Brief staatssecretaris met verslag van de WTO-conferentie, 9 tot en met 13 december 1996 in Singapore - Ministeriële Conferentie van de Wereld Handelsorganisatie (WTO)

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 25074 - Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Ministeriële Conferentie van de Wereld Handelsorganisatie (WTO); Brief staatssecretaris met verslag van de WTO-conferentie, 9 tot en met 13 december 1996 in Singapore 
Document­datum 22-01-1997
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST19251
Kenmerk 25074, nr. 3
Van Economische Zaken
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1996–1997

25 074

Ministeriële Conferentie van de Wereld Handelsorganisatie (WTO)

Nr. 3

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 22 januari 1997

  • 1. 
    Inleiding

Ten vervolge op mijn brief van 21 oktober jl. en het Algemeen Overleg daarover met de Kamer op 31 oktober jl. breng ik bij deze verslag uit van de eerste Ministeriële WTO-conferentie, die van 9 tot en met 13 december jl. werd gehouden te Singapore. Tevens ga ik in op een aantal vragen die tijdens het overleg met de Kamer werden gesteld en waarop ik een schriftelijke reactie had toegezegd.

  • 2. 
    Algemene beoordeling

Hoewel aan het begin van de Conferentie de posities op een aantal gevoelige kwesties nog ver uiteenlagen, heeft een maximale onderhandelingsinspanning van de belangrijkste spelers onder de deskundige leiding van directeur-generaal Ruggiero van de WTO uiteindelijk alsnog een voor alle partijen acceptabel resultaat opgeleverd. Zelfs t.a.v. het politiek meest gevoelige thema, arbeidsnormen, slaagde de Conferentie erin tot resultaat te komen. Daarmee is een verlammende Noord-Zuidconfrontatie in de WTO afgewend. De Ministeriële Verklaring gaat u toe als bijlage 1.1

Een directe en concrete bijdrage aan de verdere liberalisering van de wereldhandel is geleverd door de totstandkoming van een akkoord over de afschaffing van invoerrechten voor informatietechnologie-producten. Het is de bedoeling dat dit akkoord per 1 april 1997 in werking treedt, nadat de laatste details zijn geregeld.

De Conferentie gaf verder een impuls aan de lopende onderhandelingen over de liberalisatie van telecommunicatiediensten, die per uiterlijk 15 februari 1997 moeten worden afgerond.

Belangrijk is tevens dat de ministers politieke richting hebben gegeven aan het toekomstige werkprogramma van de WTO. Het gaat hierbij met name om opname van de «nieuwe thema’s», zoals investeringen, mededinging, overheidsopdrachten en handelsfacilitatie.

Een ander positief element vormt de passage in de Ministeriële

Verklaring over de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s). Mede dankzij de inspanningen van de Koninkrijksdelegatie bleek het mogelijk om de tekst dusdanig te versterken, dat er nu een reële kans is, dat de markttoegang voor deze categorie van landen daadwerkelijk zal worden verbeterd.

Het enige thema dat minder aanleiding geeft tot tevredenheid betreft handel en milieu. Ondanks alle inspanningen van de Europese Unie bleek het hier helaas nog niet mogelijk om concreet resultaat te boeken. Wel werd afgesproken dat de werkzaamheden in WTO-kader zullen worden voortgezet.

De feitelijke onderhandelingen over de Ministeriële Verklaring onder leiding van de Singaporese voorzitter Yeo en directeur-generaal WTO Ruggiero vonden plaats in beperkt «green room»-overleg, waaraan circa dertig meest betrokken ministers met adviseur deelnamen. Andere landen stonden «on call» om via Heads-of-Delegation (HOD)-overleg te worden geïnformeerd. Bovenbeschreven gang van zaken leidde overigens tot nogal wat klachten over gebrek aan transparantie. Onder de omstandigheden was er met in totaal 126 deelnemende landen echter geen andere reële mogelijkheid om binnen het gegeven tijdsbestek tot concreet resultaat te komen. Onbevredigend blijft het echter wel. Naarmate meer landen zich ontwikkelen tot serieuze spelers in de multilaterale arena, zal de huidige gang van zaken steeds minder worden geaccepteerd. De WTO zal zich dan ook moeten bezinnen op nieuwe manieren om zowel transparantie als effectiviteit van overleg en besluitvorming veilig te stellen. Zowel directeur-generaal Ruggiero als de Singaporese Voorzitter van de Conferentie Yeo Cheow Tong beloofden in hun slottoespraken dat de WTO hier het komend jaar serieus aandacht aan zal besteden.

Voor de Europese Gemeenschap en haar Lid-staten werd, zoals bekend, onderhandeld door de Commissie. Dit gold voor het totale terrein van de onderhandelingen, hoewel de conferentie deels betrekking had op terreinen waarop ook de Lid-staten nog over bevoegdheden beschikken. In bijlage 2 treft u het overzicht aan van deze bevoegdheidsverdeling, waarom was gevraagd tijdens het Algemeen Overleg met de Kamer op 31 oktober jl. De Lid-staten werden regelmatig via de EU-Raad en, op ambtelijk niveau, via het Comité-113 geïnformeerd en kregen dan de gelegenheid om de Commissie waar nodig van nieuwe instructies te voorzien.

Door de geslaagde Conferentie van Singapore heeft de WTO aangetoond een levensvatbare organisatie te zijn, die in staat is om netelige politiek geladen kwesties tot een oplossing te brengen alsmede concrete aanzetten te geven tot verdere handelsliberalisatie en het aanpakken van nieuwe uitdagingen. Zij heeft zich daarmee bewezen als de toonaangevende organisatie voor de regulering en verdere vormgeving van de internationale economische betrekkingen. Zij heeft onmiskenbaar aan gezag gewonnen, hetgeen onder andere van groot belang is voor de effectiviteit van het WTO-geschillenbeslechtingsmechanisme.

Tijdens de voorbereiding van de Conferentie in Genève was al overeenstemming bereikt over een groot deel van de in de Ministeriële Verklaring opgenomen punten. Zelfs de tekst over de handel in textiel- en kleding-producten, waarover aanvankelijk heftige onenigheid bestond tussen met name de Verenigde Staten en de exporterende ontwikkelingslanden, bleek reeds aan het begin van de Conferentie alsnog voor iedereen aanvaardbaar en verdween daarmee als onderhandelingspunt. De betreffende teksten sporen grosso modo met de doelstellingen die ik uiteenzette in mijn brief van 21 oktober jl.. Met uitzondering van het thema handel en milieu zal ik deze punten dan ook niet meer specifiek in deze brief behandelen. Wel zal ik hieronder meer in detail ingaan op de belangrijkste onderwerpen die tijdens de Conferentie zelf aan de orde zijn gekomen.

  • 3. 
    Handel en milieu

In Genève heeft de EU een grote inspanning geleverd om ook in dit dossier concrete vooruitgang te boeken. Zoals bekend richtten haar inspanningen zich vooral op verduidelijking van de verhouding tussen handelsmaatregelen in multilaterale milieu-overeenkomsten (MEAs) enerzijds en de WTO-regels anderzijds. Doel daarbij is om zoveel mogelijk te voorkomen dat voor de bescherming van het milieu noodzakelijke handelsmaatregelen in MEAs worden aanvochten in de WTO. Uiteindelijk moest reeds in Genève worden geconstateerd dat dit doel in Singapore niet te realiseren zou zijn. De angst van de ontwikkelingslanden voor protectionistisch misbruik bleek nog te groot. Voorts speelde de Verenigde Staten in dit dossier een minder energieke rol dan aanvankelijk verwacht, zodat de EU weinig hulp kreeg. Tegenover dit gebrek aan concrete vooruitgang staat, dat de EU met succes weerstand heeft weten te bieden aan een door sommige ontwikkelingslanden nagestreefde inperking van de bestaande mogelijkheden onder de WTO voor handelsmaatregelen ter bescherming van het milieu. Uiteraard is dit slechts een zeer schrale troost. Niettemin bieden de tekst van de Ministeriële Verklaring alsmede die van het rapport van het WTO-Comité voor Handel en Milieu voldoende positieve aanknopingspunten om de werkzaamheden in de WTO op dit belangrijke terrein de komende jaren voort te kunnen zetten. De opdracht daartoe wordt in de Verklaring ook uitdrukkelijk aan het Comité verstrekt.

  • 4. 
    Handel en arbeidsnormen

Het meest controversiële punt van de Conferentie is, zoals verwacht, de kwestie van de arbeidsnormen gebleken. De ontwikkelingslanden zagen de wens van anderen om dit onderwerp op de WTO-agenda te zetten als een aanval op hun concurrentievoordeel van lage lonen. Uiteindelijk is na harde strijd en vele versies toch binnen de «green room» een tekst overeen gekomen. Deze tekst luidt als volgt:

«We renew our commitment to the observance of internationally recognized core labour standards. The International Labour Organisation (ILO) is the competent body to set and deal with these standards, and we affirm our support for its work in promoting them. We believe that economic growth and development fostered by increased trade and further trade liberalization contribute to the promotion of these standards. We reject the use of labour standards for protectionist purposes, and agree that the comparative advantage of countries, particularly developing countries, must in no way be put into question. In this regard we note that the WTO and ILO secretariats will continue their existing collaboration.»

Het proces om uiteindelijk op deze tekst uit te komen was bijzonder verwarrend en moeizaam. De discussie verliep lange tijd langs een Noord-Zuid lijn met een groot afbraakrisico voor de gehele Conferentie. Een relatief grote groep ontwikkelingslanden bleef zich lange tijd tot het uiterste verzetten tegen enige tekst in de Ministeriële Verklaring en was slechts bereid eventueel een vermelding in een «Chairman’s summary» te aanvaarden. Op de voorlaatste dag van de Conferentie kwam de doorbraak, toen een groep van vijftien belangrijke ontwikkelingslanden intern akkoord kon gaan met een gezamenlijke tekst voor de verklaring. Vervolgens concentreerden de onderhandelingen zich op de inhoud van de tekst. Een expliciete follow-up in WTO-kader stuitte echter vanaf het begin op een absoluut veto van de ontwikkelingslanden.

Het bereikte akkoord betekent dat het belang van de naleving van essentiële en internationaal erkende arbeidsnormen nu ook in de WTO door alle leden op het hoogste niveau is onderschreven. Dat is politiek van groot gewicht. Immers, zoals ik in mijn toespraak te Singapore (zie bijlage 3)1 heb gezegd: het kan niet zo zijn dat de WTO onverschillig blijft voor het lot van degenen die verantwoordelijk zijn voor de handelsstromen die zij (de WTO) tracht uit te breiden. Dat zou door de maatschappij niet worden begrepen. Anderzijds is ook erkend dat de vaststelling en handhaving van arbeidsnormen de verantwoordelijkheid is van de ILO. De WTO blijft betrokken via voortzetting van de bestaande samenwerking tussen de secretariaten van WTO en ILO. De WTO-bijdrage aan de naleving van arbeidsnormen verloopt via het bevorderen van economische groei door toenemende handel en verdere handelsliberalisatie. Het gebruik van arbeidsnormen voor protectionistische doeleinden wordt expliciet afgezworen. Verder wordt het comparatieve-kostenvoordeel van de lage-lonenlanden als een legitiem voordeel erkend.

Dit akkoord biedt naar mijn mening een goede basis om de dialoog met de ontwikkelingslanden over arbeidsnormen nu, met name in de ILO, krachtig voort te zetten. Tegelijkertijd zal ik mij in EU- en WTO-kader blijven inzetten voor een verdere verruiming van de markttoegang voor ontwikkelingslanden, zodat zij daadwerkelijk meer mogelijkheden krijgen om het lot van hun werkende bevolking te verbeteren.

  • 5. 
    Investeringen en mededinging

Vóór Singapore bestond er grote twijfel of het wel mogelijk zou zijn om op deze punten tot resultaat te komen. De ontwikkelingslanden, met name die in Azië, vreesden namelijk voor aantasting van hun soevereiniteit als het tot WTO-regelgeving op deze gebieden zou komen. Bovendien vreesden zij hun eigen bedrijfsleven niet meer effectief te kunnen beschermen tegen concurrentie door Westerse bedrijven. Uiteindelijk is een tekst overeengekomen waarin investeringen en mededinging gezamenlijk worden behandeld en met de nodige procedurele garanties opgenomen in het toekomstige werkprogramma. Uitdrukkelijk wordt in de tekst gesteld dat niet wordt vooruitgelopen op de vraag of er in de toekomst onderhandelingen over deze onderwerpen zullen worden gestart. Tevens wordt expliciet gerefereerd aan bestaande WTO-bepalingen (met name het TRIM’s-verdrag). Winst is verder dat twee aparte werkgroepen worden ingesteld, die zo mogelijk op elkaars werk kunnen trekken.

Het operationele deel van de tekst luidt:

– «establish a working group to examine the relationship between trade and investment;

– establish a working group to study issues raised by Members relating to the interaction between trade and competition policy, including anti-competitive practices, in order to identify any areas that may merit further consideration in the WTO framework».

Hierna gaat de tekst in op de relatie tussen de werkzaamheden van deze beide groepen enerzijds en het werk van UNCTAD en andere organisaties anderzijds. Dubbel werk moet zoveel mogelijk worden vermeden en de «ontwikkelingsdimensie» van de werkzaamheden zal uitdrukkelijk in het oog worden gehouden. Na twee jaar zal de Algemene WTO-Raad bepalen hoe de werkzaamheden moeten worden voortgezet. Overigens zal de Algemene Raad, ter uitvoering van de Ministeriële Verklaring, binnenkort nog een formeel juridisch besluit moeten nemen over de instelling en het mandaat van beide werkgroepen.

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Uiteindelijk hebben de tegenstanders van WTO-bemoeienis met investeringen dus toch ingestemd met de instelling van de werkgroep. Lange tijd leken zij fundamentele politieke problemen te hebben met opname van dit thema in de WTO. Waarschijnlijk was dit toch uiteindelijk een onderhandelingspositie, die gekoppeld was aan een bevredigende regeling van de kwestie van de arbeidsnormen. De voorstanders, met name de EU, Canada en Japan, hebben uiteindelijk een minimale tekst moeten accepteren zonder een duidelijk mandaat voor de werkgroep (het gaat om de relatie tussen handel en investeringen en niet over investeringen als zodanig). Ze hebben echter wel een voet tussen de deur gekregen, die in later stadium verder kan worden geopend. Met de instelling van zo’n werkgroep wordt de eerder geplande bespreking van investeringen in de context van het TRIM’s-verdrag met circa drie jaar vervroegd. Nederland heeft op dit terrein in EU-verband gepleit voor een nauwe samenwerking met de UNCTAD, temeer waar deze organisatie over een grote expertise beschikt. Ook dit is terug te vinden in de verklaring.

Voor mededinging is uiteindelijk naar mijn mening een goed en evenwichtig mandaat voor de werkgroep tot stand gekomen. De EU (onder druk van een meerderheid van de Lid-staten) en de Verenigde Staten hebben lange tijd volgehouden alleen te willen praten over mededingingsregels als zodanig. De ontwikkelingslanden wilden er ook de mededingingsbeperkende effecten van handelsbeleid (lees anti-dumping) bij betrekken. Nadat de Verenigde Staten zijn bezwaar om onderhandelingstactische redenen had opgegeven, stond de EU alleen en moest zij tenslotte ook instemmen met de huidige – ook naar mijn smaak meer evenwichtige – tekst. Net als bij investeringen is het duidelijk dat ook hier pas op langere termijn concrete resultaten kunnen worden geboekt. Niettemin is het van belang dat nu een eerste stap naar de ontwikkeling van WTO-spelregels is gezet.

Tijdens het Algemeen Overleg met de Kamer op 31 oktober jl. werd overigens een overzicht gevraagd van de anti-dumpingmaatregelen van de EU. Dat overzicht wordt verstrekt in bijlage 4.1

Naar aanleiding van een andere Kamervraag vermeld ik nog, dat de uiteindelijke doelstelling van de EU is om te komen tot een verplichting voor alle WTO-leden om een mededingingswetgeving tot stand te brengen en daadwerkelijk toe te passen, die aan bepaalde minimum-criteria voldoet. De naleving van deze verplichting zou desnoods moeten kunnen worden afgedwongen via het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO. Voorts wordt informatie-uitwisseling beoogd tussen nationale mededingingsautoriteiten. Mede in verband met de gevoeligheid van de vertrouwelijke gegevens die vaak bij mededingingszaken aan de orde zijn, zullen voorzieningen moeten worden getroffen om die vertrouwelijkheid te beschermen. Het is overigens niet de bedoeling dat de WTO zelf gaat optreden als mededingingsautoriteit of als «clearing house» voor informatie.

  • 6. 
    Overheidsaankopen

Er is ook overeenstemming bereikt over de tekst inzake overheidsopdrachten. Deze luidt:

«establish a working group to conduct a study on transparancy in government procurement practices, taking into account national policies, and, based on this study, to develop elements for inclusion in an appropriate agreement.»

1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen-           De tekst is uiteindelijk tamelijk mager uitgevallen, zowel wat betreft het taire Documentatie.                                         mandaat van de werkgroep (alleen transparantie) als wat betreft het starten van onderhandelingen na de studie. Meer inhoud en tijdsdruk in de tekst waren echter te veel voor ontwikkelingslanden, die zeker met betrekking tot toewijzing van overheidsopdrachten voorlopig de handen vrij willen houden. Een laatste poging van de EU-Commissie om in ieder geval in te voegen dat het gaat om een multilateraal akkoord waaraan ieder WTO-lid is gebonden, kreeg redelijke steun, maar ketste tenslotte toch af op tegenstand van een groep ontwikkelingslanden. Niettemin is ook hier een stap gezet naar uitbreiding van WTO-disciplines, die op dit terrein momenteel slechts gelden voor een beperkte groep (OESO-)landen, tot álle WTO-leden. Gezien de grote bedragen die wereldwijd met overheidsaankopen zijn gemoeid, is dat van belang voor het Nederlandse bedrijfsleven.

  • 7. 
    Handelsfacilitatie

De Conferentie besloot tevens dat de WTO zich zal buigen over de mogelijkheden voor vereenvoudiging van handelsprocedures door middel van WTO-voorschriften op dit terrein. Als men bedenkt dat voor het bedrijfsleven de «papierwinkel» die gemoeid is met internationale handelstransacties volgens bepaalde schattingen gemiddeld zo’n tien procent van de transactiewaarde betreft, wordt het belang voor het Nederlandse bedrijfsleven van deze, op het oog bescheiden, paragraaf in de Ministeriële Verklaring duidelijk.

  • 8. 
    Actieplan voor de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s)

In Genève was een actieplan opgesteld om de MOL’s door middel van verruimde markttoegang en andere vormen van hulp in staat te stellen daadwerkelijk de vruchten te plukken van hun deelname aan het multilaterale handelssysteem. Onder druk van met name Japan en de Verenigde Staten – maar ook van de opkomende industrielanden – werden dit actieplan en de daaraan gewijde tekst in het ontwerp voor de Ministeriële Verklaring echter geleidelijk dusdanig afgezwakt, dat weinig hoop werd geboden op daadwerkelijke verbetering, met name wat betreft meer markttoegang voor de MOL’s. Mede omdat de EU ten tijde van de onderhandelingen in Genève nog geen duidelijke positie had, kon aan deze tendens onvoldoende weerstand worden geboden. Dit spoorde niet met de Nederlandse inzet, die, zoals bekend, is gericht op volledig tarief-en quotavrije markttoegang voor alle MOL’s. In Singapore heb ik dan ook in mijn toespraak tot de Conferentie nadrukkelijk aandacht aan deze kwestie besteed, hetgeen niet onopgemerkt bleef. Vervolgens heb ik, samen met enkele andere Lid-staten, in EU-verband het initiatief genomen om de Europese Commissie ertoe te brengen, dat zij zich alsnog sterk zou maken voor een verbetering van de in Genève uitonderhandelde tekst. Als gevolg hiervan ging de EU akkoord met de volgende toevoevoeging:

(We) «commit ourselves to giving operational content to the plan of action, in particular by providing more predictable and favourable market access conditions for LLDCs’ products. Our objective is to grant to the LLDCs duty-free access with simplified rules of origin to the markets of all developed and more advanced developing countries, and, as appropriate, to other developing countries markets.»

Vervolgens heeft de Europese Commissie getracht deze toevoeging in de Ministeriële Verklaring opgenomen te krijgen. Aanvankelijk weigerde de Singaporese Voorzitter deze kwestie te bespreken, omdat de tekst reeds in Genève vastgesteld zou zijn. Met inschakeling van Canada en van Bangladesh als aanvoerder van de MOL’s is het echter uiteindelijk toch gelukt om deze open te breken. Weliswaar bleek de in EU-verband overeengekomen tekst niet haalbaar, maar niettemin is er wel degelijk sprake van een wezenlijk versterkte toezegging van de ontwikkelde – en in mindere mate van de opkomende – industrielanden om daadwerkelijk operationele inhoud te geven aan het actieplan voor de MOL’s. De uiteindelijk overeengekomen toevoeging luidt als volgt :

(We) «seek to give operational content to the Plan of Action, in particular, by enhancing conditions for investment and providing predictable and favourable market access conditions for LLDCs’ products, to foster the expansion and diversification of their exports to the markets of all developed countries, and in the case of developing countries in the context of the Global System of Preferences».

Hiermee is een belangrijk politiek signaal gegeven door de Conferentie en is een proces in gang gezet dat later meer kan opleveren. Komend voorjaar zal in Genève, met medewerking van onder andere UNCTAD, het International Trade Centre en de Wereldbank, een WTO-bijeenkomst op hoog niveau worden gehouden om het actieplan voor de MOL’s te concretiseren. Mijn inzet zal erop gericht zijn om tijdens deze bijeenkomst niet alleen aandacht te besteden aan technische assistentie en andere vormen van hulp, maar tevens de markttoegangscomponent van het actieplan te implementeren. Het Nederlandse Voorzitterschap van de EU zal worden benut om in ieder geval de Unie zelf zo spoedig mogelijk concrete invulling te doen geven aan de in Singapore overeengekomen nieuwe EU-positie in dezen.

  • 9. 
    Informatietechnologie-akkoord (ITA)

De belangrijkste bijdrage van de Conferentie aan concrete handelsliberalisatie op korte termijn bestond in het nagenoeg afronden van de onderhandelingen over het ITA. Dit akkoord voorziet in de volledige afbraak van invoerrechten op producten in de sector informatietechnologie. De belangrijkste uitzondering wordt gevormd door consumenten-elektronica. Het gaat hier om handelsstromen waarvan de waarde nu reeds wordt geschat op $ 500 miljard per jaar, een bedrag dat waarschijnlijk tegen het jaar 2000 zal zijn verdubbeld. Niet alleen opent dit akkoord nieuwe exportmogelijkheden voor een aantal Nederlandse bedrijven, maar tevens betekent het een wezenlijke kostenverlaging voor tal van bedrijven die in toenemende mate gebruik maken van ingevoerde ITA-producten.

De tariefafbraak zal in beginsel per 1 januari 2000 voltooid moeten zijn. Afgesproken is dat de precieze modaliteiten hiervan uiterlijk 31 januari 1997 zullen worden vastgesteld in nadere onderhandelingen in Genève. Dit heeft enerzijds te maken met de wens van de Verenigde Staten en de EU om bepaalde invoerrechten eerder af te breken dan het jaar 2000. Anderzijds biedt deze verlenging van de onderhandelingen de nieuwe industrielanden, die in Singapore pas in een vrij laat stadium bij de onderhandelingen werden betrokken, de gelegenheid om «in een beperkt aantal gevallen» een iets langere overgangsperiode te bedingen. Tot 31 januari bestaat tevens de mogelijkheid om, eveneens «in beperkte mate», nog producten aan de lijst van te liberaliseren ITA-producten toe te voegen. Na 31 januari staat de inhoud van het akkoord vast. De inwerkingtreding ervan is afhankelijk gesteld van de constatering, per 1 april 1997, dat zal worden deelgenomen door landen die tezamen tenminste 90 procent van de wereldhandel in ITA-producten vertegenwoordigen. Dit criterium is gesteld vanwege de zo genoemde «free riders»-problematiek. Immers, de deelnemende landen zullen op grond van het zgn. «meest-begunstigingsprincipe» markttoegang zonder invoerrechten moeten toestaan aan álle WTO-leden, ook aan die landen die zelf geen concessies doen. Overigens is het mogelijk dat, ook als de 90 procent net niet gehaald wordt, de deelnemers besluiten het akkoord tóch in werking te doen treden, omdat het deelnemersveld wel het leeuwendeel van hun eigen handel in ITA-producten dekt. Tot dusver hebben behalve de EU en de Verenigde Staten, die samen de hoofdlijnen van het akkoord hebben uitonderhandeld, ook Australië, Canada, Hong Kong, Indonesië, IJsland, Japan, Korea, Noorwegen, Singapore, Taiwan, Turkije en Zwitserland toegezegd partij te willen worden bij het ITA. Hiermee ligt het dekkingspercentage reeds rond de vijf en tachtig procent. Naar verwachting zullen de komende tijd nog enkele andere landen hun intentie om partij te worden kenbaar maken.

Ondanks inspanningen van de EU is het niet gelukt om, behalve over de afbraak van invoerrechten, ook reeds concrete afspraken te maken over de afbraak van niet-tarifaire handelsbelemmeringen in de ITA-sector (bijvoorbeeld in de sfeer van overheidsaankopen of technische voorschriften). Wel bepaalt het akkoord dat de partijen de verruiming van de markttoegang als gevolg van de tariefafbraak niet mogen ondergraven door andersoortige maatregelen. Als kan worden bewezen dat zij dat wél doen, kan een getroffen partij een schadeclaim indienen.

Parallel aan de onderhandelingen over het ITA wist de EU van de Verenigde Staten ook tariefconcessies los te krijgen op het gebied van alcoholische dranken. Zo heeft de Verenigde Staten ermee ingestemd de reeds tijdens de Uruguay-ronde overeengekomen tariefafbraak voor de zo genoemde «brown spirits» (bijvoorbeeld whisky en cognac) te versnellen en bleek zij daarnaast voor het eerst bereid tot tariefafbraak voor de «white spirits» (bijvoorbeeld wodka en jenever) alsmede voor likeuren. Voor de Europese en Nederlandse drankenindustrie betekent dit een wezenlijke vergroting van hun exportmogelijkheden naar een belangrijke markt.

  • 10. 
    Dienstenverkeer in sector basistelecommunicatie

Een ander beoogd akkoord, dat samen met het ITA, van grote invloed zal zijn op de ontwikkeling van de informatiemaatschappij betreft het akkoord over de liberalisering van het dienstenverkeer in de sector basistelecommunicatie. De onderhandelingen over dit akkoord dienen uiterlijk 15 februari 1997 te worden afgerond. Parallel aan de Conferentie hebben verschillende bijeenkomsten een politieke impuls en momentum gegeven aan deze onderhandelingen. Door verschillende landen werd een reeks nieuwe en/of verbeterde aanbiedingen aangekondigd.

Eind april 1996 werd een eerste termijn voor afronding van de onderhandelingen niet gehaald, omdat de Verenigde Staten – anders dan bijvoorbeeld de EU – meenden dat er nog geen «critical mass» (dat wil zeggen voldoende deelname om sluiting van het akkoord te rechtvaardigen) aanwezig was. Daarom is naar aanleiding van de tijdens de Conferentie ontvangen nieuwe toezeggingen onder leiding van Hong Kong en de EU een poging ondernomen om de voortgang t.a.v. deze onderhandelingen tijdens de Conferentie vast te leggen in een aparte verklaring. De Verenigde Staten bleek echter niet bereid zich te binden aan uitspraken over een «kritische massa» en afronding van technische kwesties avant de geplande deadline van de onderhandelingen in Genève avant 15 februari 1997. Enerzijds heeft dit het voordeel dat de druk op vooral de opkomende industrielanden in Azië gehandhaafd blijft om een maximale liberalisatie-inspanning te leveren. Anderzijds blijft er nu enige onzekerheid bestaan of de Verenigde Staten deze keer wél zal meedoen. Wellicht kan het ITA (zie hierboven onder punt 9) een extra stimulans voor de Verenigde Staten vormen om de onderhandelingen deze keer te doen slagen. Immers, de Verenigde Staten is zeer gebrand op het totstandkomen van het ITA en de laatste peildatum voor de inwerkingtreding daarvan is gesteld op 1 april 1997, dat wil zeggen anderhalve maand na de termijn voor afronding van het telecom-akkoord. Hoewel er geen sprake is van een expliciete koppeling tussen beide dossiers, is er wel degelijk sprake van een zeker politiek verband.

Al met al ben ik, zeker na de nieuwe impulsen die de Conferentie heeft opgeleverd, allesbehalve pessimistisch over de kans op slagen van de telecom-onderhandelingen. Wel zal er in ieder geval nog een stevige inspanning moeten worden geleverd om deze tijdig en met succes te kunnen afronden.

  • 11. 
    Volgende Ministeriële Conferentie

Besloten is dat de volgende Ministeriële Conferentie in 1998 in het WTO-hoofdkwartier in Genève zal plaatsvinden. De precieze data staan nog niet vast. Daarover zal de Algemene Raad van de WTO een besluit moeten nemen. De WTO-regels bepalen dat er tenminste eens per twee jaar een Ministeriële Conferentie dient te worden gehouden. De volgende Conferentie zal dus uiterlijk in december 1998 moeten plaatsvinden.

De Algemene Raad kreeg echter tevens van de Ministers de opdracht mee te bezien hoe de vijftigste verjaardag van het multilaterale handelsstelsel in het voorjaar van 1998 het best kan worden herdacht. Dit opent de mogelijkheid van een koppeling van de eerstkomende Ministeriële Conferentie met deze viering. Daardoor zou de Conferentie naar het voorjaar van 1998 verschuiven.

Als Voorzitter van de volgende Ministeriële Conferentie werd de Zwitserse Minister van Economische Zaken Delamuraz gekozen. De Vice-voorzitters zullen worden geleverd door Zuid-Korea, Guatemala en Zimbabwe.

  • 12. 
    Slot

De komende maanden zullen de resultaten van de Conferentie nader moeten worden uitgewerkt. Van de voortgang die hiermee wordt gemaakt zal ik u regelmatig op de hoogte houden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, A. van Dok-van Weele

Bijlage II                                                  Aanvullende vraag n.a.v. AO-TK WTO van 31 okt. 1996

Betreft: een verzoek van Kamerlid Leers (CDA) om een overzicht van nationale/ communautaire bevoegdheden op verschillende beleidsterreinen

De verdeling van de bevoegdheden op handelspolitiek terrein staat momenteel in Brussel ter discussie in het kader van de IGC-besprekingen over de versterking van het externe optreden van de EU in internationale economische fora. Zolang de IGC-discussie nog niet is afgerond, geldt de vaste jurisprudentie t.a.v. de bestaande bevoegdheidsverdeling. Deze is hoofdzakelijk gebaseerd op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van november 1994 n.a.v. de controverse over de ondertekening van het WTO-verdrag. Het Hof oordeelde dat de EG en de lid-staten een gezamenlijke bevoegheid hebben t.a.v. de handel in diensten en intellectuele eigendom. Naarmate er meer Europese wetgeving op deze terreinen tot stand komt, zal er wel een verschuiving plaatsvinden naar meer communautaire bevoegdheden. De EG zal hierdoor geleidelijk meer een externe bevoegdheid krijgen, volgens een andere Hof-uitspraak (AETR-arrest). Ook investeringen heeft het Hof laten vallen onder de gezamenlijke bevoegdheid van de EG en de lid-staten.

Exclusieve bevoegdheid van de EG heeft het Hof toegekend voor grensoverschrijdende dienstverlening, naast en naar analogie van het goederenverkeer.

Hieronder volgt een overzicht van de bestaande bevoegdheden op de verschillende beleidsterreinen, die in WTO-kader aan de orde (kunnen) komen.

Beleidsterrein                                               Bevoegdheden goederen                                                       communautair grensoverschrijdende diensten                  communautair overheidsaankopen                                     communautair handelenmededinging                              communautair diensten m.u.v. grensoverschrijdende gemengd (nationaal en com-diensten                                                        munautair) handelenmilieu                                          gemengd (nationaalencommunautair) intellectuele eigendom                                gemengd (nationaal en communautair) handel en arbeidsnormen                           gemengd (nationaal en communautair) handel en investeringen                              gemengd (nationaal en communautair) handel en ontwikkeling                               gemengd (nationaal en communautair)

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.