemen te voorkomen en geldt ook bij voortdurende detentie. Uiteraard kunnen familieleden die de gedetineerde bezoeken, bij die gelegenheid wel rechtstreeks contact met de ambassade zoeken.

b.  Bij de rechtsgang

In het algemeen is de bemoeienis van de post – en daarmee ook van mijn ministerie – met de rechtsgang beperkt. Daarvoor zijn twee redenen. Ten eerste biedt in een aantal gevallen het rechtsstelsel van het betrokken land voldoende waarborgen voor een goede rechtsgang. Dit geldt uiteraard in de eerste plaats voor de westerse landen, waar overigens ook het merendeel van de Nederlandse gedetineerden zich bevindt. Ten tweede wordt inmenging van een buitenlandse vertegenwoordiging in de rechtsgang door justitiële en rechterlijke autoriteiten – overigens ook de Nederlandse – gewoonlijk niet geaccepteerd.

In de meeste gevallen beperkt de post zich derhalve tot het volgen van de rechtsgang. Als daartoe aanleiding bestaat, woont een medewerker van de post de rechtszitting bij. In alle gevallen informeert de post zich over de uitspraak en licht daar vervolgens het ministerie over in. Voorts wordt – afgezien van eventueel hoger beroep – in overleg met de veroordeelde nagegaan wat de mogelijkheden zijn tot gratieverlening of vervroegde invrijheidsstelling. Verzoeken daartoe van de veroordeelde worden door de post in beginsel ondersteund. Op de mogelijkheid de straf (ten dele) in Nederland ten uitvoer te laten leggen zal ik later ingaan.

Er zijn situaties waarin een actievere bemoeienis van de post met de rechtsgang geboden is. Zo zal bij langdurig voorarrest, in overleg met de advocaat, aan de justitiële autoriteiten worden gevraagd of de rechtsgang kan worden bespoedigd.

Voorts zal, indien het gehalte van de lokale rechtsorde daartoe naar Nederlands inzicht aanleiding geeft, op diplomatiek of politiek niveau bij de betrokken autoriteiten worden geïntervenieerd om waarborgen voor een juiste rechtsgang te verkrijgen. De Nederlandse bemoeienis zal zich echter altijd moeten beperken tot de wijze waarop de rechtsgang plaatsvindt. De uitkomst van die rechtsgang, t.w. het antwoord op de schuldvraag en de gehanteerde strafmaat, is op zichzelf voor Nederland een gegeven. Wel zal in bijzondere gevallen een verzoek tot clementie aan de betrokken autoriteiten worden gedaan. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij oplegging van de doodstraf of een lijfstraf, wanneer een straf politiek gemotiveerd is en wanneer een – ook naar de normen van het betrokken land – excessieve (vrijheids)straf is opgelegd.

c.  Tijdens de detentie

Na de veroordeling wordt de gedetineerde regelmatig bezocht door de medewerkers van de ambassade of het consulaat. Voor de frequentie van die bezoeken zijn geen vaste richtlijnen te geven. Deze hangt deels af van de omstandigheden van het geval – bijvoorbeeld de conditie waarin betrokkene verkeert en de mate waarin hij behoefte aan dergelijke contacten heeft –, deels van factoren als de bezetting van de post en de afstand tot de gevangenis – niet zelden honderden kilometers. Soms biedt inschakeling van een honorair consul in wiens ressort de gevangenis gelegen is, een oplossing. In enkele landen leveren de honoraire consuls op dit gebied een belangrijke bijdrage. Daarnaast wordt waar mogelijk in toenemende mate een beroep gedaan op lokale netwerken van vrijwilligers die bereid zijn Nederlandse gedetineerden te bezoeken. De opzet en uitbouw van zulke netwerken worden door mijn medewerkers, zowel op het departement als op de posten, sterk gestimuleerd. Zo worden in samenwerking met Reclassering Nederland per land bijeenkomsten belegd waarin de vrijwilligers worden geïnformeerd over actuele ontwikkelingen die voor hen van belang zijn, en de gelegenheid hebben ervaringen uit te wisselen. In de bijlage zijn meer bijzonderheden over de inzet van vrijwilligers opgenomen.

Een bijzondere maatregel heb ik getroffen t.b.v. de gedetineerden in Marokko, vanwege hun grote aantal (ca. 90) in combinatie met de omstandigheden van detentie en de beperkte communicatiemogelijkheden met familie en relaties.

Aan de ambassade in Rabat is sinds juli 1997 een medewerkster toegevoegd die Arabisch en Nederlands spreekt en uitsluitend belast is met gedetineerdenzorg.

Van de bezoeken aan de gedetineerde wordt een verslag aan het ministerie gestuurd, zodat dit op zijn beurt de contactpersoon kan informeren over de situatie van betrokkene en eventuele ontwikkelingen daarin.

Het ministerie en de posten zorgen er verder voor dat geldelijke bijdragen van familie of vrienden van de gedetineerde deze ook bereiken. Veel gedetineerden kampen met financiële problemen. Zij hebben meestal geen inkomsten meer maar moeten wel – soms hoge – uitgaven doen voor rechtshulp en zaken als extra voeding en medicijnen. Op Nederlandse voorzieningen als een bijstandsuitkering of rechtsbijstand aan min-en onvermogenden kunnen zij vanwege hun verblijf in het buitenland geen beroep doen. Met de op handen zijnde wetswijziging die meebrengt dat bijv. WAO-, AWW- en Ziektewet-uitkeringen aan gedetineerden – dus ook die in het buitenland – gestaakt zullen worden, zal dit probleem alleen maar toenemen.

De financiële bemiddeling verloopt nogal eens moeizaam. Familieleden zijn vaak niet in staat of bereid de gedetineerde financieel te ondersteunen. In uitzonderlijke situaties kan de post daarom gemachtigd worden met betrokkene een overeenkomst van geldlening aan te gaan. De posten kunnen ook bemiddelen bij bijv. bezoeken van familieleden of het versturen van medicijnen. Indien nodig dringt de post bij de gevangenisautoriteiten aan op medische verzorging of een betere behandeling van de gedetineerde meer in het algemeen. Dit doet de post vaak gezamenlijk met de vertegenwoordigingen van andere EU-lidstaten. Zo kon in een aantal gevallen een effectieve verbetering in de omstandigheden van Europese gevangenen worden bereikt.

d. Bij de overbrenging van gevangenen

Onder bepaalde voorwaarden kan een buitenlands strafvonnis in Nederland ten uitvoer worden gelegd en kan de veroordeelde dus naar Nederland worden overgebracht. De voornaamste voorwaarde is dat tussen Nederland en het betrokken land een verdragsrelatie ter zake bestaat.

In de praktijk betekent deze eis dat van een aantal Nederlandse gedetineerden de straf niet in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd, hoewel humanitaire overwegingen dit zeker zouden rechtvaardigen. De Nederlandse wetgever heeft er nl. voor gekozen dit soort verdragsrelaties uitsluitend aan te gaan met landen die een behoorlijke strafrechtsorde kennen.

Gedetineerden in landen die niet aan deze maatstaf voldoen, komen dus per definitie niet aanmerking om hun straf in Nederland uit te zitten.

Een andere factor die aan overbrenging van een veroordeelde naar Nederland in de weg kan staan, is dat het Nederlandse strafregime, met name voor (soft)drugsdelicten, elders vaak te lankmoedig wordt geacht. Men voelt er daar dan weinig voor de veroordeelde via overbrenging van dit mildere regime te laten profiteren.

De rol van het ministerie en de posten op dit terrein is vnl. van voorlichtende aard. De gedetineerde zelf moet een verzoek tot overbrenging indienen bij het Ministerie van Justitie van het betrokken land. Overleg met landen waarmee een verdragsrelatie bestaat wordt vanuit Nederland doorgaans gevoerd door het Ministerie van Justitie.

De Nederlandse vertegenwoordigingen hebben de taak de gedetineerden te informeren over mogelijkheden tot en consequenties van het indienen van een verzoek tot overbrenging.

De mogelijkheden zijn, ook in landen waarmee een verdragsrelatie bestaat, soms beperkt doordat naast een gevangenisstraf een douaneboete is opgelegd. De consequenties zijn niet onder alle omstandigheden voordelig voor de veroordeelde. Zo kan hij bij overbrenging naar Nederland niet profiteren van het – soms soepeler – strafkortingsregime of een algemene amnestieverlening in het land van veroordeling. Voorts kan een post t.b.v. de gedetineerde navraag doen bij het lokale Ministerie van Justitie naar de voortgang in de besluitvorming op een verzoek tot overbrenging.

Sinds 1994 zijn ca. 285 Nederlandse gedetineerden in dit kader naar Nederland overgebracht.

  • 3. 
    Concrete gevallen

In Zembla werden vier actuele detentiegevallen behandeld. Aan de hand van concrete klachten van betrokkenen werd daarbij geconcludeerd dat mijn ministerie en de posten in het buitenland op het terrein van de bijstand aan gedetineerden te kort schieten. Ik zal hieronder kort op deze concrete klachten ingaan.

a.  De zaak Van Dam

De klacht luidt hier dat het consulaat-generaal te Mumbai de heer Van Dam de laatste jaren slechts één keer per jaar bezocht.

Onvermeld blijft echter dat het consulaat te Chennai betrokkene gemiddeld minstens eens in de drie maanden bezocht en deze frequentie de laatste maanden heeft opgevoerd i.v.m. diens verslechterende gezondheidstoestand.

Bij die bezoeken zijn aan de heer Van Dam ook herhaaldelijk levensmiddelen e.d. gegeven. Het consulaat heeft zich verder actief bemoeid met de opname van betrokkene in het ziekenhuis resp. het sanatorium.

Overigens heb ik inmiddels onderzocht of aan de heer Van Dam op humanitaire gronden gratie kan worden verleend. Na de uitspraak in hoger beroep, die op 14 april a.s. wordt verwacht, zal ik het overleg hierover vervolgen.

b.  De zaak Henderson/Vorstenbosch

Over deze zaak worden in Zembla twee klachten geuit: de Nederlandse ambassade in Moskou heeft Karen Henderson geen consulaire bijstand verleend en heeft voor Suzanne Vorstenbosch aanmerkelijk minder gedaan dan de Britse ambassade voor Karen Henderson. Allereerst merk ik op dat van consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade aan Karen Henderson geen sprake kon zijn omdat zij niet de Nederlandse maar de Britse nationaliteit heeft. Het verlenen van consulaire bijstand was daarom voorbehouden aan de Britse ambassade. Vanwege haar band met Nederland en de relatie met de zaak tegen

Suzanne Vorstenbosch heeft de ambassade zich echter wel degelijk met Karen Henderson bemoeid.

Het is waar dat de straf die Karen Henderson uiteindelijk werd opgelegd (23 maanden) aanmerkelijk lager was dan die van Suzanne Vorstenbosch (6 jaar). Er is echter geen reden om dit toe te schrijven aan een verschil in inzet van beide betrokken ambassades. Ook aan Karen Henderson werd aanvankelijk een gevangenisstraf van 6 jaar opgelegd. Deze uitspraak werd echter vernietigd omdat tijdens de zitting sprake was geweest van fouten in de vertolking. Mogelijk heeft vervolgens ook het feit dat Karen Henderson – anders dan Suzanne Vorstenbosch – het ten laste gelegde steeds heeft ontkend, in haar voordeel gewerkt. Feit is dat ook de Britse ambassade door de lagere straf geheel werd verrast. Voor de Nederlandse ambassade was deze uitspraak aanleiding aan te dringen op (verdere) gratieverlening aan Suzanne Vorstenbosch. Op dit verzoek is binnenkort een presidentiële beslissing te verwachten.

c.  De zaak Visser

Over de toedracht van de in deze zaak opgetreden persoonsverwisseling heeft mijn ambtgenote van Justitie uw Kamer reeds geïnformeerd bij de beantwoording van vragen van de heer Rabbae van 5 december 1996. Ik beperk mij hier derhalve tot het aan de Nederlandse ambassade te Praag gemaakte verwijt dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om deze persoonsverwisseling recht te zetten. Een nader onderzoek ter zake heeft mij tot de conclusie gebracht dat dit verwijt op zijn plaats is. Hoewel de ambassade geen rol of bevoegdheden heeft in de verstrekking van justitiële informatie, had een meer pro-actieve en minder formele benadering de voorkeur verdiend. Ik voeg daar wel aan toe dat de grenzen tussen wat een ambassade op dit terrein wel en niet mag doen, niet onder alle omstandigheden even scherp te trekken zijn. Voorts is vanuit mijn ministerie na een klacht van mevrouw Visser onmiddellijk contact opgenomen met de verantwoordelijke instantie, die de fout vervolgens gecorrigeerd heeft. De ambassade heeft er daarna naar vermogen op toegezien dat de eerdere foutieve informatie geen rol meer zou spelen in het proces tegen de heer Visser.

Uit de van de ambassade ontvangen rapportage is mij gebleken dat de rectificatie door de rechter in de processtukken is opgenomen en dat de persoonsverwisseling in de afwegingen van de rechter geen rol heeft gespeeld.

d. De zaak Pirovano

De onvrede van de betrokken familie concentreert zich in Zembla op een afhoudende reactie van de ambassade in Rabat op het verzoek aan de heer Pirovano een schone injectiespuit ter beschikking te stellen. Ook deze kwestie heb ik nader laten onderzoeken, maar ten aanzien van de feiten heeft dit niet tot een duidelijke conclusie geleid. Ik kan derhalve bevestigen noch ontkennen dat het verzoek van de familie bij de ambassade op weerstand is gestuit.

Wel durf ik te stellen dat, indien dat – om wat voor reden ook – het geval zou zijn, dit geenszins representatief zou zijn voor de wijze waarop de ambassade aan de heer Pirovano bijstand verleent en zijn familieleden bij hun bezoeken aan Marokko tegemoet treedt. Zo heeft de ambassade in december 1997 ook zonder voorbehoud voldaan aan het verzoek van deze familieleden om door hen meegenomen medicijnen voor Nederlandse gedetineerden bij de gevangenis te bezorgen. In een begeleidende brief heeft de ambassade tegenover de gevangenisautoriteiten het doel en het belang van deze zending benadrukt.

  • 4. 
    De kwaliteit van de zorg

a.  Kader

Het lijdt geen twijfel dat de zorg voor gearresteerde en gedetineerde 10 april 1998 Nederlanders in het buitenland, als onderdeel van de algemene consulaire bijstand, tot de kerntaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken behoort. Naast de gedetineerdenzorg strekt de consulaire bijstand zich o.m. ook uit tot in het buitenland gevestigde Nederlanders, reizigers die met ziekte, ongevallen of overlijden worden geconfronteerd en landgenoten die bij calamiteiten, kapingen of gijzelingen betrokken raken. Met het explosief gestegen reizigersverkeer, in toenemende mate ook naar exotische bestemmingen, is het aantal mensen dat, in moeilijheden geraakt, een beroep doet op onze ambassades en consulaten ook sterk toegenomen.

Volledigheidshalve vermeld ik dat alarmcentrales t.b.v. hun verzekerden/ leden een deel van deze taken voor hun rekening nemen. Dit strekt zich echter niet uit tot de zorg voor gearresteerden en gedetineerden.

Zoals reeds eerder aangegeven, is het aantal gedetineerde Nederlanders in het buitenland de afgelopen vijf jaar met 60 procent gestegen. De personele bezetting van de betrokken posten heeft met deze ontwikkelingen geen gelijke tred gehouden. De verschillende taken die op – vooral kleine – posten moeten worden verricht, staan daarom soms met elkaar op gespannen voet.

Dit alles betekent niet dat de zorg voor Nederlandse gedetineerden minder prioriteit heeft gekregen. Wel blijkt in de praktijk dat posten niet altijd in staat zijn gedetineerden steun en aandacht te geven op momenten dat deze daaraan behoefte hebben. Via de eerder beschreven opbouw van vrijwilligersnetwerken wordt dit probleem deels ondervangen, maar dergelijke netwerken kunnen niet in ieder land worden opgezet.

b.  Verwachtingen

De verwachtingen van gedetineerden en hun naasten over de resultaten die vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid kunnen bereiken zijn in het algemeen hoog, vaak té hoog gespannen. Hiervoor heb ik geschetst waar voor de posten op dit gebied de grenzen van hun bemoeienis liggen. Dit blijkt in de praktijk vaak zeer moeilijk aan de betrokkenen uit te leggen. Alle voorlichting ten spijt menen velen toch dat een ambassade voldoende invloed op de vreemde overheid kan uitoefenen om een detentie snel(ler) te beëindigen. De begrijpelijke verbittering die soms ontstaat wanneer blijkt dat dit niet het geval is, brengt dan niet zelden een vaak onverdiend negatief oordeel mee over de door de post geleverde inspanningen.

c.  Inzet van de posten

Met inachtneming van het hierboven onder a. en b. gestelde ben ik van mening dat onze posten in het algemeen een goede inzet leveren om de Nederlandse gedetineerden de nodige bijstand te verschaffen. Dit betekent niet dat er nooit (beoordelings)fouten worden gemaakt of dat in een enkel geval bezoeken niet met een hogere frequentie zouden kunnen plaatsvinden. Ook een communicatiestoornis kan soms vervelende gevolgen voor de betrokkenen hebben.

Wanneer iets dergelijks zich voordoet en mijn ministerie, bijv. via een klacht, daarvan hoort, wordt dit serieus onderzocht en wordt zo nodig actie ondernomen om de fout te corrigeren of een bezoek aan betrokkene op korte termijn te laten plaatsvinden. Ik beschouw zulke incidenten echter niet als aanwijzingen voor een te kort schietende inzet. Daarvoor zijn mij teveel voorbeelden bekend van grote persoonlijke inzet van medewerkers op de posten om verbetering in de situatie van een gearresteerde of gedetineerde te bewerkstelligen. In dit verband kan ik u tot mijn genoegen meedelen dat de Zembla-documentaire ook een aantal positieve reacties heeft losgemaakt. In krantenartikelen maar ook in persoonlijke brieven aan mij hebben diverse (ex-)gedetineerden nadrukkelijk hun waardering geuit over de van een post ontvangen ondersteuning.

d.  Instructies en opleidingen

De posten verrichten hun taken t.b.v. gedetineerden op basis van duidelijke instructies. Deze zijn neergelegd in de Bundel Consulaire

Voorschriften, die sinds enkele jaren in CD Rom-vorm op alle posten aanwezig is.1

Elk halfjaar wordt de «Bundel» herzien op basis van eventueel gewijzigde regelgeving in Nederland, reacties van de posten of op mijn ministerie opgedane ervaringen. In situaties waarover de Bundel geen instructies bevat vraagt een post aanwijzingen van het ministerie.

Medewerkers van de posten nemen regelmatig – vaak bij overplaatsing maar ook tussentijds – deel aan consulaire opleidingsprogramma’s.

Ook zo worden zij op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen en van de eisen waaraan op consulair gebied moet worden voldaan. De zorg voor Nederlandse gedetineerden is van deze programma’s een vast onderdeel. Daarnaast is – eveneens op CD Rom – op alle posten een interactief consulair opleidingsprogramma aanwezig dat de medewerkers op een zelf gekozen moment kunnen volgen.

Ook dit programma bevat een onderdeel dat betrekking heeft op de gedetineerdenzorg.

Ik meen dat bovengenoemde aanpak, die zal worden voortgezet en verder ontwikkeld, een belangrijke bijdrage vormt aan handhaving en – waar mogelijk – verhoging van de kwaliteit van het door de posten op dit gebied geleverde werk.

e.  Voorlichting en samenwerking

1 Een exemplaar hiervan bevindt zich ook in de bibliotheek van de Kamer. Het relevante deel ervan is in gedrukte vorm als bijlage bij deze brief gevoegd.

Om zoveel mogelijk gedetineerden te kunnen bereiken zijn de laatste jaren, in samenwerking met Reclassering Nederland, voor specifieke landen brochures opgesteld («Gearresteerd in ...... », voorbeeld bijgevoegd). Het ministerie verzorgt ook algemene preventieve voorlichting, m.n. over de risico’s in het buitenland van drugsbezit of -smokkel, o.a. via deelname aan de Vakantiebeurs en de «Op pad beurs» en de jaarlijkse uitgave van de brochure «Wijs op reis», en de verspreiding van de folder «Consulaire hulp in het buitenland». Deze voorlichtingsactiviteiten zullen worden voortgezet, ook al roepen de stijgende arrestatie- en detentie-cijfers soms de vraag op of deze voorlichting niet (deels) aan dovemansoren gericht is. Een nieuwe voorlichtingscampagne zal zich vooral op moeilijk bereikbare toeristen richten.

Naast voorlichting verlenen m.n. de posten op verzoek praktische ondersteuning (b.v. bij het krijgen van toegang tot de gevangenis) aan particuliere hulpverleningsorganisaties zoals de Stichting Eprafas, Prison Ministries Services en Relaties van Gedetineerden.

f. Middelen

Voor de zorg aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland zijn feitelijk geen middelen beschikbaar. Het uitgangspunt is nl. dat de vreemde overheid de verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van haar gevangenen.

Dit uitgangspunt levert in de praktijk grote problemen op. Veel overheden hanteren immers welzijnsnormen voor gedetineerden die sterk afwijken van de Nederlandse, en beschikken daarnaast dikwijls niet over de (financiële) mogelijkheden om het leven voor gedetineerden draaglijk te maken. Het eerder in deze brief geschetste ontbreken van eigen geldmiddelen en steun van naaste familie maakt voor veel gevangenen de straf onevenredig zwaar.

De posten beschikken niet over financiële voorzieningen om in deze leemte te voorzien. Daardoor komt het nogal eens voor dat ambassademedewerkers uit eigen zak aankopen van levensmiddelen, zeep e.d. voor gevangenen bekostigen. Bij grotere aantallen gevangenen in het ressort is dit evenwel niet meer realiseerbaar. De (beperkte) mogelijkheid om met gedetineerden een overeenkomst van geldlening te sluiten biedt voor dit probleem onvoldoende soelaas. Ik vind dit een onbevredigende situatie.

  • 5. 
    Mogelijke intensiveringsmaatregelen

Uit het bovenstaande trek ik de volgende conclusies:

– Er zal een inventarisatie moeten plaatsvinden van de personele capaciteit die voor de zorg voor in het buitenland gedetineerde Nederlanders beschikbaar is. Daarbij zal per post moeten worden bepaald of deze toereikend is. Een aanzet daartoe is reeds gemaakt. Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie zal ik overwegen ofwel enkele posten te versterken ofwel een speciaal team in Den Haag te formeren dat posten op tijdelijke basis voor dit doel kan ondersteunen.

– Aan alle Chefs de Poste zal gevraagd worden zich met name te verdiepen in de gezondheidssituatie van de gedetineerden in hun ressort en waar nodig voorstellen te doen voor te nemen actie. Het belang van de gedetineerdenzorg zal opnieuw worden benadrukt.

– De pogingen om vreemde overheden ertoe te bewegen hun Nederlandse gevangenen beter te behandelen zullen moeten worden geïntensiveerd. Daarbij zal ook de mogelijkheid deze gedetineerden uit te wijzen, vaker onder de aandacht worden gebracht.

– De mogelijkheden Nederlandse sociale voorzieningen voor gedetineerden in het buitenland te handhaven (bepaalde uitkeringen) dan wel te creëren (rechtsbijstand) zullen moeten worden onderzocht. Daarnaast zullen de posten de beschikking moeten krijgen over fondsen om in de meest dringende behoeften van gedetineerden, zoals medicijnen, te voorzien, wanneer andere middelen ontbreken.

– Bijzondere aandacht blijft nodig voor situaties waarin een veroordeling tot stand komt zonder dat aan een aantal essentiële eisen van een behoorlijke rechtsgang is voldaan. Aangezien in die gevallen eerder een diplomatiek of politiek dan een consulair optreden aangewezen is, zal steeds gezocht worden naar middelen om de autoriteiten te overtuigen dat zo’n vonnis niet in stand kan blijven.

– Bezien zal moeten worden of het aantal landen waarmee een verdrag bestaat inzake de overdracht van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen, kan worden uitgebreid.

Bovenstaande maatregelen vereisen ten dele meer duidelijkheid dan tot dusver bestaat over de verantwoordelijkheid die de overheid als geheel heeft of wil nemen voor Nederlanders die in het buitenland met justitie of politie in aanraking komen. Dat is een vraag die ook andere departementen dan Buitenlandse Zaken raakt. Ik ben c.q. treed daarover met de betrokken collega’s in contact.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.A.F.M.O. van Mierlo

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.